NIEUW EDXEPER COURANT. HELDERSCHE- M. 89. Jaargang 51 Nieuwsblad voor Hollands Noorderkwartier. Vrijdag 28 Juli 1893. EN J. H. VAN BALEN. KRIJGSTOCHTEN Indisch Officier, Het Vnderlaudt ghctrouwe Blgf ick tot in den doot. Wiilhelm utlied. ,Rn deeeepereert nimmer I" Jat Pie/ert. Co en. Versoniint leclerea Dlnsdasj, Donderdag en Zaterda». Abonnementsprijs per 3 Voor de conrant. binnen de geineeente f 0.70. met Jong Holla od 1.20 UITGEVER Prqt der Adertentia i j nanr de overige plaatsen van Nederland alle landen, die in bet postverdrag zijn opgenomen (inbegrepen 0.90. 1.40 Vin I5 regels 50 cents, elke regel meer 10 eent. Bij ebonnememt, naar gelaag ren de boeveelheid regels, aanmerkelijk leger. Oost-Indio en Amerika). i Znid-Afrika 1-75. 2.50, 2.60 4.— Molenplein.Helder. Advertentiën voor liefdadige doeleinden per regel 5 Ct. Dienstaanbiedingen voor dea werkenden stand 1 De AdvertenUën kunnen omrol worden rjeplnnlst tussehen den tekst. van een door E. Von Barfus Dadelijk na onze aankomst in de kampongs liet de generaal mij bij zich roepen. //Zooals ge weet," zeide hij tot mij, /heeft kapitein Straate moeraskoorts gekregen, zoodat hij met de andere zieken hier zal moeten achterblijven. Hij is dus niet in staat te voldoen aan de opdracht, waarmede ik hem wilde belasten, waarom ik u als oudste officier van den staf daarvoor uitgekozen heb. Bekijk die kaart eens goed," ging de genpraal voort//inen heeft mij deze te Weltevreden gegeven en kapitein Straate heeft verklaard, dat er geen betere kaarten van dit gedeelte van Sumatra voorhanden zijn, daar de binnenlanden van het eiland nog niet topografisch opgenomen zijn. Het is echter een groot schandaal, dit ding een kaart voor den generalen staf te noemen Ik beschouwde de kaart wat nauw keuriger en moest den generaal gelijk geven het was een op grooten schaal geteekende kaart van Sumatra, zooals men die in iederen schoolatlas aantreft. Het groote moerasgebied der kampongs aan de oostkust, de residentie Palem- bang en de kuststreken van Padangen Benkoelen waren iets nauwkeuriger en gedetailleerder aangegeven; al het overige was zoo voorgesteld, zooals men het op iedere goede kaart van den Maleischen archipel vindtde kusten, de voor naamste bergen en de mondingen der grootste rivieren waren over het alge meen vrij nauwkeurig aangebrachtde loop van deze rivieren, de richting der bergreeksen, zoowel als de ligging der groote nederzettingen in het binnenland waren echter blijkbaar naar goedvinden daarop gezet. Als stafkaart was het ding geheel onbruikbaar. Toen ik den generaal hierover mijne meening had gezegd, gaf hij mij te kennen, ten minste een vluchtig ont werp te willen hebben van de onmid dellijk voor ons liggende landstreek, daar hij zich met zijn geheele leger macht niet op goed geluk in de bergen wilde wagen. Voor een uitgebreide verkenning van het terrein ontbrak het aan tijd ik moest dus maar vooruit rijden met den derden stafofficier en de topografen, onder bedekking van eene afdeeling cavalerie en een vluchtige schets maken van het voor ons liggende land, zonder mij in details te verliezen het kwam er hoofdzakelijk op aan, een oppervlakkige teekening te hebben van het voor ons liggende land, vooral met het oog op de begaanbaarheid daarvan voor een groote troepenmacht. Ten slotte deelde de generaal mij nog mede, dat, naar hetgeen hij vernomen had, Tam Alan op ongeveer acht dagmarschen in noordwestelijke richting van ons gelegerd was. Nadat ik in het kwartier van kapi tein Straate, die, niettegenstaande hij onder drie wollen dekens lag, door die afschuwelijke moeraskoorts rilde van de koude, den derden officier van den staf en drie der topografen het plan van den generaal had uiteengezet, braken wij nog dienzelfden avond op, verge zeld van een wachtmeester en een twaalftal goed bereden huzaren en eenige voorloopers, welke uit de Javaansche soldaten waren gekozen. Ik was met den zieken kapitein over eengekomen, dat ik hem iederen avond onze vijf schetsen door een looper of een cavalerist zou toezenden, welke dan onder zijn toezicht door den vierden topograaf tezamengesteld en in kaart gebracht konden worden. Op deze wijze zou de generaal een algemeen over zicht van het terrein verkrijgen en vooral het inslaan van een verkeerden weg vermeden worden, hetgeen in dit onbekende land voor de geheele expe ditie noodlottig had kunnen worden. Na een stevigen rit van twee uren sloegen wij ons eerste bivak op aan den oostelijken oever van het zuidelijk ge deelte der Indragiri. Ik zette mijnen kameraden, luitenant Van Swieten en den drie heeren van het topografisch bureau, nogmaals uiteen, waar het hoofdzakelijk op aankwam: zonder zich in details te verliezen, een vluchtige schets van het terrein weer te geven, vooral wat betreft den aard van den grond, de gesteldheid van den bergrug, de begaanbaarheid der wouden, de ligging der moerassen, kampongs, enz. Den volgenden morgen begonnen wij met onzen arbeid. Met ons vijven verdeelden wij ons over het terrein, zoodat wij een lijn van ongeveer vijf' kilometers besloegen, waarop wij lang zaam vooruitgingen. Om drie uur namiddags hield ik halt, om, zooals afgesproken was, de vier andere heeren af te wachten, die zich dan ook spoedig bij mij voegden. Wij waren zeer ver moeid, want 't was geen kleinigheid, in deze tropische zonnehitte zulk een vlak terrein op te nemen. De schetsen werden snel vergeleken, de aansluitings- punten nauwkeurig gesteld en met eene korte verklaring van ieder voorzien daarna werden schetsen en verklaringen in een stuk bamboe geborgen en aan een looper gegeven, die ze naar het hoofdkwartier moest brengen. De volgende dagen verliepen op dezelfde wijzewij waren nu dertig tot veertig kilometers gevorderd. De enkele kampongs, welke wij passeerden, waren bijna alle verlaten, voornamelijk door de mannelijke bewonersvan de vrouwen konden wij niets te weten komen, daar wij hun dialect niet ver stonden, hetgeen in het geheel geen gelijkenis met het Maleisch bezat. Ik had den generaal de afwezigheid der mannelijke bevolking als een veront rustend verschijnsel afgeschilderd, waarop ik het bevel ontving, met de grootste voorzichtigheid voort te gaan en iedere botsing met de Battaks te vermijden. Den vierden nacht werden wij door een hevig alarm in ons kamp opge schrikt, welks oorzaak wij ons in den beginne in het geheel niet konden verklaren; een vreeselijk stampen en kraken, vermengd met geluiden, die uit trompetten schenen te komen, bracht ons snel op de been. Bij het zwakke licht der sterren konden wij niets onderscheiden onze paarden, die aan den oever der rivier waren vastgebonden, werden echter zeer onrustig en trachtten zich los te rukken. Na eenige minuten bemerkten wij in het schemerende licht een breede, zwarte massa, welke zich van den berg naar beneden stortte, daarbij jonge boomen en struikgewas omverwerpende of plattrappende en op de rivier toesnelde. Het was een kudde wilde olifanten, zooals er vele in de binnenlanden van Sumatra zijn, welke hier kwam drinken. Gelukkig voor ons 42 «/Ik wil u niet betalen, maar ik wil u wat schenken, want ik geloof, dat gij op uwen leeftijd het harder te verantwoorden hebt, dan uwe jongere kameraden. Gij zult mij door eene weigering toch zeker niet willen krenken /Omdat wij arm zijn, houdt gij ons dus voor bedelaars Gij vergist uWij nemen geen aalmoezen aan, zoolang wij nog werken kunnen. En als eenmaal de groote verdeeling komt, dan zullen wij hetgeen ons aanstaat nemen, niet als een geschenk, maar als iets dat ons toekomt, als ons recht. En dan zal het bij zoo'n paar voddige thalers niet blijven Hij had hare hand met de beurs er in onzacht terugge- stooten en met eene verachtelijke beweging spuwde hij in het zand. Gerard nam Edith's arm en zeide beslist,Kom, ge ziet, dat het onmogelijk is met deze menschen te praten." In gewone omstandigheden zou zulk een bevel haar tot tegenstand hebben geprikkeld, maar thans gevoelde zij zich zoo beschaamd en neergedrukt, dat zij zich zonder tegen streven naar zijn wil voegde en dat het bewustzijn, onder de bescherming van een dapper en krachtig man te staan, haar voor de eerste maal als een weldaad voorkwam. Terwijl zij naar huis terugkeerden, dacht Edith, dat Gerard haar over hare dwaasheid zou onderhouden, maar hij deed niets van dien aard en eerst toen zij weder in het vertrek waren, dat met de uit Groenheide medegebrachte meubels eenigszins in een salon was herschapen, zeide hij met zijn oud, goedig lachje, dat zijn eerlijk gelaat zoo innemend deed zijn /Nu weten wij dus precies, hoe het met de vriendschap pelijke gevoelens van onze buren staat. Een erg verlangen 39 nomen. Toen dook aan hunne rechterzijde een kleine rij armoedige woningen op, die als een kudde schapen in de duinen dicht tegen elkaar gedrongen schenen. ,/Dat is Sakran I" zeide Gerard dicht aan Edith's oor, om zich door het bulderen van den wind heen verstaanbaar te maken. /Hebt ge werkelijk lust om deze armoede nog dichterbij te bekijken In plaats van antwoord te geven, liep zij met snelle schreden verder. Wat zij daar voor zich zag, had hare belangstelling ten zeerste gaande gemaakt. Daar lagen voor de aanrollende golven van de stormachtige zee in veiligheid gebracht dicht bij elkander een aantal plompe en gebrekkige visschersbooten, die den eenigen rijkdom van de Sakraner bevolking uitmaakten. De neergelaten masten met de opgerolde donkere zeilen maakten een droevig figuur bij de donkere lucht. Touwen en zeilen lagen rondom op het zand en op het eerste gezicht zou men gedacht hebben, de overblijfselen van eene gestrande vloot voor zich te zien. Tussehen die booten, in beweginglooze houding daartegen geleund, stonden breedgeschouderde, stevige mannen, met donker gebruinde gezichten en scherpe trekken, stoppelige baarden en haar. Enkelen hielden een pijp tussehen de tanden, anderen hadden de lippen vast gesloten, maar geen van hen scheen behoefte te gevoelen tot sprekenaller blikken waren onafgebroken op de zee gericht en Edith meende te zien, dat een sombere uitdrukking eene uitdrukking van stillen wrevel in de oogen van al deze menschen was te ontdekken. Gerard deed eene zwakke poging om haar terug te houden, toen hij bemerkte, dat Edith zich naar de plaats bevonden de reusachtige dieren zich op den tegenover ons liggenden oever, anders was het zeker met ons gedaan geweest, want deze wilde olifanten werpen alles, wat hun in den weg komt, ter aarde en bewegen zich met zulk een snelheid, vooral wanneer zij door dorst gekweld worden, dat een vlug paard zich zeer moet inspannen om hun te ontkomen. Wij hielden ons daarom zeer rustig, brachten voorzichtig onze van angst sidderende paarden van den oever af en verborgen ons in het struik gewas. Nadat de reusachtige dieren hun dorst gelescht hadden, wendden zij zich naar de vlakten beneden, waar zij ongetwijfeld eenige sawah's (rijstvelden) met hun vernietigend be zoek zouden vereeren. Den volgenden dag bracht een der uit het hoofdkwartier terugkeerende loopers een schrijven van den generaal mede, waarin deze mij meldde, dat hij met zijne troepen opgebroken was en zijn marsch zoo zou inrichten, dat hij steeds twee dagmarschen achter ons was. Ik kon nu sneller voortgaan, daar de bergketen zich naar het zuidwesten richtte, waardoor wij op vlak terrein kwamen. Naar mijne berekening be vonden wij ons ongeveer midden tus sehen Indragiri en het gebied van Siak, dat onmiddellijk aan het gebied der Battaks grenst. Op een der volgende morgens was ik juist aan het werk gegaan aan den rand van een uitgestrekt alang-alang- veld, toen ik plotseling een der als voorhoede vooruitgezonden huzaren luid hoorde roepen: /Waar is de eerste luitenantWaar is de eerste luitenant Onheil vermoedende, liet ik snel mijn paard halen en reed heen, om maar eerst uit het hooge riet te komen. Toen ik het open veld had bereikt, zag ik den topograaf Van der Straat in volle vaart op mij afkomen. Hij meldde ons, dat hij achter den voor ons liggenden heuvel een groote kampong had opge merkt, voor welker ingang een troep gewapende Maleiers zich verzameld hadde kampong was hoogstens een kwartier van ons verwijderd. Nauwe lijks had Van der Straat mij dit bericht gedaan, toen ook luitenant van Swieten en de twee andere topografen op ons toesnelden en de ontdekking beves tigden. Ik reed nu naar den heuvel toe, vanwaar ik op nauwelijks drie duizend schreden afstand een groote kampong ontdekte, voor welker ingang zich onge veer twee honderd gewapende inboor lingen hadden opgesteld. Door mijn kijker kon ik duidelijk waarnemen, dat slechts zeer weinigen van hen in het bezit van vuurwapens warenhet meerendeel was slechts met sj>eren, pijl en boog gewapend. Ik besloot de inboorlingen dadelijk aan te grijpen, daar ik dit het best voor ons achtte wij hadden reeds langer dan vier uur gewerkt, menschen en paarden waren vermoeid en zouden, wanneer de Ma leiers ons achtervolgden, het liezwaar- lijk lang hebben uitgehouden. Tussehen de met water overdekte rijstvelden liep een droog pad naar de kampong toe en juist over het veld, waarop de inboor lingen geschaard stonden. Mijn plan was, zoo vlug mogelijk dit veld te bereiken en de Maleiers aan te grijpen, die bezwaarlijk een hardnekkigen weer stand zouden kunnen bieden aan acht tien ruiters. In korte woorden deelde ik den vier heeren en den wachtmeester mijn plan mede en rukte toen dadelijk tegen de kampong op, terwijl onze bedienden en loopers met de pakpaar den voorloopig in het struikgewas zouden achterblijven.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1893 | | pagina 1