NIEUWED1EPER COURANT.
HELDERSCHE-
M. 94.
Woensdag y Augustus lb93.
Jaargang 51.
Nieuwsblad voor Hollands Noorderkwartier.
EN
J. U. VAN BALEN.
KRIJGSTOCHTEN
Indisch Officier,
NEDERLAND.
(Iflt Vaderlandt ghetrouwn
Blijf ick lot iu dcu dool.
Wit hel'm ut lied.
»En dcscspcrcert i
Jan Pielen, toen.
Ver«olitJat ledereu Dinsdag, Oooderdaü en Zatord.a«.
Abo
iade
nttprij» pei
t binnen de gemceente0.70, met Jong tïolland/ 1.20
r de overige plaatsen van Nederland 0.90, 1.40
alle landen, die ia bet postverdrag
zijn opgenomen (inbegrepen
Oost-Indië en Amerika). 1.75, 2.00
Zuid- Afrika2.50, 4.
Molenplein.Helder.
P r ij s der Advertc
Van 15 regels 50 cent», elke regel meer 10 cent. -
hoeveelheid regels, aanmerkelijk lager.
Advertentiën voor liefdadige doeleinden
Dienstaanbiedingen voor den werkenden stand
per regel 5 Ct.
De Advertentiën kunnen overal worden qephvitst tusschen den tekst.
van een
door
E. Vort Barfus,
Toen wij in het open veld aankwa
men, verlieten de inboorlingen het veld
en kwamen ons op het droge pad te
gemoet wij formeerden ons tot gele
deren van vijf, hetgeen de breedte van
den weg net toeliet, trokken den sabel
en reden in galop voorwaarts, om den
vijand zoo mogelijk tusschen de onder
water staande Sawah's te kunnen aan
grijpen, waar zijne overmacht hem niet
het minste nut kon geven. De Maleiers
keken wel verbaasd op, toen zij ons zoo
moedig op hen toe zagen rijden en
zij vuurden ook eenige schoten op
ons, welke echter hun doel misten,
maar zij bleven toch stand houden en
ontvingen ons, toen wij naderbij ge
komen waren, met een wolk van pijlen.
„Val aan kommandeerde ik en in
wenige seconden bevonden wij ons mid
den tusschen den dichten drom van
vijanden, daarbij een Hink gebruik
makende van onze sabels. Eenigen der
inboorlingen sprongen in het water der
sawah's, waarin wij hen met onze paar
den natuurlijk niet konden volgen en
beschoten ons met pijlen of wierpen
hunne speren naar ons, maar het mee-
rendeel vluchtte over het veld naar
hunne kampong terug, ijverig door ons
vervolgd, zoodat zij geen tijd hadden
zich in hun dorp te versterkenwij
dreven hen door de breede straat van
de kampong en lieten niet eerder van
hen af, voordat zij een boschje aan gene
zijde van de kampong bereikt hadden,
waar wij hen natuurlijk niet konden
volgen.
Ik verzamelde mijne verstrooide rui
ters en keerde toen naar de kampong
terug; tot mijne vreugde waren wij,
op eenige schrammen van pijlen en
speren na, ongedeerd uit deze kleine
schermutseling gekomenalleen een
der topografen had eene ernstige wond
in het rechter dijbeen gekregen, hetwelk
door een speer doorboord was gewor
den. Onze bedienden en loopers troffen
wij reeds in het dorp aan zij waren
ons dadelijk gevolgd, toen zij bemerkt
hadden, da': wij de inboorlingen terug
dreven en hadden een twintigtal Ma
leiers, die niet hadden kunnen vluchten,
gevangen genomen. Toen de opgewon
denheid na dit korte gevecht een weinig
bedaard was, gevoelden wij eerst, hoe
vermoeid wij geworden waren door dit
dolle jagen bij deze gloeiende hitte
onze arme paarden waren wit van het
schuim.
Ik liet daarom allen zich in de bam
boehutten inkwartieren en rust nemen,
terwijl de met pistool en korte speer
gewapende loopers de omgeving van de
kampong moesten bezetten om over
onze veiligheid te waken. De gevan
genen werden zoo noodig verbonden en
aan de bewaking onzer bedienden over
gegeven.
Nadat wij verscheidene uren uitge
rust en ons door een bad verfrischt
hadden, gebruikten wij een krachtig
maal, dat door onze bedienden was
klaargemaakt. Daarna liet ik een van
de gevangengenomen Maleiers voor
brengen, om van hem iets naders be
treffende de stellingen der Battaks te
vernemenhet was echter vergeefsche
moeite. Noch door bedreigingen, noch
door vriendelijke woorden en geldaan-
biedingen was de man tot spreken te
bewegen. Hij werd aan een boom
vastgebonden en aangezegd, dat hij zou
worden doodgeschoten, wanneer hij
binnen het uur niet op de hem gedane
vragen had geantwoord. Toen herhaalde
ik liet met nog drie gevangenen, maar
allen met hetzelfde resultaat. Een
vijfde echter, een jonge kerel, die een
sabelhouw in den schouder had ge
kregen, verschrok hevig, toen hij zijn
vier landslieden aan boomen zag vast
gebonden en ik hem aan het verstand
bracht, dat zij met zonsondergang
zouden worden doodgeschoten, omdat
zij geen inlichtingen omtrent de Battaks
hadden willen geven en hem hetzelfde
lot te wachten stond, en zeide„Saja
tida adda orang batta." (Ik ben geen
Battak.) Ik sprak hem daarop vrien
delijk toe, beloofde hem dadelijk in
vrijheid te zullen stellen en nog een
geschenk in geld, wanneer hij mij naar
waarheid inlichting gaf omtrent de
stelling en het aantal der Battaks. Op
deze wijze kwam ik nu van dezen
jongen man te weten, dat radjah Tam-
Alan met het grootste gedeelte zijner
manschappen, meer dan duizend in
getal, in het gebied van Siak gelegerd
was, nauwelijks twee kleinedagmarschen
van de kampong verwijderd; de radjah
wachtte nog slechts op een groot aantal
Atchineezen, welke de sultan van Atjeh
zou zenden, om dan de Hollandsche
troepen aan te grijpen. De Maleiers
uit de kampong hadden reeds twee
dagen geleden van onze nadering ken
nis gekregen door de bewoners uit de
verlaten kampongs en hun plan was
geweest ons gevangen te nemen en voor
Tam-Alan te brengen, bij wien zij zich
nog dienzelfden dag hadden willen aan
sluiten.
Ik gaf den jongen man het geldge
schenk, met de belofte hem in vrijheid
te stellen, zoodra wij onze troepen weer
hadden bereikt; de vier andere Malei
ers liet ik weer bij hunne kameraden
brengen, terwijl ik den jongen man op
zijn verzoek bij mij hield, daar hij be
vreesd was voor de wraak zijner land-
genooten. Van hetgeen ik vernomen
had, maakte ik snel een kort berichten
zond dit door een mijner loopers naar
den generaal, daarbij tevens vermel
dende, dat het op zulk een korten
afstand van den vijand onmogelijk was
het terrein verder op te nemen en dat
ik hem in de door ons bezette kampong
zou opwachten. Wij brachten een
vroolijken avond doorvoor de twee
niet gewonde topografen was deze
kleine schermutseling de eerste vuur
doop geweest, welke nu gevierd werd,
waarbij onze goed voorziene fourage-
zakken flink werden aangesproken.
De nacht ging zonder eenige stoornis
voorbij. Den volgenden morgen met
zonsopgang zond ik twee huzaren met
de twee beste loopers op verkenning
uit; zij kregen bevel, zoover te gaan,
totdat zij op vijandelijke afdeelingen
zouden stooten en mij daarvan dadelijk
bericht te brengen. liet was ongeveer
twee uur namiddags en alles lag nog
door de vreeselijke hitte in een diepen
slaap, toen ik door een der loopers
gewekt werd, die mij geheel buiten
adem berichtte, dat de kleine patrouille
tot over tienen had doorgemarcheerd,
zonder den vijand te hebben ontmoet
toen zij na eenige oogenblikken rust
een heuvel hadden beklommen, zagen
zij plotseling op een korten afstand een
aanzienlijken troep Maleiers, welke den
62
wat betreft de haat, die ik zou hebben gezaaid, men moet
dezen armen lieden een beetje tijd gunnenzij zijn nog niet
zoo doordrongen van het verlangen naar liefde. Mijn
leven is nog maar kort en ik weet, dat ik, als het weder
voorjaar is, er niet meer zijn zal, maar God zal mij niet
tot zich roepen, vóór ik mijn werk heb voltooid."
Zij waren nu geen tweehonderd pas meer van het strand-
slotje verwijderd en Edith bleef staan om van hem te
scheiden.
„Wij moeten een volgende gelegenheid eens uitvoerig
over deze dingen spreken," zeide zij. „Maar beantwoord
mij nu nog één vraag Zijt gij van plan Johanna Jan-
kowski tot uwe vrouw te maken
Abrikat keek haar weer met zijn onschuldige kinder-
oogen aan en schudde toen onbevangen het hoofd.
„Hoe zou ik haar kunnen trouwen, nu mijn einde zoo
nabij is zeide hij gelaten, alsof het om iets heel gewoons
te doen was.
„Maar bedenkt ge dan niet, dat ge in dat geval een
groot onrecht aan het meisje begaat vroeg de jonge
vrouw ernstig. „Ofschoon gij zelf de onmogelijkheid van
een huwelijk inziet, laat gij het toe, dat Johanna daardoor
onaangenaamheden van hare familie te dulden heeft, dat
zij onder hun toorn gebukt gaat en lijdt? Ware het niet
wijzer en billijker, dat gij het meisje vrij liet, in plaats
van, zooals ge daarstraks nog gedaan hebt, haar nog aan
te sporen, u trouw te blijven
„Alle liefde komt van God, mevrouw, als het reine
liefde is en wie trouwbreuk doet, die maakt zich schuldig
aan eene zware zonde. Niet mijn wil is het geweest, die
mij Johanna deed vinden en daarom zal het ook niet mijn
59
geneesmiddel was gevonden tegen deze liefdeloosheid der
menschen. Ik moest maar eens medegaan naar hunne
vergaderingen. Dat heb ik dan ook gedaan en ik moet
zeggen, wat zij daar van hunnen toekomststaat zeiden, dat
was zeer goed en mooi. Maar het was het rechte niet,
want als ik dan het woord vroeg en op mijne onbeholpen
manier vroeg, hoe het in dien staat dan zou staan met de
liefde, niet met de liefde tusschen man en vrouw, maar
met de Christelijke broederliefde, toen ontstond er een
geschreeuw, een gelach en lawaai, alsof een gek tot hen
gesproken had. Toen het eindelijk stil was geworden,
stond een van hen op en zeide, dat zij van de Christelijke
broederliefde reeds lang genoeg hadden en dat er in hun
toekomststaat geen godsdienst zou bestaan, maar alleen
een staat. Wat de menschen daar tezamen zou houden,
was hun gemeenschappelijk belang. De staat zou niemand
meer toestaan, zich ten koste van een ander te verrijken,
maar overigens bleef iedereen vrij, te haten of lief te
hebben naar welgevallen. Toen sloop ik stil heen en ik
zag den dooden man op de bank weer voor mij en ik
begreep, dat er geen heil te verwachten was van een staat,
waarin haat en boosheid, als tot nu toe, op aarde een
plaats vonden. Toen mijne slaapkameraden terugkwamen,
vroegen zij, of ik nu gerustgesteld was over de liefde
loosheid der wereld en daar ik hun eerlijk mijne meening
zeide, vielen zij woedend op mij aan, sloegen mij en
wierpen mij met mijn koffertje de trap af. En toen
viel uit dat koffertje een klein boek, dat ik eens ten
geschenke had gekregen van den meesterknecht-schrijn
werker te Koningsberg, het Nieuwe Testament. Ik nam
het op en stak het in mijn zak en begon er den volgenden
weg naar de kampong insloegen een
groot aantal der Battaks was van paar
den voorzien. Hij, de looper, had zich
zooveel mogelijk gehaast mij hiervan
bericht te brengen, terwijl de anderen
de bewegingen der Battaks verder ble
ven gadeslaan. Ik liet dadelijk allen
wekken en de paarden zadelen en pak
ken. Nauwelijks waren mijne lieden
hiermede gereed, toen de twee huzaren
met den anderen looper tusschen hen in,
in volle vaart kwamen aanrennen en
mij mededeelden, dat de Maleiers zich
een halfuur van de kampong verwij
derd in een boschje hadden gelegerd.
Deze tijding noodzaakte mij dadelijk
op te breken en de kampong te ver
laten de bedienden werden vooruit
gezonden met de pakpaarden, den ge
wonden topograaf en de loopers en
kregen bevel ons op te wachten aan de
andere zijde van het groote alang-
alangveld, dat wij den vorigen morgen
voorbij gegaan waren. Zij konden
nauwelijks tien minuten op weg zijn
geweest, toen wij aan den rand van
het boschje eenige bereden Maleiers
zagen verschijnen, welke spoedig door
een grooteren troep gevolgd werden. Wij
sprongen dadelijk in het zadel en reden
snel door de kampong terugde Bat
taks moesten ons echter ontdekt hebben,
want onder een vreeseliik gehuil ijlden
zij op het dorp los. Dit gehuil werd
beantwoord door de gevangenen, die
wij gebonden in een hut hadden achter
gelaten.
In galop vlogen wij voort over den
weg tusschen de rijstvelden en bereikten
het pad, hetwelk in liet groote alang-
alangveld voerde, op hetzelfde oogen-
blik. toen wij de ons achtervolgende
Maleiers op liet veld zagen verschijnen.
Toen wij den anderen kant van het
veld hadden bereikt, moesten wij halt
houden, daar «ij en ook onze paarden
bijna gestikt «aren door de vreeselijke
hitte, welke in de hooge alang-alang
heersehte. Ik deelde Van Swieten en
den twee topografen mede, dat ik be
sloten had, inet onze frissche paarden
zoo spoedig mogelijk op den ad Iden weg
terug te keeren, welken wij den vorigen
dag waren langs gegaan, ge lurende den
nacht in de bergen te kampeeren en
den volgenden morgen onze terugtocht
voort te zetten, totdat ij op onze troe
pen zouden stooten, hetgeen ongetwij
feld in den loop van den dag zou plaats
hebben.
HELDER, S Augustus.
Officiëele berichten
uit «le „Staatscourant4.
Bij Kon. besluit is, met ingang vin 11
dezer: 1. ann den luit. ter zee 2«!c kl. J.
Des Amorie van der Hoeven, dienende bij de
zeemacht in Iniiic, op zijn verzoek, errrol ont
slag verleend uit de zeemacht; 2.bevorderd
tot luit. ter zee 2de kl., de adelborst der 1ste
kl. P. Landweer.
Bij Kon. besluit is, ter zake van krijgsver
richtingen in Aijeh, in het 2de halfjaar 1892
cn het lste halfjaar 189.1, de eeresabel nut
het gebruikelijke opschrift toegekend aan dm
lsten luit. der infanterie 5. A. Drijver, thans
ingedeeld Lij de koloniale reserve hier te lande
en bepaald, dat bij afzonderlijke dagordes,
zoo >n Indic a'.s in Nederland, eervol rullen
worden vermeld de 1ste luit. der inf. C. P.
G. Gorissen de 1ste luit. der genie F. W
C- Van der Staaj de hospitaalbediende D.
Ferwerdade fuseliers L H. Ogg, II. P.
De Graaf, H. F. H. Krijn en C. F. Eng-
bergde hoornblazer A. J. Van de Plassche
en de geniesoldaat 1ste kl. W. F. Prins.