Amendementen, die het beginsel der voor dracht aantasten, zullen door de Reg. be slist worden afgewezen. De Min. heeft den ineesten eerbied voor deze Kamer, doch men zij bereid de feiten te erkennen. Het is noodig, dat de Ver tegenwoordiging het algemeen vertrouwen der natie geniete en dat is alleen te ver krijgen door groote uitbreiding van het kies recht. Deze zal alle kringen des volks in aanraking brengen met de Volksvertegen woordiging. Voor ons allen is het een dure plicht, aan de nieuwe krachten een passende plaats in het Staatsbestuur aan te wijzen, opdat zij medewerken tot instandhouding van het geheel. Daarom stelde de Reg. deze ontwerpen voor, rekenend op de medewerking der Ka mer. (Applaus.) Kieswet-ontwerp. Daarna wordt de behandeling van het Kieswet-ontwerp voortgezet. De heer Van Houten legt er nadruk op, dat hij niet toenemenden invloed en macht van deze Kamer zou wenschen. En spr. meent ook dat de achting voor onze Ver tegenwoordiging hier te lande grooter is dan in Noord-Amerika. Een nieuw kiesrecht zal de achting voor de Kamer bij het volk niet verhoogen. Hij zou het zeer betreuren, als eene meer ingrijpende Staatsbemoeiing het gevolg van het nieuwe kiesrecht zou zijn. Art. 4, al. i is de kern van deze voor dracht. Onderhoud van zich en zijn gezin moet echter worden opgevat, dat men on derhoudt zonder hulp van de liefdadigheid. Spr.'s bezwaar is gelegen in alinea 2 van artikel 4. Hij houdt vol, dat art. 80 leidt tot eene bepaalde wijze van bewijs voering. De kenmerken der Regeering heb ben alle een negatief karakter en kunnen daarom niet bij eene eerlijke toepassing van de Grondwet worden gekozen. Het aangesla gen zijn in eene belasting houdt spr. vol is niet voldoende, maar de betaling moet ook aanwezig zijn. Zitting van Donderdag 10 Augustus. De heer Levy verklaart dankbaar te aan vaarden het beginsel, door den Minister uit eengezet, dat het kiesrecht moet berusten op een rechtsbeginsel. Ontkennen doet spr. be slist, dat deze ontwerpen algemeen kies recht zouden geven. Wat het kenmerk van welstand betreft, het kunnen rondkomen met hetgeen men heeft, is spr. een voldoend ken merk. De heer Van Houten echter eischt een bepaald bezit, wil uitsluitend spreken van niet-bedeelde onvermogenden. Spr. protes teert er tegen, dat belasting-betaling aan het kiesrecht raag worden verbonden. Maar zei men voorts een klein be zit is dan toch noodig. Maar dan sluit men het gros der oppassende werklieden, éiavittfïiig uiir irar water houden, maar overleggen kunnen zij niet. En toch hebben zij er recht op mee te stemmen, niet langer te zijn uitgesloten. Thorbecke heeft gezegdbekwaamheid geeft recht op meestemmen, niet bezit, bekwaamheid in den zin van politieke rijp heid. Maar stemrecht mag niet met bezit in verband staan. Het zelfstandig Staatsbur gerschap moet de grondslag zijn van het kiesrecht. De heer van Karnebeek betwist dat het zij door den Min. of door den heer Rink de grondwettigheid van deze ontwerpen zou zijn aangetoond. Spr. acht de kenmerken geheel onvol doende. Zoowel het kenteeken van welstand als dat van geschiktheid aarzelt spr. niet ten strengste af te keuren, als niet uitsluitende hen, die ongeschikt en onrijp voor de kies bevoegdheid zijn. Betreuren zou spr. eene uitbreiding gelijk de Reg. het wil, maar nog meer betreurt hij het dat eene Nederl. regeering met de bepaling der grondwet aldus de hand licht. En zij had het feit der indiening van deze voorstellen niet op hare verantwoording mogen nemen. Gezegd is ook, dat de Kroon haar toe stemming tot de indiening heeft gegeven. Doch dit is een coustitutioneele vorm, anders niet. Deze wet zal geen bevrediging tengevolge hebben. Neen, de indiening heeft juist agita- tïe gewekt. De heer Bool ontkent, dat hij een tegenstander van kiesrecht-uitbreiding is. Maar er is verschil tusschen uitbreiding en het roepen van iedereen naar de stem- bus. Aan zeer groote uitbreiding moet leerplicht voorafgaan. De heer Poelman neemt dit ontwerp on voorwaardelijk aanamendementen, die het beginsel der wel aanraken, zal hij beslist bestrijden. Gaarne zal hij bereid worden bevonden tot gemeen overleg, mits daarbij liet beginsel van het ontwerp volstrekt niet worde aangetast, en het beginsel van gelijk recht voor allen worde geëerbiedigd. Gaarne wil spr. ook medewerken tot hereeniging van de liberale partij. De heer Tydeman wenscht van het kiesrecht uitgesloten te laten de wanbetalers in 's Rijks directe belastingen. Art. 4 al. 1 acht spr. een zeer bruikbaar criterium van welstand. Hij verklaart aan te nemen het kenteeken van welstand der Reg., djeh wil dit uit gedrukt hebben in een feit en zal daartoe een amendement indienen. De heer Van der Kaay meent, dat, waar de herziening van het belastingstelsel heeft plaats gehad in den zin van belasting naar draagkracht, men ook moest aannemen, dat de belastingbetaling niet de draag kracht overtreft en die belastingbetaling gelden mag als maatstaf voor het kiesrecht. Alleen hel kenteeken van geschiktheid te kiezen kan niet, want dit sluit den welstand niet in. Ten slotte verklaart spr. met ingenomenheid te hebben vernomen, dat de Reg. bereid is tot gemeen overleg. Het door spr. en zijne vrienden in te dienen araend. zal een vriendschappelijk karakter dragen. De heer Mees herhaalt, dat alleen door gemeen overleg deze zaak tot een gewenschte oplossing kan worden gebracht. Hem was gemis aan geestdrift verweten, doch deze kan zich op verschillende wijze uiten. Bij de belasting-oütwerpen bijv. kon hij geheel met de grondwet méégaan, niet hier. Ook spr. wil uitbreiding van het kies recht tot zoover de Grondwet toelaat. Met groote ingenomenheid had hij gehoord welke houding de Reg. tegenover de in te dienen amendementen zal innemen. Spr. hoopt, dat zij met de Kamer zal meewerken om deze zaak tot eene goede oplossing te brengen. Zitting van Vrijdag 11 Augustus. De heer Bahlmann is teleurgesteld door de rede van den Min. Met verschillende passages daarin kan hij zich niet vereeni gen. Aangetrokken heeft spr. echter: 1. de splitsing der meervoudige districten; 2. de schriftelijke aanvrage en 3. de niet-regeling van het plaatselijk kiesrecht. De politieke verplichting der indiening van deze ont werpen erkennende, acht spr. echter, wat de kenmerken betreft, art. 80 der Grondw. te ruim opgevat. Hij ducht uitzetting van uitgaven, omdat de nieuwgekozenen zullen pogen zich populair te maken. De verkiezingen zullen meer geld kosten, omdat de propagande steeds zal worden uitgebreid. En toch, hoe minder de verkiezingen kosten, des te zuiverder zal haar karakter zijn. Verplichte stemming vindt in spr. een warm voorstander. Spr. zal het araent.-De Beaufort c. s. steunen, doch meent, dat eene goede rege ling eerst mogelijk is na herziening van het personeel. De heer De Beaufort (Amsterdam) meent, dat dit ontwerp de fouten van algemeen kiesrecht en de voordeelen van dat stelsel geeft Wat de vrees voor corruptie betreft, te ontkennen is het niet, dat het besef der onzedelijkheid van omkooperij bij de laagste standen minder ontwikkeld is dan in de hoogere klassen. Beslist ontkent spr., dat deze Kamer niet steeds met warmte voor de belangen des volks, ook van dat deel hetwelk van het kiesrecht was uitgesloten, zou zijn opgekomen, ook niet wat het volksonderwijs aangaat. Ten slotte verklaart spr. zich gaarne be reid tot gemeen overleg met de Regeering. Na repliek van de hh. Van Vlijmen en Rink (die betoogde, dat de grondwettige i dit ontwerp zijn te verhelpen, zonder dat het beginsel van de wet zal worden aan geraakt en tevens dat de strijd zal loopen over deze twee stelsels, dat van de Reg., los van alle belastingen, en dat van de j tegenstanders, die willen een kiesrecht, vast I aan bezit en belastingen) handhaaft de heer Rutgers zijne raeening, dat dit ontwerp wel degelijk algemeen kiesrecht geeft. Spr. blijft ook volharden bij de door hem ontwikkelde grondwettige bezwaren. Al- 1 gemeen kiesrecht zonder de „schrijfproef" acht hij nog beter dan met eene schrijf proef. I.aat de Min. dit kenmerk niet los, dan blijft hij „een lijkje omhelzen". De corruptie, herhaalt spr., zal zeker grooter worden. Noch de araend. Mees c. s., noch die van de heeren Van der Kaay c. s. kan hij steunen. Wat betreft de vrees voor scheuring in de liberale partij en voor den val van dit Kabinet, zulk een eenzijdigheid komt niet te pas. Spr. laten zulke berekeningen koud. Heeft hij de keuze tusschen liberale begin selen en het vaderland, dan kiest hij het laatste. De heer Goeman Borgesius verdedigt tegenover den heer Van Houten de bedoe lingen van de vooruitstrevenden onder de liberale partij zij willen dit kabinet bij deze hervorming steunen en niet de eenheid der partij in gevaar brengen. Wel degelijk bestaat er principieel ver schil tusschen de Reg. en den heer Van Houten 1. wat de uitsluiting van den vijf den stand aangaat2. de verbreking van den band tusschen belasting en kiesrecht. Ten slotte spoort spr. aan tot vertrouwen in de lagere klassen. De heer JE. Mackay had in de rede des Ministers de grondwettigheid derkenteeke- nen niet aangetoond gevonden. Hij protesteerde legen het beroep des Ministers op de waarde der bevolkings-re- gisters. Tot eene betere omschrijving der kentee- kenen is door spr. en zijne vrienden een amend. ingediend. Voor geschiktheid zal verlangd worden het aan net hoofd slaan van een huisgezin De heer Van Delden vraagt eene nadere verklaring van enkele uitdrukkingen des Mi nisters, waarin spr. eene disquahficatie der Staten-Generaal vindt. Te zeggen, dat 'hij instemming hoopt bij de Kamers en weet bij het volk, dit past z. i. niet in den mond van een consti tutioneel Minister. Wij zegt spr. zijn nog de wettige vertegenwoordigers van het Nederl. volk. Het gaat niet aan om, over de Vertegen woordiging heen, een beroep te doen op de natie. Voor argumenten wil spr. buigen, niet voor levenmakerij of intimidatie. Spr. hoopt dat de Min. het adres heeft bedoeld. De min. van Binnenl. Zaken beantwoordt nog verschillende punten. Allereerst den heer Bool. De min. zegt, dat de min. van Koloniën, evenals al zijn ambtgenooten, homogeen over dit ontwerp denkt en daarin geen ge vaar ziet voor de Koloniën. Aan den heer Tydeman antwoordt de Min., dat hij zijn ambtgenoot van Finan cien zal vragen eene opgave omtrent de oninbare posten. Wat betreft de uitsluiting van bedeelden van het kiesrecht, de Min. zal op dit punt gaarne de voorstellen van den heer Tydeman afwachten, diens gronden nagaande, meent dc'^Vtui.] dat die spr. in den loop van het debat reeds zeer van standpunt is veranderd. Volgens hem moet de vijfde stand worden uitgesloten. Maar volgens diens stelsel zal het aantal kiezers nog grooter zijn. Waar moeten die dan vandaan komen Het komt den Min. voor, dat de be zwaren van den heer Van Karnebeek zich oplossen in zijn zucht, om te komen tot een minder aantal kiezers, maar dan zijn de grondwettige bezwaren van den heer van Karnebeek ook een hersenschim. Hetgeen door den heer Mackay e. a. aangaande de bevolkingsregisters is gezegd, zou de Min. gaarne in overweging nemen. De heer Bahlmann duchtte bezwaren voor de cor.stitutioneele monarchie. Ook Thorbecke heeft steeds vooropgesteld, dat ook de meest ruime deelneming aan het Staatsbestuur in het belang is der monar chale beginselen. Voorts meent de Min., dat volkomen ongegrond is de aanval, tot hem gericht aangaande de werkzaamheid der Kamer. Maar als men zoo spreekt van het vertrou wen, in deze Kamer gesteld, dan zou hij zeggen het ware toch beter, als dat wat meer buiten deze Kamer werd gezegd. De Min. blijft van meening, dat eene uit breiding van stemrecht tot vermeerdering van het vertrouwen in de Kamer zal mede- weiken. De Reg. is er van overtuigd, dat na aanneming van dit ontwerp de band tusschen Nederland en Oranje zal worden versterkt. De algemeene beraadslaging wordt ge sloten. Amendementen. Behalve de in or.s vorig nummer ver melde amendementen zijn op de kieswet nog ingediend amendementen 1. Door de heeren Kolkman, Mees en Roëll. Zij willen den leeftijd voor het kie zerschap stellen op 25 jaren en wenschen het kenteeken van het in eigen ondeihoud en dat van een huisgezin voorzien aanwezig te achten bij de niet bedeelden en boven dien bij aangeslagenen in de grondbelas ting tot een bedrag van ten minste f 1. In verband met een en ander stellen zij voor, van de uitoefening van het kiesrecht uit te sluiten hen, die hun belastingaanslag niet hebben voldaan gedurende het jaar, volgende op het belastingjaar. 2. Door de heeren Van der Kaay, Van Houten en De Beaufort, die voorstellen het bezit van één kenteeken van geschikt heid en maatschappelijken welstand af te leiden uit een aanslag in de grondbelasting van ten minste f 1.— of in eenige andere directe Rijksbelasting, uitgezonderd het patentrecht. 3. Door den heer Tydeman, die wil doen uitkomen, dat onderstand noch middellijk noch onmiddellijk mag zijn genoten, en die wanbetaling van de belasting voor Rijk en provincie wenscht te beschouwen als bewijs, dat het kenteeken van maat schappelijken welstand niet aanwezig is. 4. Door de heeren Goeman Borgesius, Ferf, Kerdijk, Pijnacker Hordijk, Pyttersen, Rink en Veegens. Zij stellen voor om veroordeelden wegens dronkenschap, als missende het kenteeken van geschiktheid, van kiesrecht buiten te sluitennemen met het Regeeringsontwerp aan, dat het welstandsteeken oezitten de niet-bedeelden, maar bovendien zij, die u:; r>f hnreerlijk arm bestuur geen onderstand hebben aange- viaagd. 3. Door de heeren JE. Mackay en Van Alphen. Voor kentcekenen van geschiktheid en maatschappelijken welstand stellen zij voor aan te nemen het als hoofd van een ge zin voorzien in eigen onderhoud en dat van hel gezin. Binnanlandsch nieuws. Texel Vergadering van den Raad dezer gemeente, op Donderdag, 17 dezer des voormiddags 11 uur. Punten ter behande- ling 1. Onderzoek geloofsbrieven nieuwge- kozen raadsleden. 2. Ingekomen stukken. Mededeelingen. 3. Benoeming leden stembureau. 4. Voorloopige vaststelling geraeentere- kening en goedkeuring rekeningen instel- lingen van weldadigheid, dienstjaar 1892. 5. Voorstel B. en W. tot aanvulling der politieverordening. 6. Bespreking onderwijs Koog. Texel. De Burgemeester verzoekt, naar aanleiding eener bij hem ontvangen missive van den Minister van Binnenl. Zaken, te mogen vernemen of het bekend is, of en zoo ja waar, zich binnen deze gemeente bevindt eene schilderij van i „Abel Tasman", voorstellende eene ont- dekkingsvloot. Barsingerhorn. De Koningin-Re- j gentes heeft aan den jongeling J. Sluis, alhier, een jaarlijksche toelage van f2oge- schonken voor zijp. opleiding als violist te Amsterdam. Noord-Scharwoude. De heer C. Krooti, burgemeester dezer gemeente, heelt jl. Zaterdag zijn 50-jarige jubilé als secre taris gevierd. De deelneming was zeer groot blijkens den algemeenen vlaggentooi, ge schenken van het gemeentebestuur en van particulieren. De schoolkinderen werden voor rekening van den heer Kroon onthaald. Alkmaar. Het nieuwe gerechtsge bouw is jl. Donderdag in gebruik genomen. Des morgens werd de eerste zitting daarin gehouden nadat de heer mr. T. A. Sannes. president der rechtbank, met eenige toepasselijke woorden de zitting had geopend. Marine en Leger. Het eereteeken voor belangrijke krijgsbe drijven met de gesp „Atjeli 1873 —1890" is toegekend aan de luits. ter zee 2de kl. J. R. Van Osselen en E. Van Assum, aan boord van Mr. Ms. wachtschip te Hellevoetduis en aan de luit. ter zee 2de kl. W. H. Nolthe- nius, gedetacheerd aan boord van Hr. Ms. stalen boot No. 3. Het machinekamer-personeel van Hr. Ms. schroefstoomschip 1ste kl. „De Ruijter", in de 1ste helft van Oct. a. s. naar Indië ver trekkende, zal bestaan uitmach. 1ste kl. v. c. J. G. H. Jordans, id. 2de kl. A. Aar- sen en E. M. Buijck, id. 3de kl. P. Ohmstede en mach.-leerlingen 1ste kl. J. W. J. Cieij- pool en H. F. J. Troüste. Met 1 Sept. wordt de maeh. 1ste kl. v. c. K. E. J. G. H. lloffman van Hr. Ms. „De Ruijter" geplaatst bij de conservatie op 's Rijks werf alhier. Onderwijs en examens. De heer M. A. Jansen, van Alkmaar, heeft te 's Gravenhage de hoofd-acte voor lager onderwijs bekomen. Mede hebben aldaar acte voor Duitsche taal (1. o.) bekomen de heeren T. Kremer, van West-Terschelling en G. Xempers, van Sint-Pancras. Landbouw en Veeteolt. In de omstreken van 's Hertogenbosch nemen de pokken onder de schapen aanzien lijk toe. Geheelc kudden zijn door die ziekte 72 irMijn beste, eenig geliefde Wilhelm Het is zooals ik u voorspeld hebzij laten mij niet met rust en ik kan niet langer zoo leven het is verschrikkelijk ik kan niet, ik kan niet. Wees niet boos, dat ik nu toch nog vóór jou ga sterven. Ik had moedig willen zijn en het willen verdragen, maar zij zijn te slecht. God vergeve mijne groote zonden. Op aarde zien wij elkaar niet weder, maar in den Hemel zeker. Want ik heb veel geleden, omdat ik u zoo lief heb en gij zegt immers altijddat zij, die op aarde om der liefdewil geleden hebben, zullen beloond worden. Ik zend u nog een groet, mijn goede Wilhelm, en een kus en ik hoop, dat ge mij spoedig volgt, want ik ben uwe tot in den dood getrouwe Johanna." vMaar 0111 Godswil, man, dat zijn de afscheidswoorden van eene zelfmoordenaresriep Edith in de grootste ont roering uit. „En zou zij dit ontzettend besluit werkelijk hebben uitgevoerd?" Hij knikte een paar malen met het hoofd en staarde met zijne groote drooge oogen naar de zee. „Niemand heeft haar meer gezien," zeide hij langzaam, „en zij behoorde niet tot hen, die met zulke ernstige dingen spelen. Zij heeft geschreven, dat zij het doen zou en der halve heeft zij het ook gedaan." „Maar men mag het daarop niet laten aankomen men moet de ongelukkige opsporen. Het geheele dorp moet in beweging gebracht worden om haar te zoeken." Wilhelm Abrikat verroerde zich niet. 73 „Waar wilt ge zoeken?" vroeg hij, met een hopelooze klank in zijn stem, die dieper in Edi'.h's ziel drong dan eene luide klacht van vertwijfeling. „De zee is groot en wat zij uit vrijen wil niet weergeeft, dat krijgt men ook niet." „Gij gelooft dus, dat Johanna zich in de zee Hij knikte bevestigend, nog vóór zij geëindigd had. „Zij heeft dikwijls, als wij boven op de duinen zaten, gezegd„Het kan niet erg zijn, daar beneden in het water te sterven, waar al zoovelen der onzen gestorven zijn." En het was altijd alsof de zee haar riep. Neen, mevrouw yon Rinkow, daar beneden in Sakran weten zij allen het; dat het vergeefsche moeite zou zijn haar te zoeken 1 Maar dat zij niet eens op mij heeft kunnen wachten die korten tijd nog maar Zijne lippen beefden en nu eindelijk rolden twee dikke tranen over zijne ingevallen wangen. Ofschoon het hart haar brak, wist Edith hem toch niets tot troost te zeggen en alleen omdat het zwijgen haar verschrikkelijk drukte zeide zij eindelijk „En Jankowski Heeft hij ook geen moeite gedaan de verdwenene te vinden „JankowskiWilhelm Abrikat wees met de opgeheven arm ten hemel. „Die zal daar rekenschap hebben te geven van dit menschenleven, mevrouw von Rinkow, en al gaat hij nu ook kalm zijn gang en al praat hij nu ook van de lichtvaardige deern, die de wijde wereld is ingegaan, omdat orde en tucht haar niet bevielen, eens zal bij toch voor zijn rechter staan en wee hem, als hij dan niet kan ant woorden op de vraag naar zijn kind Dat was alles wat hij, in plaats van te vloeken of te ver-

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1893 | | pagina 2