NIEUWEDIEPER COURANT. HELDERSCHE M. 98. Vrijdag 18 Augustus 1893. Jaargang 51 Nieuwsblad voor Hollands Noorderkwartier. KRIJGSTOCHTEN NEDERLAND. Het Vmlerlnudt ghetroawc Blijf iek tot in don dunt. irUAelmutlied. EN ,F.n dr»t*perc«rt nimmer I" Jan Pie/eri. Catn. Versotitjat ledorea OlnsdaK, Donderdast en Zatordan. Abonnementsprijs p Voor de eonrant binnen de gomeeente w w j naar de overige plaatsen van Nederland 0.90, ww w w alle landen, die in het postverdrag zijn opgenomen (inbegrepen Oost-Indiö en Amerika). 1.75, w w w Zuid-Afrika2.50, f 0.70, met Jong Holland 1.20 WW 1-40 Prijs der Adve d tië J. U. VAN BALEN. Molenplein.Helder. Van 1'5 regels 50 cents, elke regel meer 10 cent. Bij ibonneraent, naar gelaag van de hoeveelheid regels, aanmerkelijk lager. Advsrteutiën voor liefdadige doeleinden per regel 5 Ct, Dienstaanbiedingen voor den werkenden stand5 De Advertentiën Iciiwipii, oneen/, worden qeplnntst tusschen den tekst,. van een Indisch Officier, door E. Von Barfus. Ik schoot mijne pistolen af en riep mijne lieden te wapen. Nu verhief zich om den ouden muur een geschreeuw, alsof de hel losgebroken was. De Ma- leiers stormden naar den ingang en een groot aantal van hen trachtte onder een vreeselijk amok-amok geschreeuw den steilen rotswand te beklimmen. Ik riep van Swieten toe, met zijne huzaren den ingang en den muur te verdedigen, terwijl de met de twee to- pografen, den wachtmeesters, de loopers en bedienden de achterkant van het plateau voor mijne rekening zou nemen. Ik gaf bevel den vijand alleen met sabel en speer terug te werpen, daar schieten in het duister toch geen uit werking zou hebben. „Wij zullen wel dra licht genoeg hebben, om die honden te kunnen zien," riep de wachtmeester mij toe, terwijl hij in het binnenste van den tempel verdween. Na eenige minuten verscheen hij weer met een brandende tak in de hand en deelde mij mede, dat hij in de tempel een menigte droog hout had gevonden. Dadelijk gaf ik bevel een groote hoop daarvan te verzamelen en in brand te steken, zoodat wij licht genoeg kregen om te kunnen zien, dat de geheele berghelling met Maleier3 bedekt was. Wij vuurden nu «onze pistolen op hen af, maar niettegenstaande velen van hen in het zand beten, drongen de overige toch zoo moedig voorwaarts, dat wij op enkele punten de voorsten reeds met sabel of speer moesten terug werpen. Ik zag met bezorgdheid het oogenblik tegemoet, waarin onze kleine schaar, uitgeput van vermoeienis, niet tegenstaande onze voordeelige stelling, het onderspit zou moeten delven. Van Swieten kon mij geen bijstand bieden, daar liet rumoer van den strijd aan den ingang mij duidelijk genoeg toonde, dat ook hij het hard te verantwoorden had. Ik sprak mijne lieden moed in en riep hun toe stand te houden tot het aanbreken van den dagals het maar eerst licht was, zouden wij de Battaks gemakkelijk kunnen terug drijven. De beide topografen, de wachtmeester en ik vuurden onze pistolen af in de voorste rijen aanvallersde gewonde Van der Straat had zich, niettegen staande hij een hevige koorts had, dicht bij ons laten dragen en laadde met de twee bedienden voortdurend de afgeschoten pistolen (mijn revolver had ik helaas in fort Hendrik verloren), zoodat wij steeds konden blijven door vuren, terwijl de voorloopers de het meest naar voren gedrongen en met de speer terugwierpen. Twee van onze bedienden moesten den brandenden houtstapel steeds van nieuw hout voor zien. Toen de Maleiers zagen, dat zij met de grootste dapperheid en doodsver- i achting toch de rand van het plateau niet konden bereiken, trokken zij zich uit den lichtkring van den brandstapel terug en overstelpten ons met een regen van pijlen, waarop spoedig ook eenige geweerschoten volgden. Wij waren op de uiterste rotswand blijven staan, toen de vijand zich terugtrok, zoodat wij hen duidelijk konden waarnemen het gevolg was echter, dat wij zoo weinig verdekt stonden, dat verscheidene mij ner manschappen _door pijlschoten ge wond werden en de topograaf König zelfs door een kogel in de zijde ge troffen werd. Ik gaf daarom bevel te gaan liggen, zoodat wij den vijand in het oog konden houden, zonder zelf gezien te worden. Deze stilstand nam ik te baat om mij naar den ingang te begeven, waar Van Swieten zich met zijne huzaren bij het zwakke licht der verbleekende sterren moedig tegen de woedend voortdringende Maleiers ver dedigde. Daar de vijand hun geen tijd liet, de karabijnen te laden, konden zij zich slechts met de sabels tegen de lange speeren verdedigen ik riep daar om snel den wachtmeester en de twee to pografen te hulp, waarop wij met ons vie ren plotseling onze pistolen op de dichtst bijzijnde Maleiers afschoten, met het gevolg dat zij afdeinsden. De huzaren laadden nu vlug hunne karabijnen en openden zulk een werkzaam snelvuur op den opeengepakten vijand, dat deze van iederen venleren aanval aflieten zich terugtrok, juist toen de dag aanbrak en de opgaande zon den omtrek ver lichtte. Ook de Maleiers aan het achterfront hadden zich met medeneming hunner gevallenen in het bosch terug getrokken. De diepste stilte heerschte nu plotseling na het verschrikkelijkste leven van dien verbitterden nachtelijken strijd, welken wij voor een boozen droom hadden kunnen honden, indien onze gewonden niet een te duidelijk bewijs voor de werkelijkheid waren geweest. De topograaf König was, zooals wij reeds weten, door een kogel in de zijde gewond en leed hevige pijnen, terwijl de andere topograaf Schmidt en de wachtmeester ieder een pijlschot in den wang hadden bekomen en een der loopers door een werpspeer gedood was geworden; mij zelf had een lansstoot den linker kuit doorboord, wat mij ook veel pijn veroorzaakte. Van de afdee- ling van luitenant Van Swieten was een der huzaren door de hals gestoken en reeds aan de doodelijke wond overleden, terwijl de overigen zonder uitzondering meer of minder zwaar ge wond waren; alleen de dappere officier was merkwaardig genoeg geheel onge deerd uit den strijd gekomen, ofschoon zijn uniformjas hem letterlijk aan flar den om het lijf hing, zoodanig was deze door speer- en krisstooten ver scheurd geworden, wel een bewijs hoe onverschrokken bij zich gedragen had. Na vóór alles de gewonden verbon den te hebben, waarin de wachtmeester zich zeer bedreven toonde, liet ik in den tempel een vuur aanleggen, waar op de bedienden voor ons en de man schappen een krachtig maal moesten gereedmaken. De paarden werden van voedsel voorzien en van het hoog noo- dige water, daar wij met onzen water voorraad spaarzaam moesten omgaan. Het was een prachtigen, frisschen morgen begeerig zoog men de heerlijke lucht in en men genoot dubbel van de weldadige kalmte, welke na het ontzettend rumoer van de laatste uren om ons heerschte. Na het ontbijt deed ik de ronde om onze kleine vestingnergens was een spoor van Maleiers te ontdekken. Dat wij echter scherp werden gadege slagen, ondervond ik, toen ik mij op den ringmuur vertoonde om beter 78 „Mijn leven behoort u, mevrouw von HinkoW I Doe met mij, wat ge wilt „Ik verlang uw leven niet! Maar om mij te begrijpen, moet ik u eene lange geschiedenis vertellen en ik zou liever niet willen, dat men ons van uit ons huis kon zien. Laten wij daarom nog een eindje het strand opgaan." Burghardt was natuurlijk terstond bereid aan die uit- noodiging gevolg te geven, ja, hij maakte zelfs eene be weging, alsof hij der jonge vrouw een arm wilde bieden, doch nog ter rechtertijd bezon hij zich en bleef op een eerbiedigen afstand naast haar gaan. In het kort vertelde Edith hem nu alles, wat hij van de Jankowski's en Wilhelm Abrikat moest weten, om te begrijpen wat zij van hem verlangde. Met levendige be langstelling luisterde de schilder toe, hier en daar door vragen en deelnemende woorden haar in de rede vallend, hetwelk de jonge vrouw telkens vergelijkingen deed maken tusschen de nuchtere gevoelloosheid van haar man en Burghardt's houding, iets, wat geheel ten voordeele van den laatsten uitviel. Toen zij zoover gekomen was, dat zij van het verdwijnen van het meisje gewaagde en de manier, waarop Wilhelm Abrikat daarin berustte, deelde zij hem mede, dat zij van hem verlangde, dat hij alles zou aanwenden, om de noodige nasporingen te doen. Zoowel de Jankowski's als de visschers van Sakran moest hij daartoe bewegen en niet rusten voor men iets gevonden had. Er gleed eene verdrietige uitdrukking over het gelaat van den schilderblijkbaar was hij met die opdracht niet erg in zijn schik, maar toen Edith hem vol verwachting aankeek, was die uitdrukking snel verdwenen en toonde 75 ophalen zou beantwoorden, of met de een of andere nuchtere opmerking, dreef haar het bloed naar het hart terug. En zij moest met alle wilskracht, die in haar was, herhalen, dat het hier eene dure plicht gold, wilde zij de kracht vinden, haar weg voort te zetten. Een ver vooruitspringende duin belette haar van deze plaais het strandslotje te zien en Edith was juist van plan dien om te loopen, toen het knarsen van het zand, alsof het kraakte onder de voeten van iemand die snel liep, Edith half verschrikt deed stilstaan. En alsof baar een geest ware verschenen, zoo week zij terug en drukte de handen op haar hart, want de man, die daar van het hooge duin op haar toesnelde, was niemand anders dan Werner Burghardt, die zij zoo kort geleden nog maar gedacht had yoor eeuwig uit hare nabijheid te hebben gebannen. VII. lEen Stroom van tegenstrijdige gedachten dwarrelde gé- durende eenige oogenblikken door het brein der jonge vrouw. Wel was zij ontwikkeld genoeg, oin, ondanks de verrassing van het oogenblik, in te zien dat de plotselinge verschijning van den verraderlijken vriend van haar man hier eene nieuwe beleediging voor haar was en dat zij hem dus niet anders dan met verpletterende koelte en minach ting mocht behandelen, maar heden had zij niet zooveel macht over zich als op dien avond in het park van Groen- verder te kunnen zien dadelijk vielen uit het bosch verscheidene schoten, welke in mijne nabijheid neersloegen. De Maleiers hadden ons ingesloten zij zouden het echter wel niet wagen ons gedurende den dag aan te grijpen, maar ongetwijfeld hopen ons door watergebrek te dwingen ons over te geven, daar zij zeer goed wisten, dat wij het bij die vreeselijke hitte geen vier-en-twintig uren zonder water zou den kunnen uithouden. Naar hunne meening zouden wij óf beproeven door hen heen te slaan óf van dorst ver smachten, zoodat wij in beide gevallen toch in hunne handen moesten vallen. Daar wij echter nog van water voor zien waren, al was het ook weinig, zou ik met gerustheid de toekomst hebben tegemoet gezien, indien ik maar zeker heid had gehad, dat mijne twee loopers goed en wel bij onze troepen waren aangekomenwas dit het geval, dan konden wij met zekerheid vóór den avond op ontzet rekenen waren de twee Javanen daarentegen den Ma leiers in handen gevallen, dan zouden wij ons leven zoo duur mogelijk moe ten verkoopen. HELDER, 17 Augustus. Bij de Tweede Kamer is ingekomen een wetsontwerp tot goedkeuring van de op 10 Juni 1S93 te Lissabon gesloten overeenkomst tot nadere regeling van de verhoudingen tusschen Nederland en Portugal in den Ar chipel van Timor en Salor er. de daarbij be- hoorende op 1 Juli 1893 te Lissabon uitge wisselde verklaring. Onlangs bevatte een der. bladen het volgend bericht I „Naar wij vernemen, hebben B. en W. van Leeuwarden definitie! geweigerd, ge volg te geven aan den aandrang van den districtsschoolopziener te Leeuwarden, om i den van sociaal-democratische gevoelens betichten onderwijzer Dijkstra te ontslaan. „De juistheid van dit bericht is bij on derzoek gebleken." Uit mededeelingen van den burgemeester van Leeuwarden in de Raadzitting, in antwoord op eene desbetreffende vraag van den heer Van Ketwich Verschuur, is ge bleken, dat het bericht allen grond mist. Van aandrang van den districts- of van den arrondissements-schoolopziener is geen sprake geweest. Onder den titel: Zoover een eer lijke uitlegging der Grondwet toelaat, geeft de „Hoornsche Ct." een artikel over de houding van den heer Van der Kaay bij de Kieswet-debatten. Het blad zegt o.a.: De „Schager Ct." van jl. Zondag bevat de volgende advertentie „Zij, die belangstellen in de behartiging van 's lands zaken, worden zeer dringend verzocht, de tegenwoordige gedragslijn van sommige liberale afgevaardigden, in ver band met hunne vroegere beloften en verklaringen, trouw en stipt na te gaan, uit de tegenwoordige Kamerverslagen over de aanhengïge kieswet, in het bijzonder die van onzen algevaardigde. Eenige kiezers, die meenen dat het plicht is te volbrengen wat beloofd is, en die een eerlijk 1 Ministerie wenschen te steunen. Valt op de houding van sommige liberale Kamerleden bij het kiesrechtdebat het een cr. ander af te dingen, geen afgevaardigde boezemt grooter afkeer in, dan die, welken de stellers der advertentie op 'toog hebben. Wanneer men de beide redevoeringen, door den heer van der Kaay uitgesproken, met aandacht leest, komt men er ten slotte toe, de Handelingen met walging van zich al te werpen. Want duidelijk wordt het in alle op-

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1893 | | pagina 1