NEDERLAND.
verhaal. Van beroep zeidehij steward op
een boot te zijn geweest, en daar veel
geld mee verdiend te hebben, wat de
menschen lichtelijk geloofden, omdat
ze het woord voor hen slechts een
klankstioerd niet vei'stonden. Daar-
'enboven had hij twee gulden pensioen,
als oud-hoornblazer van het Indische
leger, om gezondheidsredenen afge
keurd.
Den 23en Juli ging hij voor het geld
van de verkochte kleeren naar Kleef,
«om een vriend te spreken", kwam nog
bij zijn broer terug en vertrok na een
paar dagen naar Amsterdam, waar hij
weer een betrekking op een boot be
weerde gevonden te hebben. Voor de
reis leende hij vijf gulden, die zij den
volgenden dag terugkregen. Na dien tijd
vernamen do menschen niets meer van
hem, dan een verzoek, op den 6en Aug.,
om f 15 ter leen, die zij gelukkig niet
zonden.
De menschen waren zeer onder den in
druk van het gebeurde, waarvan zij
natuurlijk niet het minste vermoeden
hadden, toen zij den man gastvrij her
bergden in hunne eenvoudige woning.
Het verdriet van den braven werk
man over den slechten broeder kan men
zich licht voorstellen en ook, dat ik een
zoo treurige omgeving maar weer spoe
dig verliet.
Ik trachtte ten slotte nog eenige in
lichtingen van de politie te krijgen,
maar die wist niet meer dan reeds in
het «Politieblad" vermeld is. De on
derzoekingen te Arnhem en in den
omtrek, die tot nu geleid werden door den
onder-inspecteur Willemse, zullen ijve
rig worden voortgezet. Ook hier is thans
ieder gewaarschuwd, zoodat de kans,
dat men eenig spoor van de vermiste
vrouw vindt, wel grooter is geworden,
indien het vermoedelijke slachtoffer
althans niet zonder kleederen in den
Rijn is geworpen. In dat geval, moet de
ervaring geleerd hebben, is er weinig
hoop op terugvinding. Is een drenkeling
gekleed, dan blijft hij gewoonlijk aan
de stroombrekende kribben hangen. Is
het lijk ontkleed, dan schuurt het er
langs en spoelt over den bodem naar
zee.
Wageningen, 18 Sept.
Aangemoedigd door den uitslag mijner
onderzoekingen van gisteren, ging ik
vandaag weer op het pad, ditmaal met
het doel zooveel mogelijk zekerheid te
krijgen betreffende de losse geruchten
van menschen, die De Jong in de om-
streken van Arnhem gezien hadden.
Ik wendde mij het eerst tot de Arn-
hemsclie politie, die de voor een ver-
slaggever wanhopig makende eigen
schap bezit van uiterst beleefd te zijn,
maar niets los te laten.
Ik kon zelfs niet eens den naam te
weten komen van den machinist der
Oosterstoomtram, die den veelbesproken
man zou gezien hebben. Het geluk
diende mij echter. Naar de halte van
de tram gewandeld, vroeg ik een con
ducteur maar botweg«wie is de ma
chinist, die De Jong gezien heeft" en...
«daar staat-ie, meneer" was zijn ant
woord.
De tram zou met mijn man over
twee minuten vertrekken. Ik besloot
dus mee te gaan, intusschen maar vast
een praatje beginnende, 's Mans naam
is Jan Parent en zijne inlichtingen zijn
in hoofdzaak deze
Tusschen Oosterbeek en Heelsum
zag hij, staande op de tram, die om
11.34 (Greenwichtijd) uit Arnhem ver- I
trekt, zoodat het ongeveer 12.10, half-
een dus, moet geweest zijn, vlak bij 1
den Melkweg (die van het station j
Wolfhezen naar den Doorwerth loopt)
eene dame, nogal groot van stuk en in
het zwart gekleed, plotseling, toen de
stoomtram naderde, den weg oversteken
en op korten afstand voor de machine
staan. Hij remde onmiddellijk, met het
gevolg, dat zij reeds over het spoor en
dus buiten gevaar was vóór de tram
geheel stilstond.
De dame verdween in het bosch in
de richting van den Zilverberg.
Een eind verder liep een heer, in i
wien hij De Jong meent gezien te I
hebben, die naar de dame toeging.
Haar gezicht kon de machinist niet
zien, omdat zij een parasol daarvoor
had. Het geval maakte op hem wel
eenigszins den indruk, dat de vrouw
opzettelijk vóór de machine liep.
Ik vroeg hem naar den juisten dag
van deze gebeurtenis. Hij, noch de
stoker Viset, die met hem op de loco-
motief stond, wist zich dien dag met
zekerheid te herinneren. Zij vermoedden,
dat het 8 Juli geweest is, omdat de
machinist Roelofs ook bij hen was en
zij meenden te weten, dat deze dien
dag verlof had en in Arnhem had
koffiegedronken, hoewel zijn woonplaats
Reenen is.
Na dit verhaal bij stukjes en beetje
gehoord te hebben, telkens weer wa
als de stoomtram even stilstond, stapte
ik in Renkum af en begaf mij naar
den gemeente-, tevens onbezoldigd rijks
veldwachter, den heer A. Slappendel.
Hij wist mij echter niets van de zaak
te vertellen. De onder-inspecteur der
Arnhemsche politie, de heer Willemse,
was den 13 September wel in Renkum
geweest en had daar en om Wagenin
gen een onderzoek ingesteld, maar
zonder gevolg, zoodat de veldwachter
mij niet verder kon brengen. Ook wist
hij, dat dezelfde ijverige politieman,
waarschijnlijk Vrijdag den 15en, op
nieuw in de buurt Was geweest, dit
maal vooral Doorwerth en Heelsum
verkennende, maar meer niet. Echter
geloofde hij, dat men op verschillende
tijden De Jong gezien had, hetzij dan
met of zonder vrouw, in de geheele
streek tusschen Wageningen en Velp.
Nu dus naar Wageningen Van de
politie kon ik daar ook niet anders dan
de reeds bekende feiten te weten komen.
Echter wisten verschillende personen
mij te vertellen, dat het justitieel onder
zoek tot nu deze uitkomsten had ge
leverd In de laatste helft van Juni
is De Jong in de buurt van Wagenin
gen, Renkum en Heelsum herhaalde
lijk gezien in gezelschap van zijne vrouw.
Ook trof men hem wel alleen aan, o. a.
bij de «Koude Herberg", dicht bij Oos
terbeek. De zegslieden konden zich
echter de juiste dagteekening niet her
inneren, zoodat dit weinig geeft. Ook
hier had onderzoek plaats do'or den
heer Willemse, bijgestaan door den
brigadier der rijksveldwacht te Wage
ningen, Henneveld.
Zeker is het, dat de jonggetrouwden
samen den Wageningschen berg bezoch
ten, zoodat mijn weg was aangewezen.
Hier was het toeval mij gunstiger.
Kon ik het beter treffen? Onder de
waranda was een politieman, blijkens
zijne kleeding rijksveldwachter, bezig
een paar dames te verhooren. Hij kwam
al spoedig binnen om den eigenaar van
het logement te ondervragen en ik
hoorde het volgende
De Jong was 23 Juni in het hotel
geweest en had daar met zijn vrouw
een eenvoudig middagmaal gebruikt.
Den dag herinnerde hij zich zoo pre
cies, omdat zich juist dien dag een
nieuwe kok bij hem had aangeboden,
sedert in zijnen dienst gekomen. De
vrouw van De Jong was gekleed in
een donkerblauwe japon, van de kleur
van korenbloemen en had een «donke
ren, vollen* hoed op. De Jong zelf
maakte op den hotelhouder den indruk
van een «opgeknapten kleerenmaker".
Hij was zeer spraakzaam en druk zijne
vrouw daarentegen erg teruggetrokken
en stil, ook tegen haar man.
De Jong vertelde, dat hij in Haarlem
geboren was en naar Engeland gegaan.
Da&r bezat hij een fabriek, die uitste
kend ging en was er, na zes jaar ver
loofd geweest te zijn, getrouwd met de
dame, die hij nu bij zich had. Zij
waren op hun huwelijksreis.
Het gedrag van bet jonge vrouwtje
was echter zóó in het oog loopend koud,
dat de hotelhouder zich herinnerde tegen
een zijner gasten gezegd te hebben
«Als die menschen op hun huwelijks
reis zijn, dan schijnt er al een kink in
den kabel te wezen."
Nu werd de kok geroepen en ver
hoord.
Hij was den 23en Juni naar Wage
ningen gekomen om zijn dienst aan te
bieden in bet genoemde hotel. Omstreeks
halftwee zag hij, wandelende op den
berg, plotseling een heer en dame,
volgens de photographie, die hem werd
voorgelegd, stellig De Jong, in ge
sprek en naar het scheen zelfs in
woordenwisseling. Zeker achtte hij het,
dat zij geen aangename zaken te be
handelen hadden, ddur was bun hou
ding niet naar.
Of het verhoor, dat ik gedeeltelijk
bijwoonde, nog andere bijzonderheden
heeft opgeleverd; kon ik niet te weten
komen. Wel vernam ik nog in Arn
hem wat u zeker wel bekend zal zijn
dat de politie drie stel kleederen der
vermiste vrouw in beslag nam.
«Men" zegt ook, dat in de bank van
leening te Kleef kleederen of lijfsie
raden van haar zijn gevonden. Een
vrouw van verdachte zeden, door de
Hollandsche politie over de grenzen
gezet, zou die daar gebracht hebben
en voor het aldus verkregen geld weer
naar Amsterdam zijn teruggekeerd
Ofschoon de volijverige Arnhemsche
inspecteur Willemse, die zelfs een ver
lof aanvroeg om de zaak beter te kunnen
nagaan, reeds overal geweest was waar
ik kwam, bleek het mij toch, dat de
gebeurtenissen in deze streek nog niet
zóó bekend zijn als mij wenschelijk
schijnt. Zou ^de politie niet 51 te ge
heimzinnig te werk gaan Ik sprak in
Renkum iemand, die veel jaagde, dus
dikwijls in de bosschen verkeerde en
zou men zoo zeggen dus nogal
in de gelegenheid om eens iets te zien,
daar men immers vermoedt dat de
vrouw hier ergens in den omtrek ver
moord is. Maar ook deze jager wist
volstrekt geene bijzonderheden over
deze zaak, zelfs niet dat men zoo voor-
bedachtelijk in deze buurt zoekt. Ligt
daar geen kleine vingerwijzing in
Nader wordt ons nog geseind
De directeur der stoomtram heeft
uit zijne werklijsten opgemaakt dat De
Jong op fi Juli door zijn machinist
gezien is. Eerlang wordt hij naar Arn
hem overgebracht en geconfronteerd
met het personeel van genoemde tram.
(Hbld.)
Volgens het vUtr. Dagbl." is bij het
kerkhof te Naarden het lijk gevonden
van mejuffr. Schmits, de tweede vrouw
van De Jong.
IIK!.DEK, 21 September.
Offlciëele berichten
uit de «Slaatscourant".
Bij Kon. besluit is benoemd tot ridder
der orde van den Ned. Leeuw, de majoor
J. H. Engelbrecht, van het 5de reg. inf.,
werkzaam onder den inspecteur van het
militair onderwijs.
STATEN-GENERAAL.
Vereenigde vergadering der beide
Kamers.
Dinsdag 19 September,
tot opening van de gewone zitting der
Stalen-Generaal.
De Ministers, hoofden van minislerieele
departementen, de kanselier der ordenen de
leden van den Raad van State vereenigen
zich te één uur des namiddags mede in
de vergaderzaal.
H. M de Koningin-Regentes, kort daarna
in het gebouw der Tweede Kamer aange
komen, wordt in de vergaderzaal binnen
geleid, noemt plaats ter linkerzijde van
den troon en houdt de volgende openings
rede
„Mijne Heeren
„Met dankbaarheid mag ik, bij de ope
ning der gewone zitting van de Stalen-
Generaal, in menig opzicht bevredigende
mededeelingen doen over den algemeenen
toestand des lands.
„De betrekkingen tot alle buitenlandsche
mogendheden zijn van den meest vriend-
schappelijken aaru. Aan mijne uitnoodi-
ging, tot verschillende Regeeringen gericht,
om eene regeling voor te bereiden van
onderwerpen van internationaal privaat
recht, is op welwillende wijze gevolg ge
geven.
„Zee- en landmacht kwijten zich, zoowel
hier te lande als in de koloniën, bij voort
during op de meest loffelijke wijze van
hare taak.
„De uitkomsten van den oogst zijn, ten
gevolge van langdurige droogte in den
voorzomer, op onderscheidene plaatsen min
der gunstig. De toestand van den veestapel
is over het algemeen voldoende in dien
van handel, nijverheid en scheepvaart kwam
geene merkbare verandering.
„De algemeene gezondheidstoestand is
bevredigend. Voor eene ernstige uitbreiding
der besmettelijke ziekten, welke ten vorigen
jare de volksgezondheid en den veestapel
zoozeer bedreigden, mochten wij tot dus
verre bewaard blijven.
„Gedurende dit zittingjaar wacht u op
nieuw hoogst gewichtigen arbeid. Voor de
verdere behandeling en afdoening der aan
hangige wetsvoordracht tot regeling >an
het kiesrecht voor de Tweede Kamer der
Staten-Generaal en voor de Provinicale
Staten, roep ik in de eerste plaats uwe
medewerking in. De nog aanhangige
wetsontwerpen blijven aan uwe overweging
aanbevolen.
„Het ontwerp eener wet op de krijgs
tucht wordt aan uwe beraadslaging onder
worpen; ook andere verbeteringen onzer wet
geving zullen u worden voorgedragen.
„De toestand van 's Rijks geldmiddelen
is voldoende. Verhoogiig der belastingen
wordt niet gefiischt en de beschikbare mid
delen zijn toereikend voor de behoeften
van den dienst.
„Een ontwerp van wet in het belang
1 van de gezondheid en veiligheid in fabrieken
en werkplaatsen zal u worden aange
boden.
„Tot verbetering der bestuursinrichting
in Ned.-Indië zullen u voorstellen worden
I gedaan.
1 „Opnieuw, mijne heeren, doeik met ver
trouwen een beroep op uwen ijver en op
uwe toewijding.
„Moge uw arbeid, onder Gods zegen,
strekken tot blijvend welzijn van ons dier
baar vaderland.
„In naam der Koningin verklaar ik de
gewone zitting der Staten-Generaal te zijn
geopend."
H. M. de Koningin-Regentes, vooraf
gegaan door de Commissie, verlaat de
vergaderzaal.
1 l)e Voorzitter sluit, nadat de Commissie
in de zaal is teruggekeerd, de vergade
ring.
Eerste Kamer.
Vergadering van Dinsdag 19 Sept.
De Voorzitter opent de vergadering ten
3 uur 40 en laat voorlezing doen van een
Kon. Besl. van 30 Aug., houdende benoe
ming van rar. A. van Namen van Eemnes
tot Voorzitter der Eerste Kamer.
De gekozen leden worden toegelaten.
Na de gebruikelijke rede door den Voor
zitter en na mededeeling van ingekomen
stukken worden door den Voorzitter be
noemd
tot leden der Commissie voor de ver
zoekschriften, de heeren L. Van Nispen,
Van Lier, Breebaart, Rahusen en Godin de
Beaufort
tot leden der gemengde Commissie voor
de stenografie, de heeren Vening Meinesz,
Pijnappel en Vlielander Hein.
De Voorzitter stelt voor in de eerstvol
gende" vergadering twee leden der comm.
te benoemen en de Troonr'ede te beant-
woorden met een adres van Antwoord.
Aldus wordt besloten.
De aideelingen der Kamer worden bij
loting opnieuw samengesteld.
Tweede Kamer.
Vergadering van Dinsdag 19 Sept.
De heer Van der Schricck, oudste lid
in jaren, bekleedt den Voorzittersstoel.
Hij opent te 3 uur de vergadering met
eene toespraak.
Aan de orde is het opmaken der nomi
natie voor het Voorzitterschap.
De waarn. Voorzitter benoemt tot stem-
1 opnemers de heeren De Beaufort (Am
sterdam), Walter, Hartog er. v. Alphen.
I Op voorstel des Voorzitters wordt be
sloten de Troonrede met een eerbiedig
adres te beantwoorden. Hierna wordt
overgegaan tot de samenstelling derafdee-
i lingen, die terstond vergaderen.
De zitting wordt geschorst.
Na de heropening deelt de waarn. Voor
zitter mede, dat door de afdeelingen zijn
gekozen
tot voorzitters de heeren Cremer, Van
Houten, v. Delden, M Mackay en Borge-
sius
j tot onder-voorzitters de heerenv. d.
Kaay, Röell, Bool, Rutgers en Mees,
en tot leden der Commissie voor het
adres van antwoord de heeren De Beau
fort (A.), Röell, Van Karnebeek, Rutgers
en Mees.
De vergadering is hierop gesloten.
136
mij dierbaar zijn, voor hun geheel volgend leven ongelukkig
worden door den trots, die den een den mond sluit en
door het spooksel van een begrip van eer, dat den ander
zou bewegen het beste wat hij bezit op te offeren. Voor
de tweede maal laat ik u met elkander alleen. Maar dit
maal moogt ge niet uwen trots en uw gevoel van eer
laten beslissen, maar uwe harten en als gij ook dan nog
niet tot overeenstemming kunt komen, eerst dan zal ook
ik gelooven, dat u niets anders overblijft dan te scheiden."
Na deze woorden, welke bijna uitsluitend tot Gerard
gericht waren, kon zij de verdere ontwikkeling gerust
aan hen overlaten, want een enkele diepe blik op Gerard's
eerlijk gezicht, waarop gelukkige hoop en bange twijfel
een hevigen strijd streden, had haar doen zien naar welke
zijde dc schaal zou overslaan. Maar zij kwam niet zoo
spoedig weg als haar plan was geweest, want Gerard von
Rinkow was plotseling aan hare zijde en terwijl hij de
vrijgebleven linkerhand van Blanca greep, riep hij met
door aandoening half verstikte stem
«Blanca Van niemand op aarde zou ik gelooven, wat
ik daarnet van u heb gehoord, want ik weet dat ge nog
nimmer in uw leven een leugen hebt gezegd. En als
ge dus zegt, dat Edith mij trots alles bemind heeft als
maar het is niet mogelijk ik kan er niets van be
grijpen Zij weet toch hoe ik hunker, die woorden uit
haar mond te hooren en als zij dan toch zwijgt
Nu was de kracht van de jonge vrouw echter gebroken.
Wel sprak zij het woord, waarnaar zijne trouwe ziel zoo
verlangde, nog niet uit, doch met den juichenden uitroep:
«Gerard wierp zij zich, zich niet meer kunnende in
houden, aan zijn hals en verborg het gelukkige, blozende
137
gezichtje aan zijn breeden borst.
Nu was er geen sprake meer van scheiden voor altijd
en met de ondankbaarheid van gelukkige gelieven be
merkten zij het niet eens, dat Blanca voor de tweede keer
de kamer verliet. En nog minder konden zij vermoeden,
dat het jonge meisje daarbuiten, als door eene duizeling
bevangen, zich aan de posten der deur moest vasthouden
en toen de gevouwen handen stijf op haar kloppend hart
drukte, als wilde zij eene plotseling opkomende pijn, eene
verschrikkelijke smart terugdringen. Zij vermoedden niets
daarvan, want in de grootheid van hun geluk konden zij
niet denken, dat er zooveel smart op de wereld kon zijn.
Gerard von Rinkow had fluisterend eene vraag gericht tot
zijne jonge vrouw en met een stralenden blik uit hare
schoone oogen antwoordde zij, zich nog dichter tegen hem
aandrukkend
«Ja, Gerard altijd altijd Want de liefde is
het heerlijkste van alles
Het was hetzelfde woord, waarmede de jonge Apostel
van Sakran de eeuwigheid was ingegaan, doch Edith dacht
nauwelijks aan hem toen zij het herhaalde. Voor haar lag
zonneklaar en hoopvol het bruischende, bloedwarme leven
en de donkere schaduw van den dood en de ellende en
de vertwijfeling, die daareven nog zoo dreigend op haar
levenspad waren gevallen, zij waren verdwenen en in het
niet verstoven, alsof het avontuur van Sakran niets anders
was dan een bange, sombere droom.
EINDE.