NEDERLAND. gezicht zag. Tot zoover is alles waar schijnlijk juist, behalve het belangrijkste de tijd. Want toen ik hedenmorgen, op het nog kersversche nieuws afgaande, de juffrouw vroeg, waardoor zij wist dat zij Maria Schmitz tusschen 4 en 11 Sept. had gezien, verklaarde ze, nu het tijdstip zich volstrekt niet meer te herinneren De liter Batelt, die in den loop van den middag uit Amsterdam kwam, deed dezelfde ondervinding op. Evenwel is deze mededeeling, al ver liest ze door het wegvallen van den datum veel van haar belang, toch niet geheel zonder waarde, in verband met andere feiten. Want ook in het „Melkhuis" nabij Hilversum is Maria Schmitz gezien, hier in gezelschap van De Jong, met wien zij den Bussumsehen weg van den kant van Bussum is komen afwan delen en, omstreeks 5 of 6 uur in den avond, in het „Melkhuis" eenigen tijd heeft gezeten. Zij trokken toen door niets de aandachtwel echter vond men het vreemd, dat. De Jong, toen hij zich naar een zekere plaats begaf, zijn hand valies medenam. Daarop scheen hij zeer gesteld te zijn. Het paar is na korten tijd weer vertrokken in de rich ting van Hilversum en tot bij een kromming van den Bussumsehen weg heeft men hen nog gezien. Ook hier weet men zich geen datum te herinne ren, maar toch weet men eene bijzon derheid het was een stoffige dag, want toen zij aankwamen, hebben zij elkaar het stof van de kleederen geklopt. Ik meen hieruit te mogen opmaken, dat het toen in allen geval niet de 31 Aug. kan zijn geweest, want die dag was zeer regenachtig. Aangezien nu vóór dien dag De Jong en Maria Schmitz in Amsterdam zijn geweest, komt het mij voor, dat men hier een feit heeft gegeven, dagteekenende later dan 31 Aug. hetgeen tot dusverre niet het geval was. De mogelijkheid blijft echter, dat van Amsterdam uit nog uitstapjes zijn gemaakt naar Bussum en Hilversum. Voorts is het van belang te weten, dat onder in een koffer van De Jong een schop is gevonden, dien hij voor geeft, ergens te hebben opgeraapt. Ook in liet „Melkhuis" had men Maria Schmitz vroeger, Juli of begin Augustus, reeds eenmaal gezien en wel in gezelschap van denzelfden Amster- damschen heerdit blijk mij althans uit de persoonsbeschrijving met wien zij, zooals ik reeds seinde, in het laatst van Aug. herhaaldelijk zou zijn gezien te Hilversum, nl. door dezelfde juf frouw, die haar in den tram heeft zien voorbijrijden. In aanmerking nemende dat De .Tong reeds van 1 Aug. af met M. Schmitz omging, zou genoemde omstandigheid niet onbelangrijk kunnen zijn. Met de tijdsbepaling is het echter zaak voorzichtig te zijn. Volledigheidshalve ten slotte noghet Tolgende Door eene kinderjuffrouw te Hilversum, die in den omtrek van het „Melkhuis" (een zeer boschrijke streek met een doolhof van wegen en paden) had gewandeld met de kinderen, was daar een zeer onaangename lucht waar genomen en de hond, die haar verge zelde, verspreidde ook een lucht alsof hij zich op een dood lichaam of kreng had genesteld, zooals honden soms doen Naar aanleiding daarvan is door de Hilversurasche politie de omtrek door zocht, maar zonder eenig resultaat. Het zoeken in deze streken is zeer moeilijkook wordt in de bosschen weinig met jachthonden gejaagd, waar door men anders een lijk, zelfs al ware het begraven, allicht zou kunnen vinden. Ook op de hei is het zeer lastiger zijn niet alleen veel kuilen en gaten, maar bovendien tal van dichtgeworpen tirailleursputten en veldkeukens der soldaten, waaraan men alleen kan zien, dat er daar gegraven is. Het doel van mijne verkenningen was eigenlijk te hooren wat in en om Oosterbeek van den vermeenden mis dadiger hekend was. De tram bracht mij over den Hemelschen berg bij de „Koude Herberg", waarvan de be woonster, vrouw Berghege, mij het volgende wist te verhalen. Omstreeks het midden van Juni het kan een paar dagen eerder of later geweest zijn op een Zaterdagmiddag kwam een „erg aangekleed" heer, ver moedelijk De Jong, wiens portret de vrouw gezien heeft, bij haar binnen en bestelde een glas bier. Hij vroeg den weg naar Wolfheze, waarop de vrouw hem beide wegen uitduidde dien door liet. boscli en den andere, gemakkelijker te vinden, langs den straatweg. Een minuut of twintig daarna, in allen ge valle reeds zóó gauw dat hij onmoge lijk naar Wolfheze kon geweest zijn, zag zij denzelfden persoon voorbijko men. Hij liej) in het oogvallend hard, dicht langs de hoornen. De vrouw i herinnerde zich tegen iemand gezegd te hebben„Nou, die lieeft er wèl schot in, dat's diezelfde meneer, die me daareven den weg vroeg." De brigadier der rijksveldwacht, gestationeerd te Oosterbeek, P. Vink, weet nog een paar weken geleden, toen hij van de „theeschenkerij" bij Wolf heze in het boscli, naar den Utrecht sehen straatweg liep met een meisje uit den omtrek, zij beiden plotseling een zeer onaangenamen geur in den neus kregen, zóó zelfs dat het meisje zei „hier ligt bepaald een dood lichaam." Toen sloeg hij daar geen acht op, maar nu bjengt hij dit natuur lijk met De .Tong in verband. Gisteren doorzocht hij reeds den eenen kant van den weg, dien hij toen liep, doch zonder gevolg. Dezer dagen zou hij de andere helft naspeuren. Van den heer Van der Velden, eigenaar van een koffiehuis te Ooster beek, 'kreeg ik deze mededeeling: „Een paar maanden geleden juister dagteekening kon hij niet bepalen op een Zondagmiddag, kwamen in zijne inrichting een heer en dame. De man vertelde, dat zij op hun huwelijksreis waren en den Rijn af zouden gaan naar Rotterdam. Nu en dan zei hij wat in het Engelscb tegen zijne vrouw volgens anderen vertolkte hij haar alles wat hij met den lieer V. d. Velden sprak. Nadere bijzonderheden, hun kleeding enz., kon men zich niet her inneren. Iets dergelijks moet ook te Klingen- daal (tusschen Arnhem en Oosterbeek) gebeurd zijn. Vervolgens is ook nog niet geheel uit gemaakt of De Jong al dan niet een paar dagen in het Hotel „de Pauw" te Arn hem heeft vertoefd. De eigenaar, tot wien ik mij om inlichtingen wendde, beweert van neen doch de buffetjuf frouw schijnt zich te herinneren dat een heer, gelijkende op De Jong, omstreeks een uur na middernacht een kamer heeft gevraagd, die hem niet gegeven kon worden, daar alles bezet was. Op zijn aanhouden werd hem, daar hij voorgaf zeer vermoeid te zijn, voor dien eenen nacht een kanapé aan gewezen. Hij zou in 't geheel een paar dagen in het hotel zijn gebleven. In het hoofdcommissariaat van poli tie (Beekstraat) worden morgen eenige personen in tegenwoordigheid van De Jong door den rechter van instructie ondervraagd. Onder geleide van majoor Lamens en een rijksveldwachter werd De Jong Donderdag morgen in een afzonderlijke coupé met den sneltrein van 7 u. 50 m. uit Amsterdam geboeid naar Arnhem overgebracht. Hij onderscheidde zich door welver zorgd uiterlijk en groote kalmte. Bij zijne aankomst te Arnhem praatte hij met zijne begeleiders en stapte lachend in den gevangenwagen, die hem, onder toezicht van drie rijksveld wachters, naar de Beekstraat bracht. De hotelhouder Sluis, de machinist van de Ooster-stoomtrnm Parent, de stoker Viset, de conducteur Plantenga, de hotelhoudster Wentink, bij wie De Jong na 7 Juli zijn intrek nam, een kellner en de huishoudster van het Hotel-Sluis waren gedagvaard, ten einde in zijne tegenwoordigheid gehoord te wor den door den offiicier van justitie, mr. Scheltema. De zitting werd bijgewoond door den recliter-commissaris mr. B. Simons en den officier van justitie uit Amsterdam. De machinist Parent, de stoker Viset en de conducteur Plantenga werden het eerst in De Jong's tegenwoordigheid ge bracht. Zij meenden in hem den heer te herkennen, die op eenigen afstand stond j te lachen toen eene dame op 6 Juli op korten afstand van de locomotief zich op het spoor bevond tusschen Oosterbeek I en Ileelsum doch zij zijn niet zeker. De hotelhouder Sluis werd niet ge- confronteerd, doch legde zijne reeds vroeger medegedeelde verklaringen af betreffende De Jong's verblijf in zijn hotel, het vergeten en nadragen van het valiesje, enz. Bij het afzenden van dit telegram (1 u. 25 Gr. T.) wordt het verhoor voort gezet. Alsnu zijn aan de beurt de hotel houdster Wentinck, de kellner en de huishoudster van het Hotel-Sluis. (Hbld.) Het bericht omtrent het vinden van het lijk van mejuffr. Schmitz, een der vrouwen van De Jong, blijkt onwaar te zijn. HKLDER, 23 September. Het oordeel der voornaamste bladen over de troonrede is als volgt „TTet N. v. d. Dag" zegt 0. m. „Gelijk ten vorigen jare, zoo kon ook deze maal de troonrede met kalmte worden tegemoet gezien. Wat de Re geering wil en werkt is bekend. Kalm is dan ook het beloop der rede. In vorm is zij gelijk aan die van '92 haar inhoud is voor een deel zelfs woordelijk dezelfde. „Meerdere beloften dan in deze troonrede zijn gedaan, waren zeker in den tegenwoordigen stand van zaken niet te verwachten. Omtrent den toe stand van Indië en Moederland waren ons evenwel uitvoeriger mededeelingen op sommige punten welkom geweest." „Het Centrum" acht de openings rede alleen in zooverre van belang, dat er een nieuw wetsvoorstel in wordt aangekondigd ter bevordering van de gezondheid en veiligheid in fabrieken en werkplaatsen. Het blad juicht deze uitbreiding van Staatsgezag toe, al be twijfelt het dat dit wetsontwerp en andere een behandeling in deze Ka mers zullen vinden. „Immers, liet blijkt opnieuw, en hier schuilt niet minder het belang der Openingsrede, dat de regeering „in de eerste plaats" de verdere behandeling en afdoening der kieswetten verlangt, zegt het blad. Deze verklaring iu den mond der vertegenwoordigster van het hooge gezag zal er willicht iets toe kunnen bij Iragen, om de onrust te temperen van hen, die op allerzonder lingste wijze de kieswetten omphanta- secren tot een aanranding der Kroon. Men kan die bewering, naar het ons toeschijnt, thans niet meer volhouden, zonder zich schuldig te maken aan een hoogst oneerbiedige voorstelling van de persoon der Regentes." „De Tijd" zag zelden een staatsstuk, waarin met meer zorg werd vermeden ook maar iets te zeggen. De alinea op de kieswet betrekking hebbende, geeft het blad niet dien indruk, dat de Regeering van de afdoening dezer quaes- tie een „shibboleth" zal maken. De wet op de krijgstucht acht het blad wenseheiijk onvoldoend vindt het een zinsnede waarin „andere verbeterin gen onzer wetgeving" worden toege zegd en ook van meer belang nog dan de wettelijke regeling der gezondheid en veiligheid in fabrieken rekent het 0. m. de verzekering van den bejaarden werkman en de behartiging van de be langen der plattelandsbevolking. Wat Atjeh betreft, had het blad ook gaarne iets vernomen omtrent de toe komst aldaar te verwachten. „Het Vaderland" is over het geheel ingenomen met wat het Ministerie tot heden deed. De soberheid van do aankondiging der afdoening van het kieswet-ontwerp en den nadruk er op gelegd dat in de eerste plaats voor dit werk medewerking wordt ingeroe pen, snijden de kans af op een licht even woordenrijk als ijdel, maar alras ver bitterend adres-debat en er is alle aan leiding om den arbeid kalm en geregeld voort te zetten. Een wetsontwerp op het personeel wordt ook door „Het Vaderl." zeer ge- wenscht. En ook het vraagstuk der verzorging van oude en verminkte werklieden had het gaarne tot een oplossing zien ge bracht. STATEN-GENERAAL. Tweede Kamer. I11 de Kamer aanvaardde de heer Gleicliman, na een hartelijken toespraak van den heer Van der Schrieck, het Voorzitterschap. Hij deed het met een kort en neutraal woord, dat evenwel niet van beteekenis was ontbloot. Niet zonder nadruk sprak hij de hoop uit, dat het gemeen overleg over een wet, die hij niet noemde, maar waaraan ieder een dacht, mocht leiden tot een posi tieve met de dynastie en ten nutte van het gansche volk. Ongetwijfeld moet een ieder dezen wensch deelen, al kan ieder er het zijne bij denken. Ook had het zeker beteekenis, dat de president het vertrouwen uitsprak, dat men zou blijven arbeiden, zoolang het wettig man daat der Kamer duurde. Geen zelfover schatting wenscht hij de Kamer toe, maar een zelfvertrouwen, dat verheven is boven geringschatting en verdacht making, in de overtuiging het algemeen belang alleen te beoogen. Dat was, dunkt ons, in de tegenwoordige omstandighe den de juiste toon aangeslagen. Het ontwerp-adres van antwoord is gisterenmiddag in de afdeelingen onder zocht en komt Dinsdag in behandeling. Voorts zijn, na afloop van het afdeelings- onderzoek der kieswet, eenige wetsont werpen, die in staat van wijzen zijn, 0. a. de suikeraccijns, aan de orde ge steld. Een viertal nieuwe wetsontwer pen zijn ingekomen, waaronder reeds het ontwerp op de krijgstucht, een ont werp op de verveningen en een ter uit voering van art. 191 der Grondwet, vaststellende liet verordeningsrecht van waterschappen en veenschappen, en ein delijk een tot uitbreiding van liet bewijs in burgerlijke zaken. (Vad.) Gisteren is een afdeeling van de Kamer gereed gekomen mot liet onder zoek der Kieswet-amendementen. De overige sectiën zullen Dinsdag a. s. de overweging voortzetten, De alg. verg. der „Prov. Vereeni- ging van Ambtenaren ter Gemeente- Secretarie in Noord-holland" zal op 25 dezer gehouden worden te Purmerend. Behalve verkiezing van bestuursleden, wegens periodieke aftreding, zal 0. a. een rapport worden uitgebracht omtrent de oprichting van een uitkeeringsfonds bij overlijden en zullen besprekingen gevoerd worden aangaande de oprich ting van een Nederlandschen Bond van Gemeente-Ambtenaren. De Minister van Oorlog is benoemd tot Commandeur der orde van Oranje- Nassau met de zwaarden. I De heer C. M. E. G. graaf Van Bylandt, buitengewoon gezant en ge- volmachtigd Minister te Londen, is jl. I Donderdag te Aix-les-Bais, waar hij in de laatste jaren telkens en ook thans weder tot herstel van zijn gezondheid j vertoefde, overleden. 3'innsniandsch nieuws. Helder. Het programma van het zeventiende zomer-concert, op morgen (Zondag), des namiddags ten 2| u., door het Staf- muziekkorps der K. N. Marine in het „Park Tivoli" alhier te geven, luidt als volst 1. Jubileum-Peestmarsch, Joh. Oostelaar. 2. Ile Ouverture de Concert, Richard Hol. 3. Waffentanz, M. Carl (Instrumentirt von J. Koning). 4. Grande fantaisic dc 1'opcra de Giacomo VerdiAïda, J. Koning. 5. Ouverture: Die beiden Hussaren, Franz Doppler. 6. Twee oud-Nederlandsche liede- Het was een allerliefst wijfje, zooals mijnheer Demmers, van zijne nieuwe huishoudster sprekende, zeide, en waarlijk, hij zeide er niet te veel van. Het was een allerliefste verschijning, dat kleine vrouwtje, dat sedert een paar dagen op den huize „Groot Rustoord" te zien was. En als mijnheer Demmers dat zeide, kon men er op aan, dat het zoo was, want hij had er meer gezien die knap waren. Hij had het met de beide vorigen niet al te best getroffen de eene was niet eerlijk, de andere brutaal en lui, twee eigenschappen, die bij dienstbaren veel samengaan en sedert zijne oude huishoudster, die hij nog als erfstuk van zijne moeder had overgenomen, toen het goede menscli het tijdelijke met het eeuwige verwisseld had, sedert Maartje ook gestorven was, nu twee jaren geleden, sedert dien tijd had hij geen genoegen meer gehad. En nu, toen hij er wederom aan moest gelooven, had hij met een zucht en een vloek eene annonce geschreven en verzonden. Een ondeelbaar oogenblik had hij er aan gedacht in plaats van eene huis houdster eene vrouw te zoeken, maar dat denkbeeld gaf hij spoedig op. Hij had een afkeer van het huwelijk en had zich steeds voorgenomen niet te huwen en daarom zou hij het nu ook maar niet doen, zoolang er voor geld nog eene goede huis houdster te krijgen was. Daar mijnheer Demmers nog al veel op zijne kennis van gelaatkunde vertrouwde en in ieder geval geen leelijke vrouw dagelijks voor oogen wilde hebben, vermelde hij in de annonce, dat bij voeging van portretten gewenscht werd.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1893 | | pagina 2