NIEUWEDIEPER COURANT. HELDERSCHE- jaargang 01. vnjaag z( utkoer iwó. Nieuwsblad voor Hollands Noorderkwartier. M VZ5'. NEDERLAND. Het VftderlaaJt trhetrouwe Blijf iele tol ia den doot. Wilhelmuslied. Vf?» ,Eu deieepereert nimmer I" Jan Pieterw. Cotn. EN Versomjnt lederen Dinsdag, Donderdag on Zaterdag;. Abonnemontiprija per 8 Voor de conrant binnen de gemeeente i t naar de overige plaatsen van Nederland t alle landen, die in het postverdrag rijn opgenomen (inbegrepen Oost-Indië en Amerika). g Znid-Afrika f 0.70, met Jong Holland 1.20 0.90, g g g 1.40 1-75, 2.50, 2.60 4. der Advertenties: J. H. VAN BALEN. Molenplein.Helder. Van 15 regel» 50 cent», elke regel meer 10 cent. - hoeveelheid regel», aanmerkelijk lager. Advertentiën voor liefdadige doeleinden Dienstaanbiedingen voor den werkenden stand Bij abonnement, naar gelang van de per regel 5 Ct. De Advertentiën kunnen overal worden aeplaat.it tusschen den tekst. Het korps Mariniers. In een artikel in het „Hbld.", ge titeld Een paai' opmerkingen omtrent de .Vlarinebcgrooting, lezen wij het volgende Bedriegt hier naar wij vreezen de zuinigheid de wijsheid, niet minder is nierop kans met de voornemens ten opzichte van het korps mariniers. Ongeveer veertigduizend gulden rekent men !s jaars hierop te besparen en naar de maatregelen, nu reeds genomen, schijnt die bezuiniging voor een groot deel te moeten worden gevonden in beperking van het aantal onderofficieren. Dit nu achten wij een gevaarlijken weg. Het korps mariniers is, met uitzondering van de valide compag- niën der Indische reserve, het eenige dat bij noodzaak naar onze bezittingen kan worden gezonden. Van overwegend belang dus is het, het korps zoodanig te organiseeren, dat ten allen tijde een deel en liefst een zoo groot mogelijk deel, volkomen gereed is op het eerste bevel zich in te schepen naar Indië. Is het voor elke strijdmacht van groote beteekenis, dat zij een goed en sterk kader heeft, bij dit korps, dat meer dan eenig ander ten allen tijde strijd vaardig moet zijn (en dit ook was, zooals de Atjehers kunnen getuigen), weegt deze eisch dubbel zwaar. En te zwaarder weegt zij, daar de splitsing in een deel aan boord en een deel aan den wal steeds aflossing ten gevolge heeft en deze aflossing weder een voortdurend voegen van nieuw en ander personeel bij elkander. De groote kans, die ieder in alle opzichten bekwaam en geschikt marinier had vooruit te komen en zich een in zijn stand behoorlijke positie te ver overen, had natuurlijk ten gevolge, dat juist de besten onder het jongere volk graag in dienst bleven, terwijl zij nu meer dan vroeger ten koste van de waarde van het korps, bij het eind hunner verbintenis met paspoort gaan. Moeilijk zal *t wel niet zijn het korps voltallig te houden, maar het is toch werkelijk niet onverschillig of men een 17-, 18 honderd man heeft, die vooral omdat zij veel kans hebben vooruit te komen, met liefhebberij in dienst zijn en ook daarom hart hebben voor hun korps, of dat men datzelfde aantal mannen heeft, die slechts haken naar den datum van hun diensteindiging, om als burger die vooruitzichten te zoeken, die de militaire dienst hun niet meer geeft. Wil men bezuinigen op het korps mariniers, dan is, dunkt ons, het eerste dat voor de hand ligt, opheffing van den afzonderlijken administratie ven dienst daarbij. Volgens bijlage D zijn in oorlogstijd noodig een intendant, twee kapitein- en twee luitenant kwartiermeesters en buitendien een kapi tein-administrateur van kleeding, samen een traktement vorderende van ruim twaalfduizend gulden. Met hen zelf medegerekend is de geheele benoodigde sterkte 1927 man, waarvan, zoolang het logementschip voor zeemiliciens niet in dienst is 1287, als het wel in dienst is zelfs 1391 man aan boord geplaatst zijn. Zijn er nu werkelijk afzonderlijke officieren noodig om de betaling, voe ding en kleeding te administreeren van een korps dat voor twee-derden steeds aan boord is Kunnen dit de officieren van administratie der zeemacht niet doen, ook voor het derde deel dat slechts aan den wal is Volgens de bij de begrooting gevoegde raming zijn er voor het volgend jaar slechts 58 officieren' van administratie lste en 2de kl. noodig, terwijl hun steeds voltallig aantal volgens de orga nisatie 73 bedraagt. Het wordt wel opgegeven dat de sterkte, voor oorlogstijd benoodigd, is 71, zoodat met het oog op steeds aan wezige zieken en op onderweg zijnde aflossers, het getal 73 nu reeds te klein zou zijn, doch wij vermeenen, dat aan dit tekort op doelmatige wijze te gemoet te komen is. Dat er steeds zooveel officieren van administratie zijn, is er ten deele een gevolg van, dat op ieder der flotielje- vaartuigen in Indië zulk een officier aanwezig is. Welnu, laat men aan boord van deze schepen een luitenant ter zee 2de kl. meer plaatsen en dezen bij zijn andere bemoeiingen den admini stratieven dienst opdragen, hetgeen, blijkens de reeds meermalen opgedane ondervinding, geen bezwaar behoeft op te leveren. Bij een billijke regeling kan dan op schepen, waar den eenen nacht voor, den anderen nacht na sloepen op brandwacht gaan, of veel andere buitengewone werkzaamheden moeten worden verricht, zooals nage noeg onafgebroken bet geval was op Atjeh's kust en morgen aan den dag in andere deelen van den archipel zal geschieden, de dienst der overige offi cieren behoorlijk worden verlicht, zonder dat de belangen van den Staat of die van de equipage daaronder lijden. Daarentegen wordt er bij ziekte of ongeval over een zeeofficier meer aan boord beschikt en dit is een zeer wen- schelijke zaak. Hier te lande zijn de kanonneerbooten en riviervaartuigen jaar in jaar uit in dienst, zonder een afzonderlijken administrateur. Daar dit geschiedt zonder eenigen last te veroorzaken, kunnen, naar ons oordeel, onze monitors en onze ram- schepen evengoed van victualie worden voorzien en het volk betaald en gekleed, zonder dat dit een officier eischt uit sluitend voor dezen dienst. Deze schepen blijven immer in de onmiddellijke nabij heid onzer havens, daar kunnen zij zich ten allen tijde van alles voorzien. In de directién kent men de sterkte der bemanningendaar dus kan gezorgd worden, dat al het benoodigde, voorraad zoowel als tractement, klaar is en ten koste van de uitbreiding van het admi nistratief personeel aan boord onzer wachtschepen met een enkelen onder geschikten officier en met de vereischte schrijvers, ter bewerking van de voor schreven aanteekeningen op de schepen gemaakt, zal men zich de onkosten kunnen besparen van de officieren van administratie op al ons materieel voor binnenlandsehe defensie. Handelt men nu èn in Indië èn hier in den aangegeven zin, dan zal men vermoedelijk zien, dat het korps offi cieren van administratie belangrijk kan worden beperkt en kunnen de gelden, hierop bezuinigd, besteed worden aan eene uitbreiding van het aantal zee officieren. Provinciale Staten van Noord-Holland. 58 waaraan hij sterft.'' „Wat riep Suze verschrikt uit, terwijl zij op sprong en Demmers een doodsbleek gelaat liet zien. uSchrik je daar zoo van Ben je dwaas, malle meid Moet je je een roman zoo aantrekken Je zult zien, dat ik gelijk heb en dat die heer door vergift sterft." Suze's bleekheid werd zoo mogelijk nog bleeker; zij trilde letterlijk en ware het liefst heengegaan, naar hare kamer. Maar Demmers trok haar weer op den stoel en trachtte haar te kalmeeren. z/Neem wat Hoftman," zeide hij. „Geef mij die twee fleschjes eens aan. Dat eene moet ik toch hebben. Ziezoo, dit hier is Hoffman, het staat er op, ziet gege kunt ze nooit verwarren. Dat andere is mijn medicijn, doe daarvan nu terwijl eens drie droppels in een glas water, maar drink eerst dit uit. Maar voorzichtig, hoor, een paar droppels te veel zou genoeg zijn om mij nooit meer te doen ontwaken. Dat is ook vergif!" „Vergif?" riep Suze verschrikt, het fleschje, dat zij reeds had opgenomen, weder neerzettend. O, neen, doe het dan asjeblieft zelf." Hare hand beefde zóó, dat zij liet fleschje bijna had laten vallen in het glas water. Demmers nam het glimlachend van haar aan, goot een paar droppels in het water en zette dat onder zijn bereik. „Doe het liever weg vroeg Suze haast biddend. Hare geheele houding getuigde van zóóveel vrees en angst, dat Demmers haar verbaasd aankeek. „Maar kind, dit is het eenige middel om mijne soms ondragelijke pijnen te doen stillen en mij de noodige rust te schenken. Voor geen geld zou ik het weg doen. Heusch, je moet je door die dwaze romans zoo niet laten opwinden. Neem desnoods nog wat Hoffman of spiritus en ga slapen. Je hebt rust noodig en na een verkwikkende nachtrust ben je morgen weer de oude. Kom, zeg me goeden nacht en ga te bed." 55 zijn hersens rondspookten en bleef een geruimen tijd stil zitten. XVII. Daarbuiten was het doodstil. De adem van het voorjaar streek door de boomen en door de struiken, de nachtegaal liet zijn hartstochtelijken minnezang hooren, om het pas veroverde wijfje te bekoren door het vuur van zijn goddelijk keelgeluid. Suze had Albert's hand gegrepen en de arm om zijn hals geslagen. Zoo trok zij hem tot zich, tot zijn gelaat het hare naderde. „Wat ben je van plan, lieve?" „Ik weet het niet, Suze." „Blijf bij mij ga niet weer heen. Je weet niet hoeveel ik van je houd. Zie het nog een poosje uit te houden... om mijnentwil. Bedenk eens hoe spoedig er verandering kan komen, hoe snel de toestand ten onzen gunste kan keeren. En wat zou ik beginuen als je wegging, nu ik je pas gevonden heb Zij drukte liem vaster tegen zich aan en hij zou geen man hebben moeten zijn als hij daaraan weer stand had kunnen bieden. Al de hartstocht van de vrouw, die lief heeft, trilde in hare stem. Zij kuste hem met woeste drift, met een onverzadiglijke begeerte. „Blijf bij mij l' bad zij, daar er nog altijd geen antwoord kwam. „Ga niet heen, Albert, om mij hier weer alleen te laten. Blijf bij mij O, je weet niet wat ik niet voor je zou willen doen, als wij er maar door vereenigd werden „Zou je werkelijk In de a. s. najaarszitting zal o. m. j worden behandeld een voorstel van j Gedcp. Staten, om eene tweede uitgaaf het licht te doen zien van het werk „De zeeweringen en waterschappen in Noord-Holland", indertijd door den vroegeren griffier der Staten, mr. G. de Vries, samengesteld. Den dikwerf ingewikkelden toestand van on3 dijk- en waterstaalwezen tot meerdere klaarheid brengende, zeggen Gedep. Staten, is het boekwerk de vraagbaak geworden voor ieder die zich met de waterschapsaangelegenheden in deze provincie vertrouwd wenschte te maken. In den loop der tijden is het werk geheel verouderd, daar in de verloopen 50 jaar de toestand der pro vincie voor een goed deel uit een wa- terkundig oogpunt veranderd is. Ged. Staten stellen voor, een tweede uitgaaf van het werk voor rekening der provincie te doen verschijnen, waar toe in ronde cijfers een bedrag van f 1400 zal noodig wezen. De gestadige uitbreiding van de kom j van sommige groote gemeenten, o. a. Haarlem, aan de zijde der omringende polders, heeft voor deze een bijzonderen j toestand in het leven geroepen, die I voortdurend aanleiding geeft tot moeie- i lijkheden. Dit is o. rn. het geval met den Zuidpolder, buiten de Amsterdam- sche- en Spaarnwouderpoort te Haar lem gelegen. De daar bebouwde ter reinen hebben, door opbooging tot bouwgrond geschikt gemaakt, zoodra door het aanleggen van riolen het wa ter naar buiten wordt afgevoerd, geen belang meer bij de bemaling der pol ders. Het bestuur van den zuiderpolder heeft dan ook verzocht, dat de personen, bovenbedoeld, de polder lasten zullen kunnen afkoopen. Ged. Staten hebben daartegen geen bezwaar en stellen voor de polderlasten voor die gronden op te heffen tegen betaling van f 300 per H.A. Het beètuur der Prinses Wilhelmi- na-bewaarschool te Oude Schild op Texel, vroeg in de zomerzitting een subsidie uit de Prov. fondsen ad f 100. Ged. Staten adviseeren het verzoek niet toe te staan. HELDER, 26 October. Jl. Dinsdag is in de Tweede Kamer de laatste afdeeling voor het onderzoek der Begrooting bijeengekomen. Ver schillende commissiën van rapporteurs hielden ook vergadering. De afdeelingen der Tweede Kamer hebben gekozen tot rapporteurs voor de hoofdstukken VI Ib der Begrooting de heeren Reekers, Van Alphen, Royaards, Zijp en Zijlma; voor hoofd stuk VIII en de vestingbegrooting de heeren Van Vlijmen, Plate, Van Löben Seis, Rutgers en Van de Velde; hoofd stuk IX de heeren Van Beuningen, Van Gijn, Mackay, Conrnd en Van Velzen voor hoofdstuk X de heeren Cremer, Geertsema, Bool, A. Mackay en Pyttersen. Te Amsterdam zal een standbeeld van Johan de Witt verrijzen. Den raadpensionaris van Holland en West- Friesland wordt deze hulde echter niet uit eerbied voor hem als staatsman, maar als wiskundige toegebracht. De Witt is de steenlegger geweest van de wetenschap der levensverzeke ring. Vandaar dat het beeld, door Bart van Ilove uit steen gehouwen, een plaats krijgt in den gevel van het sierlijke gebouw, dat voor de „Alge-

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1893 | | pagina 1