NIEUWEDIEPER COURANT.
HELDERSCHE-
M. 129.
Zondag 29 October 1893.
Jaargang 51
Nieuwsblad voor Hollands Noorderkwartier.
Een Vaandel voor
de Mariniers
Het Vaderlandt ghetrouwe
Blijf iolc tot in den doet.
IPi!/ie/mutlied.
EN
(En deaeepereert nimmerI"
Jan Piettri. Cotn,
Versornjnt ledoroa Olnsdaec, Donaerdag en SSaterdan;.
Abo
n t s p r
Voor do courant binnen de gemeeento
j naar de overige plaatsen van Nederland
w alle lauden, die ia het postverdrag
zijn opgenomen (inbegrepen
Oost-Indië en Amerika).
Znid-Afrika
f 0.70, met Jong Holland1.20
0.90, 1.40
1.75,
r 2.50,
Pr ij a der Adverte
tië
J. H. VAN BALEN.
Molenplein.Helder.
Van 15 regels 50 cent», elke regel meer 10 eent. Bij abonnement, naar geinig van de
hoeveelheid regela, aanmerkelijk lager.
Adverteotiën voor liefdadige doeleinden per regel 5 Ct.
Dienataanbiedingen voor den werkenden etandS
Tte Advertentiën kunnen overal worden geplaatst tusschen den tekst.
In den middag van Donderdag den
21sten September 11., vertoonde het
Malieveld, of eigenaardiger „de Malie
baan" te 's Gravenhage, liet levendigste
schouwspel, dat men zich kan denken,
een militair schouwspel zonder weder
gade, eene „gebeurtenis" op militair
gebied. Onze jonge Koningin reikte
daar aan de verschillende regimenten
vaandels uit, eene plechtigheid, die
tegelijk diende om II. M. als het
ware aan het leger voor te stellen.
Ieder kent de bijzonderheden van
dat schouwspel, zoo niet door eigen
aanschouwing, dan toch uit de nieuws
bladen en ieder heeft beseft, dat het
voor den militair een onvergetelijke
dag moet zijn geweest.
Maar wat ons verbaasd heeft, is, dat
op dien gedenk waard igen dag geen
vaandel is uitgereikt aan het korps
mariniers.
Wat kan daarvan de reden zijn?
Is het, omdat de mariniers geacht
worden te belmoren tot de Marine en
de vaandels werden uitgedeeld aan het
leger Of is het, omdat men het plan
schijnt te hebben gevormd het korps
mariniers te laten verdwijnen
Wij weten het niet, maar wij be
treuren het zeer, dat men geen aanlei
ding heeft gevonden den mariniers een
vaandel te schenken.
Want als er één korps is, dat verdient
een vaandel te bezitten, als er één
korps bestaat, dat een schoon verleden
heeft, als er één korps is, dat een ge
schiedenis achter zich heeft, die met
zijn eigen bloed is geschreven, dan is
't het korps mariniers.
Gaan wij kortelijk de geschiedenis
na, om slechts het voornaamste te
noemen, dan vinden wij het volgende:
Van 1664 tot 1678 namen de mariniers
roemrijk deel aan alle krijgsbedrijven
te land en ter zee. Daaronder belmoren
de bloedige slag van Seneffe, de vier-
daagsche zeestrijd, de tweed aagsche
zeestrijd, de tocht naar Chattam, bij
welke gelegenheid zij deelnamen aan
den aanval op het fort Slieerness en
dat namen, de slag van Solebay, de
mislukte aanval van den graaf van
Nassau om Woerden te veroveren en
waarhij deze den dood vond, het beleg
en de verovering van Naarden, enz., enz.
Van 16781713 vinden wij vermeld,
dat de mariniers in den Spaanschen
successie-oorlog deelnamen aan den
aanslag op Caclix (1702) en den aanval
j op de Fransche en Spaansche vloten
in de haai van Vigos, de verovering
van Gibraltar, den zeeslag van Malaga,
de verovering van het kasteel Monte
Jouy bij Barcelona, dat binnen 4 dagen
genomen werd. Het volgende jaar
hielden zij zich in dit fort met hunne
Engelsche wapenbroeders gedurende 22
dagen tegen den vijand staandede
verovering van Alicante, enz., enz.
Van 17131795 namen zij deel
o. a. aan het dempen van den opstand
in Berbice en in Suriname, aan het
gevecht van Melvill en Oorlhuijs tegen
de Engelschen hij Kaap St. Marie, aan
den slag op Doggersbank, aan de ver
richtingen van het eskader van Van
Braam in Indië te Malacca, Salangoor
en Riouw.
Van 1795 tot 1813de slag bij
Kamperduin en de verdediging der
kust tegen een landing der Engelschen.
Van 1813 af namen de mariniers
deel aan alle krijgsbedrijven van de
Nederlandsche zeemacht, te beginnen
met het bombardement van Algiers, het
dempen van den opstand in de Molukken,
den oorlog met Palembang, den bloe-
digen oorlog met de Padris of Sumatra,
de expeditie tegen Boni op Celebes, den
oorlog op Java tegen Diepo Negoro van
18251830, den Belgischen opstand,
de verschillende expedities naar Bali,
den opstand der Chineezen op Borneo,
den opstand op Timor, de expedities
tegen Djambi, Reteh, Boni (2de), Band-
jermassin en het laatst niet het minst
Atjeh, waar zoovele heldenfeiten door
hen zijn bedreven, terwijl wij van de
talrijke expedities tegen Indische zee-
roovers in den archipel niet eens ge
wagen.
Als men deze, nog zeer onvolledige
staat van dienst van het korps mariniers
leest, dan komt ons onwillekeurig de
vraag op de lippen: Waarom heeft het
korps mariniers geen vaandel gekregen
Wij herinneren ons, dat door de
dagbladen als eene bijzonderheid werd
vermeld, dat bij de vaandeluitreiking
aan het vaandel van de grenadiers liet
metalen kruis werd gehecht en aan dat
van het 7de regiment de citadel
medaille. Welke orden zouden er
niet reeds lang gehecht behooren te zijn
aan het vaandel der mariniers, als zij
er een bezaten? Welk korps kan
op zoo'n geschiedenis bogen?
Toevallig, terwijl wij „De geschiedenis
van het korps mariniers", waaraan wij
bovengenoemde geschiedkundige bijzon
derheden ontleenen, naslaan, komen wij
tot de ontdekking, dat de schrijvers van
dat boek, de heeren Leupe en Van
Braam Houckgeest, reeds in die bladen
het verlangen hebben kenbaar gemaakt
een vaandel te mogen bezitten.
Wij lezen in genoemd werk het
volgende
„Per mare, per ter ram" is de zin
spreuk, die de Engelsche mariniers in
hun vaandel voeren.*) Hun vaandel,
een vaandel der mariniersHoe aan
genaam klinken ons die woorden in de
oorenhoe gelukkig zijn onze krijgs
makkers aan de overzijde van het
kanaal, dat zij zich mogen scharen
onder dat zinnebeeld van trouw aan
den Vorst
De Nederlandsche mariniers zijn tot
nog toe zoo gelukkig niet, maar een
hunner liefste wenschen zou vervuld
worden, wanneer ook zij, evenals de
korpsen van het leger, «lat kleinood
mochten deelachtig worden, dat hun
eene voortdurende herinnering zou zijn
aan de schoone taak, die ook zij „op
zee en ter land" te vervullen hebben.
Maar vanwaar, vraagt gij ons wel
licht, niet-militaire lezer, vanwaar die
zucht om in het bezit te geraken van
een vaandel, waaraan voor den burger
niets te zien is, dan goud en oranje
zijde waarin is toch de hooge waarde
van dat voorwerp gelegen
Wij antwoorden daarop met de schoone
woorden van den Franschen Generaal
Ainhert„Het vaandel heeft niet, gelijk i
men zou kunnen meenen, een bloot
tactische bestemming het is niet slechts
een middelpunt of eene spil voor de
bewegingen, het is meer dan eene ver
zamelingsbaak, meer dan een politiek
of nationaal onderscheidingsteeken."
Behalve dc?e zinaprenk worden in de vaande!»
der regimenten ftngcls'-lie mariniers ges'h'even de
namen der plaatsen, waar die regiment) n aa wapen
feiten deelnnmen. Voor ons. Hollanders, is het niet
onaardig te «eten, dat onder die nnmrn o. a. thans
nog voorkomen Gibraltar en B>rcelona.
„Het vaandel is de dorpsklok het
regiment wordt er door beschutonder
zijne schaduw leeft men, onder zijne
schaduw sterft men. In zijne roem-
j rijke plooien omvat het de eer van het
korps en de eer van het land. 't Is
het schitterend lichtpunt, waarin aller
blikken zich vereenigen ver van het
vaderland en den huiselijken haard, is
het de liefelijke herinnering van beide
het is het heiligdom van het regiment,
liet vaandel verlaten of verraden, zou
erger dan schande en lafheid wezen
het zou heiligschennis zijnGeheele
soldatengeslachten zijn onder het vaan
del van het regiment voorbijgegaan en
hebben aan hunne opvolgers dit deel
van den nationalen roem als een een-
voudig erfdeel nagelaten.
Om het gevoel aan te kweeken en
J bij ieder marinier het door de Fran-
schen zoo eigenaardig genoemde „feu
sacré' te verhoogen, zouden wij har-
1 telijk wenschen dat aan het korps ma
riniers een vaandel werd toevertrouwd."
Wij ook En deze wensch is dunkt
I ons tegenover het dappere korps, dat
zoo'n prachtige geschiedenis achter zich
heeft, niet meer den billijk.
Laten wij hopen, dat in plaats van
I het korps mariniers te doen verdwijnen
uit de rij der korpsen, het gehandhaafd
zal blijven en dat liet met nieuw leven
zal worden bezield door de uitreiking
van een vaandel, waarop de wapenfeiten
van het korps met gulde letteren vermeld
staan en waarop de medailles van de
talrijke expeditie», waaraan het heeft
deelgenomen, prijken.
Emigratie van Landbou
wers naar de Transvaal.
62
maar eenigszins teruggetrokken was. Hem trof dat
echter nietwaar hij alleen aan dacht, den toestand
van Demmers, dat uitte zich ook terstond in zijne
vraag
„Is het niet goed met hem, is hij erger?"
„Wie?" vroeg Suze, eenigszins scherp, scherper
dan zij bedoelde.
Al hert keek haar verwonderd aan.
„Wie anders dan je heer, mijnheer Demmers,"
zeide hij.
„O neen, die is heel wel," zeide Suze, „dat wil
zeggen niet. slimmer dan gewoonlijk."
„Zoo," zei Albert op zeer ge rekten toon, waaruit
duidelijk teleurstelling klonk.
„Spijt je dat?" vroeg zij.
„Dat is nogal duidelijk," zeide hij, al weder met
verwondering in zijn toon. „Jou soms niet
Zij antwoordde niet, want zij waren inmiddels den
koepel genaderd en zij liep vooruit om dien te openen.
Hij vond het daarom zeer natuurlijk, dat zij geen
antwoord gaf op zijne vraag, maar toen zij, eenmaal
binnen, nog niet antwoordde, herhaalde hij zijne
vraag
„Ik zegspijt het jou dan niet, Suze
„Neen," zeide zij, en dat „neen" kwam er uit als een
pistoolschot, als een door verontwaardiging ingegeven
drittigen uitroep, „neen, mij spijt het niet
„Waarom heb je mij dan hier laten komen vroeg
hij. „Ik dacht, dat er iets aan de hand was, dat hij
erger was bijvoorbeeld."
„Er is ook iets aan de hand, Albert," zeide zij, „en iets
dat belangrijk genoeg is om je naar hier te laten komen."
Hij keek verbaasd op.
„Ik ben benieuwd wat er is."
„Je hebt gisterenavond iets gezegd," begon zij,
„wat mij den geheelen nacht door het hootd heeft
gespookt. Ik heb er niet van kunnen slapen. Ik
ben te bed geweest en ben weer opgestaan, zonder
tot rust te kunnen komen. Ik heb den vreeselijksten
angst uitgestaan en den verschrikkelijksten afschuw
59
Zij sloeg met meer hartelijkheid, dan zij hem ooit
betoond had, de armen om hem heen. Was tot nu
toe al de genegenheid, welke zij hem betoond had,
voorgewend geweest, op dit oogenblik had zij op
recht medelijden met den man, die toch zoo goed
voor haar was. Zij omstrengelde hem, alsof zij hem
wilde beschermen tegen een naderend gevaar. Toen
zette zij het gevaarlijke fleschje ver buiten zijn be
reik en ging heen.
„Je zult het 's nachts nooit nemen, als je slaap
dronken bent, hé?" vroeg zij nog aan de deur.
Wees gerust, beste, dat kan nooit gebeuren. Als
ik het noodig heb, ben ik altijd klaar wakker."
„Wel te rusten dan
En de deur sloot zich zacht, onhoorbaar achter haar.
„Wat zijn die vrouwen toch zenuwachtige we
zentjes," mompelde Demmers, „maar 't is toch
een best wijfje. Wat is ze bezorgd voor mijl"
Suze liep met vlugge schreden, maar onhoorbaar,
de gang over. Zij trilde als een door den wind be
wogen blad en trok huiverend den doek dichter om
hare schouders. Het slaan van de torenklok, plechtig
en dreunend, deed haar schrikken en zij sprong
bijna hare kamer binnen, sloot de deur, alsof zij
iets, dat haar beangstigde, buiten wilde sluiten en
wierp zich terstond te bed.
Zij trok de dekens over haar hoofd om de koude
te verdrijven, die haar bleek had gemaakt en hare
tanden deed klapperen, maar die koude was door
warmte niet te verdrijven. Eerst toen de zenuw
achtige opwinding langzamerhand, door de rust
j Mr. Everwijn Lange te Amsterdam
geeft daarvoor het volgende plan aAn.
Voor jonge ongehuwde landbouwers
zullen, tegen borgtocht hiertelande.de
reiskosten worden betaald. In Transvaal
worden zij twee jaren bij een boer in
de leer gedaan. Vervolgens krijgen zij,
als hun leermeesters tevreden over hen
zijn, een stuk grond met huis in buur
en bedrijfskapitaal, zooveel mogelijk in
natura. Daarvoor betalen zij een ma
tige pacht en moeten hunne schuld
(reiskosten) delgen en het bedrijfskapi
taal teruggeven. Ten slotte krijgen zij
het land in eeuwigdurende erfpacht
zij kunnen het niet koopen, eensdeels
om hun allerlei lasten te besparen en
anderdeels om de stijging van de
waarde der gronden die mr. E. L.
stellig voorziet ten voordeele der
geldschieters te laten komen.
In deze onderneming ziet de heer
E. L. een goede geldbeleggingvoor
Transvaal de winst van goede werk
krachten en voor vele Nederlandsche
mannen een toekomst.
„De markt toch," zegt hij, „is in
Transvaal nog beperkt, er is weinig
export, en daarom is een veelzijdig boe
renbedrijf, de verbouwing van een aan
tal producten wenschelijk. Nu hebben
cultuur-maatschappijen, geschoeid op de
leest der Oost-Indische, in Transvaal
geen kans van welslagen, maar wel is
Transvaal voor dat veelzijdig boeren
bedrijf geschikt voor den enkelen land
bouwer, hij zij pachter of eigenaar.
„De grond is vruchtbaar, het klimaat
prachtig van de hoofdproducten valt er
tweemaal in het jaar te oogsten. Behalve
de voortbrengselen van onzen Holland-
schen bodem gedijen er allerlei tropi
sche gewassen, althans op beschutte