NIEUWEDIEPER COURANT. HELDERSCHE- Nieuwsblad voor Hollands Noorderkwartier. JMs. 1Ö5. zondag iy NovemDer W6. Jaargang Dl Het Vaderlan<lt Khetrouwe Blijf iele tot in den doot. !F11helm utlied. EN (En de»r»pereert niinrnerl" Jan Pietrrt. Corn. Versoliljnt lederen Dinsdag, Donderdag oa Zaterdag. Abonnementsprijs per 3 maanden: t binnen do gemeeeatef 0.70, met Jong Holland f 1.20 naar de overige plaatsen van Nederland 0.90, 1.40 allo lnnden, die in het postverdrag rijn opgenomen (inbegrepen Oost-Indië en Amerika). 1.75, 2.60 Znid-Afrika2.50, 4. J. H. VAN BALEN. Mol enplein.Relde r. P r ij der Advertentiën: Van 15 regels 50 cents, elke regel meer 10 cent. Bij abonnement, naar gelang van de hoeveelheid regels, aanmerkelijk lager. Advertentiën voor liefdadige doeleinden per regel 5 Ct. Dienstaanbiedingen voor den werkenden standw 5 De Advertentiën kunnen overal worden geplaatst tusschen den tekst. A b o n ia s van „Jong Holland",die ons kunnen helpen aan exem plaren van de nummers 10 en 11 van dit jaar, kunnen daar voor aan ons bureel 10 cent per stuk bekomen, mits de afleveringen schoonge houden zijn. De onthullingen omtrent NEERBOSCH. i. Weder en andermaal Neerbosch Dat Neerbosch dreigt een nachtmerrie te worden, die ons tot vervelens toe ver volgt. Er is al zooveel over geschreven, dat het publiek er genoeg van krijgt. En toch moeten wij er andermaal de aandacht onzer lezers voor vi-agen. Deed de eerste brochure van den heer Van Deth een schok door het land gaan, de tweede, thans verschenen brochure is een acte van de verschrikkelijkste be schuldigingen, welke men tegen iemand kan inbrengen. Wij achten het om vele redenen noodig, dat onze lezers er mede bekend wox'den en daar het niet te verwachten is, dat iedereen zich eene brochui'e zal aanschaften, die 75 cent kost en 157 pagina's corapressen druk bevat, zullen wij er onzen lezers het voornaamste uit mededeelen. Men verge echter niet, dat wij lel- tcrlijk. overdrukken, wat de schrijver in zijne brochure o. a. vertelt van staal tjes van onzedelijkheid want de feiten waarvan hij den heer Van 't Linden- hout en zijn personeel beticht, zijn zóó gruwelijk vuil, dat men die in geen courant kan herhalen. Maar zelfs dat gene, wat onder de oogen van het fat soenlijke publiek kan worden gebracht, is ruim voldoende om de beschuldigingen verschrikkelijk te noemen, en waar zulke feiten vermeld worden met vol ledige opgaaf van dé namen der beti-ok- ken pei'sonen en de data's, daar achten wij het plicht het onze te doen om dat in wijder kring bekend te. maken. Een der nieuwsbladen heeft gezegd, dat wanneer slechts een tiende van de beschuldigingen waar is, dan zou die inrichting een gruwel zijn. Onze meening is, dat wanneer slechts V1 o gedeelte der beschuldigingen waar heid blijken mocht, de heer Van 't Lin- denhout en zijne medeplichtigen met levenslangen dwangarbeid niet te zwaar zouden zijn gestraft en Neerbosch van de aarde moest verdwijnen. Men oordeele zelf. Wij zullen onze mededeelingen split sen in drie deelen, want in de brochure is de stof zeer door elkaar gewerkt en alzoo behandelen 1. De onzedelijkheid 2. De manier van straften en de inrichting en de financieele kwestie. De onzedelijkheid. Onzedelijke handelingen hebben vol gens den heer Van Deth te Neerbosch niet bestaan, vóór die geschapen werden door de handelingen van het personeel en van den weesvader zelf. Het eerst halen wij aan een fragment uit een brief van Mej. Van der Graaft', te Rotterdam, een oud-wees. Die juf frouw schrijft o. a. aan den heer Van Deth Wat nu betreft de zedelijkheid, waar naar ik gevraagd werd, ook die is niet zoo uitstekend. Mijnheer Van 't Lin- denhout zelve veroorloofde zich vrij heden, die nadeelig terugwei'kten op de jongeluivrijheden met sommigen uit de helpsters en jonge meisjes, die hem aantrekkelijk toeschenen. Ook ik zelve had last van zijne vrijpostigheid, waarom ik dan ook spoedig bedankte voor de rijtoertjes op Zondagavond, als hij in stad moest preeken. Ook zorgde ik, dat hij mij niet voor een tweede maal alleen in mijn kamertje vond Ik meende met velen, dat al wat er van Neerbosch geschreven werd in //Het Oosten" en de verslagen, de waarheid was daarom was ik er zoo hoog mee ingenomen en meende daar een paradijs te vinden doch toen ik er goed rond zag, vond ik er de wereld in het klein of behoort ook dit niet tot de wereld en hare begeeidijkheden, dat de Direc teur twintig naakte meisjes in een kring voor zich laat dansen, wanneer zij in de kleine jongenszaal gewassehen wor den, welke daar toen voor in gebruik was Welke neigingen worden er in zulke meisjes verwekt en worden zij niet in gevaar gebracht blanke slavinnen te worden Mina van der Horst, die het mij onder vier oogen verhaalde in de naaikamer, gaf mij den indruk het zoo erg niet te vinden maar ik vond het verschrikkelijk hoe oud die meisjes waren, heeft zij mij niet gezegd." z/Ondergeteekende verklaart, dat, toen zij nog op de weesinrichting te Neer bosch was, meer dan eens, met den heer Van 't Lindenhout alleen in het rijtuig gezeten, gezoend is geworden dit ge schiedde echter niet op vaderlijke manier. Mejuffr. D. Riepen, te Rotterdam." „Ik schrijf u uit naam van vele oud- weezen en bieden u door dit schrijven onzen steun aan en hopen dat het dienstig zal kunnen zijn voor hetnaderbrengen van het door u en ons beoogd doel. Wij weten niet of u bekend is met het geval van Mej. H. B., oud-verpleegde te Neerbosch, een zeer mooi meisje, werkzaam in de keuken, die dikwijls, als zij alleen was, door Van 't Linden- hout gekust werd in de keuken en die later een kind ter wereld bracht, waar van de vader zoek is. Nochtans werd niet den vader Van 't Lindenhout, maar den zoon Jacob Van 't Lindenhout het vaderschap toegekend door de publieke opinie. Misschien hebt u dit geval reeds ondei'zocht, zoo niet, dan ware het te wenscnen, dat u het onderzocht. Mocht u eens een oogenblikje tijd hebben,schrijf ons dan eens s. v. p. Na vele groeten en U volhai'ding toewenschende, Uw vriend, G. van den Bergh, Rotterdam." Dat gevraagde onderzoek is gedaan en ook reeds voor den Rechter-Com- missaris te Arnhem gebracht. Dat kind is daar nog aanwezig als een levende getuige van de misdadige handelingen der zoogenaamde weesvaders, en dat geval staat niet op zichzelf. Verdere bewijzen van grove onzedelijkheid zijn door den Rechtei'-Commissaris te Arn hem onderzocht en zullen te berde ge bracht worden voor de aanstaande open bare terechtzitting te Arnhem, omdat het niet passend zou zijn dezelve hier te vermelden. Wat men kan bespreken, kan men niet altijd schrijven en publiceeren, maar wel wil ik hier volmondig ver klaren, dat de onzedelijkheid in de Wees inrichting te Neerbosch aan het onge looflijke grenst en de haren doet te 98 Gisteren zag hij er wel beroerd uit, maar nog niet zoo Sakkerloot, als zij maar niet..." Hij sloot opeens den mond, alsof hij vi-eesde zich het groote en gevaarlijke geheim te laten ontvallen, en hij voelde, dat hij ontroerde van zijn gedachten- loop. In ieder geval, Demmei-s was dood en nu was het met het armoedige leven van notarisklerk spoedig uit, dacht hij. Hij kon nu spoedig zijn bruidspak laten aanmeten. Dat had hij gisterenavond niet ge dacht, toen hij met Lena nog een teeder onderhoud had gehad. Die zou ook gek kijken, evenals Mina uit den „Gouden Bal". Enfin, dat was zoo's werelds loop. Hij hoopte toch goede vrienden met hen te blijven. Het waren veel te gezellige kroegen om ze voortaan voorbij te gaan. In zeer opgeruimde stemming ontbeet hij snel en ijlde toen naar het kantoor. Zijn patroon zat reeds in zijn brieven verdiept aan zijn schrijftafel, dat zag Albert door het raam en toen hij binnenti'ad keek de heer Van Warwijck niet eens op. Neen, de notai-is keek niet eens op. Met groote oogen en strakken blik keek hij op den brief en het was duidelijk, dat hij niet las, maar, ten prooi aan groote ontroering, nadacht. „Wat zegt u er van, mijnheer, verschrikkelijk hè zeide Albert. „Zoo plotseling, 't is haast niet te gelooven „Wat weet jij daarvan?" vroeg de notaris, ver- wondei'd opziende. „Dat mijnheer Demmers dood is," zei Albert. „Ja, ik heb het daar net gehoord." „O, bedoel je dat Ja, hij is er gauw uit ge weest," zeide de notaris, „maar dit, dit.... dat is... neen, dat is verbazend 1" En hij sloeg met den rug van zijn ï-echterhand op het blad papier, schudde ongeloovig het hoofd, haalde zijn wenkbrauwen op en toonde op alle mo gelijke manieren hoe verbaasd hij was. Albert keek hem verwonderd en nieuwsgierig aan. Wat kor toch dat groote nieuws zijn, dat zijn 95 U waart toen niet te huis. Is hij van nacht weder erger geworden, hebben zich de pijn en de benauwd heid herhaald Zij knikte. „En heeft hij toen iets gebruikt, ik bedoel medicijn „Ja." „Uit dit fleschje, soms?" Hij nam het van de tafel en liet het haar zien. Suze's oogen vestigden zich op het kleine fleschje en één oogenblik lang was daarin eene uitdrukking van afschuw te lezen. De dokter zag dat, maar schreef het toe aan den schrik, dien zij ondervon den had. Zij knikte wedei'. „Hoe nam hij dat, met water?" „Ja, mijnheer, een paar droppels in een half glas water." „Een paar droppels, bedoelt u precies twee of meer „Ik heb er een droppel of drie, vier ingedaan," zeide zij. Allengs had zij, met bijna bovenmenschelijke kracht, hare zelfbeheersching herkregen, want zij begreep, dat alles op het spel stond. „Wat zegt u?' zeide de dokter. „Versta ik u goed Drie, vier droppels „Ja, mijnheer." „Maar twee was meer dan genoeg, di'ie is te veel, drie is al genoeg om iemand naar de eeuwig heid te zenden. Wist u dat niet?" „Neen, mijnheer, en bovendien, mijnheer zei het zelf. Ik vroeg hem hoeveel droppels ik er in moest doen." „En wat zeide hij „Hij was radeloos van pijn en benauwdheid en toen ik het hem vroeg, zeide hij „twee, drie, vier, giet maar in, 't komt er niet op aan De dokter schudde het hoofd. „Zeer onvoorzichtig, zeer onvoorzichtig," zeide hij. „Die paar droppels meer hebben hem gedood. berge rijzen van hen, die zoo iets voor 't eerst vernemen. En kan het anders In 1S56 was Van 't Lindenhout kanonnier bij de vesting- ai'tillerie te Nijmegen. Zooals eenige oud- weezen vernomen hadden cn mij mede deelden, was hij uit den dienst verwijderd, wegens onzedelijke feiten, die, als ze waar blijken te zijn, zoo verschrikkelijk zijn, dat ze ternauwernood in de recht zaal met gesloten deuren zouden kunnen behandeld worden. Ik wil er zelfs geen bepaald geloof aan slaan, voor en aleer ze deugdelijk bewezen zijnmaar mij ontbreekt de macht om die stukken uit het archief van den Minister van Oor log op te vragen, waar uit de condui- tenstaat van dat jaar wellicht zou kun nen blijken, dat het verhaalde onnaar is. Een zekere mejuffrouw P. C. ver klaarde mij hoogst onzedelijk door Van 't Lindenhout te zijn behandeld. (De gevolgen van de lessen van Van 't Lin denhout hebben van het ongelukkige schepsel een publieke vrouw gemaakt.) Verdere details hiervan kan ik niet neerschrijven. Thans eenige staaltjes om te bewijzen, door wie de weezen onzedelijk werden. 1. De onderwijzer Goes had de ge woonte zich te vei'gasten aan kleine meisjes zoowel als aan de grooten. Goes sloeg de meisjes bij wijze van bestraffing ook wel voor de bl. b. Bv. Trijntje P. moest school blijven, omdat, ja, omdatzij niet stil gezeten had, maar daaraan was voorafgegaan, dat zij zich niet onzedelijk wilde laten behan delen door Goes. Leentje H. had in eenzelfde geval „regels" van Goes op gekregen, maar Trijntje P. zou, zeker om een afschrikwekkend voorbeeld te stellen, eens na schooltijd voor haar „bl. b." krijgen van Goes. Na school tijd werd de school ontruimd en Trijntje moest bukken, en, terwijl zij daar in gebukte houding stond met haar hoofd tusschen Goes" beenen, met opgestroopte en losgemaakte kleederen, gereed om den eersten slag te krijgen op haar naakte achterdeelen, juist op de plaats door Goes met „kennersblik" uitgekozen, kreeg Goes een muilpeer van Trijntjes broeder, die door de weezen in kennis gesteld was met 't lot, dat zijne zuster zou ondergaan. Ge zult vr3gen, verdroegen de wee zen zulks leidelijk Neen. Hoor bv. de onderwijzers W. Vos, R. Visser, C. de Bruin, en de oud-kweek el ingen gebroe ders Van Tricht. Zij zullen u, als zij waarheid wilde» spreken, melden, hoe zij door eene reet van de glazenpui in de oude school zagen, dat Goes de meis jes H. B. en A. S. op gemeene wijze beurtelings onder de bank door aan pakte, terwijl hij hun Fransche les gaf Met de handelingen van (de onder wijzers) Goes en de Bruin (vandeze de Bruin worden ongelooflijk smerige din gen verhaald, die wij niet kunnen over nemen. Red.) zijn weezen en oud-weezen van Neerbosch genoegzaam bekend. Zoo ook hunne verzorgers. Wiens plicht was het, paal en perk te stellen aan zulke misdrijven? 1. Van 't Lindenhout zelve, en 2. Van der Schuur, de hoofdonderwijzer. 't Was de plicht van Van 't Lin denhout om de Bruin weg te jagen. Gewoonlijk is er avonds verplichte kerkgang te Neerbosch voor alle wee- zen. Op 't laatste oogenblik, reeds on derweg en donker zijnde, had Van 't Lin denhout altijd wat vergeten, zakdoek of zoo iets, wat hij dan een zijner talrijke dienstmeisjes gelastte van zijn slaap kamer te halen. Ga maar vooruit, vrouw, heette het dan tot zijne echtgenootc, die alvast naar de kerk ging, terwijl Van 't Lindenhout direct omkeerde en het gezondene meisje achterna ging, die hij dan op zijn slaapkamer eens even

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1893 | | pagina 1