MIEUWEDIEPER COURANT. HELDERSCHE- "Woensüïg '22 November 1893. 'jaargang 51. Nieuwsblad voor Hollands Noorderkwartier. M. W. NEERBOSCH. Het VtJerlandt ghetronwe Blijf iok tot in den doot. Wilhelmuslied. EN ,En deteipereert nimmer I" Jan Pieten. Corn. Voreolillnt lederen Oinsdaa, Donderdag en Zaterdaa. A b o n n e m e n tp r ij i per 8 Voor de eonrant binnen de gemeeente naar de overige plaatsen van Nederland m m alle landen, die in het poatverdrag rijn opgenomen (inbegrepen Oost-Indië en Amerika). aam m Znid-Afrika maanden: f 0.70. met Jong Holland1.20 0.90, .1.40 1.75, 2.50, Prqa dar Adv ntië J. H. VAN BALEN. Molenplein.Fïelder. Van 1—5 regelt 50 centt, elke regel meer 10 cent. Bij abonnement, naar gelang van de hoeveelheid regelt, aanmerkelijk lager. Advertentiën voor liefdadige doeleinden per regel 5 Ct. Dienstaanbiedingen voor den werkenden ttandS De Advertentiën kunnen overal worden geplaatst tusschen den tekst. De onthullingen omtrent De behandeling der iveezen. En nu de onmenschlijke, neen, meer dan beestachtige behandeling, welke, volgens den schrijver, de ongelukkige weezen ondergaan. De feiten zijn te talrijk om ze allen te vermelden. Wij doen daarom slechts een greep hier en daar Zekere dame bracht hare 3 kinderen er heen, voorzien van een flinke uit rusting en betaalde bij die gelegenheid aan Van 't Lindenhout duizend gulden contant, wat, naar Van 't Lindenhout haar wijs maakte, geheel reglementair was. Nu die familie mijne brochure gelezen heeft, zegt de schr., gaat zij natuurlijk de kinderen terughalen maar de duizend gulden zijn intusschen ouder gewoonte verdwenen. //Zoo ontving ik een brief van eene weduwe uit Den Haag, uit den deftigen stand. Die brief perste mij tranen van woede uit mijne oogen. Haar hart was gebroken. Verleden jaar 1 Sept. zond zij ook haar lieveling, haar Willem, van 10 jaren naar Neerbosch, op aanraden van een ander agent. Bij de meest complete uitrusting bevond zich ook een portret van zijne moeder, benevens een doos met briefkaarten en envelop pen, waarop moeder met eigen hand haar adres had geschreven en allen voorzien van een blauwe postzegel, om de correspondentie van haar kind met j zijne moeder te vergemakkelijken. Vier weken later kreeg zij een klein briefje van hem, maar daarna niets meer. Op haar herhaald schrijven, kreeg zij dan eindelijk den lsten April 11. antwoord van den administrateur Bloemendal, dat haar jongetje reeds lang dood en be graven was, maar dat ze niet in de boe- I ken hadden kunnen vinden, dat het kind nog eene moeder had en daarom had hij niets van zich laten hooren. Het kind was gestorven aan brakingen. De radelooze moeder wilde naar Neerbosch vliegen, maar hare ouders, terecht voor de gevolgen vreezende, hielden haar tegen en vroegen den heer Bloemendal per brief om nadere inlichtingen. De 2de brief van Bloemendal zeide, dat het kind heel lang had geleden aan maagkrampen, maagverzwering of zoo iets. Wat dunkt u, heeren bestuurders, wordt het ook tijd Van 't Lindenhout en tutti quantie te schorsen Het voedsel is er, volgens velen, zoo I ellendig, dat de kinderen er geregeld het brood stalen, dat bestemd was voor J de paarden der bezoekers. Dat ook de mishandelingen niet op- gehouden hebben, blijkt uit het vol- j gende feit, als zijnde voorgevallen in 't vorige jaar: „Drie jongens, met name J. Smit, A. Kroon en A. Stopesma, hadden van een boer in den omtrek een boterham met spek gekregen en hadden er een ge deelte van mede in het gesticht gebracht. Toen de heer Van 't Lindenhout dit merkte, werden de jongens voor dit „vergrijp" naar de timmermanswerk plaats gebracht, half ontkleed op een schaafbank gelegd en met een drie- of vierdubbel touw afgeranseld, eerst door j den directeur, toen door den smidsbaas, I vervolgens door den klompenmakers baas en eindelijk door den timmerman. De jongens kermden van pijn, terwijl breede striemen hun op het lijf stonden." Uit het rapport van den gunstig ge stemden reporter van het „Handelsblad", die Neerbosch bezocht, blijkt dat: 1. Het wandgedierte „niet door zijne afwezigheid schittert." 2. Onder de verpleegden nog altijd schurft heerscht. 3. De reiniging onder de jongeren alles te wenschen overlaat (afdrogen met elkanders uitgetrokken vuile klee deren). 4. De slaapzalen zoo vol zijn, dat er van luchten der bedden in 't geheel geen sprake kan zijn en een mensch niet begrijpt, hoe men het eene bed kan opmaken, zoo men niet op 't andere staat 5. In hetzelfde bed hier en daar meer dan één kind slapen moet, terwijl T nauwelijks voor één kind ruim genoeg is. Een ander schrijft i/Ook zindelijkheid en beschaving, maar vooral moederliefde werd er geheel gemisteen band van gemeenschap zoekt men te vergeefs, hoewel er veel ge lezen, gebeden en gezongen wordt. Men moet daar als ondergeschikte in het belang der weezen zijn gekomen, met een open oog en onbevangen ge- moe 1, om aldra vele wanverhoudingen te zien. Nooit kan een logé, bezoe ker, of lid der commissie nauwkeurig weten hoe het er iswant men komt nooit bij opstaan en naar bed gaan, eten en reinigen en dan juist wordt de meeste ontbering gezien. Wat nu betreft de mishandelingen, daarvan kan ik zeg gen, het van den heer Van 't Linden hout zelve niet gezien te hebben (er waren 450 kinderen, waarvan 50 in de stad) maar wel lmb ik de ondergeschik ten met den stok zien ranselen dage lijks zag ik Van Egmond gaan met den stok in de hand naar een jongen die acht dagen opgesloten was, omdat hij had willen ontvluchten, om hem de op gegeven slagen toe te dienen. Op zekeren Woensdagavond, toen allen naar de kapel waren gegaan, en ik ook zou volgen, hoorde ik in de ledige meis jeszaal een erbarmelijk geschreeuw. Ik moest die zaal door en daar zag ik Mina van der Horst, een jongen, die moedernaakt voorover op de bank uit gestrekt lag, afranselen. Door mij op geschrikt, ontworstelt zich de jongen, die het op een loopen zette, de zaal rond doch Mina hem na met den stok in de handhet lustte mij niet dit drama af te zien spelen met tranen in mijn hart begaf ik mij naar de preek, maar had er niets aan. Een meisje, ongeveer 16 jaar, lijdende aan zenuwtoevallen, kreeg in een der zalen een toevalde meisjes moes ten haar de plaats over slepen, zij was te zwaar om te dragen, en een emmer water over haar hoofd en lichaam uit storten, om weêr bij te komen. Wanneer meisjes akelig er uit zien, overal pijn hebben en gauw moê zijn en zij komen bij den dokter, dan is dokters antwoord „d.... op, als ik de laan uitloop ben ik ook moê." Dat is het geneesmiddel dat je krijgt. Mejutfr. D. Riepen, Rotterdam." Een jongen, Gerrit Leeuwenhoek, was wat hongerig en dientengevolge wat snoepachtig van aard, wanneer er iets eetbaars te vinden was, waarvoor hij reeds vele zware kastijdingen had moeten ondergaan, die door den honger echter weer vergeten werden, wanneer er weer wat te kapen viel. Zoo had hij z;ch weer eens aan diefstal schuldig 102 i,Zeg, dat ik hem op 't oogenblik niet ontvangen kan," zeide Suze kortaf. Zij bedacht of die man misschien gekomen was, om het overlijden van Demmers als voorwendsel te gebruiken om haar over den vorigen avond te spre ken en het verliefde spelletje voort te zetten, waar van zij gewalgd had. Maar zij bedroog zich. Het volgende oogenblik kwam de meid terug. „Mijnheer zegt, dat hij u bepaald moet spreken en dat het niet is over het overlijden van mijnheer, maar over een gewichtige zaak, die geen uitstel kan lijden, juffrouw." Suze maakte een beweging van ongeduld. „Zeg, dat ik kom," zeide zij. Van Warwijck liep met de handen op zijn rug de kamer op en neer en wendde zich, toen zij bin nentrad, plotseling om. Zijne houding was beleefd, beleefder dan tot nu toe het geval was geweest, met iets dat naar eerbied geleek er in, zoodat het Suze terstond trof. „Mejuffrouw, uw onderdanige dienaar. Ik hoop dat u het wel maakt na de ontzettende gebeurtenis, maar op mijn woord, ik kon niet wachten.... ik moest u wel lastig vallen.... Een zaak van het hoogste gewicht, die u ongetwijfeld zal verbazen.... en die tevens.... van kieschen aard is.... U begrijpt, dat ik u anders niet zou hebben gestoord." „Ga zitten, mijnheer," zei Suze, meer en meer verbaasd. „Ik begrijp niet goed wat u bedoelt." „Ik zal tot de zaak komen," zeide Van Warwijck met zijn gouden lorgnet bengelend, „maar vergeef mij.... ook mij heeft het zeer verbaasd, zeer, zeer verbaasd." 't Is begrijpelijk, dat het ook Suze zeer verbaasde, al begreep zij nog maar volstrekt niet waar hij toch heen wilde. „Uw naam is (ge zult het gek vinden, dat ik daarnaar moet vragen, maar als notaris ben ik daar toe wel verplicht) uw naam is Suze van Hees, niet waar? En u is van Kralingen, niet waar?" 99 patroon zelfs Demmer's plotselingen dood kon doen vergeten, dat dat bericht er blijkbaar niets bij was. „Maar wat bedoelt u toch vroeg hij eindelijk. „Wat ik bedoel? Wel, 't is ongehoord.... endaar niets geen idéé in te hebben gehad,... dat is het ergste.... De wonderen zijn toch waarachtig de we reld niet uit „Van welk wonder spreekt u?" vroeg Albert weer. „Ja, als ik het je maar kon vertellen," zeide de notaris, „dat zou mij lucht geven. Maar vóór de persoon in kwestie, de geïnteresseerde, het weet, kan ik het jou toch niet gaan vertellen? Weet je wat je doet, loop eens even naar Van der Burg en zeg dat ik oogenblikkelijk naar „Groot Rustoord" moet, dus dat hij dadelijk met een rijtuig komt. Zeg vooral, dat ik haast heb, want alles komt waar achtig nu in eens Toen Albert weg was, liep de notaris met groote schreden het ruime kantoor op en neer, terwijl hij in gedachten met zijn gouden lorgnet speelde. „Wie had dat ooit kunnen denken?" mompelde hij, hoofdschuddend, „die duivelsche meid, wat een fortuinEen paar ton, 't is of het waarachtig zoo maar niets is.... Eu dat komt zoo maar al3 het ware uit de lucht vallenWat zal zij op kijken.... Het is nu een goede partij.... Hm, als ik dat zoo bedenk.... Waarachtig, een goede partij, een prachtige partij.... En een knappe meid ook Hm, als ik niet zoo oud was.... Maar wat drommel, zoo heel oud ben ik nog niet en bovendien is ze vol strekt niet afkeerig van mij.... dat heb ik wel ge merkt.... Kom, waarom zou ik niet?.... 't Een en 't ander is het waard, zij en het geld." Toen hij een oogenblik later in het rijtuig stapte, was hij zóó in gedachten verdiept, dat hij Albert niet de minste aanwijzing gat omtrent zijn werk, iets wat hij nimmer vergat, eene omstandigheid, welke Albert nog nieuwsgieriger maakte naar het geen zijn patroon toch zoo uit zijn gewonen doen gemaakt en werd nog met den mond vol op het feit betrapt. Zonder hem de gelegenheid te geven het corpus delicti door te slikken, had hij reeds een slag op 't hoofd met een knuppel van een der suppoosten, welke slag een gat in zijn linker-achterhoofd maakte van circa vijf Ned. duimen diameter, zoodat het bloed stroomde en waar schijnlijk de hersens geraakt waren. Mevrouw Van 't Lindenhout werd er bij geroepen, die den stakkert een vree- selijken klap in 't aangezicht gaf, waar schijnlijk om eene bewusteloosheid te voorkomen en daarna eene verpleegster gelastte hem te wasschen, er een lap om heen te binden en zoo naar den dokter te zenden. Die dokter, de Blé- court, woont ruim een half uur van het gesticht en ofschoon de stumpert haast niet voort kon, werd hij gedwongen dien afstand met 2 kleine kleuters tot leidslieden af te leggen. Ruim een uur daarna kwam hij bin nen bij den dokter, die om de meid riep om een lampetkom met water en andere ingrediënten en de operatie begon, ter wijl hij, de meid aanziende, met den vinger op den mond, tot haar zeide „Jans, je weet dat je zulke gevallen moet verzwijgen hè, dus denk er om, laat er nooit iets van uitlekken." Eenige minuten daarna werd het kind weer weggezonden en moest hij weer een uur loopen, na zulk een bloedverlies; toen mocht hij in zijn krib gaan liggen. Hoe het verder met dat ongelukkige kind gegaan is, of hij gestorven is en of hij, als hij er het leven afbracht, het snoe pen totaal verleerd en nagelaten heeft, is mij vooralsnog onbekend. Maar de bewijzen van dit feit zijn geleverd voor den rechter-commissaris en zal dus in openbare terechtzitting worden be handeld. Johannes van Driessen en Machiel van Dijk, schoenmakers-leerlingen, wa ren eens in ongenade gevallen bij den schoenmakersbaas, die hen aanklaagde bij Jacob Van 't Lindenhoutdie daarop beide jongens zoo gruwelijk mishan delde, en toen ze weerloos op den grond lagen, zoodanig op borst, hoofd, aan gezicht en buik trapte, met de hakken zijner laarzen, dat beide kinderen on kenbaar waren van bloed en builen zij waren langen tijd blind en bedlegerig en hebben naamlooze pijnen uitgestaan, eer ze genezen waren. Een ander schoenmakersleerling, Joh. v. T., kreeg een rammeling en viel kort daarop in handen van meester Sneep, die hem lachende toevoegde „Ha, ha je hebt van mij nog niets gehad daarop begon die zich moê te ranselen, waarop meester Gerritsen, neef van Van 't Lin denhout, hem, zeker om de spijsverte ring bij hem te bevorderen, den armen jongen een derde rammeling gaf en daarop meester Pot toeriep „Jeuken jou handen ook niet? Vooruit dan maar, als je hem maar niet doodslaat, maar hij kan er wel tegen, hoorDaarop kreeg het slachtoffer een vierde ram meling, toen juist de heer Bloemendal er aankwam met zijn onafscheidelijke rotting, waarmede het kind, nog niet dood zijnde, een vijfde rammeling ont ving. Men ziet, het is ook met mis handelen„Leeringen wekken, voor beelden trekken." Het volgende stukje over de wijze waarop de roode monsieur (de heer Bloemendal) gewoon is de meisjes te mishandelen, nemen wij over uit „het Rotterdannnertje" van 1 Juli 11. Jolianna Petronella Brinkman, te Oudewater geboren, werd wegens krank zinnigheid harer moeder, door tusschen- komst van Ds. van lieerde, destijds predikant te Oudewater, naar Neerbosch gezonden. Zij verbleet daar van om streeks 1873 tot 1880 en constateert

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1893 | | pagina 1