herrijzend W ieringermeerland van Wieringermeergronden 1 ste Jaargang Nr. 31 1 December 1945 Redactie en Administratie j Nieuwe Niedorp B 58 I Tel. 206 Kengetal 2261 Weekblad voor de Wieringermeerbevolking en de herrijzing van het polderland Redacteur: Th. J. van Vegten Verkoop - pacht Erfpacht Een medewerker schrijft ons: Op 17 Maart 1937 werd door de Tweede Kamer der Staten- Generaal een gewijzigd wetsont werp aangenomen, dat voor de toekomstige kolonisatie van groo- te beteekenis is. Het behelst o.a., dat de blijvende staats-exploitatie der gronden in den polder tot 1000 ha. beperkt zal worden. Genoemd wetsontwerp is zonder beraadsla ging en zonder hoofdelijke stem ming eveneens door de Eerste Kamer op 28 Mei 1937 aangeno men. In de Memorie van Antwoord, welke bij de gedachtewisseling over genoemd wetsontwerp werd gegeven, legde de regeering aan de volksvertegenwoordiging een plan van uitgifte der gronden voor, dat ten doel had de drie stelsels verkoop, pacht en erfpacht, elk maximaal voor ongeveer dezelfde oppervlakte, bij de definitieve uit gifte der gronden toe te passen. Na aftrek van het door de wet vastgestelde oppervlak 1000 ha. voor staatsexploitatie, zou voor ieder der .drie aldus gekozen, vor men van uitgifte ongevee;- maxi maal 5000 ha. ter beschikking zijn. Aldus lezen we op bladzijde 53, in het werkje van Dr. F. v. Heek, Economische en sociale problemen van de Wieringermeer. De kwestie van verkoop van Wieringermeergronden is al eens meer besproken voorheen, door de pachters/in de pers en op land- bouwvergaderingen. Door de oor log is deze aangelegenheid wat op de achtergrond gedrongen, doch den laatsten tijd, vooral nu door de verwoesting in den polder alles weer opnieuw moet worden op gebouwd, wordt de kwestie weer urgent. Vooral nu velen veranderingen hebben aangevraagd in de be drijfsruimte en woonhuizen zou het voor de betrokken pachters van belang zijn als zij de gronden in eigendom zouden hebben of in erfoacht. Het spreekt vanzelf dat de Staat evengoed zeggenschap zou moe ten houden in de hoofdzaken bij de bouw van een boerderij, doch iedere pachter zou dan toch in de gelegenheid zijn om zijn gebouwen dusdanig in te richten als voor zijn bedrijf noodzakelijk zou zijn, ter wijl de Staat, uit het oogpunt van economische overwegingen, uni forme bouw moet toepassen en slechts bij uitzonderingen afwij kingen toestaat. Dat er aan de verkoop van Staatsgronden natuurlijk vele kan ten zitten en dat er vóór- en te genstanders zijn is natuurlijk be kend. Dat de Staat er voor moet waken dat de gronden geen object voor speculatie kunnen worden is zeer logisch, doch dit heeft men in de hand wanneer overdracht van het eigendom slechbs kan plaats hebben onder goedkeuring van den Staat. Voor de drie gezamelijke land bouworganisaties in de Wierin germeer zou het de moeite waard zijn om deze- zaak eens met de leden te behandelen, uit de onder linge gesprekken die de pachters met elkander hebben over deze aangelegenheid kan men opmaken dat er velen zijn die gaarne het bedrijf zouden willen koopen en de wederopbouw van de gebou wen zelf te verzorgen. (Men kent in de Wieringermeer alleen de erfpacht maar bij de uit- gifte van gronden aan de Mid denstand. De verkoop van een zaak is pas geldig, als de Staat hier goedkeuring aan heeft gege ven. Red.) Het Landbouw-Organisatiewezen in de naaste toekomst Op initiatief van de gezame lijke landbouworganisaties uit de Wieringermeer, sprak Woensdag j.1. Ir. J. Veth, 6eer. van de Stich ting voor den Landbouw, over het onderwerp: Het Landbouw-orga- nisatiewezen in de naaste toe komst, in de zaal van den heer Bijlsma te Winkel. De heer G. P. Kistemaker open de namens de drie organisaties; sprak een bijzonder welkom tot de spreker, Ir. Veth, den Rent meester der Domeinen ïr. Ovinge, den heer Biesheuvel, Secr. van de Landelijke Stichting v. d. Land bouw, den Voedselcommissari-s voor-N.-H., den heer de Veer en aan de afgevaardigden van de Landarbeidersorganisaties. Ir. Veth hierop het woord ver krijgend begon zijn inleiding met een greep te doen in het verleden van de landbouworg. Voor 1930 was het boeren eigenlijk een vrij beroep. Men had met geen enkele overheidsbemoei ing te maken. Het zegt daarom niet, dat men thans iets anders wil. De omstandigheden zijn thans zoo geworden dat het dwingende noodzaak is geworden om de ba kens te verzetten. Voor den oor log kenden wij 3 Landbouworga nisaties, die als standsorganisaties de zaken van de boerenstand be hartigde. Het stichten van Coö peraties en dergelijke. In het tijd vak 19301933 is de overheid zich met den landbouw gaan be moeien, met name de landbouw- crisiswetten werden in het leven geroepen. De landbouw was geen vrij bedrijf meer. De organisaties waren niet opgewassen tegen de taak waarvoor zij toen werden ge stéld. De overheid moest steeds ingrijpen. Doordat de overheids maatregelen zoo ingrijpend waren en niet een zaak waren van alleen de boerenstand, doch van geheel het volk, bemoeide vooral de groo- te pers zich met de overheidsmaat regelen. Thans mag wel gezegd worden dat verschillende maat regelen in de eerste crisisjaren niet op de juiste wijze zijn geschied! Spr. wijst op de kostprijzen- berekening. Tot 1937 is dit ver keerd gebeurd. Pas in 1938 is hier verbetering in gekomen door de oprichting van het Landb. Econo misch Instituut, door de overheid ter hand genomen. Dit kostte een massa geld dat door de overheid werd betaald, omdat de orga nisaties er niet over beschikten. Het is echter onjuist dat dit door de overheid moet gedaan worden. Thans staan wij voor de feiten, men moet niet gaan denken dat alle maatregelen die genomen zijn, zullen verdwijnen. Er komt een geleide bestemming van den bo dem. Door het Landb. Econ. Inst. zijn kostprijzen berekend voor ,de tar we in 19371938, zonder het loon van den boer. Een fluctuatie van 6.tot 16.voor ons land was hiervan de uitkomst. Het is begrijpelijk dat men wil weten waar dat in zit. Dergelijke onderzoekingen kos ten veel geld. De groote pers heeft voor deze dingen altijd weinig belangstelling gehad en het publiek werd er der halve niet over ingelicht. Alle po gingen voor den oorlog zijn mis lukt. Landbouw en Maatschappij heeft het ook geprobeerd. Een agr. blad werd uitgegeven, doch het werd uitsluitend door de boe ren gelezen, de stadsbevolking ont ving het niet. Veel van de maatregelen zullen verdwijnen ,doch men moet niet denken dat we weer naar een vrij tijdperk terug gaan. Er is in het verleden een fout gemaakt toen men de crisismaatregelen als tij delijk beschouwde. De landbouw is nog geen beschut bedrijf. In het buitenland heeft men de pro ductie uitgebreid. Om een paar voorbeelden té noemen: Canada heeft de boterproductie geweldig uitgebreid, Nieuw Zeeland de kaasproductie. Nederland zal zich moeten aanpassen en er op bere kend zijn dat zijn landbouw blij vend wordt beschut. Om op de juiste wijze de belan gen van de landbouw te beharti gen zal men een goed financieel sterk apparaat op moeten bouwen, met een verplicht lidmaatschap. Het is onjuist dat van de di recte economische voordeelen die worden verkregen ook ongeorga niseerde landbouwers profiteeren. Voor den oorlog waren maar 60% van de boeren aangesloten bij een organisatie. Toen er sociale en an dere problemen aan de orde kwa men werden vele landbouworga nisaties omgebouwd tot werkge versorganisaties. Het collectief contract werd afgesloten met de arbeiders, doch zij die niet geor ganiseerd waren konden het rus tig ontduiken, want de maatregel die de minister achter de hand had, verloor aan effect omdat de procedure te lang duurde. Spr. noemt nog tal van voordee len die pleiten voor één organisa tie en noemt b.v. het feit dat de classificatie voor de tarwe zal blij ven bestaan, als prikkel om een goed product te telen. Wij heb ben er ook rekening mee te hou den dat een wetsontwerp klaar ligt in verband met het feit dat Amerika uitsluitend producten zal invoeren uit een land waar men T.B.C.-vrij vee heeft. Dit zijn echter maatregelen die de over heid neemt. Wij zullen dit zelf moeten doen, doch hebben hier voor een apparaat noodig met de specialisten die dit voor ons uit werken. Wat thans wordt voorgesteld is niet geheel nieuw. Voor den oor log is er vooral van R.K.-zijde reeds op een bedrijfsorganisatie aangedrongen. Tijdens de bezet ting hadden we de Landstand, waar niemand lid van wilde wor den. De organisaties hielden con tact met elkaar en hebben voor bereid wat thans wordt voorge steld. De standsorganisaties zullen blijven bestaan. De confessioneele organisaties staan op het stand punt dat het onderwijs een zaaK is van den mensch zelf, de vor ming van de jeugd en tal van an dere zaken het cultureele leven rakende. Een publiekrechtelijk lichaam voor den landbouw zal dan ook alleen die zaken mogen behande len die rechtstreeks het bedrijf ra ken. De overheid kan krachtens Art. 152 van de grondwet Pu- bliek-rechtelijke lichamen stich ten met verordenende bevoegd heid. Spr. trekt een vergelijking met de werkwijze van een waterschap, van de werking van een toekom stig Publiek-rechtelijk lichaam voor den landbouw. Een ieder die in het bedrijf werkzaam is, is lid. Dit lidmaatschap houdt pas op als men ophoud in het bedrijf werk zaam te zijn. Een bedrijfsorganisatie, ge schoeid op de leest als de onder havige, zal echter het vertrouwen moeten hebben van de boeren: d.w.z. men moet achter de maat regelen staan die worden geno men. Indien dit niet het geval is dan zou spr. dit als een groot be zwaar zien. Maatregelen die dus worden genomen, dienen uiting te zijn van eigen wenschen. Thans nog een teer punt, aldus

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Herrijzend Wieringermeerland | 1945 | | pagina 1