Burgemeester Saai voerde Nationaal-
Socialistisch bewind
De uitzaai en
„uitwintering''
Bijzonder Gerechtshof
Een zwaar geval?
De Wieringermeer had het mis
schien slechter kunnen treffen met
zijn burgemeester tijdens het Duitse
bewind. A. Saai, die na de arrestatie
van burgemeester Loggers door de
prov. commissaris Bakker in diens
plaats benoemd werd, v.oerde het
bewind weliswaar in nationaal-so-
cialistische geest, en beging vele fou
ten, maar toch hield hij zelf boer
zijnde het belang van de polder
in het oog en op sommige terreinen
trachtte hij te redden wat er onder
de nazi-terreur te redden viel. Don
derdagmorgen stond hij voor het
Amsterdamse Bijzonder Hof onder
presidium van mr. Lamers terecht.
Jammer genoeg ontkende hij ter
zitting verschillende feiten, die na
genoeg vaststonden en door verschei
dene getuigen en zelfs door de ver
dediger, mr. Leesberg, bevestigd
werden. Vast staat dat Saai niet ver
vooruit gezien heeft er de Duitsers
veel te veel vertrouwde.
1 MEI-STAKiNG
Zo had hij gedacht, toen de moffen
daags na de 1 Mei staking een
staking in 1943 uit protest tegen het
terugvoeren van Ned. militairen in
krijgsgevangenschap een aan
tal personen in de Wieringermeer
arresteerde, dat deze mensen alleen
verhoord zouden worden en hij nam
de Germanen deze „schending van
hun belofte" hoogst kwalijk.
Hij slaagde er weliswaar in de
mensen enige dagen later weer vrij
te krijgen, maar daartegenover staat
dat hij aan de avond van de stakings
dag waarschijnlijk in opdracht van
de toenmalige politiepresident, lijs
ten met namen van de stakers sa
menstelde in samenwerking met de
N.S.B.-ambtenaren Ruijs en Van Zijl
Lankhout. Zondagmorgen zijn deze
lijsten vermoedelijk naar de Eutor-
pestraat gebracht.
Nieuwe orde.
Ook in de keuze van zijn perso
neel beperkte Saai zich voorname-
Mededeling no. 338.
DE CONTRACTEN VOOR
WORTELZAAD
We maken de verbouwers, die
wortelzaden op contract gaan telen
attent op de omstandigheden, dat op
de contracten een bepaalde prijs
voorkomt, waartegen het zaad aan
de firma moest worden geleverd.
Het is ons gebleken, dat de ver
bouwers in de mening verkeren, dat
steeds wordt afgerekend naar schoon
en droog wortelzaad, hetgeen niet 't
geval is.
Wortelzaad wordt afgerekend naar
schoon droog en gewreven zaad.
Door het zaad nog te wrijven gaat
van het schone en droge zaad nog
ongeveer een derde deel van het ge
wicht verloren. Dit is voor menige
verbouwer reeds een grote teleurstel
ling geweest, reden waarom we er
hier nog eens op wijzen.
Alleen voor Amsterdamse bak zijn
contractprijzen vastgesteld voor ruw
(is schoon en droog) en voor ge
wreven zaad. De andere wortelza
den worden alle afgerekend naar
gewreven zaad.
(Overgenomen uit Gr. Landbouw -
berichten 16 Mei 1947.)
De secretaris van de
Comm. v. Zaadteelt.
lijk tot „geloofsgenoten". In het Na
tionaal Dagblad plaatste hij b.v. een
advertentie, waarin de clausule op
genomen was: „Voor hen, die niet
voor de nieuwe tijd zijn is aanmel
ding overbodig". Hij lette echter
blijkbaar meer op de politieke over
tuiging van de candidaten dan op
hun capaciteiten. Zo benoemde hij
o.m. de N.S.B.er Kost tot gemeente
architect, terwijl deze echter abso
luut geen kwaliteiten voor dit ambt
bezat.
De enthousiaste kapper.
De Wieringer kapper G. Zwart,
die ter zitting als getuige aanwezig-
was, werd, toen hij zich in zijn salon
met vreugdé uitliet over het behoud
van Stalingrad, door een ze
kere Meyer verraden en op last van
Saai door de politieman Noot ge
arresteerd. Weliswaar beweerde
Saai hem alleen maar bij zich te
hebben laten roepen voor „een ver
hoor", maar het feit, dat Zwart in
een cel werd gestopt en zeg maan
den vastgehouden is, zegt voldoende.
Ook Noot getuigde, dat hem duide
lijk de opdracht tot arrestatie gege
ven was.
Assistentie van de land
wacht.
Voorts vermeldde de ten laste leg
ging, dat Saai in Aug. 1944 politie-
assistentie .verzocht, waarop een 10-
tal landwaehters naar de Wieringer
meer gezonden werd. Saai beweerde
dat zij slechts als taak hadden, de
„zwarte handel te bestrijden". Er
waren huiszoekingen verricht bij gebr
Poot, Dieleman en De Graaf. Saai
ontkende, tot huiszoeking bij de
laatste opdracht te hebben gegeven.
„Uw ontkennen zal wel verband
houden met het feit, dat De Graaf
doodgeschoten is", aldus mr. Lamers.
Mr. Keune eiste 6 jaar tegen deze
man, die bij z|jn installatie zeide:
„Wij hebben vertrouwen in de groot
ste strijder, die de geschiedenis ooit
gekend heeft". Mr. Leesberg voerde
een uitgebreide verdediging.
Uitspraak 19 dezer.
der wintertarwes
in Noord-Holland
Er werd ons verzocht over het
bovenstaande onderwerp een artikel
te willen schrijven. Dit nu is geen
eenvoudige opgave, omdat men niet,
zoals soms in de andere jaren, heeft
te maken met de meer of mindere
mate van wintervastheid, doch hier
naast en hier doorheen tal van an
dere factoren een rol hebben ge
speeld.
Conclusies te trekken inzake de
wintervastheid der diverse rassen
lijkt ons dan ook uit de onderstaan
de cijfers zonder meer niet juist. Dit
is dan ook de reden waarom in de
aanhef het woord uitwintering tus
sen aanhalingstekens geplaats werd.
Vooral de tijd van zaaien heeft
deze winter een zeer grote invloed
uitgeoefend op de mate van uitwin
tering. Zo bleek. bijv. op de Proef-
boerderij „De Prof. van Bemmelen-
hoeve" zeer duidelijk, dat van een
perceel Astra welke op 4 November
was gezaaid de stand maar zeer ma
tig kon worden genoemd, terwijl
daarnaast op dezelfde grond en vrij
wel dezelfde voorgeschiedenis een
Alba, welke echter op 23 October
werd gezaaid, een zeer goede stand
vertoonde. Zeer oppervlakkig gere
deneerd zou men derhalve aan de
wintervastheid van de Astra gaan
twijfelen. Dit is echter zeer zeker
niet juist, doch de zaaidatum is hier
doorslaggevend geweest. Dergelijke
gevallen hebben we in de practijk
zeer dikwijls kunnen waarnemen.
Zelfs enkele dagen verschil in
zaaitijd geeft opmerkelijke verschillen
in stand. De ervaring is wel geweest
dat de vroegstgezaaide percelen,
hiermede doelende de in Sept.-Oc-
tober gezaaide, de winter het beste
hebben doorstaan. Ook uit de gehou
den enquete betreffende de uitzaai
verhoudingen en mate van uitwinte
ring, uitgevoerd door de assistenten
der Rijkslandbouw voorlichtings
dienst over de verschillende distric
ten in de provincie, komt het boven
staande tot uitdrukking. Een enke
le uitzondering wordt genoemd, doch
dit mag men aannemen als dienende
om de regel te bevestigen. Van de
16 binnengekomen enquêteformulie
ren het gehele tarwe-arsenaal sa
menvoegende, is er in Noord Holland
53.7 procent der wintertarwe ver
loren gegaan en derhalve nog 46.3
procent aanwezig. Hierbij dient te
worden opgemerkt, dat ook de per
celen welke als beschadigd, doch
niet uitgevroren werden vermeld,
bij de nog aanwezige zijn gevoegd,
terwijl het geheel is ontstaan uit
cijfers welke door een meer of min
der nauwkeurige schatting zijn ver
kregen. Doordat deze cijfers betrek
king hadden op de stand van plm. 1
Mei 1947 hebben we wel de indruk
dat na genoemde datum nog diverse
twijfelgevallen, welke vermoedelijk
als beschadigd zijn geclassificeerd,
zijn uitgereden, waardoor de uit
eindelijke uitslag iets ongunstiger zal
komen te liggen.
De onderlinge verschillen in de di
verse districten zijn zeer beduidend.
Het gunstigste komt de Beemster
voor de dag met een gemiddeld uit-
winteringspercentage van bijna 23
procent, terwijl de tarwe in de Wij-
kermeer daarentegen voor 100 pro
cent verloren is gegaan. De overige
districten houden hier tussen het
midden. Wel valt het op dat de uit
wintering in Zuidelijk Noord Holland
ernstiger genoemd kan worden dan
in de overige districten. Wanneer
Alkmaar als scheidslijn wordt ge
nomen, zijn deze voor het Noordelijk
deel der provincie, waaronder Texel
cn de Wieringermeer, 40.5 procent
uitwintering, terwijl Zuidelijk Noord
Holland waaronder Haarlemmer
meer en de IJpolders, met 75.6 pro
cent omgereden wintertarwe uit de
bus komen. Voorwaar een opmerke
lijk verschil waarvan we de oorzaak
niet zonder meer kunnen aanwijzen.
Zou de iets eerder invallende dooi
gepaard gaande met herhaaldelijk
opvriezen in de laatste week voordat
de winter ons voorgoed ging verla
ten, in het Zuiden hierop ongunstig
hebben gewerkt?
De uitzaaiverhouding over de di
verse districten nagaande kan wor
den opgemerkt, dat de Alba in de
herfst van 1946 het meest uitge
zaaide tarweras in Noord Holland is
geweest en wel 38 procent van het
totaal. Hierop volgt de Juliana met
36 procent, dus een geringe achter
stand, hierna komen de Staring CB
en de Lovink met resp. 10.6 en 10.5
procent van de oppervlakte. Van de
overig verbouwde tarwerassen wist v
Carstens V het nog tot ruim 3 pro
cent te brengen, terwijl verder Im
periaal Ila, Mendel, Skandia en Astra
variëren van 0.6 tot 0.2 procent.
Geen der als bekend staande win-
tervaste rassen hebben dus een noe
menswaardige plaats in de rij der
uitgezaaide tarwes ingenomen. Dit
doet toch wel de vraag bij ons op
komen óf hieraan wel voldoende
aandacht door de boeren wordt be
steed.
De uitwinteringseijfers zijn van
alle genoemde rassen als volgt: van
de Alba is 53 procent van de uitge
zaaide oppervlakte uitgereden, ter
wijl dit voor Juliana 62 procent be
droeg.
We herhalen nog eens, dat dit
zeer waarschijnlijk moet worden
toegeschreven aan de doorgaans iets
latere uitzaai der Juliana en trek-
ke men derhalve ten aanzien van de
wintervastheid geen te grote con
clusies. De Staring CB werd ook
voor 63 procent verwijderd. De Lo
vink daarentegen maakte een iets
betere beurt, doordat 40 procent als
uitgewinterd werd opgegeven. Hoe
wel het slechts 3 gevallen betrof,
deed de Imperiaal Ila het heel
slecht en moest hiervan 78 procent
worden overgezaaid, Carstens V daar
entegen slaat een goed figuur met
een uitwintering van 15 procent en
steekt dus zeer gunstig af bij de
reeds eerder genoemde! Rest ons
nog Mendel met 35 procent uitwinte
ring en tenslotte de Astra en Skan
dia, die, hoewel helaas weinig ver
bouwd, voor 100 procent behouden
zijn gebleven. Tot zover de enquete.
Van de Staatslandbouwbedrijven in
de Wieringermeer mochten we even
eens enige gegevens ontvangen. Op
dit grootbedrijf werd van de win
tertarwes 62 procent Alba uitge
zaaid waarvan vrijwel 2/3 dus 66
procent behouden is gebleven. De
Juliana volgde hierop met 15.6 pro
cent oppervlakte en kon hiervan 83
procent blijven staan. Aangezien ook
hier geen zaaidata zijn genoemd en
deze resultaten tegengesteld zijn aan
de zo-even genoemde, zijn ook hier
uit geen conclusies te trekken. Car
stens V besloeg met 15 procent een
vrijwel even grote oppervlakte als
de Juliana. Uitwintering was iets
gunstiger en kon 87 procent als be
houden worden beschouwd. Een ge
ringe plaats namen in Lovink en
Staring CB met resp. 4.7 en 2.7 pro
cent der totale oppervlakte winter
tarwe. De Lovink werd voor 85 pro
cent behouden geacht, terwijl de
Staring CB, vermoedelijk door latere
zaai, geheel werd uitgereden.
Tenslotte kan over de proefveld
resultaten nog iets worden medege
deeld en zijn het voornamelijk de
uitwinteringseijfers die ons in dit
verband interesseren. Hier namelijk
speelt de zaaidatum onderling geen
rol, daar diverse rassen naast el
kaar op eenzelfde datum zijn gezaaid
Aangezien ook de onderlinge zaaidata
der diverse wintertarweproefvelden
weinig uiteen liepen en ook de ge
geven cijfers veel overeenkomst ver
toonden, zijn ook deze cijfers samen
gevoegd en gemiddeld, en werden de
navolgende cijfers verkregen. De
'Juliana verkreeg met 14 gevallen 'n
gemiddelde van 5.6. Ter toelichting -
dient nog te worden opgemerkt dat
het hier standcijfers betreft, waarbij
als maatstaf werd genomen dat een
5 nog als even voldoende werd be
schouwd en dus nog juist kon blijven
staan. De Juliana gaf dus met cij
fer 5.6 een matige indruk. De Car
stens V daarentegen verkreeg een
9.5 bij 10 gevallen. Hier komt dus
Vereniging voor
in de Wieringermeer