herrijzend W ieringermeerland XuideAtyea tot vruchtbaar land Uitstel eerste oefening aan leerlingen van land- en tuinbouwscholen 5e Jaargang no. 15 9 Aug. 1947 Redactie en administratie Nieuwe Niedorp B 58 Tol. 206, Kengetal 2261 Weekblad voor de Wieringermeerbevolking en de herrijzing van het polderland Redacteur: Th. J. van Vegten Van VII (v. V.) Het is genoegzaam bekend dat zowel de afsluitdijk als de Wierin- gemeerdijk afwijken in bouw van vroegere omringdijken van polders. De grillige vorm die sommige om- ringdijken hebben heeft men bij de "bouw van deze dijken vermeden. Zij zijn bijna rechtlijnig. De afsluitdijk naar Friesland buigt bij Kornwerder- zand even af terwijl de Wieringer- meerdijk een haakvorm heeft en al leen het moffengeweld van 17 April 1945 heeft in de loop van de dijk een wijziging gebracht. Men heeft zoveel mogelijk getracht het beloop van de dijk op de diverse ■ondiepe zandplaten die in de Zuider zee aanwezig waren de dijk te bou wen. Wilde men echter rechtlijnig door gaan dan kon niet vermeden worden dat ook diepeplaatsen in dit ibeloop werden opgenomen. De dijken werden bovendien niet wan een punt uit gemaakt, doch men begon op verschillende plaat sen in zee een stuk dijk te bou wen. Tussen dgeze stukken bleven dan de z.g. sluitgaten over, waar van de „Vlieter" in de afsluitdijk het laatste sluitgat was. De bodem in deze sluitgaten schuur de door de ontzettende stroming ge durig uit. Teneinde dit tegen te gaan werden zinkstukken gebruikt. En over het maken, het vervoer, het belasten en het laten zinken van een zinkstuk zal dit en het volgend artikel handelen O— In het algemeen wordt een zinkstuk gemaakt op een z.g. „zate", d.w.z. een soort strand, dat regelmatig met eb en vloed droog valt en onder water komt. Het stuk wordt dan daar gedurende het droogvallen gemaakt. Daar de beteugeling van de „Vlie ter" zeer urgent was, moest naar een methode worden uitgezien, die het mogelijk maakte altijd een stuk te ma ken onafhankelijk van het tij. Zo doende werd een provisorisch houten dok gemaakt, waarvan de bodem, een zekere hoogte beneden de laagste wa terstand lag. Dit werd uitgepompt en het stuk in de droge gemaakt, waarna men het dok weer liet vollopen. De deur werd weggenomen en het stuk kon uitdrijven. De te maken stukken waren groten deels: 107 x 30 meter. De Wiepen Het eerste werk is het vervaardigen der wierpen. (Dit zijn gebundelde rijshouten.) Gebezigd worden wiepen 0 10, 15, 20, 40 en 45 cm. De wiepen van 10 cm. worden op elke 50 cm. met een knijp- en daartussen met 3 wiep banden gebonden. De wiepen 0 15, 20, 40 en 45 cm. woi'den op elke 25 cm. met ijzeren binddraadjes, 0 2 mm., :gebonden. Ter versterking worden alle wiepen van een langsdraad, dik 3 mm. voorzien met een overmaat van lengte om de wiepeinden te omwoelen. Maken van een zinkstuk In het leeggepompte dok worden in dwax-srichting om de plm. 18 m. rijen tuinpaaltjes iix de grond gestoken, op 90 cm. afstand van elkaar. De uiterste 2 rijen paaltjes vormen de toekomsti ge korte zijden van het stuk. Te zamen worden het 7 rijen, elk van 34 paaltjes. Zij dienen om richting en plaats der wiepen van het onder-roosterwex-k aan te geven. Nu worden langs deze paal tjes eex-st de dwax-swiepen gelegd. Hiex-tussen komen 6 x 19 dwarswiepen. Hun plaats is door menie-strepen op de kant van het dok aangegeven. De onderste wiepen moeten altijd loodrecht op de stroomrichting ko men, zodat het water niet onder het stuk doorstromen kan. Loodrecht hier- od komen de langswiepen. Daar een wiep van 107 m. lengte lastig te ver- voex-en is, worden zij in 3 gedeelten gemaakt, en wel van 40, 35 en 32 m. lengte. De wiep, die in het midden komt te liggen, heeft 2 bleeseinden, de 2 buitenste 1 blees en 1 bouteinde. De blees- of topeinden worden in el kaar gesponnen en de langsdraden gelust, stevig aangehaald en met el kaar verbonden. Om de las worden tenslotte nog 3 knijpbandjes gelegd. Het aldus gevormde rooster van wiepen, allen dik 10 cm., wordt onder- roostex-werk van het zinkstuk ge noemd. De kx-uispunten der wiepen wor den aan elkaar verbonden door sjor ring draadjes, dik 4 mm., die van te vox-en aan het ene einde van een lus worden voox-zien. Nadat deze draad jes om hunne kruispunten aange bracht en vast aangehaald zijn, wordt bij elke sjoi-ringdraad een scherp ge punte tuinpaal in de wiep gestoken en de draad daaraan recht omhoog vastgemaakt. De draden, die later om de bovenwiepen, dik 10 cm., gesjord worden, zijn 2.50 m. lang. Die om de wiepen, dik 20 cm., komen zijn 3.50 m., terwijl zij, die om de dikke wie pen, dik 40 en 45 cm., gelegd wor den, een lengte van 4.50 m. hebben. De tuinpaaltjes zijn slechts tijde lijke hulpmiddelen en worden na het aanbrengen van de rijsvulling weer uitgetrokken. Aan de hoeken van het stuk wor de wiepen over een lengte van 2.00 m. met sjorringdraad van 4.50 m. lengte omwoeld, om deze hoekpunten zeer sterk te maken. Behalve dit ij- zerdraad wordt er nog touwwerk in dit onderroosterwerk gebruikt en wel op de plcfhtsen waar de proppen moe ten komen. Bij deze bruispunten wordt aan een zijde van de onder ste wiep een bos haringband gelegd en met sjorringbanden van 4,5 cm. omtrek stevig vastgebonden. Nog wor den de z.g. zinkstroppen aangebracht, die bestaan uit een grote lus van Blijkens mededelingen aan de Mi nister van Landbouw, Visserij en Voedselvoorziening heeft de Minister van Oorlog bepaald, dat de leerlin gen van alle land- en tuinbouw (vak) scholen, voor zover zijn niet reeds zijn afgekeurd en ingeschreven voor de lichting 1944, tot buitengewoon dienstplichtige worden bestemd. De leerlingen van middelbare land bouwscholen, de Rijks zuivelschool en van de hoogste klassen van de land en tuinbouwwinterscholen, inge schreven voor of behox-ende tot de lichtingen 1945, 1946 en 1947, wor den in het genot van uitstel van eerste oefening gesteld, vooi'zover zij niet zijn afgekeurd, tot buitenge woon dienstplichtige zijn bestemd of reeds in het bezit zijn van vrijstel ling van de dienstplicht wegens pex*- soonlijke onmisbaarheid. Aan leerlingen van de land- en tuinbouwvakscholen, ingeschreven voor de lichtingen 1945, 1946 en '47 wordt eveneens uitstel van eerste oefening verleend. De voor de lichting 1948 ingeschre ven leerlingen, die thans in de hoog ste klasse van de lagere land- en tuinbouwscholen zitten, zullen op een tijdstip, vallende na 1 Juni 1948, ter inlijving worden opgeroepen. De eind examens van die lagex-e land- en tuirxbouwscholeix, die oorspronkelijk op een tijdstip na 1 Juli 1948 zou den vallen, dienen te worden ver vroegd tot een tijdstip voor 1 Juli 1948. Een opgave van laatstbedoel de leerlingen moet zo spoedig moge lijk bij de Directie van de Landbouw van het Ministerie van Landbouw, Visserij en Voedselvoorziening wor den ingediend. Te beginnen met de ingeschrevenen voor de lichting 1948 treedt een defi nitieve regeling in werking, waarbij onder eventueel nader vast te stellen voorwaarden aan leerlingen van mid delbare landbouwscholen, de Rijks- zuivelschool, de land- en tuinbouw winterscholen en de land- en tixin- bouwvakscholen voor de duur van de gehele studie van eerste oefening uit stel wordt verleend. Het is evenwel niet mogelijk, zon der aan de militaire dienstbelangen ernstige schade toe te brengen, aan deze definitieve regeling een zodani ge uitbreiding te geven, dat de leer lingen van de lagere land- en tuin bouwscholen eveneens in aanmerking komen voor uitstel van eerste oefe ning. touw, dik plm. 7 cm. omtrek. In het ene einde van de strop is een ijzeren kous gebonden, waarin voor het zin ken een zinklijn wordt gestoken, die voldoende ruim behoort te zijn, om het doorglijden der zinklijnen tijdens het zinken gemakkelijk te doen plaats vinden. Zodx-a een gedeelte (plm. 1/3 is mi nimum) van het onderroosterwerk ge x-eed is, wordt de grondlaag aange bracht. De bossen rijshout in deze eerste laag worden aangebracht tus sen en evenwijdig aan de bovenwie pen van 't ondex*roosterwexk. Ze die nen voor een rechtstreekse bedek king van de bodem. Ze worden dus als uitschotlaag bewerkt en van wiep tot wiep uitgeschoten. De kopbanden der bossen komen dus juist boven de wiepen te liggen. De 2e laag, of deklaag, wordt recht hoekig over de grondlaag gelegd en als aftreklaag bewerkt, waai-bij de kopbanden eveneens boven de wie pen komen te liggen. De boven de rijsvulling uitstekende staken met sjorringdraden geven daarbij de lig ging van de wiepen van het onder roosterwerk aan. Op de deklaag kome eerst de lan ge wiepen van het bovenroosterwerk. Ze bestaan uit drie stukken van 35 m. en zijn 15 cm. dik. De middelste wiep heeft weer twee bleeseinden, de 2 buitenste 1 blees- en een bouteinde. De langsdraad van de ene wiep wordt gestoken door de lus van die der an dere, vex-volgens strak aangehaald en vastgeknoopt, waarna het overschie tende einde om de blezen gewoeld wordt. Ten slotte worden er om de las nog drie binddraadjes gebonden. Door het feit, dat de langswiepen van het onderroosterwerk lengten heb ben van 40, 35 en 32 m. vallen de lassen niet boven elkaar. Ten slotte worden de dwarswiepen gelegd, be staande uit wiepen van dik 10, 20, 40 en 45 cm. Deze laatsten hebben aan het ene einde, over 2,5 m., een ge deelte, dat eveneens 10 cm. dik is. Er is dus een strook van 107x2,5 m. aan een langszijde van het stuk waai de dwarswiepen aan het bovenroos terwerk allen 10 cm. dik zijn. Deze strook vox-rnt een lip, waarop latex- het volgende stuk over een breedte van plm. 2,00 m. komt te rusten. Nadat de wiepen van het boven- x-oosterwerk zo goed mogelijk recht zijn gelegd en op gelijke afstanden zijn verdeeld, worden de sjorring draden van de staken losgemaakt, de staken uitgetrokken en de kruispun ten van het bovenroosterwerk, met de sjorringdx-aden verbonden. Deze verbinden dus onder- en bovenroos terwerk, waarbij de rijsvulling tus sen de beide roosterwex-ken wordt ge klemd. Alvorens de ""sjorringsdraden worden vastgeknoopt, moeten zij ste vig worden aangehaald. Dit geschiedt nadat de eex-ste slagen om de wiepen van het bovenroosterwerk zijn aan gebracht, door met beide voeten op de bovenwiep te gaan staan en de

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Herrijzend Wieringermeerland | 1947 | | pagina 1