BRUG Rassenkeur bij wintertarwe NIEUWE BONNEN tussen Noord-Oostpolder en toekomstige Z.W. polder en Z.O. polder Tussen de Noord-Oost-Polder en het toekomstige poldercomplex in 't Zuiden der voormalige Zuiderzee zal een verbinding worden gelegd. Dit is (technisch uitvoerbaar, doordat men jde 'Zuid-Oost-polder in afwij king van de bekende ontwerp-teke- ningen een uitstulping naar boven, een „muts op" geeft. Waar de oe vers van beide «polders elkaar het dichtste naderen, zullen zij door een brug aan :elkaar worden gekramd, een millioenemverk waarvan de afmetin gen in de orde (zullen liggen van de Moerdijkbrug. Tot voor kort werd een dergelijke vernauwing tussen de polders on toelaatbaar geacht met het oog op de lozing van de IJsel en Zwarte Water, die dan onvoldoende gewaar borgd zouden zijn; de nieuwste in zichten echter durven het met deze grote verbeteringen in de plannen aan. Dit zijn een paar van de jong ste resultaten van het tijdens en na de oorlog ijverig voortgezette on derzoekingswerk van de Dienst der Zuiderzeewerken. De gevolgen zullen enorm zijn en het ganse project zal er nog door stijgen in nationale betekenis. In de eerste plaats worden op deze wijze de drie centrale polders, die histo risch, economisch en sociologisch bijeen horen, inderdaad samenge voegd tot één sluitend gebied, waar binnen snelle communicatie mogelijk is. Pas nu wordt het perspectief zichtbaar van een waarlijk ook in ambtelijk-administratieve zin een heid vormende twaalfde provin cie in het hart van Nederland, die even groot zal zijn als Zeeland. In de tweede plaats rijst onmiddellijk de mogelijkheid om dwars over dat „hart van Nederland" een stel forse veiibindingswègen te deponeren waar wij nog niet van hadden gedroomd. Er worden plannen uitgewerkt voor een auto- en een spoorweg, die zullen lopen van Amsterdam (met brede oumgeving en achterland) naar de Noordelijke provinciën. Deze zullen aldus volkomen uit hun isolement worden verlost, nadat de Afsluitdijk daar al een grote bres in gestoten had. felen of deze plannen zullen hun neerslag vinden in de voorstellen tot verdere uitvoering der Zuiderzee werken, wanneer deze eenmaal aan de Staten-Generaal worden aangebo den. Wanneer men nagaat, over een lange reeks van jaren, hoe vaak wij in Nederland in belangrijke mate met uitwintering van onze tarwe te maken hebben, dan blijkt dat er over het geheel genomen, enorme verlie zen door vorstschade wordt geleden. Wij behoeven slechts te wijzen op (de aaneengesloten serie van vier strenge winters, welke begon in 1938 terwijl wij ook de afgelopen winter van 1946 op 1947 nog eens onder de aandacht brengen. De schade welke in dergelijke ja ren in totaal door de landbouw in Nederland wordt geleden, is slechts bij benadering te ramen doch beloopt zeker enkele tienduizenden tonnen tarwe, welke aan zaaizaad en op- brengstvenmindering Verloren gaan. In geld uitgedrukt moet met dan rekenen met jaarlijkse verliezen van enkele millioenen guldens. Soms zal dit 5, soms ook zeker wel 10 millioen •gulden kunnen zijn! Voor de individuele landbouwer mag de schade welke hij lijdt indien hij zijn wintertarwe m&et omploegen zeker op f 150 per ha. worden ge raamd. We rekenen dan alleen nog maar het verlies aan zaaizaad en de lagere opbrengst, welke hij gemid deld krijgt voor zijn zoimertarwe, welke hij er voor in de plaats zaait en de extra kosten van ploegen, zaaikllaar maken en zaaien. Natuur lijk kan men dn enkele gevallen wel eens bijzonder gelukkig zijn met zijn noodgewas, maar in het algemeen wordt de landbouwer bij uitwintering van zijn gewassen er zeker niet be ter van! Wij noemen verder nog het ongemak en de extra drukte welke het overzaaien van een gewas altijd met zich brengt, waardoor de be- drgfsvoei'ing in het dan gewoonlijk •toch reeds late voorjaar, nog eens extra wordt bemoeilijkt, hetgeen ook heel gemakkelijk een verdere na delige im%>ed kan hebben. HOE VAAK HEBBEN WE EEN STRENGE WINTER? Waneer we aannemen dat een winter waarin de temperatuur meer 'clan 11 graden onder nul daa'lt, moet wor den gerekend tot de winters, welke een abnormale vorstschade bij de wintertarwe veroorzaken, dan vin den wij vanaf 1840 tot en met 1946 dus over een periode van de laatste 98 jaren 28 maal zo'n „strenge" win-' ter. Dat wil zeggen, eens in de 3 4 jaren. Nemen wij 'de jaren 1922 tot en met 1941, dan komen daarin op een periode van 19 jaren, 9 „strenge" 1 winters voor. Dat is dus ongeveer eens in de 2 jaren. Tenslotte her inneren wij nog eens aan de periode 1938, tot en met 1941, toen wij vier „strenge" winters achter elkaar kre gen, waarin door uitwintering enor me schade werd geleden, door het verlies van duizenden tonnen graan, i Wij merken nog op, dat niet in alle winters, waarin temperaturen van b.v. 10 h 11 graden onder nul voorkomen, steeds evenveel tarwe uitwintert. Bijkomstige factoren als sneeuwbedekking, tijdstip van inval len van de vorstperiode, wijze van opdooien (snel, langzaam of met een zgn. „kwakkelwinter") enz. spelen natuurlijk ook een rol van betekenis. Daardoor kan er ook nog uitwinte ring voorkomen in de jaren dat de temperatuur niet beneden 10 11 graden onder nul komt. Uit een en ander blijkt echter wel heel duidelijk, dat wij er ons op .moeten instellen, dat in ons land „strenge" winters nog zeer veelvul dig voorkomen en dat het aanbeve- j ding verdient daarop bij de rassen- keuze te rekenen. De Rassenkeuze is dus uiterst be- langrijlc. Ons land beschikt momenteel over een vrij uitgebreid rassensortiment, welke zeer grote verschillen vertonen vat de wintervastheid betreft. Men ander-scheidt ze van weinig tot zeer vintervast. En zoals het thans is, vorden in ons land voor ongeveer 10 de minder wintervaste rassen ïitgezaaid. Niet in alle provincies as die voor- teur voor de minder wintervaste ras sen even groot. In Noord Groningen net Oldambt en Friesland bv. nemen de meer wintervaste rassen een over wegende plaats in. Hun areaal be droeg in de herfst van 1946 resp. 57, 86 en 88 van de oppervlakte. In Zeeland overwegen de "minder wintervaste rassen zeer sterk. Het is daarom zo merkwaardig, dat in de provincie Noord Holland bv. die toch ook tot de Noordelijke ge- 'bieden van ons land behoort, het ras sensortiment in hoofdzaak bestaat uit minder wintervaste rassen. In de herfst van 1946 namen de minder wintervaste rassen in Noord Hol land zelfs 83% van de oppervlakte in en de meer wintervaste slechts 17%. Het wil ons voorkomen, dat deze één izijdigheid in de rassenkeuze voor deze provincie in het geheel niet in overeenstemming is met het vrij gro te risico voor uitwintering. Dit voorjaar wercl in Noord Hol land van de minder wintervaste ras sen in totaal ongeveer 65% omge ploegd, terwijl dat percentage bij de meer wintervaste rassen ongeveer 20% bedroeg. Hoewel dus niet alle verliezen met een juister rassenkeuze zijn te verhinderen, gaat het toch om zeer grote verschillen. Niet alleen natio- naal-economisch bekeken, doch ook voor de individuele landbouwer, die wiil trachten nog netto winst van zijn tarwebouw over te houden. Het verdient daarom over het alge meen doch 'zeker voor INoord Hol land, aanbeveling meer aandacht aan de meer wintervaste rassen te schen ken. Wij verwijzen hierbij naar de beschrijvende rassen'lijst waarin men alles omtrent onze rassen kan vinden Men behoeft daarbij zeker niet di rect geheel op de meer wintervaste rassen over te schakelen. Er kun nen redenen zijn waarom men de voorkeur aan een bepaald, minder wintervast ras blijft geven bij zaai zaadtelers; of voor het geval dat men zeer laat zijn tarwe moet zaaien e.d. Over het algemeen willen wij ech ter wijzen op de schade die men zich zelf aandoet door steeds te veel op één kaart te zetten. Het lijkt mij bv gewenst om op ieder bedrijf al thans één perceel van een goed win tervast ras te verbouwen. Men krijgt dan de gelegenheid om deze rassen van nabij te leren kennen, zodat bij gunstige ervaringen een uitbreiding zal volgen. Het is inderdaad waar, dat in gunstige jaren de opbrengst van een minder wintervast ras wel eens wat •hoger kan zijn dan van onze winter vaste rassen. Men laat zich daardoor waarschijnlijk zo gemakkelijk ver leiden c*m het maar weer eens te proberen met een Juliana, een Alba of een Staring. Men moet zich hier van ech;er vooral geen overdreven voorstelling maken .Men moet deze kwestie op de lange baan bekijken en dan vergelijken waarmee men het verst komt: met 10 jaar aohter el kaar een wintervast ras of 10 jaar een minder wintervast ras Het voordeel zal m.i. zonder twij fel ten gunste van de meer winter vaste rassen uitvallen. De kleur van het zaad zal ook nog een rol spelen omdat juist onze win tervaste rassen een rode korrel heb ben en men wit m'ooier vindt. De practische betekenis van die rode korrelkleur is echter vooral hierin gelegen, dat het de aanwijzing is dat dergelijke rassen veel minder last van schot hebben, zodat we dus twee zeer gunstige eigenschappen in één ras hebben gecombineerd n.1. wintervastheid en grotere schot resis- tantie. En dat zijn belangrijke voor delen. De tarwebouw behoort tegenwoor dig zeker niet meer tot de voor de landbouwers finantieel meest aantrek kelijke gewassen. Dit vormt een re den te meer om zo weinig mogelijk risico's te nemen. Een verlies van f 100 a f 150 per ha. door uitwinte ring kan er bij de trawe niet meer af Een met betrekking tot de winter vastheid van onze tarwerassen, te eenzijdige rassenkeuze is een luxe, welke wij ons tegenwoordig niet meer kunnen permitteren. De Rijkslandbouwconsulent voor Noord Holland, Ir. L. H. Dijkema. Voor het tijdvak van 31 Augustus t.m. 13 September a.s. geven de vol gende bonnen recht op het kopen vanr Bonkaarten KA, KB, KC 709 (serie L) L-01 brood 800 gr. brood L-02 brood 400 gr. brood L-01 boter 125 gr. boter L-02 boter 125 gr. margarine of 100 gr. vet L-03 boter 250 gr. margarine of 200 gr. vet L-01 vlees 100 gr. vlees L-02 vlees 300 gr. vlees L-01 melk 4 liter melk L-03, L-05 melk 7 liter melk L-01 div. 200 gr. kaas of 250 gr. korstloze kaas L-02 div. .50 gr. cacao L-03 div. 100 gr. suiker, boterham strooisel enz.; of 200 gr. jam, stroop enz.; ofc 100 gr. versnaperingen L-01 res. 1 ei L-03 res. 1600 gr. brood L-04 res. 200 gr. kaas of 250 gr. korstloze kaas L-06 res. 800 gr. brood Bonkaarten KD, KE 709 (serie L) L-ll brood 800 gr. brood L-ll boter 250 gr. boter L-12 boter 125 gr. margarine of 100 gr. vet L-ll, L-12 vlees 100 gr. vlees L-13, L-15 melk 12 liter melk L-ll div. 100 gr. kaas of 125 gr. korstloze kaas L-12 div. 50 gr. cacao L-13 div. 100 gr. suiker, boterham strooisel enz.; of 200 gr. jam, stroop enz.; of 100 gr. versnaperingen L-13 res. 800 gr. brood L-16 res. 250 gr. rijst of kindermeel. (uit rijst bereid) of kin derbiscuits Bonkaarten MA, MB, MC, MD, ME, MF, MG, MH 710 (bijz. arbeid a.s- moeders en zieken) (serie L) L-21 brood 800 gr. brood L-21 boter 250 gr. boter L-22 boter 250 gr. margarine of 200 gr. vet L-21 melk 5 liter melk L-21 vlees 300 gr. vlees L-22 vlees 10'^ gr. vlees L-21 kaas 200 gr. kaas of 250 gr. korstloze kaas L-21 eieren 5 eieren Bovengenoemde bonnen kunnen- reeds op Vrijdag 29 Augustus worden gebruikt met uitzondering van de bonnen voor melk,- waarop eerst op Maandag 1 September mag worden gekocht. Op de vlees-bonnen van de A, en C kaarten is deze veertien dagen.» 400 gram vlees beschikbaar, dus 100' gram extra.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Herrijzend Wieringermeerland | 1947 | | pagina 2