Vereeniging voor Bedrijfsvoorlichting in de Wieringermeer.
COOP. BOERENLEENBANK
WIERINGEN.
(Aangesloten bij de Coöp. Centr. Raif-
feisenhank te Utrecht).
Den rentevoet is vastgesteld als volgt
Spaargelden van 1 tot 5000 gulden
voor leden 2.75 pCt. voor niet-leden
2.65 pCt.van 5000 tot 10000 gulden
2 pCt. van 10.000 en hooger 1 pCt.
boven 20.000 gulden nihil.
Creditrente in loopende rekening als
Spaargelden Debetrente in Loopende
rekening 4% Voorschotrente Hyp. 3.75
Borgtochten 4
Het kantoor te H.-hoef is open alle
werkdagen van 's morgens 83011.30
uur 's middags van 24 uur (Maan
dags-, Vrijdags- en Zaterdagsmiddags
niet.)
Te Den Oever in perceel J. Tijsen
Mz., Havenstraat's Maandags en
's Vrijdags des namiddags van 2-4 uur.
Wordt lid van uw plaatselijke instelling.
Spaarbusjes verkrijgbaar.
Loketten te huur.
HET BESTWS
I
Mededeeling No. 88.
BEWAREN VAN STOPPELWORTELEN.
Over het bewaren van stoppelwortelen
nemen we het volgende uit de Nieuwe
Veldbode over uit een artikel van den
Keer van den Broek, Boxtel.
HET INKUILEN.
Het is in de streken, waar men groo-
tere oppervlakten stoppelwortelen ver
bouwt, zooals op de Brabantsche en
Limburgsche zandgronden, nog algemeen
de gewoonte dit gewas tijdens den win
ter van het veld af te voeren. Dit gaat,
zoolang geen strenge vorst is ingevallen,
uitstekend.
Men moet echter steeds rekening hou
den met de mogelijkheid dat het plot
seling flink gaat vriezen en hieraan zijn
meerdere nadeelen verbonden. Deze
1. Oogsten bij droog weer, waardoor
minder grond aan de wortelen blijft.
2. Verwijderen van het loof, dat,
voor zoover het in gezonden toestand
verkeert, dadelijk aan het vee wordt
opgevoerd, tegelijk met de kleine wor
tels.
3. Onderwerpen van de rest aan
een strenge selectie, waarbij alle exem
plaren, die eenige rottingsverschijnselen
vertoonen of in ander opzicht bescha
digd zijn, van het inkuilen worden uit
gesloten.
4. Dakpansgewijze opstapelen der
gezonde wortelen bovengrondsch onge
veer op dezelfde wijze als voederbieten,
maar de hoop mag van onder niet bree-
der zijn dan 1 meter en ook niet hoo
ger. Het strooien van scherp, droog zand
tusschen de wortelen verdient alle aan
beveling.
5. Afdekken van den hoop met een
zijn een onderbreking der voeding van dunne laag scherp, droog zand, waarop
het vee met wortelen een afsterven
van het loof, waardoor dit voor de voe
ding verloren gaathet latere rooien
in niet geringe mate wordt bemoeilijkt
en een rotten van sommige rassen in
den grond.
Wat dit laatste punt betreft, kan ik
opmerken, dat het nog vaak voorkomt
dat een boer geen voldoend onderscheid
maakt tusschen de echte stoppelworte
len en andere rassen. Eerstgenoemde
zijn wintervast en doorstaan meerma
len de strengste winters zonder groote
schade. Men rekent hiertoe de Wesse-
mer en Nederweerter stoppélpeen en de
Brabantsche koewortel, drie variëteiten,
waartusschen geen verschillen van be-
teekenis bestaan, en de Robra stoppel
peen, een selectie van Joordens uit een
aanvankelijk een beetje stroo komt en
wat grond, om het wegwaaien van het
stroo te voorkomen. Zoodra gevaar
dreigt voor strenge vorst, wordt de
stroo- en grondbedekking verzwaard.
Inplaats van stroo kan bijv. ook aard
appelloof of iets dergelijks worden ge
nomen. Na de vorstperiode wordt het
winterdek weer geheel of gedeeltelijk
--- dit hangt van de weersomstandighe
den af verwijderd. De wortelen mo
gen lang zoo warm niet gestopt worden
als voederbieten. Zij kunnen veel beter
wat koude verdragen dan warmte en
vertoonen in dit opzicht dus
overeenkomst met koolrapen.
De bewaring zij derhalve droog, voor
al koel, doch vorstvrij.
Er is heel wat voor te zeggen de leng-
eemge
Belgisch landras. Maar alle andere va- j terichting van den kuil van het Westen
riëteiten zijn niet wintervast, ook niet naar het Oosten te nemen. De hoop is
de Lobbericher gele (mollestaart) en de dan minder blootgesteld aan de scher-
Limburgia, welke beide meermalen als pe Oostenwinden, wat vooral van be-
stoppelwortel worden verbouwd. Voor teekenis is, als men tijdens een vorst-
deze twee is rooien vóór het invallen periode wortelen uit den kuil wil halen,
van de vorst noodzakelijk. j Men maakt dan de bedekking aan den
Maar ook de boer, die uitsluitend Westkant open. De ontstane opening
wintervaste rassen heeft geteeld, zal wordt telkens afgesloten met een paar
verstandig doen ten minste een deel zakken kaf of een paar rijen schooven
vóór den winter te rooien en in 4b kui- stroo.
len. Dit inkuilen is een betrekkelijk een
voudig werkje, dat goede resultaten
geeft, mits men daarbij de
regels in acht neemt
Het zal, na wat ik boven gezegd heb,
wel duidelijk zijn, dat men bij het in
volgende kuilen van niet wintervaste rassen veel
meer zorg moet besteden aan het vorst
vrij houden van de wortelen dan bij het
bewaren van de echte stoppelwortelen.
Deze behoeven, ook in perioden van
strenge vorst, niet zoo zwaar gedekt te
worden als de andere.
Wie de opgesomde maatregelen oor
deelkundig uitvoert, zal ervaren, dat het
zeer goed mogelijk is de stoppelwortelen
gedurende den winter zonder rotting of
bederf oyer te houden, terwijl men er
steeds over kan beschikken.
Boïtel, M. VAN DEN BROEK.
KORT VERSLAG VAN STIKSTOF-
BEMESTINGSPROEF
OP SUIKERBIETEN. Wm. 614.
Bij den Heer W. Sijtsma, Oostermid-
denmeerweg K 59, werd dit voorjaar een
stikstofhoeveelheidsproef aangelegd op
suikerbieten, om na te gaan welke op
brengstvermeerdering kon worden ver
kregen bij toenemende bemesting.
Grondsoortzavel, gediepspit 1940.
Voorvruchthaver.
Zaaidatum 10 April.
Bemesting 300 kg. A.S.F. 21020 per
ha. over het geheele proefveld.
De stikstof werd gegeven in den vorm
van kalkammonsalpeter naar 0600
80010001200 kg. per ha.
Grootte der veldjes 1 are.
Aangelegd in tweevoud en hiervan
werd op de eerste herhaling, de volle
bemesting ineens gegeven op 20 April,
en op de tweede herhaling de halve gift
toegediend op 20 April en de rest na het
uitdunnen op 1 Juni.
In de eerste paar maanden van de
groeiperiode was er weinig verschil in
stikstofwerking te bespeuren, doch half
Juli werd het duidelijk waarneembaar,
dat de bieten zich meer ontwikkelden
naarmate meer stikstof was toegediend.
Het proefveld gerooid 17 October en
na 3 dagen gewogen. Wanneer de beide
herhalingen onderling worden vergele
ken, blijkt dat door toedienen der stik
stof in twee giften een meeropbrengst
werd verkregen van gem. 31.1 kg.
Het droge, schrale weer na de eerste
zaai zal hierop invloed hebben uitgeoe
fend, waardoor de zware gift in eens
niet ten volle kon worden benut.
Eem.
2 giften
kg./are
1 gift
kg./are
Meerop
brengst
600
517.5
480
37.5
1000
576.5
538.8
37.7
1200
582.3
564.1
18.2
Gem.
558.7
527.6
31.1
Hierbij zijn de veldjes bemest naar
800 kg. per ha., daar in een der veldjes
een onregelmatigheid in den grond
Door samenvoeging der beide herha
lingen worden de gemiddelde opbrengst-
cijfers als volgt
Meer
Gem.
kg./are
Relatief
opbrengst
0
444.7
84
600
498.6
94
53t9
800
529.-
100
30.4
1000
557.7
105
28.7
1200
573.1
108
15.4
Hierbij is de 800 kg. KAS op 100 gesteld.
Opmerkelijk is dat op deze jonge grond
welke voor 2 jaren is gediepspit het
0-veldje slechts 16% beneden de bemes
ting van 800 kg. ligt. De verhooging van
600800 kg. gaf nog een meeropbrengst
van 3040 kg. per ha., terwijl de laatste
200 kg. van 10001200 nog 1540 kg. per
ha. meer verkreeg.
Naar aanleiding van dergelijke proe
ven, welke voor meer normale jaren
bedoeld zijn en dan ook zeer zeker
voortzetting verdienen, kan ieder dan
dus nagaan of hij de laatste 200 kg. nog
rendabel acht. De wet der afnemende
meeropbrengsten komt ook bij deze
proef heel duidelijk tot uiting.
E. OOSTERHOFF, Ass.
DE KUNSTMESTDISTRIBUTIE.
De voorbereidingen voor de definitie
ve eerste toewijzing van kunstmestze-
gels zijn thans zoo ver gevorderd, dat
binnen 14 dagen de aanvullende bonnen
door den P. B. H. zullen worden verzon
den.
De regeling is thans zoo, dat voor de
Wieringermeer zal worden afgeweken
van het algemeen geldende landelijke
schema.
In verband met de grilligheid van de
verdeeling der grondsoorten over den
polder en ook door andere buitengewone
omstandigheden, past de Wieringermeer
niet in een schema dat voor het geheele
land geldt. Dat is in 1941 en 1942 wel
heel duidelijk gebleken. De een kreeg
veel te weinig en een ander ontving
meer dan genoeg. De billijke verdeeling
was vaak zoek de overzichtelijkheid
idem
Teneinde nu hieraan tegemoet te ko
men is een regeling ontworpen, waarbij
de bedrijven naar de mestbehoeftc in
een aantal groepen werden ingedeeld,
terwijl voor deze groepen de onderlinge
verhouding der mestbehoefte zoo goed
mogelijk werd vastgelegd. Bij de bere
kening werd dus geen rekening meer
gehouden met teeltplan 1942. De alge
meen geldende norm „80% van de
eerste toewijzing van 1942", geldt ook
niet voor de Wieringermeer. Evenmin
zal er meer rekening worden gehouden
met de zg. „ontginningsbedrijven".
Bij de tot op heden ontvangen bonnen
is nog wel rekening gehouden met een
en ander. Dit is een gevolg van de om
standigheid dat het eenigen tijd duurde
alvorens men zich in Den-Haag accoord
verklaarde met de voor de Wieringer
meer voorgestelde nieuwe regeling.
Met de aanvullende toewijzingen wel
ke straks komen, zal dus blijken' in hoe
verre men te veel of te weinig had ont
vangen. De rekeningen zullen dus wor
den vereffend. Zij, die tot nu toe nog
niets hebben ontvangen (nieuwe bedrij
ven, die het vorige jaar van het Rent
ambt de bonnen ontvingen), krijgen hun
geheele eerste toewijzing ineens.
Inlichtingen over een en ander zullen
worden verschaft op het Domeinkantoor
te WieringerwerfCs morgens) en op
de Beurs.
L. R. D.