alleen de gedeelten in en rondom de „besmet verklaarde gebieden" voor Ei genheimer verboden. Men is van het voornemen om de Eigenheimer reeds dit jaar geheel uit te schakelen vermoe delijk wel terug gekomen omdat dit ras cm zijn productiviteit vooral in tijden als deze niet gemist kan worden. Zoo dra de omstandigheden zich echter wij zigen zal men rekening moeten houden met een algemeen verbouwverbod. Het is daarom zaak zich tijdig te oriënteeren op andere nieuwe rassen, die onvatbaar zijn voor wratziekte. 2e. De minder goede houdbaarheid. Men zoekt naar aardappelrassen die tot ver in het voorjaar goed blijven. D.w.z. aardappelrassen, die weinig spruitvor- ming vertoonen die minder gauw slap worden die bij bewaring weinig achter uit. gaan in kwaliteit enz. Kortom naar aardappelrassen met een goede „houd baarheid". Bij Eigenheimer is die houd baarheid maar matig. En er zijn reeds rassen die in dit opzicht beter zijn. 3e. De vrij groote vatbaarheid voor Phytophtora. "Wanneer men Eigenheimers voor con sumptie verbouwt is sproeien tegen de aardappelziekte (Phytophtora) een ab solute noodzakelijkheid, daar anders groote ongelukken niet uitblijven. Ook dit jaar heeft men weer kunnen consta- teeren hoe gevoelig de Eigenheimer in dit opzicht is en welke enorme schade er tengevolge van het optreden van aardappelziekte kan optreden. Hoewel met de huidige middelen veel kan wor den voorkomen is men met dergelijke vatbare rassen als Eigenheimer toch nooit zeker dat men de oogst gezond en wel thuis krijgt. Ook in dit opzicht zijn er rassen die beter zijn dan de Eigen heimer. De taak voor de kwekers is echter om een ras te vinden dat in opbrengst en kwaliteit de Eigenheimer evenaart of overtreft en bovendien resistent(er) is tegen wratziekte en Phytophtora. Eh dan spreken we nog niet eens van die talrijke andere factoren die ook de waarde van een aardappel mede helpen bepalen zooals smaak, geur, kleur, lig ging der oogen, vorm enz. Als plaatsvervanger voor Eigenheimer zouden in aanmerking kunnen komen Bevelander, welk ras wegens zijn onvat baarheid voor wratziekte eveneens een goede opbrengst gaf. Dit ras rijpt ech ter belangrijk later af. De consumptie- waarde is goed. Bevelander is aanmerkelijk resisten- ter tegen Phytophtora dan Eigenhei mer. Ook met Noordeling en Wilpo is dat het geval. Deze beide laatstgenoem de rassen zijn eveneens onvatbaar voor ■wratziekte. Zooals reeds werd opgemerkt zijn er binnen deze klasse nog weinig nieuwe rassen gevonden die de Eigenheimer in opbrengst overtreffen. Uit het overzicht van de proeven over het geheele land in 1939 en 1940 blijkt dat van de ge noemde plaatsvervangers de Wilpo in beide jaren de Eigenheimer op klei en zavel in opbrengst heeft overtroffen in '39 met 6% en in '40 met 9%. De houdbaarheid van dit ras was beter dan van Eigenheimer en Bevelan der. Noordeling bleef op klei en zavel in '39 25% beneden Eigenheimer, terwijl dit ras in '40 de Eigenheimer met 1% in opbrengst overtrof. De houdbaarheid was goed. Bevelander bleef in '39 op de klei- en zavelproefvelden 3% beneden Eigenhei mer, maar bracht in '40 gem 4% meer op dan dit ras. Van de andere rassem^felke de Ei genheimer in de beide jare£ '39 en '40 in opbrengst op m- en zavelgronden hebben overtroffen noemen we nog Record en GhfTa. Record kwaih in '39 8% beneden Eigenheimer doch bracht in '40 gem. 13% meer op. Record is ook onvatbaar voor wratziekte en de kookkwaliteit was ongeveer gelijk aan die van Wilpo (d. w. z. nogal los in de kook wel ge schikt voor stamppot). De houdbaarheid is vrij goed. De resistentie tegen Phy tophtora eveneens. Gloria kwam in '39 niet op deze proefvelden voor. In '40 overtrof dit ras de Eigenheimer met 18%. Gloria is goed resistent tegen Phytophtora, onvatbaar voor wratziekte en goed houdbaar. De kookkwaliteit is echter belangrijk min der dan die van Eigenheimer. Voor stamppot wel geschikt. IV. CONSUMPTIEAARDAPPELEN MET GEKLEURDE SCHIL. Zoekt men binnen deze groep naar een eventueele plaatsvervanger van de Eigenheimer dan valt het oog op Furore. Dit ras rijpt echter ook belang rijk later af. De consumptiewaarde is goed en de houdbaarheid eveneens. Furore is echter nog vrij vatbaar voor Phytophtora. In '39 bleef de opbrengst op de klei en zavelproefvelden gem. 11% beneden Eigenheimer en in '40 6%. Iduna leverde in '39 een 4% hoogere, in '40 een 2% lagere opbrengst dan Ei genheimer. De kwaliteit werd iets lager gewaardeerd dan die van Eigenheimer. Het uiterlijk is, vooral door den mooien vorm, goed. De houdbaarheid van dit ras was middelmatig. Robijn bracht in '39 15% minder, in '40 daarentegen 3% meer op dan Eigen heimer. De houdbaarheid is goed. Dit is echter zeer laat rijp. Roode Star leverde in '39 19% en in '40 21% minder op dan Eigenheimer. Deze lage opbrengsten werden mede veroorzaakt door het hooge percentage virusziekten. De kwaliteit van dit voor wratziekte vatbare ras was bijna even goed als die van Eigenheimer. De houd baarheid is zeer goed. De Zeeuwsche Blauwe bracht in '39 19% en in '40 25% minder op dan Ei genheimer. Ook de Zeeuwsche Bonte, die alleen in '40 werd beproefd gaf on geveer eenzelfde opbrengst. Koopmans Blauwe onderscheidt zich van de Zeeuwsche Blauwe en Bonte door zijn onvatbaarheid voor wratziekte en door een belangrijk gunstiger ver houding tusschen groote en kleine knol len. Ook is de opbrengst iets beter ge weest dan die van deze beide rassen. In '39 bracht Koopman's Blauwe 12%, in '40 echter 26% minder op dan Eigen heimer. L. R. D. DISTRIBUTIE VAN LANDBOUWWERKTUIGEN. Wij herinneren degenen die in hét bezit zijn van een aankoopvergunning er aan, dat deze per 15 December ver vallen wordt verklaard. Naar het Bureau van den Rijkslandbouwconsulent ons mededeelde moet verlenging worden aangevraagd bij het Rijksbureau voor de Voedselvoorziening in Oorlogstijd, Bureau Grondstoffen, Lange Voorhout 10, '-Gravenhage. VEEVOEDING. Op welke wijze kan men de beschikbare herfstvoeders het best en voordee- ligst benutten Bovenstaande vraag werd mij ingegeven aan de hand van de practische erva ringen, waarbij bleek dat men in den regel maar zoo'n beetje lukraak te werk gaat bij het voederen hiermee. Is de teelt van stoppelknollen enz. enz. goed gelukt, dan laat men het vee ervan vreten zooveel het lust.. Men let daarbij niet op de grootte der productie, ook niet op de eiwitverhoudingen men stelt zich in het geheel geen vragen. Ook niet of soms te veel eiwit wordt gevoerd en het dus beter zou zijn wat minder eiwitrijk voer te geven en wat meer eiwitarm. Men vraagt zich ook niet af of het vee al dat voer benut, tot waarde brengt, betaald maakt en of het niet beter zou zijn ook hiervan een deel in te kuilen. Hieronder volgen eenige wenken uitRaadgevingen voor thans op het gebied van veevoeding in den vorm van een paar staatjes, die in de practijk steeds een volledig succes waren, en welke rantsoenen steeds volkomen klopten. Aan een flinke koe met onderstaande opbrengsten Kg. melk 3 Kg. eiwitrijk groenvoer 20 Kg. graanstroo 1030 Kg. hooi Kg. voederaardappelen of wèl lh eiwitrijk en ih eiwitarm voer 25 Kg. graanstroo 911 Kg. hooi Kg. voederaardappelen 6 6 12 15 18 21 30 40 45 50 50 50 9—11 7—9 6—8 5—7 2—4 LO 1 O 1 4 7 4 4 6 6 35 40 50 50 50 8—10 7—9 6—8 3—5 0—5 3 6 6 Uit beide staatjes blijkt, dat indien men in ruime mate beschikt over eiwit rijk groenvoer, men 't zonder krachtvoer kan stellen, tot een productie van 21 kg. melk, en wanneer men dit groenvoer moet mengen met half eiwitarm groenvoer, men toch noch buiten krachtvoer kan tot een productie van 18 melk.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Mededeelingenblad Wieringermeer en Wieringen | 1942 | | pagina 3