diverse rassen vaak opvallende ver schillen te zien, zoowel in groei als in ziekte-aantasting, zoodat mag worden verwacht, dat de uiteindelijke resulta ten eveneens duidelijke verschillen zul len opleveren. Een beschrijving van doel en opzet dezer proeven verscheen in de Techni sche Berichten onder den titel Dr. Ir. O. Banga r Proef voor het na gaan van den invloed van rasaanleg, plukstadium en groei-omstandigheden op de vliezigheid van sriijboonen. Tech nisch Bericht 1941, no. 5. v C. Vraagstukken betreffende den han del in gedroogde peulvruchten. 1. Enquete kwaüteitseischen. Tijdens de oriënteering in 1940 was reeds de indruk verkregen, dat de kwa üteitseischen, die door den handel aan gedroogde peulvruchten worden gesteld, zeer sterk uiteenloopen. Verder viel het op, dat het accent der eischen zeer ver schillend werd geplaatst. Terwijl som mige handelaren b.v. veel aandacht schenken aan de kookkwaliteit van elw- ten, letten andere hier in het geheel niet op. Véle handelaren letten daarentegen op het voorkomen van kwade harten, andere kennen dit verschijnsel niet eens. Een en ander was aanleiding tot het instellen van een sys'tematisch on derzoek naar de kwaüteitseischen van den handel. Immers, wü men de kwee kers en telers van peulvruchten er toe bewegen om, meer dan tot nu toe het geval was, rekening te houden met de wenschen van den handel, dan is het in de eerste plaats noodig, dat men de ze eischen volledig kent en duidelijk formuleert Ten behoeve van deze enquete werd aan een 50-tal vooraanstaande hande laren een vragenüjst gezonden met het verzoek deze te wiüen beantwoorden. Hierop kwamen een 20-tal antwoorden binnen, welke verwerkt en, aangevuld met andere gegevens, samengevat wer den tot een verslag. Uit deze enquete is wel zeer duidelijk gebleken, dat men niet spreken kan van één bepaalde kwaliteit van groene erw ten, van capucijners, enz., maar dat men moet differentieeren al naar gelang de bestemming der peulvruchten. Zoo moet men bij de ronde groene erwten b.v. on derscheiden tusschen erwten, welke voor binnenlandsche en die, welke voor bui- tenlandsche consumptie bestemd zijn, .tusschen erwten," welke voor het binnen land of voor het buitenland worden ge- spüt, enz. Het verslag dezer enquete werd, na dat het op een vergadering der Kwaü- teitscommissie uitvoerig was besproken en aangevuld, aan aüe leden gezonden in den vorm van een Technisch Bericht C. van Dillewijn Kwaüteitseischen ge droogde peulvruchten. Technisch Bericht 1941, no. 15. 2. Kwaüteitsonderzoek van monsters der veldproeven. Tot voor kort worden de resultaten der veldproeven met peulvruchten vrijwel uitsluitend beoordeeld naar de opbrengst in kg/ha. Haar aanleiding van de be sprekingen, welke met verschiüende handelaren in peulvruchten werden ge voerd, bleek het noodzakelijk bij deze beoordeeling ook rekening te houden met de kwaliteit, vooral, wanneer het gold de waarde van nieuwe of nog wei nig geteelde rassen vast te steüen. In verband hiermede werden in 1940 voor het eerst van een groot aantal over geheel Hederland verspreide veldproeven monsters der afzonderlijke rassen opge vraagd. Deze werden onder leidipg van Mej. A. Veenbaas, Hoofd Kookafdee- iing van het CentraalInstituut voor Landbouwkundig Onderzoek te Wage- ningen, onderzocht, zoowel op uiterlijke als op innerlijke kwal^it. Dit onder zoek heeft 'een reeks van interessante resultaten opêeleverd, welke aanleiding waren om het onderzoek in 1941 uit te' breiden tot alle in dat jaar aanwezige proefvelden. Daarnaast werd voor kweekers en an dere belanghebbenden de gelegenheid opengesteld om monsters van peul vruchten te Wageningen te laten onder zoeken. Dit is vooral van belang voor kweekers, welke zoodoende in staat zijn een beoordeeling te ontvangen van nieu we, nog niet uitgegeven rassen. Van deze gelegenheid werd dan ook reeds van verschillende zijden gebruik gemaakt. Het resultaat van het kwaliteitson derzoek der veldproeven 1940 werd door Mej. A. Veenbaas samengevat en in den vorm van een Technisch Bericht aan de leden gezonden A. VeenbaasDe kookproeven met peulvruchten. Technisch Bericht 1941. no. 8. 3. Vochtbepaüng van peulvruchten. Er zijn gedurende de afgeloopen jaren verschiüende toesteüen in den handel gebracht, waarmede het mogelijk "is op eenvoudige en sneüe wijze het vochtge halte van peulvruchten te bepalen. In verband met eenlge vragen, die ons hier omtrent bereikten, hebben wij van het Landbouwbureau M. Wiersum te Gro ningen, importeur van het Beha-toestel, gedurende /eenigen tijd zulk een appa raat in bruikleen ontvangen en de heer Ir. J. S. Doting, Hoofd van de Scheikun dige Afdeeling van het C.I.L.O., was zoo welwillend de practische bruikbaarheid van dit toestel aan de hand van een groot aantal monsters te onderzoeken. Hierbij werd van elk monster het vochtgehalte zoowel volgens de stan daardmethode (droogstof), als met het Beha-toestel bepaald. Wat de ronde, groene erwten betreft, bleek het ver schil tusschen beide methoden maxi maal Vs te bedragen, d.w.z.' dat de nauwkeurigheid van het Beha-toestel voor practijksdoeleinden aüeszins vol- doende is. Nadere gegevens omtrent dit onder zoek zijn te vinden in het volgende ver slag, dat als Technisch Bericht aan aüe leden werd gezonden Ir. J. S. Doting Vochtbepaüng van groene erwten met den Beha-meter. Technisch Bericht 1941, no. 10. 4. Broeierwten. Deze veroorzaken vooral moeilijkhe den in de spütterijen, daar een gering percentage hiervan in staat is den smkak'van een geheele partij erwten te bederven. Hoewel er bepaalde vermoe dens omtrent de oorzaak van deze af wijking bestonden, waarop de naam trouwens reeds duidt, ontbrak het aan een systematisch onderzoek omtrent de t physiologie en anatomie van dit ver schijnsel. Het was wederom Dr. K. Zijl stra, die zich voor dit vraagstuk inte resseerde en op grond van een fraai anatomisch onderzoek een beschrijving gaf van de inwendige veranderingen, die bij erwten tengevolge van broei op treden. Bovendien slaagde Dr. Zijlstra er in om gezonde erwten onder invloed van bepaalde temperatuurs- en voch- tigheidsinvloèden in broeierwten te ver anderen, De resultaten van dit onder zoek, dat ons inzicht omtrent dit vraag stuk in vele opzichten heeft verdiept, werdén Samengevat in een verslag, dat aan alle leden werd gezonden Dr. K. Zijlstra Broeierwten. Tchnisch Bericht 1941, no. 11. t 5. Het kunstmatig nadrogen van erwten en boonen. Eveneens wegens de vochtige weers omstandigheden tijdens het narij pen te velde, moesten vele erwten en boonen <!it jaar naar binnen worden gehaald op een oogenblik, dat ze nog onvoldoende droog waren. Teneinde deze partijen te vrijwaren tegen achteruitgang of bederf, was het noodig deze langs kunstmatigen weg na te drogen. Omtrent de hierbij verkregen ervaringen en resultaten heeft de heer M. L. F. Boekenoogen, Di recteur van G. J. van Gelder N.V., Wor- merveer een aantal interessante gege vens verstrekt. Het vochtgehalte, dat oorspronkelijk 1921% bedroeg, kon worden terug ge bracht op 1415,5% voor groene erwten en op 15,215,8 voor capucijners. Aan de hand der monsters kon worden geconstateerd, dat zoowel de erwten als' boonen gaaf van vorm (niet gebarsten) en goed van kleur waren gebleven. Bij het onderzoek op kookkwaliteit kwam vast te staan, dat de kwaüteit door het nadrogen zelfs eenigszins verbeter^! was moesvorming en smaak waren bij de nagedroogde monsters veelal beter dan bij de oorspronkelijke monsters.' Nadere gegevens omtrent dit onder werp zijn te vindemin M. L. F. Boeken oogen Het drogen van peulvruchten. Technisch Bericht 1941, no. 17. (Wordt vervolgd.) Coöperatieve Aankoopvereeniging „De Wieringermeer" G.A. te. Slootdorp Wieringermeer. Slootdorp, 9 Januari 1943. Aan onze Leden en Afnemers. GELDIGE KUNSTMESTBONNEN. Geldig zijn Fosforzuurbon no. 1 tot nader te noemen datum Kaübon no. 4 geldig tot eind Januari, moet voor 26 Januari ingeleverd worden, anders kun nen genoemde bonnen niet tijdig in Den Haag zijn.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Mededeelingenblad Wieringermeer en Wieringen | 1943 | | pagina 3