59. Eerste Jaargang. $efóer, 3Ticuiucöicji ZATURDAG UMemsoorÖ, enj. 12 OCTOBER. 1861. NIEUWE VAX COURANT DEX Abonnementsprijs per kwartaal ƒ1.30. Franco per post«1.50. Verschijnt WOENSDAG en ZATURDAG. Brieven franco aan den Uitgever S. GILTJES. Prijs der Advertentien 10 Ct. per regel behalve 35 Ct. Zegelr. voor elke plaatsing. In de Utrechtsche Courant van 9 Octoher jl. leest men het onderstaande stuk aangaande de reis des Konings naar Frankrijk. Nog is het tijd. Zullen de Staten-Generaal 'sKonings reize lijdelijk aanzien? (1) //De koning kan niet uit het koningrijk gaan zonder de toestemming der Cortes," enz. zoo luidde Art. 172 der Spaansche Constitutie van 19 Maart 1812. Van waar dit streng verbod? Van waar anders dan van eene wrange ervaring, van de heillooze gevolgen van het bezoek, door den onnadenkenden Ferdinand VII en zijne verdwaasde ouders, aan Napoleon te Bayonne gebragt? Vruchteloos had het gezond verstand der fiere Spanjaarden dit noodlottig bezoek ontraden en schier met geweld pogen te stuiten. Zelfs de Franschman de Pradt prijst den ijver en liet doorzigt dei- getrouwe bevolking, wijzer, zegt hij, dan de zwakke, be- ginsellooze Ministers van den ongelukkigen koniug. //La encoremerkt hij aanle peuple se montra supérieur en droiture de jugement aux ministres et conseillers dont le Priuee était entouré: tant il est vrai que le bon sens est le premier des conseillers." 2) Nederland mag zich aan dat voorbeeld wel spiegelenhet diepgezonken Spanje van 1S08, had niet gelijk wij, eene vrije pers veelmin eene Volks-vertegenwoordiging; het had niet, gelijk wij, de onvergetelijke waarschuwing der Frausche overheerschiug met al hare bloedige herrinneriugen. Indien de Ministers van Willem III, blijkens het voortdurend stilzwijgen van het Regeringsblad en de afwisselend logenachtige berigten, welke de Natie in slaap wiegen, zich in hunne ziel als Nederlan ders schamenwaarom leggen zij niet gezamenlijk hunne portefeuilles neder, om 's Konings reize door een echt constitutionelen stap te voorkomen? Meenen zij zich van eene zware verantwoordelijkheid bij tijdgenoot en nakomeling te ontheffen door den schijn aan te nemenalsof het bezoek eene doodeenvoudige, zeer onschuldige zaak en bijna eene verstrooijing ware, die met 's Lands Regering niets gemeens heeft? Om van vaderlandsliefde en welvoegelijkhcid te zwijgen, hoe is het met de rede en het gezond verstand te rijmen, dat de gedenkdag vau Waterloo worde gevierd eu dat Willem III honderd uren ver, buiten Nederland de hand van een Napoleon ga drukkenvan den erfgenaam der veroveringspolitiek van Neêrlauds onderdrukker, van den zoon des Konings, dien do overweldiger eens aan 1) Reeds den 30 September jl. lieb ik aan den lieer Voorzitter dei- Tweede Kamer niet slechts afdrukken van mijn Artikel van den vorigen dag (Z. Bof/blad van Z. Holland 9 Octoher), maar ook een dringend Adres ge- l-igtsluitende met de uitdrukking van het vertrouwen„11c heb de hoop niet verlorendat de Staten-Generaal evenzeer gehecht aan onze roemvolle nationale herinneringenals aan liet erkend beginsel van volkenregtelijke gelijkheidin hunne wijsheid de middelen zullen w eten le beramenom nevens de majesteit van den Troonde eer van een onafhankelijk volk man nelijk te handhaven." 2) Mémoires historiques sur la llóvohdicu tV Expagiie (Parijs 1816) p. 86. Holland dreigend heeft opgedrongen? Hoe zal het met de rede en het gezond verstand strookeu, dat vrijwillig een tegenbezoek van Bodewijk Napoleon worde uitgelokt, in het rijk vol van de eerzuchtige droomen zijner kindsch- heid en jeugd Hoe komt het met de rede eu het gezond verstand overeen, dat de constitutionele Koning der Neder landen gezellig verkeere met den man des sabels en van den coup d' étatvolleerd in de kunst hoe zich van lastige staatsvergaderingen het gemakkelijkst te ontslaan Of zoo Willem III getrouw aan eed en pligtdoof voor alle in blazingen en verleidelijke aanlokselen, weigert zich tot de plannenmakerij der herziening van de kaart van Europa te leenenzal het gevaar niet oneindig grooter zijn met den wrok in het hart van elkander te scheiden, dan wanneer- het bezoek geheel achterblijft en slechts een voorbijgaande wrevel over de teleurgestelde ijdelheid is te duchten? «Zijn zei ven te werpen in een zeker en vrijwillig ongemak ofi te inconvenient om te mijden ineonvenieutendie wel apparent, doch onzeker zijn, en door Godes voorzienigheid en verscheiden toevallen kunnen worden afgekeerd, dat en komtheeft reeds een Nederlander vóór twee eeuwen geleerd 3)met de wijsheid niet overeen." Utrecht, 9 Oct. 1861. G. W. Vreede. 3) Mr. Pieter Bort Generale politique maximem. Wij veroorloven ons hiertegen het volgende in het midden te brengen. Het is te laat. De Staten-Generaal hebben de reize des Konings lijdelijk aangezien. Reeds in N°. 36, van dit blad hebben wij getracht aan te toonen, dat de zamenkomst van onzen koning met den Franschen Keizernoch met het belang van den Staat, noch met de waardigheid der kroon in strijd is; en betuigden wij, niet te begrijpen, waarom de koning der Nederlanden niet het voorbeeld der koningin van Engeland of van den koning van Pruissen zou kunnen volgen, of waarom juist Willem III zich door dat bezoek zou compromitteren. Waterloo blijft het aanbeeld waarop men blijft slaan. Maar, zoowel de Engclsche als de Pruissische troepen ston den naast de Hollandsehe in Waterloo's bloedige vlakte, en zeker tvaren de souvereinen dier staten even zeer op den veroveraar verbitterd, als onze toenmaals in vreemde landen verkeerende prins van Oranje; en toch schijnen hunne op volgers thans, nu er jaren sedert dat tijdstip zijn voor bij gegaan, hunne verbittering te hebben laten varen en den tegenwoordigen beheerscher van Frankrijkten minste geen stof, geene aanleiding, geeue onnoodige reden tot mis noegdheid of wraak te willen geven. Zou nu Willem III, de vorst van een klein land, de eenige zijn die uit over- drevene trotschheid, de geraaktheid van den Franschen Keizer opwekte? Men vergelijkt de reis van Z. M. den koning met die- van Ferdinand VII naar Baijonne, maar men zal toch de

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Nieuwe Courant van Den Helder | 1861 | | pagina 1