JV» 44. Eersle Jaargang. 1861. {jfföcr, JlicumeÖteji WOEXSDAG Wiffcinsoorö, cn,> 56 OCTOI5EI1. NIEUWE VAN COURANT DEN Abonnementsprijs per kwartaal ƒ1.30. Franco per post//1.50. Verschijnt WOENSDAG en ZATÜRDAG. Brieven franco aan den Uitgever S. GILTJES. Prijs der Advertentien 10 Ct. per regel behalve 35 Ct. Zegelr. voor elke plaatsing. De Doorgraving van Holland op zijn smalst. [Eene geschiedenis van gezag). Eenigo weken geleden werd het Nederlandsch publiek verrast, door een berigt der Amsterdamsche Courant dat het Z. M. den koning behaagd had, concessie te verleenen tot doorgraving van Holland op zijn smalst, tegen rente garantie van staatswege over een bedrag van 18 millioen gedurende den tijd der uitvoering. Het is te begrijpen dat Amsterdam, de zoo genaamde eerste koopstad des rijks, zeer met deze concessie was ingenomen, die haar van staatswege eene tegemoetko ming bezorgde, in eene onderneming, welke zij uit hare eigene middelen, en op haar eigen risico niet durfde on dernemen; het is te begrijpen, dat Amsterdam, hier een' strijd voerende //pro ara et focis," inziende dat hare handel niet op den ouden voet, die nog eenige eeuwen achteruit is, kan doorgaan, thans tracht zich uit haren ouden slen tergang opteheften, en, zoo mogelijk de fouten door haar begaan te herstellen. Maar minder, oneindig minder, is het te gelooven, dat de Staat de kosten zoude willen dragen, van de feilen, die sedert jaren en eeuwen door die stad zijn begaan. "Wanneer wij de quaestie der doorgraving in dit blad behandelengeschiedt zulks alleenom onpartijdig de be zwaren, die tegen dit werk zijn, uiteentezetten. Daartoe is het noodig dat wijmet afwijking onzer gewooifte om geene bronnen aantehalen voor 't bewijs of de waarheid onzer be weringen den oorsprong onzer redeneringen opgeven. Naar ous eigen begripis de gansche ouderneming slechts eene geschiedenis van gezag; het is een van die punten, die Multatuli in zijne //Minnebrieven" zoo meesterlijk schetst in //Hassans Dadels"; de vogel Rock wist zóólang en zóó aanhoudend te roepen, dat Hassans dadels driemaal grooter zijn dan ze zijn, hij wist dit te doen op eene wijze, die ingang moest vinden bij een publiek dat er niets van be greep; zoodat het ten laatste, hetzij uit verveling, hetzij door herhaald hooren van dezelfde zaak, zeide het te begrijpen en er van overtuigd te zijn; het begreep alzoo, dat iets wat onwaar was, toch maar was, omdat men hebben wilde dat het alzoo was. Is nu het plan der doorgraving iets anders dan de her haling van deze allegorische voorstelling? Heeft men niet zóó lang en zóó aanhoudend geroepen //het sehulpengat ver zandt", dat iedereen, die er mede ombekend was ten slotte het geloofde? Heeft men de waarheid er van aangetoond? Hebben de Amsterdamsche bladen, zoo begeerig iets daar omtrent te berde te brengen', niet over daadzaken het stil zwijgen bewaard? Wat is het antwoord geweest op de pei lingen van deskundigen, die het tegenovergestelde hebben aangetoond? Niets; men beweert: het Sehulpengat ver zandt en verzanden zal het. Wij nemen hier thans over de peilingen van het Sehul pengat en het Westgat zooals ze reeds in No. 4 dezer Courant zijn vermeld: Peiling van het Sehulpengat, bij laag water in 1861 windstreek NNW. met flaauwe koelte. Yan de uiter zwarte ton tot de derde zwarte ton staat 82 - S4 Ned. palmen water. Yan de derde zwarte ton tot de vijfde zwarte ton van 85 169 palmen. Van de rijfde zwarte ton tot de zwemmer van 90 122 palmen. Yan de zwemmer of naar de witte ton langs den drem pel, van 57 tot 68 palmen. Peiling van het westgat, bij laag water in 1861 windstreek W, met flaauwe koelte Yan de uiter zwarte ton tot de uiter witte ton staat 6368 palmen water. Yan de uiter zwarte ton tot de tweede witte ton staat 75105 palmen. Van de tweede witte ton tot de tweede zwarte ton van 84--136 palmen. Yan de tweede zwarte ton tot naar binnen van 105250 palmen en daarboven. Terwijl ook, om nog één van de vele voorbeelden aan te halen, in nommer 19 dezer Courantwordt de voortreffe lijkheid van het Sehulpengat ten duidelijkste aangetoond; daar wordt gemeld dat op den 1 Augustus jl.met laag water door genoemd zeegat is binnengekomenhet fregat schip Anna en E 1 i s akapt. J. E. Orré, hebbende eene diepgang van 61 palmen, en wel zeilende. Echter de zeegaten moeten verzandenhoewel de peilin gen duidelijk het tegendeel bewijzenAmsterdam acht dit in haar belang noodig, en derhalve mag daar niets tegen worden ingebragt; onpartijdige beoordeelaars, die de zaak uit het ware oogpunt en zonder vooringenomenheid beschou wen vereenigen zich met dit gevoelen niet. Wij laten hier volgen het oordeel van een' man, die èn door zijne betrek king en door de juistheid zijner redeneringen in deze zaak mag gelden; wij bedoelen Jhr. Opperdoes Alewijn in zijne brochure: //Kort betoog houdende ernstige bedenkingen te gen het plan der doorgraving van Holland op zijn Smalst enz." Na in den aanvang van zijn betoog de omstandigheden vermeld te hebbendie Amsterdam voor het tegenwoordige als oorzaak der kwijning opgeeft, vervolgt ZEG. aldus: //1°. De verzanding van het Sehulpengat. Wij moeten erkennen, dat Sehulpengat persoonlijk niet te hebben gepeild noch opgenomen maar afgaande op het geen de Commissie uit het Comité ter bevordering der door graving van Holland op zijn smalst, in het rapport van 6 December 1859, zelve vermeldt, en ook door andereu is medegedeeld, dan blijkt het ons, dat, wel is waar, dit zee gat in de laatste vijftig jaren 10 palmen ondieper is gewor den, maar is het tevens opgemerkt, dat die toestand sedert 1856 niet was verergerdnoch de diepte van dat jaar af is afgenomen, terwijl eene onlangs gedane peilling het bewijs moet hebben opgeleverd, dat hetzelve op dit oogenblik gelijke diepte heeft, als toen de Raadpensionaris de witt zich vóór tweehonderd jaren op 's Land vloot bevond.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Nieuwe Courant van Den Helder | 1861 | | pagina 1