1861.
JW 54.
Eerste Jaargang.
ijeföer, lUeuroeÖiep
WOENSDAG
IMfemsoorÖ, enj.
5 DECEMBER.
NIEUWE
VAN
COURANT
DEN
Abonnementsprijs per kwartaal ƒ1.30.
Eranco per post#1.50.
Verschijnt WOENSDAG en ZATÜRDAG.
Brieven franco aan den Uitgever
S. GILTJES.
Prijs der Advertentiën 10 Ct. per regel,
behalve 35 Ct. Zegelr. voor elke plaatsing.
Tweede Kamer der Staten-Generaal.
Sedert het verschijnen van ons vorig nommer is er in
den algemeenen toestand van ons vaderland weinig verande
ring gekomen; want de strijd tusschen de Vertegenwoordiging
en de Regering is nog niet beslisten de uitslag is uiet te
voorspellen. Zeer teregt meent de Utrechtsche Courant in
haar nommer van heden (Maandag) dat eene ontbiuding der
Kamer, in elk geval, wenschelijk en nuttig zoude wezen;
dat er nieuwe mannen daarin moeten tredenen dat in den
laatsten tijd het prestige der Volksvertegenwoordiging zeer
is afgenomenterwijl de tegenwoordige diseussien niet zullen
strekken om dit weder te doen herleven.
In de zitting van Vrijdag voerde de heer Mijer het eerst
het woord en bestreed 't koloniale stelsel van den Minister;
spreker achtte zich door de mededeelingen der Regering
nopens het aftreden van den heer v. Zuijlen niet voldaan en
bleef aandringen op de overlegging der geheime nota. i)e
heer v. Iloëvell volgde hem opdoch wenschte datgenedat
tot de koloniale aangelegenheden behoorde, eerst te behande
len bij de diseussien over Hoofdstuk XI (koloniën). Spreker
gaf zijne sympathie te kennen voor den heer Loudondoch
wantrouwde het ministerie op dezelfde gronden als door
vroegere sprekers waren ontwikkeld. Verschillende hoofd
stukken acht hij zich verpligt af te stemmen. De heer
v. Zuylen v. Nyevelt herhaalde zijn vroeger gezegde, dat de
Regering de Kamer in staat moest stellen eeu votum van
vertrouwen of wantrouwen uit te brengen; telken reize ver
andert de Regering, volgens sprekervan zienswijze wanneer
zij kans zag eene meerderheid te verwerven. De heer van
Goltstein behandelt uitsluitend de koloniale politiek en stelt
vertrouwen in den Ministereven als de heer Duymaer van
Twist, die hem zal ondersteunen zoolang de Minister blijft
in de rigting die hij nu heeft ingeslagen. De heer van der
Linden zal insgelijks zijne stem voor de begrooting van ko
loniën uitbrengen, en bestrijdt den heer van Bosse in zijne
meening dat niet homogene ministerien nuttig kunnen wer
ken voor het Vaderland. Ook de heer Idzerda verdedigt den
Minister en meent dat deze niet is afgeweken vau zijn pro
gramma, noch in woorden, noch in daden.
Zaturdag was de heer Olivier het eerst aan het woord,
en repliceerde den Minister van Einantienhij zegt dat deze
de zaken meestal ter zijde heeft geschoven en zich met
groote woorden heeft afgemaakt van de verwijten, tot de
Regering gerigt. In deze uitgebreide rede wees hij er op,
dat de verhouding tusschen de Regering en de Kamer moest
uitloopen op politieke demoralisatie.
De heer Thorbecke gaf zijne verwondering te kennen
over den merkbaren vooruitgang der belangstelling in de
koloniale omstandighedenen wederspreekt den heer v. Zuylen
in zijne bewering dat het afstemmen eener begrooting zoude
wezen een votum van wantrouwen tegen den Minister. Hij
stelt, wel is waar, vertrouwen in dezen Minister, doch zal,
zoo ze niet veranderd wordt, de begrooting van koloniën
afstemmen. Daarna beantwoordt deze spreker den heer van
Zuylen omtrent zijne opvatting der Grondwet van 1848 en
den heer v, Bosse omtrent de gemengde ministerien; tegen
fusie van personen heeft hij niets, wel tegen fusie van
beginselen.
De heer Elout schrijft het gemis aan vastheid van begin
selen toeaan het gemis aan vertrouwen op hoogere leiding
zelfs het Ministerie Thorbecke, met al het talent en al de
vastheid van beginselen van zijn bekwamen leider, betoonde
onmagtig te zijn bij gemis aan dat hoogere beginsel. Spre
ker meent dat zelfs, al worden alle begrootingen aangenomen
de positie van het Ministerie onhoudbaar is.
De heer Betz komt terug op de rede vau den Minister
van Einantien, en noemt deze onvolledig, zwak, en in vele
opzigten onjuist; de heer v. Lijnden acht de inlichtingen
nopens de aftreding van den heer v. Zuylen gegeven on
volledig, en wenscht de openbaarmaking van den brief
door dezen aan den Koning geschreven en van de nota
van den Minister van Koloniën.
De heer van Bosse beantwoordt de heeren Thorbecke en
van der Linden omtrent hunne opvattingen van gemengde
ministerienen betoogt dat men zijne beginselen in zoodanig
ministerie niet behoeft te verloochenen. Laatstgemeld lid
repliceert, dat hij de politiek afkeurt van diegenen, wier
stelsel daarin bestaat, dat zij in alle rigtingen mede kun
nen doen.
De heer van Tets, Minister vau Einantien, beantwoordt
de verschillende sprekers in eene uitvoerige rede, en ver
klaart de nota van den heer Loudon niet te kunnen over
leggen; hij zegt dat de Regering, op dit oogenblik, nog
niet van hare zwakheid overtuigd is, en dat het kabinet de
houding der Kamer moet afwachten om daarover te oor-
deelen. Na hem, verdedigt de Minister van Koloniën zijne
politieke rigting tegen zijne tegenstanders; de Minister van
Justitie beantwoordt don lieer v. Zuylen, en protesteert tegen
het gezegde van dien spreker, dat de Regering zonder be
ginselen is, en wetten voordraagt en doet aannemen tegen
haar eigen overtuiging', Z. E. gevoelt berouw, over de uit
drukking, in het vuur zijner redetegen den heer Wintgens
gebruikt. De heer v. Eek wenscht dat de oppositie eene
motie, moge doenwaarbij verklaard wordt, dat zij geen
vertrouwen in de. Regering stelt; waarna de heer Mijer de
Ministers van Einantien en Koloniën repliceert. Hiermede
loopen de algemeene beraadslagingen ten einde en komt
Hoofdstuk I (huis des Konings) aan de ordedat met alge
meene stemmen wordt aangenomen, waarna de zitting wordt
verdaagd tot heden (Maandag.)
Gisteren (Maandag) is de beraadslaging over het tweede
Hoofdstuk (Hooge Collegiën van Staat) aangevangen en ten
einde gebragt. De oppositie lokte geen beslissend votum
uit; slechts vijf leden verklaarden zich tegen 't hoofdstuk.
Daarna is Hoofdstuk III (Buitenlandsehe Zaken) in behandeling
gekomen, en insgelijks met overgroote meerderheid-'jfóé^gë^v.
keurd. De beraadslagingen liepen inzonderheid.'over
burg, en over den afkoop van den Scheldetol.