^ngcsonbcn ^tufiften.
A P V E R T E N T I E IX.
Mijnheer de Redacteur
Onmogelijk kan ik ude verwondering en verbazing beschrijven, die mij
vervulden hij de lezing van No. 96 van de Ileldersche en Nieuwedieper
Courant van Zondag jl. Ik vond daarin iets dat ik er nooit in gezocht zou
hebbeneen Ingezonden stuk. Natuurlijk las ik 't terstond toen ik be
merkte dat liet getcekeud was door den Voorzitter en Secretaris van de
Kamer van Koophandelik werd bang en bevreesd om het hartwant ik
dacht dat eene lange lijst van uitgevoerde werkzaamheden en verrigtingen,
mij tegenover dat ligcliaam een naar figuur zou laten maken, eu dat mijne
beweringen omtrent de nietigheid dier Kamerzouden worden gelogenstraft.
De Hemel zij gedanktmijne vrees was slechts vau korten duur en
spoedig was ik gerust gesteldwant wat las ik er in Dat het de bedoe
ling van de Kamer van Koophandel niet is, de ingezetenen der gemeente te
doen jammeren en treurenen dit verwondert mij nietswant dit is ook
hare roeping nieten daar zij niets doetkan door dit niets doen geenc
uitwerking worden te weeg gehragt, en dus kan daardoor noch jammer noch
vreugdenoch hevigheidnoch opgewektheid ontstaan. Toegeven wil ik
echterdat zoo het de bedoeling waredie Kamer te gebruiken tot het te
weeg brengen van jammer of vreugde ze door hare bijeenkomsten daartoe
hetzelfde effect zou sorteren als ze thans doet op den bloei van den handel
en fabrieken.
Maar M. d. R.de Kamer van Koophandel heeft de bijzondere beleefdheid
mij uit te noodigen haar in te lichten en haar mijne heldere denkbeelden
mede te dcelen. Ik geloof dat dit wel iets beeft van de omgekeerde wereld,
is liet mijne taak handel en fabrieken in te lichten Tusschen niets doen of
een ander aan te sporen bet werk der Kamer te doen, ligt een groot on
derscheid. Heeft men zulke verlichte denkbeelden van mij noodigom te
laten zien dat de Kamer iets verrigt heeft, of nog denkt te verrigten Waarom
vinden wij bijna dagelijks in dc bladen vermeld dat deze of gene Kamer
van Koophandel zich heeft gewend tot ecnigen Minister of tot den Koning,
met verzoek de belangen harer gemeente te bevorderen Het is immers
waar dat omtrent de verleende concessie en omtrent de doorgravinghet de
pligt der Kamer geweest was haar gevoelen te uitenDut men mij nu
voorlichting vraagt, beduidt alleen dat de Kamer, de vxutrheid daarvan
inziendetegenover het publiek het stilzwijgen niet durft te bewareneenige
feiten eenige uittreksels uit de werkzaamheden der Kamerzouden meer
bewijzen dan de beleefde invitatie voor welke ik haar dank zeg.
Voor het overige verklaar ik gaarneniet te zijn de schrijver der artike
len in No. 23 en 24- uwer Courant; maar deze verklaring bewijst tevens
M. de R. dat mijn gevoelen door anderen wordt beaamd en toegestemd.
Wat nu betreft het openhaar maken van mijn' naamzoo als de Kamer
zulks wensclithet doet mij innig leed aan dat vriendelijk verlangen niet
te kunnen voldoenomdat ik niet voornemens ben haar den weg aan te
wijzen dien men overal elders volgt. lk heb ook niet beweerd dat de
Kamer verkeerd handeldemaar alleen dat zete oordcclen naar hetgeen
men ziet en hoort, niets of uiterst weinig uitvoert.
Ten slotte moet ik u mijne verwondering betuigen dat indien het wezen
lijk de bedoeling der Kamer geweest isden bescheiden schrijver van 't
bewuste stuk te leeren kennen ze die wcnsch u niet onderhands heeft te
kennen gegeven of ze ten minste laten plaatsen in het blad dat mijne be
wering heeft opgenomen. Dan zou ik misschien gemeend hebben dat liet
den onderteekenaars ernst ware iets dat ik thansniettegenstaande zeer
geachte handtcekeningen onder 't stuk staanbetwijfel.
Mogt de Kamer van Koophandel lust hebben mij te bewijzen dat ik
dwaal en dat mijne beweringen valseh zijnzal zulks mij hoogst aangenaam zijn.
Uvv bestendig lezer.
Met verbazing, ja met zekeren wrevel las ik, en waarschijnlijk velen
met mijbet verslag van de zitting van den Gemeenteraad van den 26 Nov. 11.
En wat verwekte dezen wrevel? De vermeerdering van de jaarwedde der
beide Wethouders en de gelijktijdige intrekking van de subsidie der
Rijks Veldwachters. De heer Bakker houdt, volgens zijne eigene verklaring
niet van opvoering van traktementen in zijn eigen belang schijnt die Heer
er echter wèl van te hondenwaarom zich anders niet ruiterlijk tegen liet
voorstel verklaardof zou het te veel van de belangloosheid dier Hecrcn
voor wie f 200 jaarlijks toch zoo weinig isgevorderd zijnals ik be
weer dat zij die verhooging hadden moeten weigeren. Het Wethouderschap
toch is eene eerepost, vordert nu liet belang der gemeente dat er twee
maal per week bestuurs vergadering gehouden wordenwelnu zoo veel te
grooter is de eerdat er vergoeding zij voor noodzakelijk te maken on
kosten wie zal zulks afkeuren, maar daartoe is immers 4per week
ruimschoots voldoende.
En w at te zeggen van de intrekking der subsidie aan de Rijks Veld
wachters juist hij het begin van den winter in een tijd waarin de nood
zakelijkste levensbehoeften buitengewoon duur zijn.
Welk gevoel zal bet bij die karig bezoldigde mannen opwekken wier
taak toch vrij wat moeijclijker en onaangenamer is, dan die der Heeren
Methouders; als zij bedenken dat het hun wordt ontnomen, hun voor
wien één gulden per week meer of minder eene groote zaak is, terwijl het
aan anderen, voor wie eene vermeerdering van 4per week toch steeds
eene kleinigheid is wordt gegeven. Al zij het ook waar dat de gemeente
daartoe niet verpligt is, en de Rijks Veldwachters toch het toczigt in de
gemeente moeten uitoefenen hoe zullen zij het dan nu doen nu zij ge
wend zijn aan eene subsidie Er is doen en doenen wie zal het hun ten
kwade duiden, als zij nu niet meer zoo naauwgezet in de vervulling hun
ner pligt zijn Dan kan men straffenmaar is het niet beter door eene
kleine belooniug tot pligtsvervulling aantesporendan door vrees voor
straf, pligtverzuim te beletten.
En wat wint de gemeente er in een geldelijk opzigt bij? Weinig of in
het geheel niets want zij wil een nieuwen agent van policie aanstellen
in plaats van vier personen die op vier verschillende plaatsen te gelijk kun
nen zijn, heeft zij er dus maar één, die ook maar op ééne plaats kan wezen.
Wij betreuren dus de bewuste besluitenzoo wel in liet belang van de-
gemeente als van bare kas (zou de leening van f 80,000 ook invloed
op de tractements-verhooging der Wethouders hebben) zoo wel voor dc
arme Rijks Veldwachtersals voor het karakter der beide Wethouders
die daardoor zeker niet gerezen zullen zijn in de achting van vele, hunner
kiezers. Y.
HELDER, 80 November 1801.
De Sub-Commissie tot stichting vau een Gedenkteekcn aar»
Joost van den Vondel, aan allen, die genie
en talent dc hulde der dankbaarheid waardig achten
Mogen wij den roem van bet voorgeslacht laten uitsterven Het antwoord
ligt in de waardering hunner werken. Is het afgoderij de gedachtenis van
groote mannen door openbare gedcnlcteekenen te vereeuwigen Dit kan
alleen gevraagd worden door hen, voor wie dankbaarheid aan verdiensten
fanatisme is en dweeperij. Is het te veel gevergdals dankbaarheid in
fluistertlaat o?is te zaaien een steen aandragen tot den tempel des roenis
waarin het genie van waardige telgen der Muzen door 't nageslacht ge/ml
digd wordtEllendige bekrompenheid vau ziel en zin alleen zou dit
kunnen toegeven.
Ondstijds vereeuwigde Athene zijne wijzen en kunstenaars na hun ont
slapen en beitel en penseel bragten hunne gestalte over tot het oog van
het nageslacht, dat hunne gedachte in hoofd en hart bewaarde. Het schoono
Florence zag zijne tempels en paleizenzijne pleinen en lusthoven in zooveel
Kunstmuzea herschapenen de namen van Michel Angelo enRafaël,
van Petrarcha en Tasso leven voort in de gedeuksteeneu hunnes roems.
Onze, onder een meer damprijken hemel, minder geenthusiasmeerdc "Va
deren gevoelden zich niet te verkleumd om dankbaar jegens verdienste te
zijn. Dc-n onvergetelijken Redder van het veege Vaderland, en een stoet
van Heldengevallen in eer vollen strijdhebben zij gedenkteekenen opgc-
rigtbeide den roem dier helden en hunne edelmoedigheid waardig.
Neerland,s heldeneeuw behoort tot de domeinen der historie. Het houdt
de staatkundige balans van het Europésche evenwigt niet meer in handen.
Maar de lauwer der Poezij is niet verwelkt en de beeldende kunsten zijn
niet uitgestorven. Onze eeuw telt haren Bilderdijk en DaCosta,
in wier brein het genie van Hooft en Vondel was gevaren. Daarom
onthulde men te Rotterdam het gedenkteeken aan den dichter die bij het
volk geliefd zal blijvenzoolang Neêrlands bloed door de aderen vloeit
en als bij inspiratie riep dc Heer Bakhuijzen van den Brink uitTe Am~
sterdam worde een standbeeld aan Joost van den Vondel opgerigt
En ziedaar w eldra vereeuigde zich in de Hoofdstad eene uitgelezene schaar
om dien wenk op te volgen. Die Commissie was, en teregtvan oordeel,
dat zulk een gedenkteeken nationaal behoorde te zijn.
Allerwegc riep zij in het Vaderland mannen op, om nevens haar in
Commissie werkzaam te zijn. Te dezer plaatse werden de ondergeteekenden
door dc Hoofd-Commissie op den 15 Nov. des vorigen jaars uitgenoodigd
als Sub-Commissie hier tot dit doel werkzaam te zijn en op den 9 Decemb.
daaraanvolgende constitueerde zij zicheu wachtte het sein af om hare
werkzaamheden te beginnen. Daar overstelpten ijsklompen en watervloed
ecu gedeelte van den Vaderlandschen gronden de noodkreet van het oogen-
blik leidde de Commissie een tijdelijk zwijgen open zij staarde met be
wondering op Oranjedie zijn volk voorging op den weg der zich zelf
opofferende liefde. De tijd des jnmmers is voorbij en geslagen wronden zijn
geheelden de Hoofd-Commissie wil vereenigd met hare Sub-Commissiën
het edel werk dat liefde voor eene wijle deed staken in vollen gang zetten.
Deze Sub-Commissie aanvaart hare taak met een beroep te doen op de
gulle medewerking van hare plaatsgenooten en van ieder tot wien zij hare
uitnoodiging rigten zal. Er gaat een roepstem nit tot het volkwij willen
de verdiensten van een groot man huldigenen wie nit de mannen der
XVII eeuw heeft daar aanspraak op. Zoo het niet Joost van den
Vondel iswiens naam ons reeds als kinderen niet onbekend waswiens
„Gijsb recht van Aemstel" zich reeds twee eeuwen met eere heeft staande
gehouden, wiens „Engelen rei" nog het hart verrukt.
De Commissie houdt zich overtuigd, dat haar beroep op de medewerking
der vrienden van kunst en beschavingniet vruchteloos zal zijn. Zij zal
eene inteekenlijst doen aanbiedenen de namen daarop geplaatst zullen eene
streelende voldoening geven aan dc ondergeteekenden, en bun werk der
dankbare erkentelijkheid der verdiensten van het voorgeslacht kroonen.
De Commissie voornoemd
Mr. K. J. C. S'fAKMAN BOSSEPresident.
J. L. CRAP HELLINGMAN Thesauner.
J. II. SONSTRALSecretaris.
Zondag 8 December vertrekt van hier de
Oost-Indische landmail via Marseille.
Regthebbenden op dc navolgende in de nabijheid der
TexelscAe Zeegaten blind gevischte A N K E R Sworden
verzocht zich bij den Burgemeester der gemeente Helder
aan te melden.
1 ANKER met p. m. 120 vademen KETTING.
1 ligt ANKER met TOUW.
1 ANKER met p. m. 20 vademen KETTING,
3393.
gemerkt: lFoed Liverpool O
14
1 ANKER met p. m. 60 vademen KETTING,
Pow Fawques.
gemerktSAields.
39110
1 ANKER met HOUTEN STOK.
Helder 6 Dcc. 1861. STAKMAN BOSSE,
Burgemeester