|e(Öer, JïieutoeÖiep
lIMcmsoorÖ, etift.
Jïp 56.
Eerste Jaargang.
WOENSDAG
11 DECEMBER.
1861.
NIEUWE
VAN
COURANT
DEN
Abonnementsprijs per kwartaal ƒ1.30.
Franco per post//1.50.
Verschijnt WOENSDAG en ZATURDAG.
Brieven franco aan den Uitge\cr
S. GILT JE S.
Prijs der Advertentiën 10 Ct. per regel,
behalve 35 Ct. Zegelr. voor elke plaatsing.
Tweede Kamer der Staten-Generaal.
In dc Zitting vau Zaturdag zijn de beraadslagingen over
Hoofdstuk V. (Binnenlandsche Zaken), voortgezet. De
Heer Dommer van Poldersveldt voerde het eerst het woord;
de toon van het verslag der Kamer en van 's Ministers
antwoord heeft hem onaangenaam aangedaan, hij kan echter
den Minister gemakkelijk zijne fout vergeven, omdat het
verslag hem daartoe aanleiding heeft gegeven. Voorname
lijk protesteert spreker tegen het gezegde van den Heer
van Heukelom//dat niemand voor den Minister wasdan
gedreven door eenig belanghij acht het gebruik van der
gelijke uitdrukkingen in de Kamer voor ongeoorloofd. Niet
alleen binnen maar ook buiten de Kamer werd het Minis
terie bestreden op eene wijze, die hij niet kan goedkeuren
■spreker zal, behoudens eenige amendementen, voor het
Hoofdstuk stemmen.
De Heer Thorbecke beantwoordt vooreerst eene opmerking
van den Heer Dirks omtrent de vereeniging der Bevenlersch-
Zwohche partijen, en daarna den Minister. Hij bestrijdt
het gezegde, dat de liberale partij eene stelselmatige oppo
sitie voert, en gaat de geschiedenis na van de verschillende
Ministerien sedert 1853. Hij vraagt waardoor die oppositie
zoo veel kracht heeft, en meent dat een Ministerie sterk
wordt door eene stelselmatige oppositie, als het slechts ge
steund wordt door beginselen.
De Heer van Diggelen zal voor de begrooting stem
men daar hij vertrouwen stelt in het gouvernementhij
noemt het een zonderling verschijnsel dat een liberaal ka
binet wordt bestreden door liberalen; spreker meent dat
men de beginselen der Grondwet kan toepassen, ook zonder
dat een Ministerie Thorbecke aan 't bewind is. De Heer
van der Heiden Reinestein kan ook niet instemmen met
de beschuldigingen tegen het Ministerie ingebragt, hoewel
hij meent dat de Minister op verschillende punten onbe
dachtzaam is te werk gegaan. De Heer Meeuwsen daaren
tegen betreurt het, dat er geen motie van vertrouwen is
voorgesteld; hij zou daartegen gestemd hebben. Er was
te weinig overeenstemming tusschen Regering en Kamer,
//Hij zoude zelfs liever een rcactionnair bewind aan het
bestuur zien dan het tegenwoordige."
Daarna nam de Minister van Binnenlandsche Zaken het
woord en begint met te constateren dat zichniettegenstaan
de allesvrienden en verdedigers van het Ministerie hebben
opgedaanwat den toon der beantwoording betreftmeent
Z. E. dat noch de Kamer, noch de Rapporteurs het
regt hadden op zoodanige w ijze tot de Regering te. spreken
dat het zwakte zou geweest zijn niet op gelijke wijze te
repliceren, en dat men Hem zou verweten hebben zulks
te doen uit gehechtheid aan zijne portefeuille.
"Wat betreft het gezegde van den Heer Thorbecke, dat
de Regering uit eene stelselmatige oppositie kracht zoude
ontleenen, zoo gelooft de Minister, dat bij de discussien
met die oppositie het der Regering tot nog toe niet aan
kracht heeft ontbrokenmaar meent tevens dat, wanneer
eene gesloten partij telkens en bij herhaling de Regering
tracht te ondermijnen, het regeren onmogelijk te maken
en tegen te werken, dat die partij dan niet van zwakheid
mag spreken, waar zij zelve tot die zwakheid medewerkt.
Nadat de Heer Thorbecke kortelings heeft gerepliceerd,
worden de algemeene beraadslagingen gesloten en gaat men
tot de artikelen over. In dezelfde zitting wordt door den
Voorzitter medegedeelddat tot Rapporteurs over het voor
stel betreffende de parlementaire enquête over den toestand
van het materieel onzer Marine, benoemd zijn de Heeren
Begram, v. Franck, Thorbecke, v. Heukelom en v. Twist.
In de bijeenkomst van Zaturdag wordt door den Heer
v. Bosse het woord gevoerd over de verhoogiug der kosten
van de afdecjjng: Waterstaaten Publieke Werkenen
brengt deze spreker zijne rede terug op politiek terrein, en
voornamelijk op de spoorweg-wetde Hr. Heemskerk wenscht
eene splitsing van het departementen wil een afzonderlijk
minister voor openbare werken. Verschillende leden voeren
achtereenvolgens over de artikelen het woord. Door den Hr.
v. Nispen wordt voorgesteld de betrekking van lands-bouw-
ineester te doen vervallen en dus die afdeeling met ƒ7420
te verminderende Heer Storm v. 's Gravesande meent dat
hiertoe een bepaald amendement noodig is, en geeft den
vorigen spreker in overweging dit in te dienen. Daar hij
echter denkt, dat dit voorstel tot eene langdurige dis
cussie zal aanleiding geven, stelt hij voor, de zitting te
verdagen tot heden (Maandag), waartoe wordt besloten.
In de gisteren (Maandag) gehoudene bijeenkomst der
Kamer is het voorstel van den Hr van Nispen in behan
deling gekomen, en na langdurige discussien met 40 tegen
27 stemmen verworpen.
Het tweede amendement, strekkende om de aangevraagde
som voor het herstel der loterij-zaal van de begrooting te
schrappendoor den Hr. Storm v. 's Gravensande voorgesteld,
is insgelijks met 44 tegen 25 stemmen verworpen.
De verwerping van 't laatste amendement is voor den
Minister van Binnenlandsche zaken van groot gewigt, daar
de Kamer, in haar voorloopig verslag, den Minister had
beschuldigd, haar omtrent deze zaak te hebben misleid- en
hieruit blijkt tevensdat dit verslag niet het gevoelen der
meerderheid uitdrukt.
Ook de Eerste Kamer is vergadert geweest en zal Don
derdag a. s. hare werkzaamheden weder aanvangen met de
discussie over de door de Tweede Kamer aangenomene
wets-ontwerpen.
JMitirit öliersigt.
Er is sedert het verschijnen van ons vorig nommer,
weinig of geene verandering in den algemeenen stand van
zaken gekomen; een uittreksel uit de zittingen der Tweedp
Kamer hebben wij afzonderlijk medegedeeld, en mep^ëiet
daaruit duidelijk boe moeijelijk het is den afloop te vóórzien
men denkt echter algemeen, dat niettegenstaande d^üj-jjevR"
gen tegenstanddien Hoofdstuk Y vau sommige leden oh-
derviudt, het zal worden aangenomen.