1861. ft, JW 58. Eerste Jaargang. Jjeföer, JlteuraeÖiep WOENSDAG lïïtffemsoorö, C115. 18 DECEMBER. De Regering en de Vertegenwoor diging des Volks, NIEUWE VAN COURANT DEN Abonnementsprijs per Eraneo per post kwartaal ƒ1.30. //1.50. Verschijnt WOENSDAG en ZATÜRDAG. Brieven franco aan den Uitgever S. GILTJES. Prijs der Advertentiën 10 Ct. per regel, behalve 35 Ct. Zegelr. voor elke plaatsing. (Slot.) Met verwachting had het publiekna het heftige en on parlementaire antwoord der Kamer, naar dat van den heer v. Heemstra uitgezienmen was nieuwsgierig om te weten of hij de waardigheid van zich zelv', van zijn departement en de Begering zoude ophouden, dan wel of hij onder het uitspreken van een //mea culpa" of //pater peceavi" de handen in den schoot zon leggen en de vergiffenis der Kamer inroe pen. Zonder verbazing zag men het eerste gebeurende Minister repliceerde op eene wijze, die, hoe onparlementair en strijdig met de vormen ze ook wezen mogt, hem nooit tot een verwijt kon worden aangerekenddaar hij daartoe was uitgetart en aangespoord door de Kamer zelve. In dat stuk verklaarde de heer v. Heemstra: dat hij een verslag ont vangen had, waaraan men den naam van memorie van ant woord op Hoofdstuk V had gegeven; dat hij getwijfeld heeft, of dit stuk, strijdig met alle parlementaire en beleefdheids vormen, werkelijk van de Kamer was uitgegaan, doch dat hij zulks gelooven moest daar het door vijf leden der Kamer was geteekend." De verbaasde Bapporteursdie waar schijnlijk niet gedacht hadden dat de Minister op zoodanigen toon zoude antwoorden, doch die reeds te verre waren ge gaan om terug te keerenmoesten op den eenmaal ingeslagen weg voortgaanzij repliceerden alzoo dat hun verslag slechts de getemperde uitdrukking van de gevoelens der Kamer bevatte. Het was na dit voorspel, dat ondertussclien in den lande eene algemeene nieuwsgierige spanning had te weeg gebragt dat de discussiën over de staats-begrooting een' aanvang namen. Het is hier noch de plaatsnoch de gelegenheid om stil te staan bij de verschillende manoeuvres en tours d' adresse die alstoen plaats grepen om toch slechts grieven en be zwaren tegen de Begering te vinden en in te brengen. Wetten, reeds vroeger door de Kamer zelve aangenomen en goedgekeurd, werden besproken en door het slijk gesleurd, op eene wijze, die een' Minister het geduld deed verliezen en hem geheel en al buiten de waardigheid der Begering en der Kamer deed treden; men zag omgekeerd andere leden het vaandel, waaronder zij jaren lang gestreden hadden, verlaten, om als verdedigers van het Ministerie op te treden en hunne vroegere bondgenooten uit te lokken den aanval te beginnen. In één woord, er was geene bepaalde partij meer; het uit stekende hoofd der Badicalen zag zich door velen zijuer aanhangers verlatende Kamer had het aanzien van een leger, dat na een veldslag het //sauve qui peut" hoort uit roepen, waarna iedereen een goed heenkomen zoekt., zonder zich te bekommeren wat er van zijn vroegcren krijgsmakker geworden is. Wij kunnen hier in gecne bijzonderheden treden over den gang der algemeene beraadslagingen; zoo als reeds vroeger gezegd is, werd de Kamer herhaalde malen aangespoord om een votum van wantrouwen tegen de Begering uit te lokken, en daardoor feitelijk te toonen, dat het verslag het gevoelen der Kamer uitdruktete vergeefsgeen der leden durfde bij het vooruitzigt op een' zekeren nederlaag en démenti, de gevolgen daarvan op zijn hoofd laden, en het votum bleef achterwege. Volkomen waar, was en blijft het gevoelen van 't geachte lid, dat meende dat dergelijke handelwijze, van mannen die zich de Vertegenwoordigers des Volks noemenmoest uit- loopen op politieke demoralisatie. Zijdie de beraadslagingen der Kamer volgden, moeten zich verwonderen dat hunne afgevaardigden een' weg volgden, die misschien op reactie uit zal loopen. Wij blijven er bij en wij vragen nogmaals //wat zou men zeggen van eenige personendie namens eene gehecle vergadering een verslag uitbragten ,en later door diezelf de vergadering werden genegeerd Kan bij de aanname der begrootiug, de Begering met deze Kamer zameuwerken tot heil van 't Vaderland p Volstrekt niet wij weuschen en hopen eene ontbinding der Kamer, opdat het Volk (wij bedoelen hier niet, het volk dat achter de kiezers staat, maar de kiezers zelve) blijken kunne geven, of het 't voortdurend bestaan van dien verwarden stand van zaken goedkeurtdan weldat het 't noodig achtnieuw leven en meer frischheid daarin te brengen. Indien wij nu de discussiën over de vier eerste hoofd stukken achterwege laten en ons bij het vijfde bepalen dan zien wijdat de Ministerook in de Kamerdenzelfden toon en dezelfde houding aanneemt als bij zijne memorie van antwoord. Den sprekersdie hem het onparlementaire daarvan verwijten, antwoordt hij: //dat dit bij hem ook slechts de getemperde uitdrukking van zijn gevoelen isdat hij zijne repliek niet anders kan inrigten, daar men hem dan van zwakheid, lafheid en zucht om zijne portefeuille te behouden zou beschuldigen. In ons vorig nommer hebben wij 't reeds gezegddat het aannemen van de aangevraagde som voor het herstel van de loterijzaal, eene groote zegepraal was voor den Minister, die beschuldigd was in deze zaak de Kamer misleid te hebben; ook het voorgestelde amendement, om het tracte- ineut van den Bijks-bouwmeester van de begrooting te schrappenwerd verworpenen dit toonde duidelijk aan dat de Minister het vertrouwen der Kamer niet verloren had. Wel is waar volgde deze het gezegde van Goëthe //dat men datgene wat men in het groot niet volbrengen kanin het klein kan aanvangen", en nam van bijna eiken uitge trokken post eenige honderden of duizenden weg, doch uit deze bezuinigings-manie kon nog geen votum van wantrou wen worden afgeleid. Eene schitterende overwinning behaalde de heer van Heemstra na de discussiën over het toestaan der som van tien millioen ten behoeve der staats-spoorwegg#^- verschillende sprekers der tegenpartij kantten zich ,-nevig daartegen aan, doch de Minister overtuigd van liet verstand van het meerendeel der leden, achtte V'i./

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Nieuwe Courant van Den Helder | 1861 | | pagina 1