altijd tot voordeel der gemeente strekt; dat door het oprig-
teu van bijzondere scholenmet eenc geringe subsidie van
vege het gem.-bestuurhet oprigten van nieuwe openbare
scholen wordt voorkomen, daar op de tegenwoordige scholen
spoedig eeue overbevolking wordt te gemoet gezien.
De lieer Reeringh voegt hier bij, dat de ruimte in de
scholen op 11 Januarij bepaald was voor 1700 kinderen en
dat er op 19 Januarij reeds 1720 waren, onaangezien dat de
school van den heer Nobels en die der Chr. Afgescheidene
gemeente spoedig zullen ophouden te bestaan, zoodat eeue
overbevolking wel is te voorzien.
De Voorzitter vraagt den heer Graat of hij genoeg
zaam is ingelicht, waarop deze een toestemmend antwoord
geeft en voor de ontvangen inlichtingen bedankt.
Hierop wordt het voorstel der commissie in omvraag ge-
bragt, en met algemeene stemmen aangenomen, behalve die
van den heer Lastdrager, die zich buiten stemming houdt.
De Voorzitter vestigt de aandacht op de moeijelijkheid
om geschikte hulp-onderwijzers te bekomen, en zegt dat er
weder eene vacature ontstaat door de vestiging van den heer
Sipkens.
5). Request. Verbetering der Vlamingstraat.
Dit request is terug ontvangen van de commissie belast
met de ouderhouds werken, welke commissie adviseert om
bij dc afwijzing te volharden, om reden de weg, in de
Vlamingstraat geen eigendom is der gemeente. Dien over
eenkomstig wordt besloten.
6). Request om verlichting op de gedempte Oost-groote-sloot.
Op voorstel van de commissie van onderhoudswerken
wordt dit request aangehouden tot de behandeling der be-
grooting over 1863.
7). Brief van den Minister van Oorlog. Verschaffing van
water aan het garnizoen.
Deze brief wordt voorgelezen waarin de Minister te
kennen geeft, dat het besluit van den Raad om denleüJuhj
a. s., optehouden met de verschaffing van water, hem on
verwacht wasdat hoewel de gemeenten ontheven zijn van de
verpligtiug om in de gebouwen voor kazernering enz, te
voorzien, het besluit van den souvereineu vorst van 4 Julij
1814 niet is vervallen; dat alzoo de levering van drinkwa
ter, tegen vergoeding, aan het gemeente-bestuur blijft op-
gedrageudat echter dc Minister, zoo noodig, de daarvoor
toegestane vergoeding wel wil verhoogen en verzoekt dus
den Raad op het genomen besluit terug te willen komen.
De Voorzitter stelt voor deze missive ter visie van de
leden te leggen en in de volgende vergadering te behan
delen. Wordt aangenomen, nadat door den heer Strootman
de vraag was gedaan of deze missive niet behoorde gesteld te
worden in handen van de commissie voor onderhoudswerken,
omreden die commissie al de zaken, de waterleiding betreffen-
de, heeft behandeld; waarop de Voorzitter antwoordt dat hij
niet van hetzelfde gevoelen is, omdat deze zaak alleen van
finantiëlen aard is.
8). Mededeeling van ingekomen stukhen.
Dat op 13 Januarij de verificatie der gemeente-kas door
B. en W. heeft plaats gehad, en dat zich in kas bevond
f 30.561.65»-.
Een door B. en W. voorgedragen besluit tot het voldoen
van eenige buitengewone uitgaven uit den post van onvoor
ziene uitgaven 1861 en 1862, wordt gelezen en goedgekeurd.
Op voorstel van B. en W. worden de Regenten van het
Algemeen "Weeshuis, gemagtigd tot verkoop van de rouw
koetsen tegen 1 Mei a. s.
Aan den brigadier der Rijksveldwacht, wordt na eene
loffelijke vermelding van den Voorzitter, 25.gratificatie
toegestaan over het tweede halfjaar 1861, en alzoo dezelfde
toelage als zijn voorganger.
Voorlezing wordt gedaan van het jaarlijksch verslag der
plaatselijke teekenschool.
Aan den Sub-ontvanger Amse wordt eene gratificatie voor
meerdere diensten; ad f 25toegestaan.
Mededeeling dat de onderwijzer van Varik den 1 Fe-
bruarij a. s., zijne betrekking zal aanvaarden.
De heer Reeringh vraagt en verkrijgt verlof tot het doen
van een paar voorstellen en vragen. Z.E.G zegt:
le. Dat hoewel de Rijksambtenaren met 1 Februarij
a. s.als gemeente ambtenaren worden ontslagen, hij voor
stelt om den Sub-ontvanger der gemeente, Hagenaar, voor-
loopig die functie te laten waarnemen, ten einde eeue sta
king in:de dienst te voorkomen.
De heer Bakker vraagt of zulks wel geoorloofd is.
De heer Reeringh beantwoordt dit bevestigend.
De Voorzitter zegt het voorstel te ondersteunen.
De heer Zurmuhlen vraagt hoe groot het traktement is, dat
er aan verbonden is, waarop geantwoord wordt f 50en
eenige procenten. Daarop wordt het voorstel aangenomen.
2C. Zegt de heer Reeringh niets te hooien aangaande
het naar het Gouvernement opgezonden stelsel der gemeente
belasting op het geslagt: daar dit stelsel ingrijpt in de
finantiën der gemeente vraagt hij of cr bij liet dagelijksch
bestuur, dienaangaande reeds eenig berigt is ingekomen.
De Voorzitter zegt dat er nog geen antwoord is ontvan
gen maar dat hij met zeer veel grond een spoedig antw oord
durft verwachten.
De heer Reeringh zegt daarop, dat wanneer die verzeke
ring niet officieel is, hij het raadzaam acht, dat er over ge
schreven worde.
3°. Wil do heer Reeringh een krachtig vertoog aan de
regering zenden, ten einde er verandering gebragt worde
in do vestiging van de Militie-Kantons, opdat deze belang
rijke gemeente er niet langer van blijve uitgesloten.
De Voorzitter zegt, dat men het kan doen, maar dat
het niets zal helpen.
De heer Reeringh wenscht er toch gevolg aan te geven en
vooraf de te zenden memorie in den Raad te brengen om te zien
of er ook leden zijn die er iets hebben bij te voegen; wordt
aangenomen.
4°. Vraagt de heer Reeringh of de school in de Nieuw-
stad reeds tegen brandschade is verzekerd, en zegt dat hij
in dit geval tegen buitenlandsche maatschappijen is.
De Voorzitter verklaart dat daarvoor reeds is gezorgd en
wel in de Bataafsche Maatschappij.
De heer Strootman vraagt het woord, en zegt dat het
wenschelijk is om meerderen spoed te makenmet het nieuw
iuterigten ziekenhuis, en vraagt vervolgens of er niet meer
gedacht wordt aan het besluit om den plaatselijken ambtena
ren eene uitmonstering te geven. De Voorzitter zegt dat
dienaangaande eene conferentie noodig is, met den con
troleur der plaatselijke belastingen doch dat deze tegen
woordig ongesteld is.
Niemand meer het woord verlangende, wordt de verga
dering gesloten.
POLITIEK OVERZIGT.
BUITENLAND. De rede, met welke dc Keizer van
Frankrijk de zittingen van het wetgevend ligchaam geopend
heeft, trekt zeer de algemeene aandacht. Voornamelijk de
finantiële aangelegenheden worden in deze uitvoerig bespro
ken, en opmerkelijk is het, dat er met geen enkel woord
van den Paus is gewag gemaakt. Noch tegenover Frank
rijk noch tegenover Rusland is de Paus geneigd de minste
concessie te doen, en het is dus zeer waarschijnlijk dat
Frankrijk langzamerhand tot meer afdoende maatregelen
zal overgaan, om dien onhoudbaren toestand te doen ver
anderen. De Moniteur van Dingsdag bevat dan ook de
diplomatieke stukken, die met betrekking tot de Romein-
sehe kwestie in de laatste dagen gewisseld zijn; voorname
lijk is de nota door den Franschen Minister dc Thouvonel
aan den Hr. Lavalette, gezant te Rome, gezonden, en het
antwoord van dien gezant aan dien Minister, zeer opmerke
lijk. De gezant schrijft in zijn antwoord dat de kardinaal
Antonnelli, op de voorstellen tot minnelijke schikking der
kwestie, heeft gezegd, dat iedere schikking onmogelijk is
tusschen de II. Stoel en degenen die hein beroofd hebben,
omdat het noch van den wil van den Paus, noch van het
H. Collegie afhangt, om zelfs het geringste deel van hot
grondgebied der Kerk aftestaan. Ik heb daarop den kardi
naal gevraagd, schrijft de gezant of hij uwe Excellentie
zelfs de hoop op eene schikking niet zou kunnen laten
hij heeft daarop ontkennend geantwoord. Daarna ontving
ik nog van zijne Eminentie een brief, waarin hij mij ken
nis geeft, dat hij voor alle zekerheid nogmaals den Paus
om bevelen heeft gevraagd, die hem heeft gemagtigd, om
hetgeen hij mondeling te kennen gaf, in zijn naam te be
vestigen.
Het verdient opmerking dat in de troonrede des Keizers
gewag wordt gemaakt van het bezoek van den koning van
Pruissen te Parijs, doch dat van do andere souvereinen
niets wordt gemeld.
Uit Engeland schrijft men dat de Commissarissen der
Zuidelijke Staten de HII. Mason en Slidell, aan boord
van het stoomschip nla Rlala'' te Sonthampton zijn aange
komen de berigten met die gelegenheid uit Amerika ont
vangen, zijn vervuld met bittere klagten tegen de regering
te Washingtondie men van zwakheid en lafhartigheid
beschuldigt.
Uit Athene wordt gemeld dat het proces, tegen de van
zamenzwering tegen het leven des Konings beschuldigde