dit blad beschouwen moet als "boune mine a mauvais jeu
Zou misschien het geschrijf dat we vindeu op bladz. 9
van 't overtuigend(?) geschrift vaii den Hoogleeraar Yreede
"de rigting van het Ministerie' daartoe eenige aanleiding
hebben gegeven
Eene onaangename waarheid moeten wij constateren
namelijk dat de opkomst der stemgeregtigden in ons geheel
vaderland zou gering is geweestdat men aan de waarde
onzer kieswet twijfelt; zoodat zelfs de beginselen waarop ze rust
door de conservatieve partij worden bestreden,! alleen op
die geringe opkomst, die naar haar oordcel de onvoldoenheid
dier wet aanwijst.
Altijd hebben wij gemeend dat de uitoefening van vrije
regten moest worden gewaarborgd, maar aan den andereu
kant was ook op de kiezers de zedelijke verpligtiug berus
tend oiu daarvan gebruik te maken.
POLITIEK OVERZIGT.
Naauwelijks is de belangrijke wet op het middelbaar on
derwijs bij de Kamer ingekomen, (van welke wij eerstdaags
een uittreksel zullen geven) of reeds wordt door goed inge
lichte bladen medegedeeld, dat die op het liooger onderwijs
en op de uitoefening der geneeskunde, binnen kort zullen
worden aangeboden. Bevat deze mededeeling waarheid, zoo
kunnen wij eene gewigtige en hoogst belangrijke zitting der
Kamer te gemoet zien. Wijders houden onze dagbladen zich
uitsluitend bezig met den afloop der verkiezingen, en voor
namelijk met bijzonderheden betreffende de aankomst en
ontvangst der Japausche Ambassade.
Thans is de Pauselijke allocutie bij gelegenheid der hei
ligverklaring der Japausche martelaren, in haar geheel bekend.
Ook over den tegenwoordigen toestand van zaken wordt
daarin gesproken.
Het non-possumus wil het pauselijk bestuur op alles toepas
sen. De Ital. vertegenwoordiging zal zich door die onhan
delbaarheid echter niet laten afschrikkeu; uit Turijn meldt
mendat het parlement een krachtig protest zal uitvaardigen
tegen de lasteringen door de vereeuigde bisschoppen te
Itome geuit. Dit staatsstuk zal veel indruk maken, en de
stelling der hoogere geestelijkheid in Italië tegenover de
bevolking slechts bemoeijelijken.
De gezondheid van Z. M. den Koning van Belgic is geens
zins zoo voldoende, als men naar de laatste berigtcn meende
te mogen verwachtenDr. Civiale is wederom naar Brussel
vertrokken.
1TIB TT TT S 7 IJ D 11T C? B 1T.
Helder, Nieuwediep, Willemsoord, enz. 17 Junij 1862.
Op Vrijdag den 20 Junij 1862, des namiddags ten
één 'ure, zal, aan het Raadhuis der Gemeente alhierwor
den aanbesteed: liet bouwen van eene. gemeente-apotheek,
ten westen van het ziekenhuis, met bijlevering van alle
daartoe noodig zijnde materialen.
Zr. Ms. stoomschip Groningen wordt dagelijks alhier
uit Indien teruggewacht.
Z. M. heeft den insp. van admiu. bij de marine J. E.
Kempe en den kapt. 1° kl. bij het corps mariniers P. A. Leupe',
met I Julij een pensioen verleend resp. van/'1500 en ƒ1070.
Z. M. heeft den insp. van adm. J. E. Kempeonder dank
betuiging voor zijne vele aan den lande bewezen diensten
benoemd tot adviseur bij het Departement van Marine, bui
ten bezwaar van 's rijks schatkist, en aan den kapt. Ic kl.
P. A. Leupe, deu rang van majoor toegekend.
Z. M. heeft bevorderdtot schout bij nacht den kapt. t/z.
11. van Voss; tot kapt. t/z. den kapt.-luit. t/z. 1® kl. A. E.
Siedenburg; tot kapt.-luit. t/z. den luit. t/z. lc kl. J. M. de
Jongh; tot luit8, t/z. 1" kl. J. A. E. Dinaux, A. F. 11. E. baron
van llaersolte van den Doorn en jhr. T. L. Brantsenbij het
corps mariniers: tot kapt. lc kl. den kapt. 2e kl. J. J. Soer; tot
kapt. 2C kl. den I11 luit. J. P. II. Sesseler; tot 1" luit. den 2" luit.
M. C. Koning; tot insp. van adm., bij keuze, den offic. van
adm. 1° kl. J. A. L. den Ouden; tot offic. van adin. le kl.
den offic. van adm. 2e kl. C. II. P. de Jonge en tot offic. van
adm. 2° kl. den offic. van adm. 3P kl. H. J. v. Haaften Cluwen
en J. C. Coops.
De luit. ter zee J. van Burg zal deu 16 aan het
wachtschip te Vlissingen vervangen, den luit. ter zee 2e kl.
J. M. H. Bervoetsdieop 's Rijks transportschip Heldin
is overgeplaatst.
Aan het provinciaal gouvernement te Haarlem hebben
de navolgende aanbestedingen plaats gehad1 het vernieuwen
van de buitenciudeii van het zuider havenhoofd te Medem-
blik, aangenomen door deu heer P. Quant te Amsterdam
voor ƒ5340; 2 het verrigten van eenige werkzaamheden bij
de zeeweringen en havenwerken op Marken, aaDgenomen
door den heer J. Janzen alhier voor 65003 het ver
nieuwen van eenige paalwerken en het leveren en storten
van steen voor de zeewering van lirk, aangenomen door
den heer P. J. Nentjes aldaar voor ƒ5612; 4. Het maken
van drie vakken paalwerk voor de zeeweringen van Wie-
ringen, aangenomen door den heer J. A. van Haaften te
Sliedreeht voor ƒ6150; 5. Eenige werken aan de Stranden
van Vlieland, aangenomen door den heer A. Kalis te
Sliedreeht voor ƒ8920.
Het Kon. lust. van Ingenieurs hield den 12 Junij
zijne jaarlijksche vergadering te 's Hage. Er werd gehan
deld over de afmetingen vau liggers van de plaatijzeren
draaibrug te Willemsoord, over asfaltpijpenkreosoot be
reiding tegen paalworm en eindelijk over de doorgraving
van Holland op zijn smalst. Die zaak zal nader door het
instituut behandeld worden.
Z. M. heeft K. Kramer, als burgemeester der gemeente
Urk, ontslagen.
Een 14jarige knaap, beschuldigd te Grijpskerke eene
schutting te hebben willen in brand steken, is veroordeeld tot
twee jaar gevangenzetting in een verbeterhuis.
Het prov. geregtshof in Zeeland heeft thans uitspraak
gedaan in de bekende zaak tegen J. P. Smith, vroeger
scheepsmakelaar te Vlissingen. Bij een zeer uitvoerig ge
motiveerd arrest waarvan de voorlezing een uur duurde,
heeft het hof twaalf der 15 punten van beschuldiging als
wettig en overtuigend bewezen aangenomenen den beschul
digde alzoo wegens twaalf valsehheden in geschriften van
koophandel en het des bewust gebruik maken van die stuk
ken, veroordeeld tot eene tuchthuisstraf van zes jaren, vier
en twintig geldboeten van ƒ50 en in de kosten van het geding.
De veroordeelde was bij het hooren van zijn vonnis der
mate getroffendat hij in onmagt nederzeeg.
I an Solo wordt het volgend verschrikkelijk voorval
medegedeeld, dat ter waarschuwing van alle ouders strekt.
Twee knapenop nog jeugdigen leeftijdgingen te zamen
gewapend met geladen geweer op de duivenjagt. Ten einde
een hoog in den boom zittenden vogel beter te kunuen
treffenklom de jonge E. in den boom schoot op de on
derste takken zijn geweer af en miste. Hij gaf daarop het
geweer aan zijn makker, met verzoek hetzelve te laden en
hem weder aan te reiken. Dit geschiedde; doch onder het
overreiken ging het geweer af, met dat ongelukkig gevolg
dat het schot den ongelukkigen E. zoodanig trof dat hij
bewusteloos op den grond nederstortte. Zijn makker, den
kende een moord te hebben begaangreep in vertwijfeling
het andere geweer en beroofde zich van het leven. Ontzet
tende les voor ouders om hunne kinderen niet te vroeg het
gebruik van vuurwapen te leeren.
Het protest der consuls te Nieuw-Orleans, tegen het
in beslag nemen van gelden, berustende in het Nederland-
sche consulaatluidt aldus:
Nieuw-Orleans 12 Mei 1862.
Aan den majoor-generaal R. T. Butler, van het leger
der Ver. Staten, kommandement der golf.
"GeneraalAangezien het den ondergeteekenden bekend
werddat het consulaat van Z. M. den koning der Neder
landen in deze stad gewelddadig bezocht is geworden door
sommige personen in de montering van soldaten gedost en
die in dienst vau het bewind der Vereenigde Staten waren,
dat de persoon van den consul onwaardiglijk en omvel-
voegelijk behandeld is gewordenen dat hij gedurende ver
scheidene uren gevangen werd gehouden, zoo is het den
ondergeteekenden ten pligtmet het oog op de traktaten
die tusschen de regeringenwelke zij vertegenwoordigen en
de regering der Vereenigde Staten bestaanvormelijk te
protesteren tegen zulk eene handeling, en verder tegen
elke handeling op uw gezag of op dat der Vereenigde
Staten bedrevendie met geuoemde traktaten in strijd mogt
zijn",
"Wij hebben do eer" enz. (Volgen de onderteekeningen
van al de consuls).
Zie hier het antwoord van generaal Butlef:
Nieuw-Orleans 12 Mei 1862.
"Mijne heereuIk heb het protest ontvangen dat gij
gemeend hebt te moeten inzenden, met opzigt tot de han
deling mijner officieren tegenover den consul der Neder
landen welke daad ik goedkeur en handhaaf. Het doet
mij leed, dat gij, mijne heeren, het uwen pligt hebt geacht,
om in deze zaak te werk te gaan alvorens de feiten te onder
zoeken. De ware toedragt der zaak zal blijken, en op het
geschiktste tijdstip zal liet gemakkelijk te bewijzen zijn, dat