Het door den heer van Strijen voorgesteldewordt als
amendement genoegzaam ondersteud en in omvraag gebragt
nl. om de hoeveelheid gedistilleerd waarvoor bij uitvoer te-
ruggave van de betaalde belasting kan gevraagd worden, te
bepalen op 5 kannen. Wordt verworpen met 8 tegen 3 stem
men. De heeren van Strijen, Kelckhoven en Maalsteed stem
den voor.
Het concept-besluit wordt daarna in omvraag gebragt en
aangenomen met 8 tegen 3 stemmen. De heeren van Strijen,
Kelckhoven en Maalsteed stemden tegen,
4). Medecleeling van ingekomen stukken.
Dankbetuiging van den heer A. J. Leijer voor de gunstige
beschikking op zijn ingediend rekest, de verzekering gevende
dat het zijn ijverig streven zal zijn om zijne inrigting aan het
doel steeds te doen beantwoorden. Wordt voor kennisgeving
aangenomen.
Na de gewone rondvraag zegt de heer de Breuk dat hem
bij den laatst plaats gehad hebbenden brand opgevallen is dat
de aangebragte verlichting niet voldoende was. Spreker ves
tigt de aandacht van het Dag. Bestuur daarop.
De Voorzitter antwoordt daarop, dezelfde bemerking te
hebben gemaaktdoch dat bij onderzoek bleek niet bij de ge
meente- maar bij de Marine spuiten de verlichtingstoestellen
gemist werdendie ingeval de brand langer had aangehouden
later zouden zijn aangevoerd. Spreker voegt er bij tevens
de bemerking te hebben gemaakt dat het zeer moeijelijk is
om aan verwijderde personen, die bv. op de daken zitten, de
bevelen toe te roepen en tot dat einde roepers zullen worden
aaD geschaft.
De heer Braaksma wijst er op dat de brandspuiten te ver
uit elkander zijn geplaatst in deze gemeente.
De Voorzitter zegt dat daarin voorzien zal worden door de
aankoop van eene nieuwe spuit.
De heer Maalsteed geeft in overweging om de belasting op
de turf af te schaffen, zullende de meerdere opbrengst van
de belasting op het gedistilleerd dit gemis voldoende equivaleren.
De Voorzitter en de heer Reeringh wenschen de werking
der nieuwe bepaling één jaar af te wachten.
De vergadering wordt daarna gesloten.
NIEUWSTIJDINGEN.
Helder, Nieuwediep, Willemsoord, enz. 26 Januarij 1864.
Naar wij vernemen zal in de tabel van de alhier da
gelijks aangeplakt wordende weerkundige waarnemingen eene
wijziging plaats hebben, te weten: voortaan zullen ook de
barometer afwijkingen van des avonds 8 uurop de bekende
plaatsen waargenomen, hier worden bekend gemaakt, zullende
dit echter den volgenden morgen 8 uur geschiedentegelijk
met de barometer afwijking de winddruk en de windrigting op
dat uurde temperatuur zal niet meer worden opgegeven.
Naar wij vernemen zullen van wege het rijk, ter be
vordering van de meteorologische waarnemingen, op het te
legraafkantoor alhier, en op die van andere plaatsen, baro
meters worden geplaatst.
Wij vernemen dat reeds eenige toestellen tot het doen
van stormseiuen, alhier bij de Directie der Marine zijn aange
komen; het juiste punt alwaar ze zullen worden opgerigt
is nog niet bepaald.
In verschillende bladen leest men dat de communicatie
tusscheu Texel en den vasten wal, thans weder hersteldis;
men leze daar niet uit dat de communicatie geheel en al
gestremd is geweest want het"orievenvervoer heeft, op weinig
uitzonderingen na, toch dagelijks plaats gehad met een roeivaar
tuig hoewel dikwijls met levensgevaar. Ook moet men
daaruit alleen verstaan dat de haven van het Oude Schild
op Texel door het ijs was gesloten en niet het Nieuwediep
want gedurende de vorst zijn hier dagelijks schepen bin
nengekomen en uitgezeild.
Men schrijft van Hellevoetslnis 23 Januarij
Gisteren namiddag arriveerde alhier van St. George d'
Elmina, onder het lossen van het gewone salutZr. Ms.
stoomschip Vesuvius, kommandaut kapt.-luit. A. Scbotborgh.
Het état-major beslaat verder uit den luit. t/z. Ie kl. P. J.
Buyskes, le officier; luits.t/z. 2» ld. K. W. E. von Leschen,
J. A. Vening, adelborsten le kl. P. G. Bruch, H. "W. Stef-
felaar, W. M. E. Bervoets, offic. v. gez. 3" kl. C. Noordewier,
offic. van adm. 2e kl. L. M. van Onseler., klerk H. Homeer.
Men zegt dat genoemd stoomschip onmidde'ijk weder uit
gerust zal worden voor eene reis naar Suriname.
Omtrent de aangevraagde concessie voor den Neder-
landscb Hollandsch-Erieschen spoorweg, verneemt men dat de
thans aangevraagde concessie zich uitstrekt over eene lijn
loopende direct van Leeuwarden naar Sneek, in eene meer
westelijke rigting van de staatsliju, voor zoover die in de
rigting op Heerenveen langs Lauwert in evenwijdige rigting
getrokken wordt. Tan daar langs Hindeloopen naar Stavoren.
Verder in Noordholland van Enkhuizen langs Hoorn en
Purmerende naar het tolhuis aan het IJ, ten oosten van de
ieuw gebouwd wordende sluis en bovendien van Hoorn naar
lkmaar, aansluitende aan de staatslijn langs de Zaan en
door de lijn Castricum-Haarlem, welke zeker als een gevolg
van die lijn komen zal, in verbinding langs den Noord- en
Zuid-Hollandscheu spoorweg met Zuid-Holland.
Tot verbinding van de overvaart tusschen Eukhuizen en
Stavoren wil men het voorbeeld volgen in Schotland toege
past op de lijn tusschen Edinburg en Dundee, waar ver
scheidene goederenwagens in zeer korten tijd op stoombooten
geladen worden, terwijl voor den overtogt van passagiers
en stukgoederen zeer de aandacht moet gevallen zijn op eene
stoomboot van 350 paardenkracht nominaal vermogendie
tegen getij oploopeude 20J Eng. mijl in het uur heeft af
gelegd, dat dus nederkomt op 38 Ned. mijlen, en waardoor
dus de overtogt tusschen de nieuwe haven, welke men voor
dat doel te Enkhuizen aan den Gelderschen Hoek maken
wil en Stavoren, zijnde een afstand van 17 Ned. mijlen, in
den bijna ongeloofelijk korten tijd van nog geen a uur zou
kunnen afgelegd worden.
Tegen den gewezen koopvaardijkapitein D., sedert
twee jaren wonende te Nijmegen, zijn zware vermoedens
gerezen, dat hij zijne vrouw op wreedaardige wijze heeft
vermoord. Des morgens heeft men de ongelukkige gevon
den het hoofd op eene afgrijselijke wijze gekloofdwaarbij
de hersenkas en kaakbeenderen verbrijzeld zijn,vermoedelijk
met eene bijl. De heer D. had zich denzelfden nacht (tus
schen 23 en 24 jl.) uit de voeten gemaakt, doch is te
Utrecht door de politie aangehouden.
^ngigonöcn ^tuftUcn.
De Redactie onderschrijft niet altoos de gevoelens der inzenders.
Mijnheer de Redacteur
Mag ik u beleefdelijk verzoeken het onderstaande een
plaatsje in uw geacht blad in te ruimen.
Met zesr veel belangstelling las ik dezer dagen eenige regelen
in uw blad van den 20sten Januarij No. 276, over de nood
der huiszittende armen, en over de zoogenaamde armen.
Al het geschrevene nam ik, met meer anderen, voor waar
achtige waarheid aanen het zal ook wel door niemand te
ontkennen zijn, dat de zoogenaamde armen, of bedelaars,
lekker smullen en zeer keurig zijn op dat puntterwijl menig
braaf ambachtsmanmet vrouw en kinderen naar een stuk
droog roggebrood zit te snakken.
Verder is het over bekend, dat het eerste soortmenschen
steeds genegen isal datgene te verachtenwat zij door liefde of
prodeo verkrijgenindien het verkregene niet met hun smaak
of verlangen overeenkomtdat zij dus ook de spijs verfoeijen
die hier ter plaatste wordt uitgereikt is niets vreemdsen
houd ik het met den schrijver van bedoeld stukdat genever
en klinkende munt, veel aangenamer zou zijn dan eenige portiën
goed voedzaam eten, doch hiervan genoeg, en nu ter zake.
Het bevreemde mij niet weinig toen mij voor eenige dagen
geleden, door een mijner kennissen gezegd werd, dat hij na
't lezen van boven bedoelde regelen, de soep had geproefd en
ze zeer slecht had bevonden en welzeer dunweinig erwten
er dreven slechts een paar dobbelsteentjes spek op, en ze
was aangebrand. Ik stond verbaasd, en sloeg er geen geloof
aan, doch nam mij voor mij te overtuigen.
Den 22sten dezer riep ik van de menschen welke mijn huis
met uitgedeelde spijzen voorbij gingen, een paar meisjes in,
en vroeg aan een van henom een gedeelte van haar portie.
Het was toen geen soep, maar grutten en ik moet bekennen,
dat ze er goed uitzageDze waren zoo blank mogelijkzeer
lekker van smaak en goed smerig gekookt, de grutten schenen
mij toe van zeer beste kwaliteit te zijn. Dat zij iets dunner
dan gewoonlijk gekookt zijn. beschouw ik dat noodig is voor
de juiste verdeeling der portiën.
Mijne huisgenooten en ik waren dus niet weinig verblijd,
dat dit eten zoo aan alle verwachting beantwoordde, en het
tot dusverre gedane onderzoektot zulke goede resultaten had
geleid.
Den volgende dag dus den 23sten riep ik weder een paar
menschen in, en vroeg om eene kleine hoeveelheid soep,
terwijl ik mij tevens overtuigde van de hoeveelheid die zij
hadden ontvangen en bleek het mij toen dat de portiën soep
veel grooter waren, dan de portiën grutten, doch waren wij
den vorigen dag dubbel voldaan geweest, thans werden wij
vreeselijk in onze goede verwachting teleur gesteld; want
alreeds het eerste gezigt in de ketels dier lieden, overtuigde
ons dat de soep met het volste regt slechte voeding mogt
genoemd worden.
De soep was niet zoo als het behoort gebonden, maar
zeer dunbij het omroeren met een potlepel kwamen er wel
is waar erwten naar boven, maar veel te weinig volgens de
hoeveelheid natof water dat er op lag de erwten zelf waren
klein en zoo niet van slechte dan toch ook zeker niet van
de beste kwaliteitzij waren stuk gekookt maar de soep was
er niet smerig of gebonden door, daarenboven was zij zeer
flaauwhad een onaangename smaaken was weder een
weinig aangebranden wat nu het spek betreftdaarvan kan
ik verklaren dat er in de eene ketel voor zes en in de andere
ketel voor acht menschen soep was, maar die veertien per
sonen het slecht getroffen hadden want alle pogingen in beide
ketels aangewendom slechts één korrel spek te vinden
bleven vruchteloos.
Wat nu het aanbranden betreftmoet ik bekennen dat als