$efóer, JïieumeÖiep, IMfemsoorÖ, en^.
Jtè 541
Vierde Jaargang.
1864.
ZATURDAG
5 SEPTEMBER.
DE M8STMNDE BIJEENKOMST DEK TWEEDE K4MER.
NIEUWE COURANT
VAN DEN
Verschijnt WOENSDAG en ZATURDAG.
Abonnementsprijs voor 3 maanden ƒ1.30
Franco per post „1.50
Men abonneert zich bij alle Boekhandelaren en Post
directeuren. Brieven franco aan den Uitgever S. Gii.tjes.
De prijs der A dvertentien van 14 regels is 40
Centenvoor elke regel meer 10 Centen. Zegelregt voor
elke plaatsing 35 Centen. Vóór des Dingsdags en Vrijdags
middag 12 uur,gelieve mende Advertentiën intczenden.
Ingezonden stukken een dag vroeger.
Wij hebben in een vorig artikel aangetoond, dat, met het
oog op art. 82 der Grondwet, tegen de verkiezing van den
afgevaardigde uit Gouda gegronde bezwaren zyn in te bren
gen.^ Wij zullen nu daarover niets meer zeggen, maar de
beslissing der Kamer afwachten, en liever de houding en de
gedragslijn van den heer Groen, chef der anti-revolutionaire
partij in de Kamer (zoo een zeer gering aantal leden der
Kamer met dien naam mag bestempeld worden) nagaan.
Iedereen weet, waarom de heer Groen, een staatsmandie
hoe men ook over zijne rigting en beginselen denke moge
in de Kamer tehuis behoort, eenige jaren geleden de Kamer
verliet. Hevig had gij gestreden, om de wet van 1857 op
het lager onderwijs, door de toenmalige regering ingediend,
te doen vallen. Heftig was voornamelijk de strijd tegen het
bekende art. 23 en onvermoeid zijne pogingen om het woord
christelijk daaruit te weren. Toen echter de wet werd aan
genomen nam de heer Groen dadelijk zijn ontslagen ver
dween voor een korten tijd van het staatstooneel. Na eenige
jarenwederom door de kiezers van Arnhem naar de Kamer
gezondenverklaarde de heer Groen al spoedig dat de reden
waarom hij de Kamer verlaten hadnu de reden was waar
om hij weder een nieuw mandaat had aangenomen.
Zijn hoofddoel toch en eenig streven bleef de met eene
groote meerderheid aangenomene Onderwijswet te wijzigen
en een nieuw voorstel daartoe strekkende, in te dienen.
Vandaar zijne onophoudelijke klagten, dat de wet, die door
eene groote minderheid werd afgekeurdten nadeele van die
minderheid werd ten uitvoer gelegdvandaar dat de heer
Groen geene gelegenheid ongebruikt liet voorbijgaan om aan
te toonen dat de wet herziening behoefde, ja zelfs durfde die
staatsman volhoudendat die wet met weerzin van den
KoniDg in het leven was gekomen. Iedereen herinnert zich
nog levendig hoe de heer Hugenholtz met regt beweerde,
dat een krachtig bewijs noodzakelijk wasom eene dergelijke
aantijging van den heer Groen te staven. Om kort tegaan,
het onderwijs is voor den heer Groen allesen geen quaestie,
van welken aard ook, is zoo gewigtig, die niet, volgens zijn
oordeel, daarbij moet achterstaan.
Wij duiden het hem dus niet euvel, dat hij op alle moge-
lijbe wijzen verandering tracht te brengen in eene wetdie
hij noodlottig acht, en welke hij meent verkeerde beginselen
te bevatten. Wij duiden 't hem niet ten kwade, dat hij
daarom zooveel stemmen mogelijk zoekt te werven in de
Kamer, wanneer zijn voorstel tot wijziging der wet op het
lager onderwijs aan de orde zal zijnmaar wat wij verkeerd
in dien staatsman achteniswij zeggen het rondborstig
zijn streven om coüte qui coüteen hoe ookzijn plan door
te zetten.
Het krachtigst bewijs tot staving onzer meening, is het
verspreiden zijner vliegende blaadjes juist op het tijdstip der
verkiezingenzijn doel was ontegenzeggelijk om zijne aan
hangers aan te sporen geen andere candidaten te stellendan
van wie men overtuigd was, da/te;zij de beginselen van den
heer Groen, met betrekking tot het onderwijs, in de Kamer
met kracht zouden verdedigen en voorstaan. Nu is 't dui
delijk dat de heer Groen reeds van <*te voren kon weten dat
in geen district, behalve Arnhem, een zijner politieke vrien
den kans had gekozen te worden, en dat hij bij eene her
stemming de keus zou hebben tusschen liberale eu conserva-
tivc afgevaardigden.
Consequent ware het, o. i., nu geweest, bijaldien de heer
Groen bij dergelijke herstemmingen zijne keus op den libera
len candidaat had gevestigd. Immers het ligt nog ieder versch
in het geheugen hoe de heer Groen, bij zijne terugkomst in
de Kamer, de tuchtroede zwaaide over de conservatieve partij,
en hoe hij met onomstootelijke gronden aantoonde, dat de
zwakheid en regeringloosheid dier rigting, sedert 1853 aan
het bestuuroorzaak was geweest, dat een noodzakelijk kwaad
een Kabinet Thorb.ecke aan het roer kwam.
Iedereen had nu verwacht dat de heer Groen de liberale
rigting met kracht zou voorstaan, het tegendeel had plaats.
In zijne verschillende manifesten tot zijne geestverwanten,
raadde hij hen aanhunne stemmen op de conservative can
didaten uit te brengen, van wie men verzekerd was dat zij
zijn voorstel zouden ondersteunen. Het voorbeeld van Gouda
en Leeuwarden is daar, om het bewijs te leveren dat de anti
revolutionaire partij toen de hand reikte aan die rigting, die
nog kort te voren door den uitstekenden leider als onbe
kwaam en onmagtig om te regeren was uitgekreten.
De toekomst zal nu leeren wat de houding dier leden zal zijn
wanneer de heer Groen hunne hulp voor zijne plannen inroept.
De houding van den heer Groenin 't algemeenbij de ver
kiezingen, is opmerkenswaardig geweest, en heeft dan ook
van verschillende kanten aanleiding tot bespreking daarvan
gegeven. Dat hij invloed moest uitoefenen op een groot aan
tal kiezers, was onbetwistbaar, en daarom was iedereen
nieuwsgierig te wetenhoedanig hij van dien invloed zou ge
bruik maken om zijne plannen door te drijven. Immers men
had van dien staatsman mogen verwachten dat zijne hande
lingen staatkundig eerlijk zouden zijn, doch bekend is 't dat
juist liet tegendeel heeft plaats gegrepen. Op eene uitstekende
wijze dan ook is de gedragslijn des heeren Groen, tijdens de
verkiezingenbeoordeeld geworden door de hoogleeraren Fruin
en Vissering, die zonneklaar aantoonden dat die houding ten
eenenmale strijdig was met de politieke moraliteit, en zeker
niet geschikt om het prestige van den heer Groen en zijne
partij te doen toenemen. Zij ziet thans ook wel in dat dc
bemoeijingen des heeren Groen een ongunstigen indruk heb
ben te weeg gebragt, en dat, mogt hij daardoor ook eenige
stemmen in de Kamer hebben gewonnenhet geloof aan de
politieke eerlijkheid der anti-revolutionaire partij bij velen
geheel is verloren gegaan. Vandaar dan ook dat het Dagbl.
van s Ilacje in ellenlange artikelen de houding van den heer
Groen tracht te vergoelijkenmaar tocli heeft moeten erken
nen dat hij, om triviaal te spreken, »de verkiezingen be
dorven heeft."
Doch stappen wij hiervan af.
Het eerste staatsstuk, de troonrededoor allen met belang
stelling te gemoet gezienzal al dadelijknaar het ons toe
schijnttot belangrijke beraadslagingen aanleiding geven. Veel
toch wordt van dit Kabinet gevergd, maar veel ook mager
met grond van worden verwacht. Van onze betrekkingen
met liet Buitenland zullen wij hier niet sprekenmaar bij het
adres van antwoord zal de verhouding van Limburg tot den
Bond wel wederom stof tot discussie opleverenen men zal ook
deze gelegenheid niet laten voorbijgaan om de Regering te
vragen of er een stap verder gedaan is op den weg om
Limburg los te maken van de banden die dat Hertogdom
nog immer met Duitschland verbinden. Ook het handelstrac-
taat met Frankrijk zal waarschijnlijk besproken worden.
Wat het Departement van Justitie betreftzal de invoering
der organisatie-wet aanleiding geven om te vragenhoever
men gevorderd is met de wetten die hare invoering moeten
voorafgaan; maar voornamelijk de Departementen van Bin-