,M 366.
Vierde Jaargang.
186
fleföer, JïteumeÖiep, IBiffemsoorÖ, enj.
WOENSDAG
50 NOVEMBER.
Het budget van Oorlog voor 1865.
NIEUWE COURANT
VAN DEN
Verschijnt WOENSDAG cn ZATURDAG.
Abonnementsprijs voor 3 maandeu ƒ1.30
Franco per post u u 1.50
Men abonneert zich bij alle Boekhandelaren en Post
directeuren. Brieven franco aan den Uitgever S. Giltjes.
De prijs der Ad verten tien van 14 regels is 40
Centenvoor elke regel meer 10 Centen. Zegelregt voor
elke plaatsing 35 Centen. Vóór des Dingsdags en Vrijdags
middag 12 uur,gelieve mende Advertentiènintezenden.
Ingezonden stukken een dag vroeger.
iii.
Wij zullen onze beschouwingen over bet budget van Oor
log beperken, omdat andere onderwerpen meer bepaaldelijk
onze aandacht vorderen en wij later gelegenheid zullen vinden
op hetzelve terug te komen.
Algemeen wordt erkend dat de toestand waarin onze le
vende strijdkrachten zich bevinden, hoogst ongunstig is te
noemen, en ons leger veel te zwak is om in oorlogstijd ver
trouwen in te boezemenmaar om daarin eene doeltreffende
verandering te brengen zou eene wijziging in de militie-wet
noodzakelijk zijn. Volgens den sterkte-staat van 1 Augustus
bedroeg de sterkte van de infanterie, behalve de officieren,
34,968 man. Trekt men hiervan het kader, 4,058, af, dan
blijven er 30,910 soldaten over, Waarvan 4,55S vrijSvillïgers.
De geoefendheid dier troepen laat veel te wen schen overen
de ondervinding van den oorlog hebbenmet weinige uitzon
deringen noch officierennoch soldaten verkregen. Uit een
en ander kan gemakkelijk worden opgemaakt, dat in tijden
van gevaar niet te veel op de hulp van ons actief leger kan ge
rekend worden en een zeer groot deel van 's lauds verdedi
ging aan schutterijen en volkswapening moet worden toever
trouwd. En wat hiervan te wachten valt, dat heeft een
treurig voorbeeld ons nog onlangs voldoende geleerd.
Tiet gemis aan oorlogservaring zegt het voorloopig verslag
bij het meerendeel van ons leger niet wel te loochenen,
kon, naar veler gevoelen, op doeltreffende wijze verholpen
wordenindien er eenig middel bestond om meer verband te
brengen tusschen de legers in Oost-Indie en hier te lande;
en zoo almet betrekking tot de soldatende bepalingen der
grondwet dit bemoeijelijkeumet opzigt tot de officieren be
stonden dergelijke bezwaren niet. Het meerendeel onzer offi
cieren ismen erkende het gaarnezeer goed onderlegden
op hun gedrag en hun ijver voor de dienst valt geenerlei ge
gronde aanmerking te maken, maar wat den meesten hunner
uit den aard der zaak ten eenenmale ontbreekt, dat is juist
de ondervinding in het vak hetwelk zij geroepen zijn uit te
oefenen. Onze overzeesche bezittingen zouden velen hunner
alligt de gelegenheid aanbieden om die zoo noodige onder
vinding op te doen; thans leeren slechts weinigen hunner de
ontberingen, de vermoeijenissen en de gevaren kennen, die
ingeval van oorlog hen te wachten staan. Hoe gansch anders
het naburige Engelanddat zijne legers naar alle oorden dei-
wereld zendt en zijne soldaten als geoefende en geharde krijgs
lieden nit den vreemde terug ziet keeren.
De Min. van Oorlog hoewel toegevende dat uit een meer
der verband tusschen de strijdkrachten hier te lande met het
leger in de overzeesche bezittingen, groote voordeeleu zouden
kunnen getrokken wordenmeent echter dat de vereeniging
-der beide legers wel immer tot de vrome wenschen zal blijven
behooren', omdat zich daartegen vele en groote voorname
lijk finantiele bezwaren opdoen. Wat het detacheren van
•officieren hij het Oost-Indisch leger betreft, deze maatregel
was vroeger gestaakt, uithoofde daartegen bezwaren waren
gemaakt door het Oost-Indisch gouvernement; thans echter
is ze wederom in werking getreden.
Eene groote grief werd er reeds vroeger en ook thans
wederom den Minister van gemaakt, dat zijne beginselen om
trent de vrijheid van drukpers ten opzigte van officieren,
illiberaal en ongrondwettig zijn. Immers bij circulaire heeft
hij den officieren het regt hunne gedachten door den druk te
.openbaren ontzegd en daarover in de Kamer aangevallen,
noemde hij zich geen tegenstander van de vrijheid van druk
pers en verklaarde hij geen bezwaar te zien »in de weten-r
schappelijke behandeling van krijgskundige onderwerpen" door
officieren. "Dergelijke uitdrukkingen zegt de Kamer, o. i.
teregt echter zijn niet alleen rekbaar, maar ook vatbaar
voor inkrimping, naar welgevallen; en in het belang juist
van die vrije en onbelemmerde wetenschappelijke behandeling
van krijgszaken door deskundigen, welke ook de Minister
zegt op prijs te stellen, zou men gaarne willen vernemen,
of hij inderdaad met het gevoelen dier leden instemtdie aan
de officieren van het leger geene andere beperking in het uit
geven van krijgskundige geschriften willen zien opgelegddan
de zoodanige die uit den noodzakelijken aard der krijgstucht
zelve voortvloeiten den officier mitsdien verbiedtop eenige
wijze de personen zijner superieuren en mede-officieren aan
te randen maar hem de beoordeeling der zaken en der ge
nomen of te nemen maatregelen vrij laat, in zoover die kri
tiek geen blaam werpt op die liooger of lager geplaatste
officieren zei ven.
Het antwoord des Ministers bevestigt bet verwijt van ge
mis aan liberaliteit hem voor de voeten geworpenen zal bij
de behandeling der begrooting wederom aanleiding geven tot
de verklaring dat hij met zulke beginselen geen lid kan zijn
eener regering die ware liberaliteit in haar vaandel voert
ja, die verklaring kan, in verband met de vele andere be
zwaren tegen zijne begrooting in het midden gebragt, ligtelijk
tot hare verwerping aanleiding geven. De Minister immers
zegt: »Met het vermeld beginsel, hoe onschuldig daar om
schreven, kan noch mag de Minister zich zoo onvoorwaar
delijk, als die leden dat schijnen te wenschen, vereenigen.
Ook zaken en maatregelen kunnen in het publiek ter sprake
worden gebragt op eene wijzediezonder juist personen te
kwetsen, echter de belangen van de dienst ten zeerste be-
nadeeien; op eene wijze ook, waardoor de krijgstucht wel
degelijk wordt aangerand. Wanneer in die gevallen de Mi
nister de bestaande reglementen of wetten niet handhaafde of
toepaste, hij zou van pligtsverzaking worden beschuldigd.
Hij herhaalt het dus, eene onvoorwaardelijke verklaring als
de hier bedoelde leden zouden verlangen, kan hij niet afleg
gen, hoezeer hij er gaarne den wensch bijvoegt, nimmer in
de verpligting te komen om in liet hier bedoelde opzigt de
wetten of reglementen te moeten inroepen."
Wij zullen ons niet ophouden met de mededeeling van de
onderdeelen der begrooting. Dit zou ons te ver afleiden, en
voor onze lezers zonder belang zijn. Wij herhalen het, de
begrooting is te hoog voor hetgeen ze oplevert. Ons kleine
leger telt niet minder dan 14 generaals7 generaals hevel
hebbers in de militaire afdeelingen, 1 generaal bij den Bond,
1 generaal bij den generalen staf, 1 generaal bij de genie,
1 bij de intendance, 1 bij de geneeskundige dienst, en 2 ge-
neraals-inspecteur. Die nuttelooze weelde geschiedt ten
koste van den troep, op welke op eene ergerlijke wijze be
zuinigd wordt. Immerskrachtens de verordeningenont
vangen de troependie uit hun garnizoen naar een ander
garnizoen of naar het kamp oprukkenden dag van den
afmarsch, noch brood, noch soldij. Zoo'n dag kan een man
die b. v. uit Zeeland op marsch moet, voor dag en ;dauw
opstaan, met een nuchtere maag op marsch gaan, marcheren,
op de stoomboot overgaan en daar soms geruimen tijd in den
regen blijven staan, dan weder marcheren, om eindelijk in
den namiddag, altijd nog met nuchtere maag, in het kwartier
te komen en daar wat eten te krijgen. Volgens diezelfde
verordeningen ontvangt een militiendie vijf maanden onder
de wapens is, twee derde of de helft van het sobere tracte-