(jctöer, JïieitroeÖtep, IMfemsoorÖ, cn,v
Vijfde Jaargang.
WOENSDAG
9 AUGUSTUS.
,\o 458.
1885.
NIEUWE COURANT
VAN DEN
Verschijnt WOENSDAG en ZATURDAG.
Abonnementsprijs voor 8 maandenƒ1.30
Franco per post u u 1.50
Men abonneert zich bij alle Boekhaudelaren en Post
directeuren. Brieven franco aan deu UitgeverS. Giltjes.
De prijs der Adveiitentien van 14 regels is 40
Centenvoor eiken regel meer 10 Centen. Zegclrcgt voor
elke plaatsing 35 Centen. Vóór des Dingsdags en Vrijdags
middag 12 uur gelieve mende Advertentiënintczenden.
Ingezonden stukken minstens één dag vroeger.
POLITIEK OVERZIGT.
DeEransche Moniteur bevat een artikel over de verhouding
tusschen Oostenrijk en Pruisen en voorziet groote verwikke
lingen tusschen die beide mogendheden. Wat Prankrijk
betreft, zegt het officiële blad, het zal niet afwijken van de
tot hiertoe gevolgde gedragslijn ten aanzien van de hertog
dommen nog altijd wenscht het, dat het volk worde ge
kend. Uit een artikel van den Moniteur maakt men op,
dat het gevoelen van Prankrijk gevraagd is. Het antwoord
'met hoeveel reserve ook ingekleed, kan niet naar den zin
van Pruisen zijn. Zoowel uit het op nieuw uitstellen van
de reis van den Oostenrijkschen gezant te Parijs, als uit
den plotselingen terugkeer van deu Pruisischen gezant,
maakt men opdat de diplomatieke toestand zeer kritiek is.
Uit eene goede bron meldt men het volgende
In een gesprek, dat graaf vou Bismarck dezer dagen met
een hooggeplaatst personaadje had, liet hij zieh met de grootste
verachting uit over de kleine statenen met name over Ne
derland, Denemarken en Belgie. Volgens den Pruisischen
minister, is het bestaan van kleine staten een bron van moeije-
lijkheden en conflicten, en zouden zij vroeg of laat moeten
verdwijnen. Duitschland is bestemd om in het bezit van
Denemarken te gerakenNederlandeven als Belgieom
bij Prankrijk ingelijfd te worden, beweert de raadsman van
koning Willem I. Ik heb alle reden om te gelooven, dat
de heer von Bismarck deze woorden werkelijk gesproken heeft,
maar hecht er niet meer gewigt aan dan zij verdienen. Zij
zijn slechts het uitwerksel eener ziekelijke overspanning, eener
monomanie uit eer- en heerschzucht ontstaandie den heer
von Bismarck kenujprkt.
Tn eene circulaire van den Pranschen minister van bin-
nenlandsche zaken wordt gewezen, op de bewonderenswaar
dige kalmte, waarmede de gemeente verkiezingen hebben
plaats gehad en op de gezindheid der kiezersom het eens
te wordendoor ieder iets van hunne meening op te offeren.
Volgens het oordeel der regering zijn er overwonnenen noch
overwinnaars.
Verscheidene correspondenten van vreemde dagbladen
zijn op het Pransche ministerie van binuenlandsche zaken
ontboden, waar hun i3 medegedeeld, dat die bladen voort
aan onverbiddelijk aan den post zullen worden aangehou
den, indien zij berigten uit Mexico bevatten, welke uit
Amerikaansche bladen zijn overgenomen; op hunne vraag of
de Courrier des Fiats XJnis op de laatsten geene uitzonde
ring zal maken, is ontkennend geantwoord.
Aan de miuistriële bladen is voorts ook bevel gezonden
om geen woord meer te spreken over de brochure des
keizers over de aangelegenheden van Algerie. Aan de andere
dagbladen is eene uitnoodiging in gelijken zin gerigt.
De Times bevat eene correspondentie uit Amerika over
het lot van Jeflerso'n Davis. Ilij is nog altijd in de ge
vangenis te Monroe en kwijnt daar weg. Geen oogenblik
is hij alleenoveral waar hij heenzietbespeurd hij soldaten
van top tot teen gewapend. Een schildwacht staat voor
zijne deur op post. Hij heeft verzochtdat deze niet zou loopen
maar zou blijven stilstaan of zitten, daar de aanhoudende
voetstappen voor zijne zenuwen ondragelijk zijn. Dit heeft
men hem geweigerd. Lezen kan hij niet. Alleen de gees
telijke generaal Miles en de geneesheer bezoeken hemmaar
spreekt hij over politiek dan krijgt hij geen antwoord. Hij
staat des morgens om 5 ure op, neemt dan een bad en
brengt den dag meestal doorgeleund op de balustrade van
zijn venster. De correspondent zegtdat hij geen zes weken
meer leven zal.
President Johnston heeft alle krijgsgevangenen, de ge
neraals er onder begrepen, in vrijheid gesteld, onder voor
voorwaarden dat zij den eed van getrouwheid aflegden. De
botsingen tusschen de burgers en de soldaten iu de vroe
ger geconfedereerde staten duren voort.
KT I 3 TT W S TID 11T 3 E1T.
Helder, Nieuwediep, Willemsoord enz. 8 Augustus 1865.
Gisteren morgen zijn alhier binnen geloopen en op de
reede geankerd de Amerikaansche oorlogsbodems Colorado
en Frolic. Met de kustbatterij Ivaaphoofd en het in de
haven liggend wachtschip werden saluutschoten gewisseld.
Bij Z. M. besluit zijn bevorderd tot luit3, t/z. lc kl.
de luit3, t/z. 2° kl.P. Swaan en P. ten Bosch, ingaandel Aug. jl.
Bij Z. M. besluit is de adelborst der lekl. C. Maas,
ter zake van ongeschiktheid voor de dienstdoor ligchaams-
gebrek, met ingang van den 16 Sept. a. s., tijdelijk voor
5 jaren, op pensioen gesteld, ten bedrage van f 250'sjaars.
Naar wij vernemen kan Zr. Ms. fregatschip 2° kl.
Prins Alexander, uit Oost-Indië vertrokken, in deze haven
worden terug verwacht.
Men berigt uit Oost-Tndie het volgende:
Soerabaija 26 Mei 1865. Alles is in den Oosthoek nog
onder den indruk van den hevigen schok van aardbeving
welke allerwegen in den avond van den 19 dezer, omstreeks
half acht uregevoeld werd. Bejaarde lieden hier ter plaatse
beweren, dat sedert 1821 geen schok gevoeld werd, welke
den laatsten in hevigheid evenaarde. Te Malang duurde de
golving van den grond vier minuten lang, en ontvloden de
Inlanders in angst hunne woningen. Ilct schijnt, dat het
natuurverschijnsel, met de werking van den Smeroe in ver
band staatdeze doet eene vuurkolom van reusachtige di
mensie onafgebroken in het luchtruim opstijgen; het gezigt
er van moet prachtig, grootsch en majestueus zijn.
Op den 1SU dezer, barstte een allerhevigst onweder, ver
gezeld van donder, bliksem en stortregens, overliet bekende
bosch van Socmbewaroe cn Banjoewangie losbij menschen-
geheugen had men nooit iets zoo vreeselijks aanschouwd;
het was alsof de natuur in staat van ontbinding verkeerde.
In den vroegen ochtend van den 19n, was de zee bij
Banjoewangie, met een onnoemelijk getal visschen bedekt,
die als in razernij schenen te verkeeren en zich telkens
boven het water verhieven; de visschers behoefden slechts
hunne netten uittewerpen en te ledigen, en laadden hunne
vaartuigen, in zeer korten tijd, tot zinkens toe vol; het