De
gestoorde Nachtmis
KERSTMIS
FRANKRIJK
IN
Ook de doop van Clovis
wordt in de Kerstnacht
herdacht
in (^JSanla m ana Q 1 laggiore
De heilige Satan Hildebrand
moest de macht ontnomen
worden
De moderne heidenen vieren dit
feest met dans en maaltijden
De dag na de mis behoort
aan het gezin
„Deze geschiedenis ligt stukgebroken in vele grote en
kleine scherven over de gouden stad Roma; wat men nog
van een eeuw geleden zou hij de paus ringeloren en de keizer de weg versperren,
maar ook zou hij de stad herbouwen, er welvaart en orde brengen. Onbeperkt heersen
in tijdelijke zaken en door giften en gaven de geestelijkheid aan zich binden, zodat
ook in de Kerk zijn woord wet zou worden.
In het Rome zijner verbeelding zouden geen paus of keizer enige macht hebben.
Niet tegen beiden tegelijk zou Cencius optreden, eerst met hulp van de keizer de
paus tot machteloosheid doemen en dan tegen die barbaarse kroondrager uit het
Noorden de gehele Romeinse wereld te wapen roepen.
De eerste stap was reeds gezet: paus en keizer
waren reeds tegenstanders geworden. In het La-
teraanse paleis woonde nu de aartsdiaken Hilde
brand, twee jaren geleden eenstemmig door kar
dinalen, clerus en volk tot paus uitgeroepen.
Nietig, klein en lelijk was de heilige Vader
Gregorius VII; toen men hem gekroond had, wa
ren de wijde gewaden slap langs zijn smalle
schouder» gevallen. Maar in zijn grote ogen
woonde een heerser die niet van deze wereld was
en wanneer hij de Gezegende Naam des Heren
uitsprak, dan was het of er een schone klok aan
het luiden ging. Ook Gregorius wilde een ruïnen-
stad restaureren, de Heilige Kerk zuiveren van
de vele misbruiken, veroorzaakt door prinsen en
vorsten die bisdommen en abdijen aan gunste
lingen schonken, alsof ook de geestelijke ambten
familiebezit waren.
Kort vóórdat Cencius stadsprefect geworden
was, op de Vastensynode, had de heilige Vader
bepaald dat geen geestelijke of priester, op welke
wijze ook, bisdommen of abdijen uit handen van
leken mocht ontvangen, hetzij gratis, hetzij voor
geld. De keizer had zich daar niet aan gestoord
en het gezantschap, dat Hendrik namens de hei
lige Vader daarover kwam berispen, joeg hij met
smadelijke woorden heen.
De bijzonderheden daarover hoorde Cencius uit
de mond van Wibo van Ravenna, die hem enkele
dagen vóór Kerstmis een lastgeving des keizers
kwam overbrengen. Met z'n drieën zaten ze bij
elkaar in de werkkamer van Cencius op de
tweede verdieping van zijn toren: de prefect van
Rome, de gezant van keizer Hendrik en Hugo
Candidus, de prelaat door Gregorius weggejaagd
om zijn hebzucht.
„Die man, Hildebrand, moet verdwijnen, zo
wil het de keizer. Hij doet een beroep op u, zijn
stadsprefect, om deze kwelgeest onschadelijk te
maken."
Cencius weifelt: „Het volk is hem zeer genegen
en de gevangenneming van Hildebrand zou het
gepeupel naar de wapens doen grijpen."
„Het gepeupel!" Minachtend haalt Wibo de
schouders op. „Prefect van Rome, de keizer is
belangrijker! En als gij in waarheid prefect wilt
zijn, beheers dit volk met pronkende gebaren,
daverende woorden en schrikwekkende daden.
Daardoor alleen kunt gij uw gezag vestigen. Ik
ken de Romeinen van deze tijd!"
„Het kan bij verrassing gebeuren," zegt Hugo
Candidus. „Als Hildebrand de Nachtmis opdraagt
in de Santa Maria Maggiore. Uw soldaten kunnen
zich onder de kerkgangers mengen, plaatsen
dicht bij het koor bezetten en onverwacht en
snel handelen. Wanneer na het Evangelie de
Kerstpreek volgt wat dunkt u, zou dat niet
het juiste ogenblik zijn?"
Cencius en Wibo kijken bedenkelijk. „Een
overval in een kerk op Kerstnacht!"
Hugo Candidus weer: „Heeft niet de heilige
kluizenaar van Fonte Avellano, Petrus Damiani,
Hildebrand een heilige Satan genoemd, die door
zijn onstuimig optreden meer kwaad dan goed
zal stichten? Als we hem de macht ontnemen,
dan valt de Satan weg en blijft de heilige over.
Me dunkt een welgevallige daad in de ogen des
Heren. En als we het doen zoals ik voorstel, dan
is het gevaar voor een oproer tot een minimum
beperkt. Vóór het volk in de kerk goed en wel
weet wat er gebeurd is, hebben wij Hildebrand
reeds veilig opgeborgen."
ZAL GREGORIUS NU EINDELIJK
DE BANVLOEK UITSPREKEN?
Wibo: „Het plan is goed, ook het moment; want
na het gebeurde aan het hof des keizers zal de
paus in zijn Kerstpreek zeker over de verhouding
tot de keizer spreken. Misschien wel de ban
vloek uitspreken. En dat wordt dan meteen voor
komen."
Cencius: „Zo zal het zijn."
Toch komt er iets van verachting in hem voor
de man, die zo zijn meester verraden heeft
Donker was de nacht, maar de oude basiliek
van Santa Maria Maggiore straalde in het licht
van duizenden kaarsen en olielampjes. Over
enige ogenblikken zou de plechtige Nachtmis be
ginnen ter viering van 's Heren Geboorte en het
samengestroomde volk wachtte op de komst van
de heilige Vader Gregorius. Enigen spreken zacht
fluisterend over de schilderij der Moeder Gods,
die naar men zegt door Sint Lucas is geschilderd
en als een der grootste schatten in deze kerk
wordt bewaard. Straks zal ze schitteren in een
krans van licht. En de Kerstkribbe dan, uit Beth
lehem, de echte, na de Nachtmis zal men ze
mogen aanraken. Meer sensatiezucht klinkt uit
het gefluister van anderen, wat zal de heilige
Vader straks in zijn Kerstpreek zeggen? Men
weet dat zijn gezanten op smadelijke wijze door
de keizer zijn weggejaagd. Zal Gregorius nu
•indelij k de banvloek uitspreken?
Wie het gezegd heeft weet men niet, maar dan
gonst door de menigte de boodschap dat de hei
lige Vader niet in feeststoet de Maria Maggiore
zal betreden. Hij is reeds eerder aangekomen en
wacht biddend op het teken, dat het midder
nachtelijk uur is aangebroken.
Gregorius overweegt: hoe Rome kort te voren
nog door een Franse prelaat was genoemd de
beklagenswaardige, die een duisternis verspreid
de zo diep, dat de komende tijden er met af
schuw over zouden spreken. Hoe de stad zo vol
ergernissen zat, dat men ophield met klagen,
men raakte er aan gewend. En toen was de ver
andering gekomen; vanuit Cluny klonk het
wachtwoord: „Vrij de Kerk! Weg met het gouden
juk van prinsen en heren!" De monniken van
Cluny Gregorius had ze gezien toen hij vele
jaren geleden als onbekende Benedictijn van
Mons Aventinus daar enige maanden mocht ver
blijven en in hen geestverwanten had herkend.
Zó een was hij geworden met de geestelijke zonen
Een herder, behorend tot de levende kerstgroep,
vend lammetje en een kaars met zich
betreedt de kerk, terwijl hij een le-
meevoert.
0 in de feestelijk versierde basilica van
Reims: Wij verwerpen de sterfelijke
goden en zijn bereid de God te dienen
wiens onsterfelijkheid door Remigius
geprezen wordt." Met Franse volk viert
op Kerstmis de Geboorte des Heren
en daarnaast de eigen geboorte als
oudste dochter der Kerk.
massa en voort gaat het, in schier eindeloze
drommen, aangevoerd door Bonitus en de abt
Desiderius. En dan komen naast hen de graven
van Tusculum, neven van Cencius, en even belust
op macht als hij, maar door hem gekleineerd. Nu
hebben ze de kans om met één slag de kapiteinen
van het volk te worden. „Naar de toren van
Cencius!" Ze schreeuwen het nog harder dan de
anderen.
De drie zijn bij elkaar in hetzelfde vertrek
waar ze hun overval beraamden. De paus hebben
ze beneden achtergelaten onder de bewaking van
soldaten. Buiten golft een mensenzee, de slagen
op de poort nemen elk ogenblik in hevigheid toe,
hoe lang zal ze het nog uithouden?
Hugo Candidus ziet angstig rond. „Kunnen we
vluchten?"
„Neen!" Cencius snauwt het de armzalige zon
daar toe. En dan zegt hij honend tot Wibo: „Wie
De herders en de herderinnen kussen de voetjes van het Goddelijk Kind en overhandigen het ver
volgens een levend lammetje.
van Odo, Aymard en Odilo, dat de wereld nu
zegt: „Cluny zit op de Stoel van Petrus." Hij
moet voortgaan in die geest, het onrecht moet
verdwijnen en in naam van Christus moet er
gerechtigheid komen. Ieder moet de plaats heb
ben die hem voor God en de mensen toekomt,
heilige priesters op de zetels der bisschoppen,
onheilige moeten uit het heiligdom worden ge
weerd, prinsen evengoed als gewone mensen
moeten gehoorzamen aan de wetten in naam van
Christus gegeven. Maar het is zo onmenselijk
zwaar zo weinigen begrijpen hem, zelfs zijn
voormalige vriend Petrus Damiani is gestorven
in de mening dat zijn handelwijze verkeerd was.
Maar zijn weg is de enig juiste, zijn optreden
hard, maar noodzakelijk.
Gregorius staat aan het altaar. „Quare fremu-
erunt gentes waarom razen de heidenen en
zinnen de volken op ijdelheid?" zingen de pries
ters. „Moge het Licht van Kerstmis hen ver
lichten in deze allerzaligste nacht," bidt de paus.
De vredesboodschap van het Kerstevangelie
heeft geklonken en Gregorius keert zich om, hij
zal spreken over wat tot vrede strekt.
En dan gebeurt het. Plotseling is het koor vol
gewapende mannen, priesters en diakens en aco-
lyten worden opzij geduwd. Dan ziet Gregorius
eerst de stadsprefect en dan Hugo Candidus .en
hij begrijpt. „Is dit uw uur, wat ge doen wilt
doe dat spoedig." Ruwe handen grijpen hem, hij
wordt van het altaar gesleurd, geslagen en een
bloedende hoofdwonde getuigt van de barbaars
heid van Cencius' lijfwacht. Haastig brengen ze
de paus naar buiten, door nauwe straten en
steegjes naar de toren van Cencius, waar Wibo
van Ravenna wacht,
HET VOLK HEEFT VERSLAGEN
EN VERLAMD TOEGEZIEN
Verslagen en als verlamd heeft het volk toe
gezien, in paniek dringen ze dan naar buiten.
„De heilige Vader is vermoord!"
Als een klaroen zo helder klinkt de stem van
de diaken Bonitus: „Niet vermoord, gevangen!
Volk van Rome, bevrijdt uw Vader! Naar de
toren van Cencius!"
„Naar de toren van Cencius!" herhaalt de
zei ook weer dat men het volk regeren moet met
schrikwekkende daden?"
En Wibo: „Een man, moediger dan Cencius.
Maar wees gerust, ik zal de keizer melden dat ge
uw best gedaan hebt."
„De keizer." Cencius wil een smalende opmer
king plaatsen, maar een oorverdovend gejuich
doet hem verstommen.
„Ze zijn binnen," bibbert Hugo Candidus.
„En mijn soldaten dan?"
Maar Cencius' trawanten hebben zich niet ge
weerd, ze zagen de enorme menigte en begrepen
dat het spel van hun meester verloren was. Toen
de eerste slagen de poort rammeiden, begonnen
ze reeds neer te knielen en de vergeving en be
scherming van Gregorius af te smeken.
Cencius, Wibo en Hugo Candidus zijn gevangen,
het volk eist hun dood.
„Ik sta hier buiten," zegt Wibo, „ik ben gezant
des keizers en had enkel een zakelijke opdracht
voor de stadsprefect."
Cencius en de priester smeken om genade, ze
hebben het afschuwelijke van hun daad ingezien
en vragen om boete, maar ze willen blijven leven.
„In deze heilige nacht wordt niemand gedood,"
zegt Gregorius, „en als boete zult gij naar Jeru
salem gaan, naar het Graf des Heren." En tot het
volk: „Laat hen ongemoeid, komt, laat ons het
Kerstfeest voortzetten."
In triomftocht trekt de menigte naar de Santa
Maria Maggiore terug; de heilige Vader gaat naar
het altaar, dankt bij wijze van Kerstpreek zijn
trouwe kinderen en heft dan het „Credo"-aan.
De Nachtmis wordt voortgezet.
Abt Desiderius mijmerf: „Weer sloeg de paus
geloof aan de gelegenheidsfrasen zijner tegen
standers, weer geloofde hij in plotselinge ver
betering van slechte karakters. Zijn goede hart
heeft hem weer bedrogen."
Later zou blijken hoe juist de abt had geoor
deeld, Cencius eh Hugo Candidus pelgrimeerden
niet naar Jerusalem, maar trokken met Wibo naar
keizer Hendrik om met Gregorius' grote vijand
nieuwe aanslagen te overwegen.
In die Kerstnacht echter zag het volk van
Rome, zoals Bonitus het schreef, in de paus een
beeld van Christus' Kerk, die haar heilswerk
voortzet, zelfs al pogen de machten der duisternis
dit te onderbreken.
Evenals overal elders ter wereld zijn er twee
soorten van Kerstmis-vierders. De groep van
moderne heidenen, de slappelingen, de geestelijk
ontwrichtten volgen de moderne profane ritus.
Ze verdringen zich in cabarets en dancings, in
restaurants en hotels, genieten van een over
vloedige maaltijd afgewisseld met dans en veel
lawaai, ze werpen serpentines naar elkaar en
wanen zich echt vrolijk te zijn. Waarover eigen
lijk? Och, misschien om die goeie, oude Père Noël,
die vaak fantastisch aangetuigd door de straten
reed, in cabarets zich vertoonde en wiens levens
grote afbeelding men dagenlang kon bewonderen
in de grote modemagazijnen. Die goeie Père Noël,
wiens heerschappij zo zwaar belaagd wordt in
onze dagen!
Maar de grote meerderheid volgt een andere
ritus, ze viert Kerstnacht volgens de eeuwenoude
christelijke gebruiken en komt in de kerken
samen voor de „veillée de Noël", de nachtwake
bij de kribbe. De kerken, zelfs de Notre Dame
van Parijs, kunnen de drommen mensen nauwe
lijks bergen; zij die anders nooit ter kerke gaan,
zelfs niet met Pasen, vinden het noodzakelijk om
de middernachtsmis bij te wonen. Om te luisteren
naar oude Noëls die eeuwenlang onveranderd zijn
gebleven, of naar de gezangen die gedicht en
getoonzet werden door Middeleeuwse monniken.
En zonder het lied van Adam is eigenlijk geen
Kerstnacht denkbaar, in Parijs tenminste; men
moet het „Noël, voici le Redempteur!" gehoord
hebben. De goede katholieken brengen soms hun
hele gezin mee, de babies inbegrepen, die slapen
of een kwaad moment beleven als moeder hen
even in de steek laat om te gaan communiceren.
Na de „nacht schoner dan de dagen" in de
kerk gevierd te hebben, behoort de dag aan het
gezin. Thuisgekomen uit de kerk viert men zijn
„Réveillon", het traditionele feestmaal met kal
koen als de beurs het toelaat, met veel vruch
ten en sinaasappelen. En in de vroege morgen
hebben de kinderen feest, de kerstboom hangt vol
geschenken of de cadeaux liggen er keurig ver
pakt onder. Daags te voren hebben ze hun schoen
of klomp gezet, evenals bij ons met Sint Nicolaas.
In Frankrijk brengt het Kindje Jesus de geschen
ken en niet le père Noël, het kerstmannetje, zoals
beweerd wordt. Vooral in de provincie, waar het
katholicisme nog sterk leeft, is deze gedachte
overheersend en in Bretagne en Normandië gaan
de kinderen reeds direct na de Nachtmis kijken
wat het Kerstkindje gebracht heeft.
In de namiddag van Kerstmis trekt men naar
de kerken om de kerstkribben te bewonderen,
dat is de enige geoorloofde uitgang bij die katho
lieken die zich nog strikt aan de oude gebrui
ken houden.
Oude Kerstgebruiken zijn vooral op het platte
land bewaard gebleven in weerwil van de voort
gaande ontkerstening. De mooiste zijn die in
Provence en Bretagne, welke ook frappante te
genstellingen vormen. In de Provence is het één
uitbundige vreugde, welke reeds in de kerk be
gint. Bij de kribbe prijken de „santons", de kleu
rige kleipoppetjes, die de Heilige Familie, de her
ders, de koningen en alle mogelijke Bethlehem-
gangers voorstellen: koningin, werklieden, bede
laars, vrouwen in allerlei klederdrachten. De ge
zangen der Nachtmis worden vaak niet door
orgelspel begeleid, maar door korte dwarsfluiten
en lange tamboerijnen, zoals in Les Baux. Tijdens
het Offertorium wordt een wit lammetje de kerk
binnengedragen en aan de priester overhandigd.
Bij de kerstliederen is geen woord Frans, alles
gaat in de oude taal van „pays d'oc", het Proven-
gaals. Het is ook passend dat de pastoor zijn
kerstpreek in deze taal houdt.
De Bretonse viering is somberder van inslag.
Daar heerst het oude geloof, dat de vlammen
van het vagevuur gedurende de Kerstnacht ge
doofd worden en dat de zielen op aarde rond
dolen onder het zingen van psalmen. In Saint-
Brieux en Saint-Malo vertelt men ook, dat de
in zee verdronkenen die nacht aan de oppervlakte
verschijnen en een korte processie houden. En
de berg van Karlès is het graf van een eertijds
welvarende stad. Om de zeven jaar opent zich
deze berg op Kerstavond en dan zou men de
schitterend verlichte straten der dode stad kun
nen zien, als men maar zorgt bij de eerste slag
van het middernachtelijk uur in de buurt te zijn.
Elke streek heeft haar eigen Kerstfolklore, even
afwisselend en verschillend als de vele „stam
men" van het oude Frankrijk. Ze worden zorg
vuldig in ere gehouden en overgedragen aan het
komende geslacht.
Père Noël ten slotte dat is eigenlijk een
hoofdstuk apart. Velen zien in hem de belager
van het Kerstkindje als gever van alle goeds en
voeren een hartstochtelijke strijd tegen hem,
anderen verdedigen hem even fanatiek. Dit
hoofdstuk moet voorlopig ongeschreven blijven,
want de uitslag van die strijd is nog lang niet
in zicht.
Na
de nachtmis bidden jonge meisjes in nationale klederdracht voor het beeld van Maria, de
Sterre der Zee.
c
lezen kan voegt men bijeen en wat men niet meer kan lezen,
vult de nacht in."
(Gertrud von le Fort.)
encius Frangipane was de man, die het volk Hercules noemde, wegens de
overgrote kracht van zijn rijzig, massief lichaam en er stroomde Lombarden*
bloed door zijn aderen. De jonge keizer Hendrik IV, de zoon van de keizer met
het heilig zwaard die nu rustte in de Dom van Spiers, had Censius in de voorzomer
van 1075 aangesteld tot prefect der Eeuwige Stad. Prefect van Rome wat was Rome
in dat jaar 1075? „O Roma nobilis, orbis et Domina," zongen de pelgrims. Maar het
edele Rome was een stad van bouwvallen met aan de ene kant het Quirinaal, waar
vele kleine potentaten huisden in zwaar verschanste woningen die ze torens
noemden, aan de andere zijde het Lateraanse paleis, dat pauselijke residentie was en
daartussen in een wereld van bochtige straatjes en vieze stegen, waar het volk
krioelde dat eens de heerschappij over de wereld had gevoerd. De thermen van
Caracalla vormden een groot moeras en op het Forum graasde het vee. Een stad
van opgelapte en niet opgelapte ruïnen, door barbarenhand of burgeroorlog ver*
oorzaakt.
Cencius droomde er van het gouden Roma te doen herleven; evenals de Crescentii
Het Kerstfeest in Frankrijk heeft
lezelfde betekenis als overal elders ter
wereld: het is de viering van Chistus'
geboorte; daarnaast echter heeft het nog
zen specifiek eigen zin: de herdenking
van de doop van Clovis in de Kerst-
lacht van 496. Als antwoord op de
uitnodiging van de engelen in de Eerste
Kerstnacht om op te gaan naar Beth
lehemklonk in 496 de eed van Clovis