MARIA ANECDOTES RONDOM DE P AUS „De tedere ontferming van onze God Miche in de de nieuwe Eva Pajrina 4 KERSTNUMMER 1952 EEN SCHONE VERGELIJKING MET EEN WERKELIJKE GROND Het licht des geloofs valt in het evangelie, daar waar Johannes en Lucas spreken over de maagdelijke geboor te, voor het eerst op Maria, de Moeder van Jezus. Hij had een moeder, Hij is geboren uit een vrouw. Wat Hij van Adam heeft en van ons, ontving Hij uit het vlees en bloed van de Maagd Maria. En hier treedt de oudvader Adam stil terug, om zich te verbergen achter die dochter van Eva. De inenting Gods op onze verdorde stam ge schiedde in haar schoot; het licht kwam boven de kim in deze dageraad. Dit was het bruidsvertrek van deze Geest, waaruit de goddelijke Bruidegom te voorschijn trad. Allen, die over de menswording hebben nagedacht, hebben zich ook vertederd over deze maagd tussen Adam en Christus, en hebben zich voor haar gebogen; allen hebben zich verwonderd over de grote dingen, die God aan deze vrouw heeft gedaan, en vanaf Justinus de mar telaar en Ireneus van Lyon haar in stilte vergeleken met ons aller moeder Eva. DE MENSWORDING is het begin van ons heil, en de eeuwige verrukking der Kerk. „O, wonderbaarlijke opgang", zingen haar ko ren in de Kersttijd, „de Schepper van het' mense lijk geslacht nam een be- geest lichaam aan en ge- waardigde zich geboren te worden uit een maagd"! „En als mens voortkomend zonder zaad, gaf Hij ons Zijn godheid ten geschen ke", zingt de Vesper-anti foon van het Kersto'ctaaf. „Niet teruggetrokken zijt Gij voor de schoot der maagd" (Te Deum). Als een Te Deum voor de rol van Maria in de Mens wording is deze beschou wing over de H. Maagd, als de nieuwe Eva. Eva, die de vloek over zich af riep en in smarten baarde en tot erfschuld; en daarnaast Maria, waarop 's hemels dauw viel ter wijl alles rondom dor bleef, als op het wollen vlies van Gi deon. Eva, die twijfelde aan de waarachtigheid van Gods dreige ment; Maria, die geen man be kende, en enkel vroeg: hoe zal dit geschieden? en niet zag en toch geloofde, en daarom zalig heet in de Schrift. Eva, de moeder van alle ten dood gedoemden; Maria, de Moeder van de eerstgeborene uit de doden. Vlucht naar Uw dochter, arme moeder Eva, schreef Bernard van Clairvaux als hij dit overdacht; Uw vrouweneer is gewroken: door een vrouw zijn wij gevallen, maar mede door een vrouw zijn wij gered. Want niet enkel in een treffen de overdrachtelijke zin is Maria een nieuwe Eva. Die schone ver gelijking heeft een werkelijke grond, en het is geen wonder, dat de Kerk vandaag nog de ge volgtrekkingen overweegt, die de godvruchtige beschouwing eruit ziet voortvloeien, tot haar ver rukking overigens, en die van al haar kinderen. Evenmin als Eva bij de eerste val, was Maria bij de verlossing een willoos werktuig. Waar Eva vrijwillig weigerde, heeft Maria vrijwillig toegestemd, en in' moei lijker omstandigheden, en uit on vergelijkelijk geloof. Dat is haar eer en haar grootheid, en daarom prees haar Zoon, en prijzen nu alle geslachten haar zalig. Zij geloofde, en wilde wat God wilde, en gaf zich over, en stemde toe; en toen zij op de beschroomde bedenking van haar maagdelijke staat had gehoord, dat „niets onmogelijk is bij God, sprak Maria: Zie de dienst maagd des Heren, mij ge schiede naar Uw woord". Hoe hebben ooit mensen kun nen twijfelen aan de vrijheid van dat besluit? Is het denkbaar, dat God, die de vrijheid in de zondaar ontziet, die vrijheid in een smet teloze op dit teerste punt zou ontkennen? En daarom staat er in het wonderbare verhaal van Lucas (dat zij wellicht zelf, door de Geest gedreven, eenmaal heeft verteld) dat de Engel genaamd Kracht Gods tot haar werd ge zonden; dat zij, binnengetreden, haar groette als de gezegende onder de vrouwen; haar gerust stelde met de zachtste woorden, toen hij zag, hoe zij verschrok; haar voorlegde wat God van haar vroeg; haar het teken gaf van Elisabeth; en aanstonds heenging, toen zij had begrepen en toe gestemd. Alle geslachten, die het Magni ficat lazen, hebben begrepen, dat Maria de geheimen, die zij als eerste ontving, verstond. Zij wist, dat de Heer zich nu „Israël Zijn dienstknecht had aangetrokken, gedachtig Zijn ontferming, zoals Hij die had toegezegd aan onze vaderen." Zij verheugde zich toen zij het teken zag bij Elisabeth, toen deze haar kende als moeder des Heren; en zij hield zich niet in en zong de lofzang van haar uitverkiezing. Later zal zij het woord niet verstaan, dat de grijsaard Simeon tot haar spreekt over een zwaard van droefheid door haar hart; zij zal haar kind eenmaal vragen: Kind, waarom hebt Gij ons dit aangedaan? en ook zijn weder woord niet verstaan; veel zal haar verborgen blijven; zij moet horen: wat heb ik met U, vrouwe? mijn uur is nog niet gekomen en, als zij Hem eens wenst te zien en Hem gemeld is, dat Zijn moeder en broeders daar staan te wachten: wie zijn Mijn moe der en mijn broeders? maar zij zal alles in haar hart bewaren, en verdwijnen, en achter haar eigen kind in eenzaamheid het zwaarste kruis dragen, en zo zal alles wat haar vanwege de Heer gezegd is, vervuld worden, want zij heeft nooit opgehouden te ge loven. De gezegende had een le ven, harder en geringer dan wij kunnen verstaan; maar in de da gen, dat haar herinneringen sche nen uitgewist, heeft zij niet ge twijfeld; en zij, die de zekerheden van het Magnificat niet verloo chende, heeft de profetie, die er in stak, vervuld, aldus schrijft dr. F. v. d. Meer, als een schone hulde aan Maria, in een van zijn boeiende hoofdstukken in zijn „Catechismus". Ook hebben alle geslachten ge weten, dat er vete moest zijn tus sen de kwade en deze goede vrouw. Wat deze dochter van Eva gemeen had met haar moeder en met ons allen, zij kon niet delen in de vloek; kon zij het in de schuld? Augustinus meende, dat, als het over zonde ging, er geen sprake kón zijn van Maria, en wel öm wille van 's Heren eer; na eeuwen van gesprek ontlook ook dit geheim en heeft de Kerk verklaard dat zij, dat instrument der Menswording, zelfs niet van de erfschuld is gezuiverd, maar door de verdiensten van Christus, haar Zoon, van tevoren gevrij waard en aldus op uitnemender wijze verlost: zij is het „eerwaar dige vat; bij haar ontvangenis was zij onbevlekt en zo bleef zij bij haar leven: zij ontving gena de, overeenkomstig haar'staat, en daarom groette de engel haar met de woorden: „Wees gegroet, gij bij uitstek begenadigde!" Zo diep de oude Eva gevallen was, zo hoog stond de nieuwe Eva in de kracht van haar Heiland over eind. Bij het gedachtenismaal des Heren gedenken wij dan ook da gelijks allereerst: „de roemrijke Maria, altijd Maagd, moeder van onze God en Heer Jesus Christus"; en op haar feestdagen zeggen wij: „Waardig is het en juist, U, Vader, te prijzen, te zegenen en te verkondigen op den feestdag der zalige Maria, altijd Maagd: want Uw eniggeborene heeft zij door de oversohaduwing des Hei ligen Geestes ontvangen, en in de volle glorie van haar maagdelijk heid heeft zij het eeuwig licht over de wereld uitgestort". In het boekie „Papauté Anec- dotique" schrijft A. Meiier een aantal anecdotes over onze tegen woordige Paus Pius XII. „Katho liek Vizier" vermeldt er het vol gende van- Kardinaal Schuster. aartsbis schop van Milaan, heeft eens ver teld, hoe hij tijdens het conflaaf, dat de tegenwoordige Paus zou kiezen, gezeten was in de nabij heid van kardinaal Pacelli en de kardinaal-patriarch van Lissabon. Terwijl men wachtte op de uit slag van de eindstemming van het conclaaf, merkte kardinaal Schuster op: „St. Pius V heeft eens gezegd, dat toen hij nog in het klooster weg. Een geestelijke komt voor bij. die een lange toog draagt, hetgeen de Zwitserse priesters in he1 openbaar niet plegen te doen. Verbaasd kijken de twee jochies naar de onbekende. Zij Wachten tot deze vlak bij is. Dan roept de ene: „Dag meneer kapelaan". De ander echter roept: „Dag mijnheer pastoor". Even later keert de laatste zich tot de eerste en vraagt hem: „Waarom heb ie hem mijnheer kapelaan genoemd?" De ander haalt daarop de schouders op en zegt: „Een pastoor en zó ma ger? Neen. dat moet een kape laan zijn geweest." De onbekende voorbijganger was in werkelijk- was hij de vaste hoop koesterde om zalig te worden, dat die hoop echter aan het tanen was gegaan toen hii bisschop werd en dat hii haar volkomen verloren had sinds hii Paus was geworden." Begrijpend dat kardinaal Pa celli overwoog om een eventuele verkiezing tot Hoofd der Kerk te weigeren, merkte kardinaal Schuster op. dat het leven van Pius V diens eigen prognose had gelogenstraft en dat hii integen deel een van de schitterendste figuren van de katholieke Re naissance na het Concilie van Trente was geworden. „Degene die gekozen zou worden gaf hier op geen antwoord", zo vervolgde kardinaal Schuster. Maar voor hii de canonieke uitverkiezing aannam, riep kardinaal Pacelli met zeer luide stem uit: „Heb medelijden met mii Heer, over eenkomstig Uw grote barmhar tigheid." Pastoor of kapelaan Te Rohrsbach in Zwitserland lopen twee schooljongens over de heid kardinaal Pacelli. staatsse cretaris van Paus Pius XI. die vaak ziin vacantie doorbracht in het Instituut ..Stella maris" te Rohrsbach. Speelgoed Paus Pius XII pleegt te wer ken in een grote zaal. waarvan drie zijden vrijwel geheel zijn bedekt met boekenkasten van ziin bibliotheek. De vierde wand heeft drie grote vensters, die uit zien op het St. Pietersplein. De enige meubelen in deze zaal zijn enkele stoelen en een groot schrijfbureau. Op dat bureau ziet men een kruisbeeld, een afbeel ding van de miraculeuze Heilige Maagd van Czestochowa en een stuk speelgóed. Een 'stuk speelgoed op de schrijftafel van de Heilige Vader? Ja, zelfs een oud stuk speelgoed, dat klaarblijkelijk al veel ge bruikt is. Dat komt zo: Tijdens een audiëntie, die de Paus had toegestaan aan een groep wees meisjes, werd een van haar. een kind nog. zo getroffen door de vriendelijke lach en de hartelijke woorden van Christus' plaatsbe kleder. dat zij de moed kreeg om zich rechtstreeks tot hem te rich ten. Terwijl haar gezichtje straal de van blijdschap bood zii de Va der der Christenheid het enige dat ze op de wereld bezat, haar pop. aan. De Heilige Vader, die tijdens zijn pontificaat al duizenden, vaak kostbare geschenken heeft gekregen van koningen, staats hoofden en millionnairs. werd zo getroffen door dit spontane ge baar van het arme kind. dat hii de pop op zijn bureau plaatste. Hii kijkt er nu en dan naar met een blik vol genegenheid. On nodig te zeggen, dat de Paus er voor zorgde, dat de jeugdige geefster, die om hem een plezier te doen haar enig stuk speelgoed had geschonken, rijkelijk werd schadeloos gesteld. Conclaaf. Op zekere dag werd een be kend personage uit een ander werelddeel door de Paus ontvan gen. De Heilige Vader onderhield zich enige tijd op zeer vriende lijke wijze met de bezoeker en deze vertelde hem. toen hem ge vraagd werd welke indruk hii nu wel had gekregen van het Vati- caan. dat hij zeer onder de in druk was geraakt. De Paus had echter het vermoeden gekregen, dat zijn bezoeker nog een benaal- de wens koesterde, doch daar voor niet durfde uitkomen. De Paus zei hem daarom, dat als hij nog iets wilde zien. hii het'maar voor het zeggen had. Dan zou de Paus er voor zorgen, dat hii het verlangde inderdaad te zien kreeg. Zoveel welwillendheid deed de bezoeker zijn schroom overwinnen. „Een conclaaf. Hei lige Vader, ik zou zo graag eens een conclaaf zien", zei hii. Het was de enige wens. die zelfs de Paus niet in vervulling kon doen gaan. Kippetjes Kort nadat Zijne Eminentie Pacelli was opgenomen in het College van Kardinalen, meldde zich aan het Vaticaan een boer, voor wie hii tijdens een of ander proces iets had gedaan en die hem daarvoor persoonlijk zun dank wilde betuigen. Als bink van ziin erkentelijkheid had hu vier jonge kippetjes meegebracht. Hoewel men de boer aan het ver stand poogde te brengen, dat hij op het ogenblik niet in audiëntie hii de kardinaal zou kunnen worden toegelaten, wilde de man er niets van horen. Hii zou de kardinaal zien en ging op ziin gemak zitten in afwachting van het ogenblik, waarop hii wel zou worden toegelaten. Eindelijk be sloot de secretaris van de kardi naal voor de goede man een uit zondering op de regel te maken en hem naar de kardinaal te brengen. Van te voren drukte hij hem op het hart de kardinaal aan te spreken met Eminentie. De boer beloofde dit te zullen doen en herhaalde steeds bii zichzelf: „Eminentie.Eminen tie.Enkele minuten later ging de deur open. Kardinaal Pacelli trad binnen en stak de boer zijn hand toe. Deze laatste was zo van zijn stuk gebracht, dat hii. terwijl hii ziin hand open deed. slechts kon stamelen: „Ecco quatro galline. quatro Eminenze" (Alstublieft vier kippetjes, vier eminenties). Kardinaal Pacelli schoot in een lach en accepteerde dankbaar het geschenk. Churchill Over Churchill en diens siga ren ziin talloze anecdotes in om loop. Een aardige wordt verteld naar aanleiding van een bezoek, dat de Britse premier had afge legd bij de Paus. Hii werd door de Heilige Vader in audiëntie ontvangen. Na een onderhoud van meer dan één uur met de Paus. verliet Churchill de audiën tiekamer. Hii ging op een stoel zitten, haalde zijn zakdoek te voorschijn en wiste zich het zweet, dat op zijn voorhoofd pa relde. van het gezicht. Dit ge daan zijnde vroeg hii aan een van zijn metgezellen hem de beste sigaar te geven, die hii bij zich had. „Na een zo plechtig uur als dit", zei Churchill, „heb ik behoefte aan de beste sigaar: ik heb zo juist de grootste en belangrijkste man van de wereld ontmoet." GOD IS LIEFDE, dat is heel de betekenis van de Menswording van zijn Zoon. Het is de zin van het Kerstfeest dat wij vieren. Als dit voorbij is en zijn octaaf-dag met Nieuwjaar wordt besloten, zingt de Kerk bij haar laatste Magnificat in het oude jaar deze Antifoon met een herinnering aan de woorden van Sint Jan (3, 16), dat het van wege Zijn overgrote liefde is waarmee God ons heeft liefgehad, dat Hij zijn Zoon heeft gezonden tot in de gelijkheid toe met het vlees van de zonde. De redding, de bevrijding, de verlossing van de mensheid uit haar nood en ellende is juist het doel waartoe God's Zoon is geko men. Laten we meer luisteren naar wat Sint Jan ontroerend zegt. Er bestaan geen aan grijpender woorden: „Want zo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij zijn enigge boren Zoon heeft gegeven, opdat allen die in Hem geloven, niet verloren zouden gaan, maar het eeuwige leven zouden hebben. Want God heeft zijn Zoon in de wereld ge zonden, niet om de wereld te oordelen, maar opdat de wereld door Hem zou worden gered" (3, 16-17). In het gezang van Zacharias kunnen wij beluisteren, hoe zwaar de zonde op de mens heid vóór Christus als een last drukte en welk een rampzalige rol de duivel daarbij speelde. De duivel is de beheerser van deze wereld, hij is de boze zonder meer. Van al de vijanden die de mens haten en uit wier hand hij verlost verlangt te worden om voortaan zonder vrees te kunnen zijn, is de duivel de grootste en voornaamste, hij is de aanstoker en bron van alle kwaad dat er op dezer wereld is. De zonde in haar veelvuldige vormen en haast talloze gedaanten toont op de meest onheilvolle wijze, hoe groot de macht van Satan is, zowel rechtstreeks als door zijn trawanten. Vrees, angst, schrik zijn de atmosfeer waarin de mensen leven. Zacharias herneemt het oude Profeten-woord van Isaias die zegt dat zij in duisternis zijn en in de schaduw van de dood zijn gezeten. De 'nacht is donker en de dood is koud en hard. Dat is de mens heid zonder God, van Hem gescheiden door de zonde, in de hand en de macht van haar vijanden, van het kwaad, van de duivel. Als Sint Paulus in het eerste hoofdstuk van zijn brief aan de Romeinen de heidenwereld van zijn tijd karakteriseert, somt hij al de ongerechtigheid op waarmee zij zich heeft bezoedeld, en besluit dan, als het ware alles samenvattend, dat de mensen „zonder hart zijn en onmeedogend". In deze wereld van koudheid en hardheid, van duisternis en schaduw van de dood breekt met de komst van Christus het milde licht door van Gods erbarming. Dit is niet zo maar de poëtische idylle van een Kerst viering met rode lampjes en brandende kaarsjes op een feestelijke ontbijttafel of een smakelijk diner. Het is heel wat anders en heel wat méér. Zacharias heeft het door schouwd en aangevoeld dat Kerstmis de Geboorte is van de Verlosser der wereld. Geen offers wilde God, maar barmhartig heid. En dat niet alleen in schrale, afgepaste mate, maar overvloedig, ruimschoots. Het is niet enkel barmhartigheid en ontferming zon der meer. Het is „de tedere ontferming van onze God die ons de Dageraad uit den hoge zal brengen". God komt zichtbaar Driemaal zal volgens overoude gewoonte I op Kerstdag in onze kerken het heilig Mis offer worden opgedragen, in de nacht, bij het aanbreken van de dageraad, en als de dag zelf haar hoogtepunt tegemoet gaat. Maar telkens zullen wij op afwisselende wij zen horen dat God zijn Heil, onze Verlossing bekend heeft gemaakt en dat vandaag het grote licht op aarde is neergedaald. Dezelfde Apostel Paulus die de wereld als hard en meedogenloos heeft gekenmerkt, zal zeggen dat „verschenen is de genade van God, onze Verlosser, aan alle mensen" en weer op nieuw, dat „verschenen is de goedheid en mensen-liefde van God onze Zaligmaker". Nooit zullen wij met de kleinheid en we zenlijke beperktheid van ons menselijk ver- De vreugde die tot U komt van uw God Dit is de ware vreugde: te weten dat God komt en onze verlossing nabij is. Hij is geko men en heeft aan hen de macht gegeven om Gods kinderen te worden, aan allen dus ook aan ons, aan u en aan mij die in zijn Naam geloven en uit Hem zijn geboren. Alleen de Christen heeft recht om zich te verheugen en wij zouden het eigenlijk veel meer moeten doen om het bewustzijn het welk algehele zekerheid is, dat God ons lief heeft, dat Hij onze Vader is en dat wij zijn kinderen zijn. Reeds in de voorbereidende C.T -ï- •Ot'V-ï. 5/ ast/V DE GROTE BETEKENIS van hel Kerstfeest is de Geboorte van de Verlosser der wereld. In dit artikel van onze medewerker wordt dit helder uiteengezet, in het bijzonder aan de hand van de schone gedachten van Zacharias, wiens beroemde profetische gezang de Kerk elke morgen laat zingen in het Officie van de Lauden. stand de oneindig grote God en zijn werken begrijpen noch omvatten. God gaat al het geschapene oneindig te boven. Het zijn tel kens maar héél kleine stukjes, héél kleine weerspiegelingen die wij van het goddelijk wezen mogen zien. De ring van de goddelijke mysteries die Christus' Bruid, de H. Kerk, aan haar vinger draagt, flonkert in telkens andere, telkens nieuwe, steeds verrassende glansen. Kerstmis vieren wij nu wteer anders dan het vorig jaar of dat ddar voor. Wij zouden nu, aan de hand van de Liturgie zelf, meer bijzonder aandacht kunnen schenken aan dit geheel eigen aspect van het Kerst- Geheim dat het Evangelie bij monde van Zacharias aanduidt als die zo tedere ont ferming van onze God". De Barmhartigheid is niet slechts een eigenschap, voortvloeiende uit het oneindige wezen van God. Zij is zelfs zó ver gegaan dat zij is Mens geworden in onze Heer Jesus Christus. Hij is de zichtbare verschijning in mensen-gedaante van God die liefde is. Van Sint Jan die dit zegt, is Sint Paulus de echo: „God, die rijk aan ontferming is, heeft door de grote liefde die Hij ons toedroeg, ook ons, die dood waren door de overtredingen, ten leven verwekt tezamen met Christus; door de genade zijt gij gered.opdat in de toe komende tijden de overgrote rijkdom zijner genade zou worden geopenbaard die Hij in zijn goedheid ons in Christus Jesus heeft geschonken" (Eph. 2, 4, 7). Het is goed, het Kerstfeest in de huise lijke kring zo intiem en gezellig mogelijk te vieren met stalletje en feesttafel. Maar wij zouden toch niet mogen vergeten oog te hebben voor de diepere zin van Kerstmis en althans één enkel ogenblik te overwegen wat dit Geheim der Menswording dat wij nu vieren, voor ons meest persoonlijke geluk aan heil betekent. Wij zijn verlost, wij zijn gered, wij zijn kinderen van God. Het begin van het Sint Jans-Evangelie horen wij als slot in elke H. Mis, maar vandaag krijgt het zijn volle draagwijdte als waarlijk blijde Boodschap bij het hoogtepunt van het eerste gedeelte van de Dag-mis. „Het Woord is vlees geworden en het heeft ónder ons, mensen, zijn tent opgeslagen om onder ons te komen. Niemand heeft ooit God gezien, Maar God Zelf, de eengeboren Zoon die in de schoot des Vaders is, heeft Hem verkon digd". weken van de Advent is ons deze opwekking tot vreugde gegeven en werd ons gewezen op de reden die wij ertoe hebben. Wanneer wij ditmaal Kerstmis zouden willen beschou wen onder het opzicht van „de tedere ont ferming van onze God", mogen wij thans denken aan die nu waarschijnlijk des te die per treffende lezing uit de Romeinen-brief welke de Kerk op de tweede Zondag benut juist om aan te tonen hoe dat wij, heidenen en nakomeling van heidenen, God moeten „verheerlijken omwille van zijn barmhartig heid". De Joden hadden als het volk van God de beloften aan hun vaderen gedaan, wij, de heidenen, bezaten geen enkele titel die wij zouden hebben kunnen doen gelden. Wij bezaten geen enkel recht en konden op niets aanspraak maken. Luisteren we nog eens naar Sint Paulus afs hij aan de Ephe- siërs schrijft (2, 8-9); „Want uit genade zijt gij gered door het geloof. Niet uit uzelf; Gods gave is het. Niet uit de werken, opdat niemand zou roemen". Het majestueuze woord van God Hij die Zichzelf ontdaan heeft van. zijn Godsgestalte en zijn gelijkheid met God door de gestalte aan te nemen van een slaaf en gelijk te worden aan de mensen, heeft, toen Hij uiterlijk als een mens werd bevonden en Zich bovendien nog vernederde door gehoor zaam te worden tot de dood, ja tot de dood van het kruis, verdient dat God Hem heeft verheven. Evenals het pas-geboren Kind van Bethlehem is de grote Dode van Calvarïé Jesus Christus de Heer. Christus is de Heer. Wij mogen dat bij al de menselijke ontroering bij het zien van het Kind in de armen van zijn Moeder in de stal van Bethlehem niet vergeten. De Kerst liturgie is het in geen geval uit het bewust zijn. Zij weet dat evenals alle uiteinden der aarde het heil van onze God aanschouwen, zo ook alle tijden en alle mensen daaraan deelachtig zijn die het met een bereidwillig hart en gelovig willen opnemen. Ook voor ons, voor een ieder van ons persoonlijk is het heden, nu, vandaag, op deze dag is de liturgische jaarkring van de Kerk, dat Chris tus geboren is. Wij behoren toch als burgers tot die stad, het volk van Sion waaraan majesteit-vol de Heer zijn roep laat weer klinken tot vreugde van onze harten. Dit is de even onvergelijkelijk-prachtige als diep zinnige taal van Gods woord, de Heilige Schrift. „Ziet, de Heer zal komen om de heidenen te verlossen". Het Sion van het Nieuwe Verbond is het Godsrijk van de heilige Kerk waartoe ook wij zijn geroepen. Hier, in de heilige Kerk, vinden wij op het teken dat de engel aan de herders heeft gegeven, het Kind. Hier zien, hier horen wij Hem, hier bezitten wij door Hem de verlossing, de vergeving der zonden, de genade, het leven. Christus, het heil, de verlossing, is aan de mensen gegeven in de gemeenschap van de heilige Kerk. Hoe meer iemand opgaat in de gemeenschap van het geloven, bidden, offeren, lijden, van het apostolaat van de heilige Kerk, des te vol maakter bezit hij de verlossing en het heil van God. „Hoe verheug ik mij dat men mij zegt: wij gaan op naar het huis des Heren", want ik behoor tot de gemeenschap van de heilige Kerk, tot het Lichaam van Christus! Voor Zijn aanschijn Christus komt tot ons in de viering van de Eucharistie. Laten wij als goede parochianen op deze Kerstdag het heilig Misoffer bij wonen in onze eigen parochie-kerk die naar ons in feite, in werkelijkheid, de Kerk, het mystieke Lichaam van Christus Zelf is. Daar is het dat „de Heer zal komen om de hei denen te verlossen". Wat betekent dat voor ons tegenwoordig anders dan dat de Heer komt om dé volkeren der wereld te verlossen van het nieuwe heidendom? Erger is dit heidendom dan het eerste, want het heeft de verlossing gezien en haar bewust versmaad. Het oude heiden dom was als de Samaritaanse vrouw bij de put van Jacob het had dorst, en daarom ontving het in de leer van Christus de drank des levens. Het nieuwe heidendom heeft geen dorst hoe moet men het helpen? Maar „de Heer komt om de heidenen te ver lossen". Ook deze heidenen. Wij mogen hoop hebben door dit woord van de Schrift. De goddeloosheid drukt zwaar en duister op onze tijd. Maar dagelijks komt de Heer en bemerkt in de Mysteriën van zijn Kerk ver lossing. De Kerk verheugt zich over zijn komen, en zij verheugt zich omdat Hij niet enkel aan haar is gegeven, maar door haar aan de gehele wereld. Want waarlijk, „God is de liefde" (1. Jo. 4, 8). „De liefde van God tot ons heeft zich daarin geopenbaard dat God zijn eengeboren Zoon in de wereld heeft gezonden opdat wij door Hem leven. Daarin bestaat de liefde van God: niet dat wij God het eerst hebben bemind, maar dat Hij ons het eerst heeft liefgehad en zijn Zoon heeft gezonden" (1 Jo. 4, 9 volg.), ook aan ons, het volk der hei denen. Wij leven temidden van een wereld die slecht is en vol gevaren, vol oorlogsbedrei ging, vol hardheid en wreedheid. Er is in onze eigen naaste omgeving, in ons zelf nog zoveel dat onverlost, dat heidens is. Wij hebben nog zozeer, om niet te zeggen zo geheel en al, de Verlosser nodig! Alleen de Christus kan ons redden! Daartoe komt Hij met Kerstmis, nü, opnieuw. Het waarachtige Licht, dat alle mensen verlicht, komt in de wereld. Om haar, om ons te redden, uit die afgrond van naamloze en onpeilbare ellende. Dat is de waarlijk „tedere ontferming van onze God", zoals alleen Hij zich maar ont fermen kan. „De verlossing is overvloedig bij Hem", zingen de Antifoon en de Psalm in de Vespers van Kerstmis. Egmond. DOM H. J. SCHEERMAN O.S.B. DIRK Kruipkever, bouwer, had ii leven twee nevenfu namelijk raadslid schrijver van tonee ken. Van zijn activi de eerstgenoemde f werd alleen gewaï maakt door de plaat: courant en dan nog s wanneer bij uitzon het verslag werd ge ven door de geipe neerde losse me dew die geen opmerkins vermeld liet, omdat regel drie cent was. Kruipkever's ster schrijver begon te na Sinte Maarten, i plaatselijke toneelv ging „Steeds Kuns startte met de rep van het jaarlijks „Theodorus" Kruip geschreven kerstspel bedrijven met verlot Zo zou de grote Re lied „Twee emmer prenten, waarmede Wij sullen het in Neen, houd nu nü spreken van de o harige poëten. W katholieke dichte die zijn blonde h ding draagt), en king, die hij, na i gedaan. Michel van der Pk Emmertjes Water I invloed, die het hee grote Nederlandse I Het is waarlijk ee dadelijk als men de Plas bij zijn wetensc daar het proefschrift phenomenen ten gev< raliteitslanden. We r reeks Onze Grote D< F. v. d. Meer: Uren van Jkvr. H. E. M. mensen" maar veelze. artikelen, die van de Meisjesbescherming ii de bjjdrage over de s blikindustrie van de concluderen, dat Mie allesbehalve onbeslag Welnu, letterlievend met kunst en wetens neergelegd in het bij lijk verzorgde boekje „Een bloemlezing i afgegaan door een ci der Plas, verlucht m der wereld-waterstaal verzameld en geranj verzameling variaties Halen", verzorgd doe op het titelblad van d Geen nood, goede le want ge herinnert u nymus van Alphen is Hebt ge ooit gehooi eieren zo groot....?, vóór aan de straat? schepper van dit fras ten wjj in dit boekje

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noordhollands Dagblad : dagblad voor Alkmaar en omgeving | 1952 | | pagina 12