MARIA
ANECDOTES
RONDOM DE P AUS
„De tedere ontferming van onze God
Miche
in de
de nieuwe Eva
Pajrina 4
KERSTNUMMER 1952
EEN SCHONE VERGELIJKING
MET EEN WERKELIJKE GROND
Het licht des geloofs valt in het evangelie, daar waar
Johannes en Lucas spreken over de maagdelijke geboor
te, voor het eerst op Maria, de Moeder van Jezus. Hij
had een moeder, Hij is geboren uit een vrouw. Wat Hij
van Adam heeft en van ons, ontving Hij uit het vlees en
bloed van de Maagd Maria. En hier treedt de oudvader
Adam stil terug, om zich te verbergen achter die dochter
van Eva. De inenting Gods op onze verdorde stam ge
schiedde in haar schoot; het licht kwam boven de kim
in deze dageraad. Dit was het bruidsvertrek van deze
Geest, waaruit de goddelijke Bruidegom te voorschijn
trad. Allen, die over de menswording hebben nagedacht,
hebben zich ook vertederd over deze maagd tussen Adam
en Christus, en hebben zich voor haar gebogen; allen
hebben zich verwonderd over de grote dingen, die God
aan deze vrouw heeft gedaan, en vanaf Justinus de mar
telaar en Ireneus van Lyon haar in stilte vergeleken met
ons aller moeder Eva.
DE MENSWORDING is
het begin van ons heil, en
de eeuwige verrukking der
Kerk. „O, wonderbaarlijke
opgang", zingen haar ko
ren in de Kersttijd, „de
Schepper van het' mense
lijk geslacht nam een be-
geest lichaam aan en ge-
waardigde zich geboren
te worden uit een maagd"!
„En als mens voortkomend
zonder zaad, gaf Hij ons
Zijn godheid ten geschen
ke", zingt de Vesper-anti
foon van het Kersto'ctaaf.
„Niet teruggetrokken zijt
Gij voor de schoot der
maagd" (Te Deum). Als
een Te Deum voor de rol
van Maria in de Mens
wording is deze beschou
wing over de H. Maagd,
als de nieuwe Eva.
Eva, die de vloek over zich af
riep en in smarten baarde en tot
erfschuld; en daarnaast Maria,
waarop 's hemels dauw viel ter
wijl alles rondom dor bleef,
als op het wollen vlies van Gi
deon. Eva, die twijfelde aan de
waarachtigheid van Gods dreige
ment; Maria, die geen man be
kende, en enkel vroeg: hoe zal dit
geschieden? en niet zag en toch
geloofde, en daarom zalig heet in
de Schrift. Eva, de moeder van
alle ten dood gedoemden; Maria,
de Moeder van de eerstgeborene
uit de doden.
Vlucht naar Uw dochter, arme
moeder Eva, schreef Bernard van
Clairvaux als hij dit overdacht;
Uw vrouweneer is gewroken:
door een vrouw zijn wij gevallen,
maar mede door een vrouw zijn
wij gered.
Want niet enkel in een treffen
de overdrachtelijke zin is Maria
een nieuwe Eva. Die schone ver
gelijking heeft een werkelijke
grond, en het is geen wonder,
dat de Kerk vandaag nog de ge
volgtrekkingen overweegt, die de
godvruchtige beschouwing eruit
ziet voortvloeien, tot haar ver
rukking overigens, en die van al
haar kinderen.
Evenmin als Eva bij de eerste
val, was Maria bij de verlossing
een willoos werktuig. Waar Eva
vrijwillig weigerde, heeft Maria
vrijwillig toegestemd, en in' moei
lijker omstandigheden, en uit on
vergelijkelijk geloof. Dat is haar
eer en haar grootheid, en daarom
prees haar Zoon, en prijzen nu
alle geslachten haar zalig. Zij
geloofde, en wilde wat God wilde,
en gaf zich over, en stemde toe;
en toen zij op de beschroomde
bedenking van haar maagdelijke
staat had gehoord, dat „niets
onmogelijk is bij God,
sprak Maria: Zie de dienst
maagd des Heren, mij ge
schiede naar Uw woord".
Hoe hebben ooit mensen kun
nen twijfelen aan de vrijheid van
dat besluit? Is het denkbaar, dat
God, die de vrijheid in de zondaar
ontziet, die vrijheid in een smet
teloze op dit teerste punt zou
ontkennen? En daarom staat er
in het wonderbare verhaal van
Lucas (dat zij wellicht zelf, door
de Geest gedreven, eenmaal heeft
verteld) dat de Engel genaamd
Kracht Gods tot haar werd ge
zonden; dat zij, binnengetreden,
haar groette als de gezegende
onder de vrouwen; haar gerust
stelde met de zachtste woorden,
toen hij zag, hoe zij verschrok;
haar voorlegde wat God van haar
vroeg; haar het teken gaf van
Elisabeth; en aanstonds heenging,
toen zij had begrepen en toe
gestemd.
Alle geslachten, die het Magni
ficat lazen, hebben begrepen, dat
Maria de geheimen, die zij als
eerste ontving, verstond. Zij wist,
dat de Heer zich nu „Israël Zijn
dienstknecht had aangetrokken,
gedachtig Zijn ontferming, zoals
Hij die had toegezegd aan onze
vaderen." Zij verheugde zich toen
zij het teken zag bij Elisabeth,
toen deze haar kende als moeder
des Heren; en zij hield zich niet
in en zong de lofzang van haar
uitverkiezing.
Later zal zij het woord niet
verstaan, dat de grijsaard Simeon
tot haar spreekt over een zwaard
van droefheid door haar hart; zij
zal haar kind eenmaal vragen:
Kind, waarom hebt Gij ons dit
aangedaan? en ook zijn weder
woord niet verstaan; veel zal
haar verborgen blijven; zij moet
horen: wat heb ik met U, vrouwe?
mijn uur is nog niet gekomen
en, als zij Hem eens wenst te
zien en Hem gemeld is, dat Zijn
moeder en broeders daar staan
te wachten: wie zijn Mijn moe
der en mijn broeders? maar zij
zal alles in haar hart bewaren,
en verdwijnen, en achter haar
eigen kind in eenzaamheid het
zwaarste kruis dragen, en zo zal
alles wat haar vanwege de Heer
gezegd is, vervuld worden, want
zij heeft nooit opgehouden te ge
loven. De gezegende had een le
ven, harder en geringer dan wij
kunnen verstaan; maar in de da
gen, dat haar herinneringen sche
nen uitgewist, heeft zij niet ge
twijfeld; en zij, die de zekerheden
van het Magnificat niet verloo
chende, heeft de profetie, die er
in stak, vervuld, aldus schrijft dr.
F. v. d. Meer, als een schone
hulde aan Maria, in een van zijn
boeiende hoofdstukken in zijn
„Catechismus".
Ook hebben alle geslachten ge
weten, dat er vete moest zijn tus
sen de kwade en deze goede
vrouw. Wat deze dochter van
Eva gemeen had met haar moeder
en met ons allen, zij kon niet
delen in de vloek; kon zij het in
de schuld? Augustinus meende,
dat, als het over zonde ging, er
geen sprake kón zijn van Maria,
en wel öm wille van 's Heren eer;
na eeuwen van gesprek ontlook
ook dit geheim en heeft de Kerk
verklaard dat zij, dat instrument
der Menswording, zelfs niet van
de erfschuld is gezuiverd, maar
door de verdiensten van Christus,
haar Zoon, van tevoren gevrij
waard en aldus op uitnemender
wijze verlost: zij is het „eerwaar
dige vat; bij haar ontvangenis
was zij onbevlekt en zo bleef zij
bij haar leven: zij ontving gena
de, overeenkomstig haar'staat, en
daarom groette de engel haar met
de woorden: „Wees gegroet, gij
bij uitstek begenadigde!" Zo diep
de oude Eva gevallen was, zo
hoog stond de nieuwe Eva in de
kracht van haar Heiland over
eind. Bij het gedachtenismaal des
Heren gedenken wij dan ook da
gelijks allereerst: „de roemrijke
Maria, altijd Maagd, moeder van
onze God en Heer Jesus Christus";
en op haar feestdagen zeggen
wij: „Waardig is het en juist, U,
Vader, te prijzen, te zegenen en
te verkondigen op den feestdag
der zalige Maria, altijd Maagd:
want Uw eniggeborene heeft zij
door de oversohaduwing des Hei
ligen Geestes ontvangen, en in de
volle glorie van haar maagdelijk
heid heeft zij het eeuwig licht
over de wereld uitgestort".
In het boekie „Papauté Anec-
dotique" schrijft A. Meiier een
aantal anecdotes over onze tegen
woordige Paus Pius XII. „Katho
liek Vizier" vermeldt er het vol
gende van-
Kardinaal Schuster. aartsbis
schop van Milaan, heeft eens ver
teld, hoe hij tijdens het conflaaf,
dat de tegenwoordige Paus zou
kiezen, gezeten was in de nabij
heid van kardinaal Pacelli en de
kardinaal-patriarch van Lissabon.
Terwijl men wachtte op de uit
slag van de eindstemming van
het conclaaf, merkte kardinaal
Schuster op:
„St. Pius V heeft eens gezegd,
dat toen hij nog in het klooster
weg. Een geestelijke komt voor
bij. die een lange toog draagt,
hetgeen de Zwitserse priesters in
he1 openbaar niet plegen te doen.
Verbaasd kijken de twee jochies
naar de onbekende. Zij Wachten
tot deze vlak bij is. Dan roept
de ene: „Dag meneer kapelaan".
De ander echter roept: „Dag
mijnheer pastoor".
Even later keert de laatste zich
tot de eerste en vraagt hem:
„Waarom heb ie hem mijnheer
kapelaan genoemd?" De ander
haalt daarop de schouders op en
zegt: „Een pastoor en zó ma
ger? Neen. dat moet een kape
laan zijn geweest." De onbekende
voorbijganger was in werkelijk-
was hij de vaste hoop koesterde
om zalig te worden, dat die hoop
echter aan het tanen was gegaan
toen hii bisschop werd en dat hii
haar volkomen verloren had
sinds hii Paus was geworden."
Begrijpend dat kardinaal Pa
celli overwoog om een eventuele
verkiezing tot Hoofd der Kerk
te weigeren, merkte kardinaal
Schuster op. dat het leven van
Pius V diens eigen prognose had
gelogenstraft en dat hii integen
deel een van de schitterendste
figuren van de katholieke Re
naissance na het Concilie van
Trente was geworden. „Degene
die gekozen zou worden gaf hier
op geen antwoord", zo vervolgde
kardinaal Schuster. Maar voor
hii de canonieke uitverkiezing
aannam, riep kardinaal Pacelli
met zeer luide stem uit: „Heb
medelijden met mii Heer, over
eenkomstig Uw grote barmhar
tigheid."
Pastoor of kapelaan
Te Rohrsbach in Zwitserland
lopen twee schooljongens over de
heid kardinaal Pacelli. staatsse
cretaris van Paus Pius XI. die
vaak ziin vacantie doorbracht in
het Instituut ..Stella maris" te
Rohrsbach.
Speelgoed
Paus Pius XII pleegt te wer
ken in een grote zaal. waarvan
drie zijden vrijwel geheel zijn
bedekt met boekenkasten van
ziin bibliotheek. De vierde wand
heeft drie grote vensters, die uit
zien op het St. Pietersplein. De
enige meubelen in deze zaal zijn
enkele stoelen en een groot
schrijfbureau. Op dat bureau ziet
men een kruisbeeld, een afbeel
ding van de miraculeuze Heilige
Maagd van Czestochowa en
een stuk speelgóed.
Een 'stuk speelgoed op de
schrijftafel van de Heilige Vader?
Ja, zelfs een oud stuk speelgoed,
dat klaarblijkelijk al veel ge
bruikt is. Dat komt zo: Tijdens
een audiëntie, die de Paus had
toegestaan aan een groep wees
meisjes, werd een van haar. een
kind nog. zo getroffen door de
vriendelijke lach en de hartelijke
woorden van Christus' plaatsbe
kleder. dat zij de moed kreeg om
zich rechtstreeks tot hem te rich
ten. Terwijl haar gezichtje straal
de van blijdschap bood zii de Va
der der Christenheid het enige
dat ze op de wereld bezat, haar
pop. aan.
De Heilige Vader, die tijdens
zijn pontificaat al duizenden,
vaak kostbare geschenken heeft
gekregen van koningen, staats
hoofden en millionnairs. werd zo
getroffen door dit spontane ge
baar van het arme kind. dat hii
de pop op zijn bureau plaatste.
Hii kijkt er nu en dan naar met
een blik vol genegenheid. On
nodig te zeggen, dat de Paus er
voor zorgde, dat de jeugdige
geefster, die om hem een plezier
te doen haar enig stuk speelgoed
had geschonken, rijkelijk werd
schadeloos gesteld.
Conclaaf.
Op zekere dag werd een be
kend personage uit een ander
werelddeel door de Paus ontvan
gen. De Heilige Vader onderhield
zich enige tijd op zeer vriende
lijke wijze met de bezoeker en
deze vertelde hem. toen hem ge
vraagd werd welke indruk hii nu
wel had gekregen van het Vati-
caan. dat hij zeer onder de in
druk was geraakt. De Paus had
echter het vermoeden gekregen,
dat zijn bezoeker nog een benaal-
de wens koesterde, doch daar
voor niet durfde uitkomen. De
Paus zei hem daarom, dat als hij
nog iets wilde zien. hii het'maar
voor het zeggen had. Dan zou de
Paus er voor zorgen, dat hii het
verlangde inderdaad te zien
kreeg. Zoveel welwillendheid
deed de bezoeker zijn schroom
overwinnen. „Een conclaaf. Hei
lige Vader, ik zou zo graag eens
een conclaaf zien", zei hii. Het
was de enige wens. die zelfs de
Paus niet in vervulling kon doen
gaan.
Kippetjes
Kort nadat Zijne Eminentie
Pacelli was opgenomen in het
College van Kardinalen, meldde
zich aan het Vaticaan een boer,
voor wie hii tijdens een of ander
proces iets had gedaan en die
hem daarvoor persoonlijk zun
dank wilde betuigen. Als bink
van ziin erkentelijkheid had hu
vier jonge kippetjes meegebracht.
Hoewel men de boer aan het ver
stand poogde te brengen, dat hij
op het ogenblik niet in audiëntie
hii de kardinaal zou kunnen
worden toegelaten, wilde de man
er niets van horen. Hii zou de
kardinaal zien en ging op ziin
gemak zitten in afwachting van
het ogenblik, waarop hii wel zou
worden toegelaten. Eindelijk be
sloot de secretaris van de kardi
naal voor de goede man een uit
zondering op de regel te maken
en hem naar de kardinaal te
brengen. Van te voren drukte
hij hem op het hart de kardinaal
aan te spreken met Eminentie.
De boer beloofde dit te zullen
doen en herhaalde steeds bii
zichzelf: „Eminentie.Eminen
tie.Enkele minuten later
ging de deur open. Kardinaal
Pacelli trad binnen en stak de
boer zijn hand toe. Deze laatste
was zo van zijn stuk gebracht,
dat hii. terwijl hii ziin hand open
deed. slechts kon stamelen: „Ecco
quatro galline. quatro Eminenze"
(Alstublieft vier kippetjes, vier
eminenties). Kardinaal Pacelli
schoot in een lach en accepteerde
dankbaar het geschenk.
Churchill
Over Churchill en diens siga
ren ziin talloze anecdotes in om
loop. Een aardige wordt verteld
naar aanleiding van een bezoek,
dat de Britse premier had afge
legd bij de Paus. Hii werd door
de Heilige Vader in audiëntie
ontvangen. Na een onderhoud
van meer dan één uur met de
Paus. verliet Churchill de audiën
tiekamer. Hii ging op een stoel
zitten, haalde zijn zakdoek te
voorschijn en wiste zich het
zweet, dat op zijn voorhoofd pa
relde. van het gezicht. Dit ge
daan zijnde vroeg hii aan een
van zijn metgezellen hem de
beste sigaar te geven, die hii bij
zich had. „Na een zo plechtig
uur als dit", zei Churchill, „heb
ik behoefte aan de beste sigaar:
ik heb zo juist de grootste en
belangrijkste man van de wereld
ontmoet."
GOD IS LIEFDE, dat is heel de betekenis
van de Menswording van zijn Zoon. Het is
de zin van het Kerstfeest dat wij vieren.
Als dit voorbij is en zijn octaaf-dag met
Nieuwjaar wordt besloten, zingt de Kerk
bij haar laatste Magnificat in het oude jaar
deze Antifoon met een herinnering aan de
woorden van Sint Jan (3, 16), dat het van
wege Zijn overgrote liefde is waarmee God
ons heeft liefgehad, dat Hij zijn Zoon heeft
gezonden tot in de gelijkheid toe met het
vlees van de zonde.
De redding, de bevrijding, de verlossing
van de mensheid uit haar nood en ellende is
juist het doel waartoe God's Zoon is geko
men. Laten we meer luisteren naar wat Sint
Jan ontroerend zegt. Er bestaan geen aan
grijpender woorden: „Want zo lief heeft
God de wereld gehad, dat Hij zijn enigge
boren Zoon heeft gegeven, opdat allen die in
Hem geloven, niet verloren zouden gaan,
maar het eeuwige leven zouden hebben.
Want God heeft zijn Zoon in de wereld ge
zonden, niet om de wereld te oordelen, maar
opdat de wereld door Hem zou worden
gered" (3, 16-17).
In het gezang van Zacharias kunnen wij
beluisteren, hoe zwaar de zonde op de mens
heid vóór Christus als een last drukte en
welk een rampzalige rol de duivel daarbij
speelde. De duivel is de beheerser van deze
wereld, hij is de boze zonder meer. Van al
de vijanden die de mens haten en uit wier
hand hij verlost verlangt te worden om
voortaan zonder vrees te kunnen zijn, is de
duivel de grootste en voornaamste, hij is de
aanstoker en bron van alle kwaad dat er op
dezer wereld is. De zonde in haar veelvuldige
vormen en haast talloze gedaanten toont op
de meest onheilvolle wijze, hoe groot de
macht van Satan is, zowel rechtstreeks als
door zijn trawanten.
Vrees, angst, schrik zijn de atmosfeer
waarin de mensen leven. Zacharias herneemt
het oude Profeten-woord van Isaias die zegt
dat zij in duisternis zijn en in de schaduw
van de dood zijn gezeten. De 'nacht is donker
en de dood is koud en hard. Dat is de mens
heid zonder God, van Hem gescheiden door
de zonde, in de hand en de macht van haar
vijanden, van het kwaad, van de duivel.
Als Sint Paulus in het eerste hoofdstuk van
zijn brief aan de Romeinen de heidenwereld
van zijn tijd karakteriseert, somt hij al de
ongerechtigheid op waarmee zij zich heeft
bezoedeld, en besluit dan, als het ware alles
samenvattend, dat de mensen „zonder hart
zijn en onmeedogend".
In deze wereld van koudheid en hardheid,
van duisternis en schaduw van de dood
breekt met de komst van Christus het milde
licht door van Gods erbarming. Dit is niet
zo maar de poëtische idylle van een Kerst
viering met rode lampjes en brandende
kaarsjes op een feestelijke ontbijttafel of een
smakelijk diner. Het is heel wat anders en
heel wat méér. Zacharias heeft het door
schouwd en aangevoeld dat Kerstmis de
Geboorte is van de Verlosser der wereld.
Geen offers wilde God, maar barmhartig
heid. En dat niet alleen in schrale, afgepaste
mate, maar overvloedig, ruimschoots. Het is
niet enkel barmhartigheid en ontferming zon
der meer. Het is „de tedere ontferming
van onze God die ons de Dageraad uit den
hoge zal brengen".
God komt zichtbaar
Driemaal zal volgens overoude gewoonte
I op Kerstdag in onze kerken het heilig Mis
offer worden opgedragen, in de nacht, bij
het aanbreken van de dageraad, en als de
dag zelf haar hoogtepunt tegemoet gaat.
Maar telkens zullen wij op afwisselende wij
zen horen dat God zijn Heil, onze Verlossing
bekend heeft gemaakt en dat vandaag het
grote licht op aarde is neergedaald. Dezelfde
Apostel Paulus die de wereld als hard en
meedogenloos heeft gekenmerkt, zal zeggen
dat „verschenen is de genade van God, onze
Verlosser, aan alle mensen" en weer op
nieuw, dat „verschenen is de goedheid en
mensen-liefde van God onze Zaligmaker".
Nooit zullen wij met de kleinheid en we
zenlijke beperktheid van ons menselijk ver-
De vreugde die tot U komt
van uw God
Dit is de ware vreugde: te weten dat God
komt en onze verlossing nabij is. Hij is geko
men en heeft aan hen de macht gegeven om
Gods kinderen te worden, aan allen dus
ook aan ons, aan u en aan mij die in zijn
Naam geloven en uit Hem zijn geboren.
Alleen de Christen heeft recht om zich te
verheugen en wij zouden het eigenlijk veel
meer moeten doen om het bewustzijn het
welk algehele zekerheid is, dat God ons lief
heeft, dat Hij onze Vader is en dat wij zijn
kinderen zijn. Reeds in de voorbereidende
C.T -ï- •Ot'V-ï.
5/
ast/V
DE GROTE BETEKENIS van hel Kerstfeest is de Geboorte van de
Verlosser der wereld. In dit artikel van onze medewerker wordt dit
helder uiteengezet, in het bijzonder aan de hand van de schone
gedachten van Zacharias, wiens beroemde profetische gezang
de Kerk elke morgen laat zingen in het Officie van de Lauden.
stand de oneindig grote God en zijn werken
begrijpen noch omvatten. God gaat al het
geschapene oneindig te boven. Het zijn tel
kens maar héél kleine stukjes, héél kleine
weerspiegelingen die wij van het goddelijk
wezen mogen zien. De ring van de goddelijke
mysteries die Christus' Bruid, de H. Kerk,
aan haar vinger draagt, flonkert in telkens
andere, telkens nieuwe, steeds verrassende
glansen. Kerstmis vieren wij nu wteer anders
dan het vorig jaar of dat ddar voor. Wij
zouden nu, aan de hand van de Liturgie zelf,
meer bijzonder aandacht kunnen schenken
aan dit geheel eigen aspect van het Kerst-
Geheim dat het Evangelie bij monde van
Zacharias aanduidt als die zo tedere ont
ferming van onze God".
De Barmhartigheid is niet slechts een
eigenschap, voortvloeiende uit het oneindige
wezen van God. Zij is zelfs zó ver gegaan
dat zij is Mens geworden in onze Heer Jesus
Christus. Hij is de zichtbare verschijning in
mensen-gedaante van God die liefde is. Van
Sint Jan die dit zegt, is Sint Paulus de echo:
„God, die rijk aan ontferming is, heeft door
de grote liefde die Hij ons toedroeg, ook ons,
die dood waren door de overtredingen, ten
leven verwekt tezamen met Christus; door
de genade zijt gij gered.opdat in de toe
komende tijden de overgrote rijkdom zijner
genade zou worden geopenbaard die Hij in
zijn goedheid ons in Christus Jesus heeft
geschonken" (Eph. 2, 4, 7).
Het is goed, het Kerstfeest in de huise
lijke kring zo intiem en gezellig mogelijk te
vieren met stalletje en feesttafel. Maar wij
zouden toch niet mogen vergeten oog te
hebben voor de diepere zin van Kerstmis en
althans één enkel ogenblik te overwegen wat
dit Geheim der Menswording dat wij nu
vieren, voor ons meest persoonlijke geluk
aan heil betekent. Wij zijn verlost, wij zijn
gered, wij zijn kinderen van God. Het begin
van het Sint Jans-Evangelie horen wij als
slot in elke H. Mis, maar vandaag krijgt het
zijn volle draagwijdte als waarlijk blijde
Boodschap bij het hoogtepunt van het eerste
gedeelte van de Dag-mis. „Het Woord is
vlees geworden en het heeft ónder ons,
mensen, zijn tent opgeslagen om onder ons
te komen. Niemand heeft ooit God gezien,
Maar God Zelf, de eengeboren Zoon die in
de schoot des Vaders is, heeft Hem verkon
digd".
weken van de Advent is ons deze opwekking
tot vreugde gegeven en werd ons gewezen
op de reden die wij ertoe hebben. Wanneer
wij ditmaal Kerstmis zouden willen beschou
wen onder het opzicht van „de tedere ont
ferming van onze God", mogen wij thans
denken aan die nu waarschijnlijk des te die
per treffende lezing uit de Romeinen-brief
welke de Kerk op de tweede Zondag benut
juist om aan te tonen hoe dat wij, heidenen
en nakomeling van heidenen, God moeten
„verheerlijken omwille van zijn barmhartig
heid". De Joden hadden als het volk van
God de beloften aan hun vaderen gedaan,
wij, de heidenen, bezaten geen enkele titel
die wij zouden hebben kunnen doen gelden.
Wij bezaten geen enkel recht en konden op
niets aanspraak maken. Luisteren we nog
eens naar Sint Paulus afs hij aan de Ephe-
siërs schrijft (2, 8-9); „Want uit genade zijt
gij gered door het geloof. Niet uit uzelf;
Gods gave is het. Niet uit de werken, opdat
niemand zou roemen".
Het majestueuze woord van God
Hij die Zichzelf ontdaan heeft van. zijn
Godsgestalte en zijn gelijkheid met God door
de gestalte aan te nemen van een slaaf en
gelijk te worden aan de mensen, heeft, toen
Hij uiterlijk als een mens werd bevonden en
Zich bovendien nog vernederde door gehoor
zaam te worden tot de dood, ja tot de dood
van het kruis, verdient dat God Hem heeft
verheven. Evenals het pas-geboren Kind van
Bethlehem is de grote Dode van Calvarïé
Jesus Christus de Heer.
Christus is de Heer. Wij mogen dat bij al
de menselijke ontroering bij het zien van het
Kind in de armen van zijn Moeder in de
stal van Bethlehem niet vergeten. De Kerst
liturgie is het in geen geval uit het bewust
zijn. Zij weet dat evenals alle uiteinden der
aarde het heil van onze God aanschouwen,
zo ook alle tijden en alle mensen daaraan
deelachtig zijn die het met een bereidwillig
hart en gelovig willen opnemen. Ook voor
ons, voor een ieder van ons persoonlijk is
het heden, nu, vandaag, op deze dag is de
liturgische jaarkring van de Kerk, dat Chris
tus geboren is. Wij behoren toch als burgers
tot die stad, het volk van Sion waaraan
majesteit-vol de Heer zijn roep laat weer
klinken tot vreugde van onze harten. Dit is
de even onvergelijkelijk-prachtige als diep
zinnige taal van Gods woord, de Heilige
Schrift. „Ziet, de Heer zal komen om de
heidenen te verlossen".
Het Sion van het Nieuwe Verbond is het
Godsrijk van de heilige Kerk waartoe ook
wij zijn geroepen. Hier, in de heilige Kerk,
vinden wij op het teken dat de engel aan de
herders heeft gegeven, het Kind. Hier zien,
hier horen wij Hem, hier bezitten wij door
Hem de verlossing, de vergeving der zonden,
de genade, het leven. Christus, het heil, de
verlossing, is aan de mensen gegeven in de
gemeenschap van de heilige Kerk. Hoe meer
iemand opgaat in de gemeenschap van het
geloven, bidden, offeren, lijden, van het
apostolaat van de heilige Kerk, des te vol
maakter bezit hij de verlossing en het heil
van God. „Hoe verheug ik mij dat men
mij zegt: wij gaan op naar het huis des
Heren", want ik behoor tot de gemeenschap
van de heilige Kerk, tot het Lichaam van
Christus!
Voor Zijn aanschijn
Christus komt tot ons in de viering van de
Eucharistie. Laten wij als goede parochianen
op deze Kerstdag het heilig Misoffer bij
wonen in onze eigen parochie-kerk die naar
ons in feite, in werkelijkheid, de Kerk, het
mystieke Lichaam van Christus Zelf is. Daar
is het dat „de Heer zal komen om de hei
denen te verlossen".
Wat betekent dat voor ons tegenwoordig
anders dan dat de Heer komt om dé volkeren
der wereld te verlossen van het nieuwe
heidendom? Erger is dit heidendom dan het
eerste, want het heeft de verlossing gezien
en haar bewust versmaad. Het oude heiden
dom was als de Samaritaanse vrouw bij de
put van Jacob het had dorst, en daarom
ontving het in de leer van Christus de drank
des levens. Het nieuwe heidendom heeft
geen dorst hoe moet men het helpen?
Maar „de Heer komt om de heidenen te ver
lossen". Ook deze heidenen. Wij mogen hoop
hebben door dit woord van de Schrift. De
goddeloosheid drukt zwaar en duister op
onze tijd. Maar dagelijks komt de Heer en
bemerkt in de Mysteriën van zijn Kerk ver
lossing. De Kerk verheugt zich over zijn
komen, en zij verheugt zich omdat Hij niet
enkel aan haar is gegeven, maar door haar
aan de gehele wereld.
Want waarlijk, „God is de liefde" (1. Jo.
4, 8). „De liefde van God tot ons heeft zich
daarin geopenbaard dat God zijn eengeboren
Zoon in de wereld heeft gezonden opdat wij
door Hem leven. Daarin bestaat de liefde
van God: niet dat wij God het eerst hebben
bemind, maar dat Hij ons het eerst heeft
liefgehad en zijn Zoon heeft gezonden" (1 Jo.
4, 9 volg.), ook aan ons, het volk der hei
denen.
Wij leven temidden van een wereld die
slecht is en vol gevaren, vol oorlogsbedrei
ging, vol hardheid en wreedheid. Er is in
onze eigen naaste omgeving, in ons zelf nog
zoveel dat onverlost, dat heidens is. Wij
hebben nog zozeer, om niet te zeggen zo
geheel en al, de Verlosser nodig! Alleen de
Christus kan ons redden! Daartoe komt Hij
met Kerstmis, nü, opnieuw. Het waarachtige
Licht, dat alle mensen verlicht, komt in de
wereld. Om haar, om ons te redden, uit die
afgrond van naamloze en onpeilbare ellende.
Dat is de waarlijk „tedere ontferming van
onze God", zoals alleen Hij zich maar ont
fermen kan. „De verlossing is overvloedig
bij Hem", zingen de Antifoon en de Psalm
in de Vespers van Kerstmis.
Egmond.
DOM H. J. SCHEERMAN O.S.B.
DIRK Kruipkever,
bouwer, had ii
leven twee nevenfu
namelijk raadslid
schrijver van tonee
ken. Van zijn activi
de eerstgenoemde f
werd alleen gewaï
maakt door de plaat:
courant en dan nog s
wanneer bij uitzon
het verslag werd ge
ven door de geipe
neerde losse me dew
die geen opmerkins
vermeld liet, omdat
regel drie cent
was.
Kruipkever's ster
schrijver begon te
na Sinte Maarten, i
plaatselijke toneelv
ging „Steeds Kuns
startte met de rep
van het jaarlijks
„Theodorus" Kruip
geschreven kerstspel
bedrijven met verlot
Zo zou de grote Re
lied „Twee emmer
prenten, waarmede
Wij sullen het in
Neen, houd nu nü
spreken van de o
harige poëten. W
katholieke dichte
die zijn blonde h
ding draagt), en
king, die hij, na i
gedaan.
Michel van der Pk
Emmertjes Water I
invloed, die het hee
grote Nederlandse I
Het is waarlijk ee
dadelijk als men de
Plas bij zijn wetensc
daar het proefschrift
phenomenen ten gev<
raliteitslanden. We r
reeks Onze Grote D<
F. v. d. Meer: Uren
van Jkvr. H. E. M.
mensen" maar veelze.
artikelen, die van de
Meisjesbescherming ii
de bjjdrage over de s
blikindustrie van de
concluderen, dat Mie
allesbehalve onbeslag
Welnu, letterlievend
met kunst en wetens
neergelegd in het bij
lijk verzorgde boekje
„Een bloemlezing i
afgegaan door een ci
der Plas, verlucht m
der wereld-waterstaal
verzameld en geranj
verzameling variaties
Halen", verzorgd doe
op het titelblad van d
Geen nood, goede le
want ge herinnert u
nymus van Alphen is
Hebt ge ooit gehooi
eieren zo groot....?,
vóór aan de straat?
schepper van dit fras
ten wjj in dit boekje