Oudejaarsavond 1952
De gedachten richten zich op de toekomst!
Oud en Nieuw
OUDEJAARSNUMMER 1952
Bij het gedicht:
Zandloper, zeis...
Oudjaar vliedt heen -
Gebukt, alleen,
Moe, wereldwijs.
Wie het zijn last
Ten voeten lei,
Waant zich erbij
Verrijkt, verrast:
Nieuwjaar, een kind
Dat, spelensree,
Al wereldwee
Te spellen vindt. -
Zand van de tijd,
Stroom uit, stroom in -
Geef 't nieuw' respijt
En 't oude zin.
M.D.
Voor wie zich in de taal van de dichter niet
geheel thuis mocht voelen, geven wij hier
een kleine toelichting. In de eerste strophe
wordt van het heengaan van het oude jaar
gesproken. Het legt zijn last voor de voeten
van Nieuwjaar, een kind nog, dat er zich
verrast mee voelt. Nieuwjaar is „spelensree":
klaar (gereed) voor het spel. Klaar om te
spelen vindt het dus al het wereldwee te
„spellen". Spellen dat hier een woord
speling bij „spelen" is, wordt in een dubbele
betekenis gebruikt, n.l.: 'oorspellen en
spellen, zoals kinderen in hun a b c-boekje
doen. In de laatste strophe keert de dichter
terug naar de zandloper. Het zand stroomt,
de tijd gaat voort. Het verlopen van de
tijd moet zo bidden wij het nieuwe
jaar „respijt" uitstel geven op voorhand:
uitstel van het betalen van een schuld,
opdat wij nog niet de tol van alle ellende
zullen hebben te betalen. Geef 't oude zin:
maak, dat het verleden voor ons vol van
betekenis, zinvol wordt. De tijd immers
oordeelt over het verleden. Laat al wat in
het afgelopen jaar is geschied en gedaan,
niet zinloos blijven, maar laat het strekken
tot het goede, tot HET GOED TOT GOD.
A
laatste *l«2
f(lW
twaalf
I
Bij de klokslag van twaalf gaat de laatste herinnering aan het oude jaar weg. Dan heseffen we weer duidelijkdat er weer
een nieuw jaar begint, van bidden, werken en hopen. Op dat ogenblik beperken de menselijke gedachten zich niet tot een
afgeronde tijdgrens van twaalf maanden. De gedachten richten zich op de toekomst, zonder afgepaalde grens, meer in
wijde verten. Wat zal er van ons worden? Hoe zal het gaan met ons werken, onze liefhebberijen, met degenen, die ons dier
baar zijn en met alles wat ons lief is? Hoe zal het gaan met onze kinderen? Men kan de zin van de voorstelling op deze eerste bladzijde
van het laatste nummer in dit jaar in verschillende opvatting beschouwen. Het kind speelt met de wereld! Dit kan heel wat onschul
diger zijn, dan wanneer de volwassenen het doen! Wij iveten wat zoveel even wijze als eigen-wijze grote mensen van de samenleving,
van „die wereld van ons" gemaakt hebben! Men kan ook zeggende jeugd draagt de wereld, de jeugd heeft de toekomst in handen.
Dat zou ons op dit ogenblik liever zijn: de toekomst van de samenleving is in handen van de jeugd! Maar dan niet van een straf-
georganiseerde, die aldra, zoals de ondervinding heeft geleerd, tot een straf-marcherende overgaat. Geen jeugdstorm, maar wel
een storm-jeugd! Want we staan midden in een stormachtige tijd, die door vele verantwoordelijke mensen met bezorgdheid wordt
gadegeslagen. Het zal van de jeugd, van de jongeren moeten komen! Veel ouderen zullen zich daarbij hebben af te vragen,
of zij, bijtijds, genoeg hebben gedaan, om die jongeren de kans te geven en om die kans voor te bereiden. De jeugd zal moeten
begrijpen, dat men met grote woorden en wilde haren alléén geen wereld kan hervormen in de zin, als de kommervolle tijd met
zorgelijke vooruitzichten, dat vraagt. De jeugd moet geleid, maar niet onderdrukt worden. Zij moet haar kansen krijgen en die
grijpen, anders grijpt zij, wat haar niet gegeven wordt of loopt zij bij bedriegers in de val. Het vraagstuk van de „organisatie"
van de jeugd is op het ogenblik brandend actueel.
Wordt er op de juiste wijze en met hart en vurig
heid aan gewerkt? Het is, helaas, mode geworden
het begrip „organisatie" te compromitteren. Merk
waardig is in dit verband een Herderlijk vermaan
van de Zwitserse Bisschoppen van September van het
afgelopen jaar. Zij constateren in hun opwekking, om
met de Katholieke Actie mee te doen, dat er aanwezig
was „een vijandigheid ten opzichte van het organiseren,
welke een vruchtbare zielzorg hinderlijk in de weg staat,
vooral de zielzorg voor de opgroeiende
jeugd". Dit geeft te denken. Naast de bevredigende getal
len van de „georganiseerde jeugdbeweging" staan als regel
éven zoveel ongeorganiseerden. Men noemt ze de „ongrijp-
baren". Niet altijd en niet zonder meer zal de oplossing voor dit
probleem daarin gelegen zijn, dat men die jeugd in de oude trant
organiseert. Maar waar niemand minder dan de Paus van Rome
elders in dit verband sprak van een „gemakzuchtige organisatie
moeheid", daar geeft dit voor jeugd en ouderen te denken. Ook
voor ouderen is gezonde, doeltreffende organisatie onmisbaar. Ook
daar leren zij, in theorie en practijk, wat voor en door de jongeren,
zo hoog nodig, kan en moet worden gedaan. Nieuwe vormen? Best!
Maar méér nodig is nieuwe of vernieuwde persoonlijke activiteit! De
Zwitserse Bisschoppen hebben ook op dit punt een merkwaardige uitla
ting gedaan in Hun Herderlijk schrijven, 'dat wij zojuist aanhaalden, nl.
toen zij het apostolaat in het beroep verdedigden, dat tegenwoordig in alle
landen zo in de werkdadige belangstelling staat. Zij herinnerden aan het
voorbeeld van Sint Jan de Doper, bij wie ook de beoefenaars van alle beroe
pen kwamen! Wat zou Sint Jan aan de beroepsbeoefenaren van onze tijd
zeggen? Dit, schrijft het Zwitserse Episcopaat: „In uw hand rust verantwoor
ding en beslissing. Neemt openhartig en moedig deel aan de oplossing van
alle problemen van het leven, dat nieuwe vormen zoekt. Houdt vast aan het
oude, dat deugdelijk is gebleken, en snelt niet overhaast op de tijd vooruit.
Maar beproef ook het nieuwe, of het bestendig is. Valt er de Kerk niet lastig
om, als Zij bij vernieuwingen voorzichtig pleegt voort te gaan" En nu stop
pen wij ermee. De jaarwisseling is geen tijd voor een prae-advies, maar
slechts voor een flits van een ernstige overweging. Wat wij op de eerste
plaats nodig hebbenis een biddende jeugd! Als we daarom vragen en
daarvoor werken, zal de wereld bij de jeugd in goede handen zijn. De toe
komst in God's hand met en door de jeugd. A Is het nieuwe jaar daartoe
een nieuwe stoot geeft, zal het zijn wat ieder hoopt: een Zalig Nieuwjaar.