Een strijder van nature 99 F. De laatste levensdagen Schaepman van Mgr Di - - ui Schaepman's worsteling om eenheid 99 Geen politicusmaar een Katholieknationaal staatsman I mi Hij stierf bijna zonder doodstrijd Wat zijn biechtvader daarvan vertelt Zaterdag 17 januari 1953 Pagina 3 Bij de sterfdag van Schaepman m. V. MEN KENT de prachtige ets, welkë Jan Veth in 1892 van Schaepman maakte: de man met de markante kop, gebogen over zijn werk. Ik geloof dat het zo goed is: Schaep man was een werker en omdat hij een werker was, werd hij op de duur een winner. Want, zoals in 1928 werd opge merkt, Schaepman's grootheid schuilt niet zozeer in zijn talenten, als wel in de wijze, waarop hij er mede gewerkt heeft. Hij geloofde aan zijn werk als aan een roeping en achtte het belangrijker dan zijn persoon. Wie Schaepman's leven overziet, wordt aanstonds getroffen door het gemak, waarmede hij uiteenlopende gebieden betrad, menigmaal met een tè groot gemak. Zelfs met deze reserve moet men zijn veelzijdigheid erkennen, maar bovenal had hij betekenis in het politieke leven, neen, niet als politicus, maar als staatsman, als katholiek staatsman, als nationaal staatsman. Door prof. dr. L. G. J. Verberne hoogleraar aan de R.K. Econo mische Hogeschool in Tilburg en buitengewoon hoogleraar aan de Katholieke Universiteit te Nijmegen. dwangbuis", dat Schaepman het Nederlandse volk had „aange- wrongen", van het „Schaepmania- nisme", dat „de hopeloze nawas" heette van wijlen het beruchte en verderfelijke liberaal-katholicisme. „Eenzaam" Bij meer van zulke momenten van spanning in het wereldje van roomse Nederlanders, stond Schaepman in eenzaamheid, om ringd door wantrouwen en voor oordeel, door onbegrip en misken ning, bestookt met insinuaties. Schaepman's oprechtheid voor wat bij andere omging, zijn mo torische kracht, zijn dynamiek, moest velen een bedreiging schij nen van de placide levenssfeer, een aantasting van een ver trouwde veiligheid. En tenslotte: méér nog dan door het zien van een nieuwe toekomst, wordt Schaepmans grootheid bepaald door het aan durven van die toekomst, omdat hij vertrouwen had in het katho lieke volksdeel en zijn „Credo- Pugno" van alle tijden wist. Van voornaam formaat blijft zijn gestalte in de algemene cul tuurgeschiedenis van ons volk, in zijn staatkundige historie met name. Wellicht is zijn mede-arbeid aan de politieke coalitie zijn grootste werk geweest. Want heeft deze enerzijds de wording van de Nederlandse partijenstaat vertraagd en een aan Nederlandse toestanden aangepaste, werking van het parlementaire stelsel mo gelijk gemaakt, anderzijds bracht zij juist op een terrein, dat in Beide waarden zijn bij hem zo innig verbonden, dat hij een moeilijke figuur blijft in de his torie. Hij leefde en werkte in >een tijd, waarin dat wat in de Staten Generaal, met name in de Twee de Kamer omging, meer en meer in het centrum van de belang stelling kwam te staan en men er zich nauwelijks rekenschap van gaf, dat het spel van de parlementaire gebeurtenissen be wogen werd door de krachten, welke de geestelijke worstelingen van de tijd bepaalden. Diep graven Wil men dus Sahaepman be grijpen, grondig begrijpen voor zover althans het de historie mo gelijk is, de diepten van het menselijk hart feilloos te peilen dan moet die diep gegraven worden in ons negentiende-eeuws verleden, niet zozeer om een overvloed van details te verzame len, dan wel om zijn leven en bedrijf de a-chtergrond te geven, waartegen zijn figuur een eigen relief heeft. In die verbijsterde en verbijs terende wereld, met haar ratio nalistische hoogmoed, leefde Schaepman. Hij heeft die wereld aangedurfd, naarmate hij groeide, met steeds kloeker onderschei dingsvermogen. Schaepman was een strijder van nature, hij wist zich een strijder. Zijn „Credo- Pugno" was het beginsel dat zijn rijke daden dreef. Schaepman werd geboren in 1844 en de roomse wildebras werd een katholieke staatsman, die in een innerlijke worsteling de nieuwe breuklijn in het geestelijk leven als alles beheer send aanvaardde. Daarom be pleitte hij, in volharding, de noodzakelijkheid van een gesloten staatkundige organisatie van het katholieke volksdeel, daarom moest hij een medebouwer worden van de politieke coalitie. Schaepman heeft geweten dat partijvorming nodig was, zoals Kuyper dezelfde conclusie trok uit Groen's aanvaarding van een gereformeerd isolement in de Nederlandse samenleving. Echter, een partijpoliticus is hij nooit ge worden, wél een nationaal staats man. Snel bekendheid In het staatkundig leven ver wierf Schaepman snel bekend heid. Zijn verkiezing in 1880 tot lid van de Tweede Kamer scheen een waagstuk een priester- volksvertegenwoordiger had Ne derland nog niet gekend, tenzij in de Bataafse tijd maar bleek weldra een succes. Zijn oratisch talent vond in de Kamer gemak kelijk waardering. Hjj wist ver trouwen te winnen, omdat hij, geheel in de geest van Leo XIII, nimmer verzuimde het goede te aanvaarden. Zijn integriteit, zijn openheid ontwapende veler ach terdocht tegen de katholieken in het algemeen, tegen de katholieke priester in het bijzonder. Na zijn overlijden moest één van zijn meest scherpe politieke tegenstan ders verklaren: „Hij verkleinde het gebied, waarop men slaags raken moest en vergrootte de men eensgezind strook, waarop kan zijn". En toch is Schaepman's leven als staatsman moeilijk geweest. Zijn beleid riep bij de geloofsge noten weerstanden op, omdat niet allen zijn streven naar politieke zelfstandigheid en naar electorale samenwerking met de anti-revo- lutionnairen beide voorwaarden voor de toepassing van de pari teitsgedachte in de wordende partijenstaat konden begrijpen of wilden begrijpen. Een vernuftig man noemde hem eens een man in de poëzie en een schaap in de politiek, het geen weinig meer is dan een goedkope „gewildheid", of men zou de uitspraak willen waar deren als een niet onverdienste lijke toets op een zelfportret. Ernstiger was het rumoer rond de leerplichtwet, welke in een bijna voltallige Tweede Kamer, niet dan een minimale meerder heid vond (50 vóór, 49 tegen), terwijl slechts twee katholieken zich bij de vóórstemmers gevoegd hadden, Schaepman en Kalkman. Groot was in het katholieke kamp veler ontsteltenis: „De Tijd" toonde zich bedroefd; „De Maasbode" twijfelde aan de capa citeiten van de twee katholieke voorstemmers als volksvertegen woordigers. Maar het meest ont daan was wel de „Limburger Koerier", die sprak van „de ty- ranische schooldwang", van „een het negentiende-eeuwse leven volop belicht werd toenadering tussen volksdelen, welke eeuwen lang scherp gescheiden waren. Zuivere democraat Ook als democraat heeft Schaep man recht op erkenning, als de mocraat dan in de zuivere zin van het woord: minnaar en kam pioen van het recht. Het is mede aan hem te danken, dat in de schoolstrijd de coalitie vasthield aan subsidiëring van het bijzon der onderwijs, als rechtseis eri omgaf met rechtswaarborgen. En zo een belangrijke bijdrage lever de tot verdere consolidatie van de Nederlandse vrijheid van geest. Zo ging dan Schaepman het katholieke volksdeel voor, zowel in als buiten de Kamer, in de strijd om Nederlandse volwaardig heid, om zijn geloofsgenoten te bevrijden van hun roomse een zelvigheid en hen op te voeren tot katholieke Nederlanders, tot actieve medebouwers aan het algemeen belang, omdat allen in Nederland recht hebben op het zelfde vaderland, op gelijke rech ten, op gelijke plichten. Over Schaepman's sterven schrijft diens biechtvader, de hoogeerwaarde pater Petrus Oomen, toen procurator- generaal van de Congregatie der Redemptoristen, in „De Volksmissionaris" van 1903 en te weinig hebben de Schaepman-biografen aandacht geschonken aan dit een voudige, pretentieloze relaas. De voornaamste fragmen ten volgen hier. „Nauwelijks wisten wij, P. van Rossum (de latere kardinaal), P. Walter en ik, dat de Doctor te Rome was aangekomen en zijn intrek had genomen bij de Zus ters Franciscanessen in Via Giusti, op korte afstand van ons klooster, of wij haastten ons hem een bezoek te brengen. Helaas, hoewel hij spraakzaam genoeg was en volstrekt niet zwaartil lend maakte zijn kortademigheid op ons een onheilspellende in druk. De derde dag daarop liet hij me ontbieden. Hij was in een soort van bezwijming gevallen en dit had de geneesheer erg bezorgd gemaakt. De E.H. Blom (later Deken van Zwolle) deelde op ge paste doch oprechte wijze de zieke mede, dat zijn toestand ern stig was. „Dat is flink van je, daar heb je eer van, m'n goede Blom", antwoordde Schaepman, „roep pater Oomen!" Ik -ging er aanstonds heen. „Nu zullen wij ons maar verwijderen. Monseig neur" zei iemand der aanwezi gen, toen ik binnenkwam. „Dat spreekt vanzelf", besliste de zieke, „want ik heb geen plan om een confessio publica (openbare belijdenis) te doen." Na het ontvangen der laatste H.H. Sacramenten was Schaep man bijzonder opgewekt, sprak over Rome en constateerde: „Ik ben maar een ellendeling, doch de Heilige Roomse, Katholieke Kerk heb ik altijd bemind." Schijnbare beterschap. Gedurende de volgende dagen, scheen de toestand te verbeteren, de dokters Lapponi en Zampa geloofden zelfs aan een herstel. Schaepman zat meestentijds op, in een leuningstoel, wij'l die hou ding hem minder benauwdheden veroorzaakte. Ik moest hem de hymnen „Lauda Sion" en „Adoro Te", de litanie van het H. Hart en van O.L. Vrouw herhaaldelijk voorbidden. Deze gebeden ston den in „Celeste Palmetum", een gebedenboek dat hem bijzonder dierbaar was en dat hem steeds op reis moest vergezellen. Wel drie exemplaren heeft hij ex van versleten. Ik vroeg hem waar hij begra ven moest worden zo God hem tot zich zou roepen, op het Sint Laurentius kerkhof of op Campo Santo. „Dat is mij om het even" was zijn antwoord, „maar dit bid ik u: mijn lijk niet versjouwen; neen, niet versjouwen. Het moet hier in Rome blijven. Als ge mij op Campo Santo begraaft, zeg dan aan Mgr. de Waal, dat er geen monument op geplaatst moet worden, al die lofspraken zijn maar ijdelheid. En geen lijk rede!" „Laat dit maar aan de overlevenden over", adviseerde ik hem. Hij wilde in de Franciscanerpij begraven worden, omdat hij zich onwaardig achtte om in priester lijk gewaad te worden gehuld. Om daartoe recht te hebben werd de Vicaris-Generaal van de Min derbroeders gevraagd hem in de Derde Orde op te nemen, wat op de gebruikelijke wijze geschied de. En zo droeg hij over zijn kleren heen het grote, bruine scapulier der Tertiarissen. Schaepman maakte bezwaar verfrissende en vooral opwek kende dranken te gebruiken en vroeg mij heel naïef: „Pater, mag ik dat wel nemen?" „Waar om niet?" Het smaakt mij zo goed!" „Wel, de dokter heeft dit voorgeschreven; ge moet innerde en uit „De Eeuw en Haar Koning" citeerde: „De ziener juichte en van zijn lippen klom „Een laatste bee: Kom Heer Jezus kom!" onderbrak hij zichzelf met de woorden: „Wat een ijdelheid, in deze gewichtige stonde zijn eigen werk uit te kramen!" De 18e Januari van het feest van Sint Petrus Stoel te Rome en voor mij (Petrus) dichtte hij zijn laatste vers: „Nu jongens laat ons drinken op Piet Oomen, „Te goeder trouw zal hij in het Paradijs wel komen, „Nu brengt hij ons de Doctor nog er bij, „Ik zeg dat dit zijn knapste stukske zij." Mgr. Hoogveld gaf later no-g een voorbeeld van die galgen humor. Toen de strofe van het Stabat Mater „Christus wil bij mijn verscheiden, door Uwe Moe der mij geleiden tot de victorie- palm" hem voorgebeden werd, klonk opeens zijn stem: „Zou een dorre knuppel mij toch niet beter staan dan zo'n palmtak?" Het einde. Een geweldige jichtaanval kwam daags daarop al onze goede ver wachtingen de bodem inslaan. Het was de voorbode van de on verbiddelijke dood. Het hoofd, tot nu toe helder, was nu dikwijls beneveld, zodat hij veeltijds ijlde en wartaal sprak. In die Maandagmiddag ingetre den toestand trof ik de zieke aan. Hij begreep mij, toen ik zei: „Monseigneur, ik wil U nog eens de H. Absolutie geven." Soms om klemde hij zijn kruis, dat op zijn Huize „de Eeshof" te Tubbergen, waar Herman Schaepman in 1844 ge boren is. Het zal in de naaste toekomst, als „Schaepman-huis", be stemd worden tot inter naat voor 120 leerlingen Dr. Schaepman op zijn doodsbed, in het kleed der Derde Orde van de H. Franciscus Nu gaa, o God, op zijne bede Naar Uw belofte uw knecht verlof, Opdat hij reis in ruste en vrede Omhoog naar 't Hemels vredehof. Bijschrift uit Vondels „Gysbreght van Aemstel" in Nederl. Spectator i 24 Jan. 1903 ze dus nemen om te gehoorza men. En O.L. Heer gunt u gaarne die kleine verlichting in uw smarten." Hij leed veel, vooral door zijn hartkwaal, die hem vreselijke be nauwdheden veroorzaakte. Intus sen werd overal voor hem ge beden en de H. Vader zond hem meermalen Zijn zegen. Zijn verstand bleef glashelder, zijn oud-leerlingen Blom en Hoogveld werden vermaand om als brave, heilige priesters te leven en zich in latgre dagen heel en al te wijden aan de be langen der H. Kerk en der zielen. Zijn neef Dr. Schaepman, toen pastoor te Zevenaar en de jonge Marius van Vollenhoven, later Nederlands Gezant te Madrid, die uit Nederland waren overge komen, werden met vreugde ont vangen. Neef „Tony", de latere praeses van Rijsenburg, schonk hij zijn vingerring, een aanden ken van zijn oom, Mgr. Schaep man z.g., Aartsbisschop van Utrecht. Aan Marius van Vollen hoven toonde hij een bijzondere belangstelling in diens toekomst. Met de toenemende verbetering in zijn toestand kwam ook de levenslust weer terug. Hij nam kennis van de voornaamste ge beurtenissen, schreef enige korte brieven en praatte honderd uit, over Rijsenburg, de Romeinse toe standen, de politiek. Wij achtten het gevaar bezworen en op 18 Januari leek Schaepman aan de beterende hand. Hij bleef zich echter bewust van zijn ernstige toestand en toen hij naar aanleiding van het schietgebed „Kom Heer Jezus, kom!" zich zijn eigen verzen her bed lag of zijn rozenkrans, vroeg door telkens om de relikwie van de Dienaar Gods Petrus Donders, welke relikwie óp zijn verzoek onder zijn hoofdkussen was ge legd. Later op de dag raakte hij in ijlende toestand, sprak onsamen hangend over reisplannen en wil de het bed uit. De dokter vreesde een spoedige afloop en wij pries ters bleven daarvoor elkander af wisselend heel de nacht bij hem. Toch nam de koorts af en bleef tenslotte geheel weg. De volgen de morgen (20 Januari) scheen hij heel wat beter, was ook meer bij kennis. De dokters hoopten, alweer op levensbehoud. Tot 's avonds acht uur bleef ik bij de zieke en zou ook weer de nacht bij hem hebben gewaakt, zo de dokter niet verklaard had, dat er, onvoorziene omstandig heden voorbehouden, niets te vrezen was voor die nacht. Ik nam dus afscheid van hem. „Monseigneur, tot later" en hij herhaalde „Tot later!" Helaas, het was een afscheid tot in de eeuwigheid, ik zou de troost niet hebben bij zijn dood tegenwoordig te zijn. Twee zus ters hielden de wacht. Alles ging vrij goed, tot tegen de vroege morgen, toen er een plotselinge verandering intrad. Aanstonds werden de E.H. Blom en Hoog veld gewekt, die begrepen dat het einde naderde, de gebeden der stervenden baden en de H. Absolutie gaven. Schaepman stierf tegen vier uur, bijna zonder doodstrijd. Toen ik 's morgens terugkwam, vond ik hem uitge strekt en reeds bekleed met de Franciscanerpij, kalm en waar dig".... HET HEEFT SCHAEPMAN, de „jeugdige, geniale en geestdriftige Katholiek", zoals prof. Commissaris hem noemt, onnoemelijk veel moeite gekost, om de Katholieken in zijn jonge tijd (hij was geboren op 2 Maart tSM en las als jong kapelaan het befaamde mandement der Bis schoppen inzake 'het Katholiek Onderwijs voor) wakker te schudden uit hun eenzijdige sluimering. Inderdaad had dr. Schaepman hier in het bijzonder de katholieke eenheid op staatkundig gebied op het oog, maar de „worsteling om de eenheid der Katholieken", reeds in de tijd van Le Sage ten Broek en Broere, betrof zeker niet die eenheid in deze min of meer beperkte zin. Toch was het weer wel zo, dat 't verlangen en 't streven naar eenheid onder de Katholie ken van Nederland in die tijd, telkens weer sterke en diepe raakvlakken had met 't staatkundig leven en werken. Dat sprak ook haast vanzelf.'t Was een natuurlijke zaak, gelijk het dat ook nu is. De tijd van worsteling om de eenheid, zoals mgr. dr. Witlox hem in zijn leerrijke artikelen in de „Maas bode", vooral vóór de oorlog schetste, vertoont zeer veel gelijkenis met de tijd, welke wij nu beleven. Wanneer wij, zeer in het bijzonder a.s. Woensdag, op de dag, dat het vijftig jaar geleden is, dat mgr. dr. Schaepman te Rome stierf (21 Januari 1903), de nagedachtenis van een onzer grootste mannen uit de strijd der katholieke emancipatie herdenken, dan kan een herinnering aan dit rijke verleden rijk aan strijd en overwinning! alleen maar nuttig zijn voor zeer velen onder ons Die geschiedenis is leerzaam: m meer dan een opzicht! Toen Le Sage ten Broek, de blinde bekeerling en onze eerste emancipator, door de stichting van de „Katholieke Maatschappij" een poging wilde doen, om aan de algemene ver- deeldheid onder de Katholieken in ons vaderland een einde te maken, liep de poging op niets uit, maar deze keer was het niet op de eerste plaats de schuld van „de" Katholieken. De regering van Koning Willem I was beducht voor „roomse machts ontplooiing" en zij ontbond en verbood de Katho lieke Maatschappij! Dat was een andere tijd dar, nu, nu wij ons zelf laten wijsmaken, dat een verbod bijv. van de veel gevaarlijker communistische partij niet geoorloofd is, vanwege de democratie, welke dan ook inderdaad 125 jaar geleden nog in de kinderschoenen stond.... Velen bleven, met Le Sage ten Broek, machteloos om eenheid roepen. Daar waren, vele tientallen jaren lang, mannen als mgr. van Bommel, Cramer, Alberdingk Thijm, minister van Son, Smits, hoofdredacteur van de „Tijd", van Berkel in Delft, Charles v. d. Horst, de nieuwe Bisschoppen na 1853, minister Mutsaerts, en nog velen meer, tot dan eindelijk de grote wekroep kwam, van de grote Schaepman. Zou hij de man zijn, ten aanzien van wie mgr. van Bommel schreef: Wij zullen nooit tot eenheid komen, zolang niet de man opstaat die bereid zou zijn, de palm van het martelaarschap te aanvaarden"Profeti sche woorden, ook voor onze tijd? Het is ook merkwaardig, dat in de vroegere 4 jaren de jongeren zjo veel meegewerkt heb ben, om tot eenheid en samenwerking op alle terreinen van Katholiek Nederland te komen! Is de toestand op het ogenblik niet zo, dat wij (ook?) op dit punt, heimwee moeten hebben naar het verleden. Dr. Witlox spreekt in een artikel d.d. 29 Dec. 1924 over „jongemannen als Cramer en Alberdingk Thijm, die er naar hunkerden (in 1846) om .méér voor de katholieke zaak te doen, dan anti-roomse toneelstukken uit te fluiten, totdat zij de schouwburg worden uitgezet".... In 1848 ging weer een poging uit van „la jeune Hollande", zoals men in „bezadigde kringen" gaarne zeide. Ook van dat is er niets nieuws onder de zon In dat jaar schrijft Smits aan van Son: „Eenheid is volstrekt noodzakelijk, anders gaan de katholieke belangen naar de maan". En van Son beweert even later, dat de vooruitstrevenden wantrouwend staan tegenover de conservatieven (hoort, hoort!), „in eigen boezem rijst club tegen club"!.... V. d. Horst schrijft aan de Bisschop van Luik: Het ont breekt ons aan moed! En dan klinkt het harde woord, dat óók voor deze tijd geschreven kon zijn, als minister Mutsaerts in 1854 aan van Son de klacht uit: „Ik blijf het er voor houden, dat de Katholieken door zich onbruikbaar te maken door alle eenheid en zelfstandigheid te missen, hun toekomst bederven". Wij zijn zo vrij, diat te spatiëren, en dr. Witlox merkte (in 1924) op, dat dit „voor altijd behartigenswaar dige woorden" zijn. De Katholieken moeten zorgen, zich voor gouvernement en wetgeving onmisbaar te maken, zegt minister Mutsaerts tegen van Son in diezelfde brief „Er moet tucht, eenheid en waardigheid in ie onze rangen komen, als dat alles ontbreekt, is het onvermogen absoluut en hun onvrucht baar aanzijn in het parlement eerder een kwaad dan een goed voor de katholieke zaak, die in hen de maatstaf vindt harer beoordeling en behande ling" Dat noemt Witlox op een andere plaats „gulden woorden, die wel onuitwisbaar gegrift mochten zijn in het hart van iedere Katholiek, die bij de politieke leiding zijner geloofsgenoten een rol meent te moeten spelen"! In de dagen dat dit zich afspeelde, was Schaepman nog maar tien of elf jaar! Als hij later opkomt, grijpt hij de kansen, die er rijkelijk zijn. Het uitgestrooid zaad zal ein delijk goede bodem vinden. Er waren in die tijd al sinds enige jaren katholieke kiesverenigingen, er waren katholieke Kamerleden en zo men weet zelfs ministers, maar wat Schaepman, (die zelf met het oprichten van nieuwe kiesverenigingen begon, vooral in Friesland) zo verdroot, dat was, dat de katholieken geen gesloten eenheid vormden, noch in den lande, noch in de Kamer. Op dit punt was hij, reeds in zijn Proeve van een Program (1883) onverzettelijk. Het was onjuist, te zeggen, meent hij, dat de Katholieken het toch in de grote (principiële) punten eens zijn, zodat een organisatie en een program niet nodig waren. Op dit punt slaagde hij er in, tenslotte, na het gemeenschap pelijk program der Katholieke Kamerleden van 1896, de geesten te overwinnen. Dat in 1897 de eerste algemene vergadering van de centrales van Kiesverenigingen werd gehouden, was zijn werk. Men noemt dit de geboorte van de Katholieke Partij, hoewel de zogenaamde Bond van Katho lieke Kiesverenigingen pas in 1904 daar was. En toen in 1950 de nieuwe K.V.P. haar eerste lustrum vierde, werd niet verzuimd, in het Maandblad van de Partij te constateren, dat in de huidige K.V.P. de geest van Schaepman nog voortleeft. Schaepman blijft de grote „bouwer en stouwer van de staatse en paapse partij", zoals Alphons Laudy ons liet zingen in zijn Schaepman- lied. Maar wie kent het nog? Er zou van deze worsteling om onze eenheid nog veel meer te zeg gen zijn, het zal, in woord en geschrift, ook rondom ons, in deze en de komende maanden, nog wel gebeuren. Moge deze korte herinnering aan enige momenten uit deze historie er toe leiden, dat wij, wetend hoe de geschiedenis zich altijd herhaalt, ook nu weer de problemen oplossen in de juiste richting, zoals o.a. een man als mgr. dr. Schaepman die aangegeven heeft. „Blijft vrij, blijft waar, blijf één"

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noordhollands Dagblad : dagblad voor Alkmaar en omgeving | 1953 | | pagina 5