J
aar
Na Sionderd
„DRAGERS VAN VERNIEUWINGSGED ACHTEN"
Géén eeuwgetij9 maar wel markante feiten
betekent, ook in de burgerlijke samenleving."
Dan zal bewaarheid worden, ook voor de toe
komst, wat Z.H. Exc. Mgr. Alfrink zei in zijn
antwoordrede aan minister Donker, toen deze
Hem onlangs de hoge onderscheiding uitreik
te: „een godsdienstig mens is ook een goed
staatsburger, en een goed katholiek is nood
zakelijk een goed lid van onze samenleving."
Dit beklemtoont ook nog e ns, hoe de Krom
staf-viering in wezen ook een nationaal feest
is, waarvoor de Regering terecht zoveel be
langstelling aan de dag legt. Goede harmonie
tussen de Katholieke Kerk en de Regering
^trekt tot heil van de Kerk, maar ook tot heil
van ons volk, dat wij, zo zeide mgr. Alfrink
„liefhebben tot in het diepst van onze ziel:
dat volk, waarvoor wij alle dagen de Al
machtige God vragen, dat Hij het mag zege
nen."
Nederland aan te halen - „als overvloedige
weldaden sedert honderd jaren langs de Ker
kelijke hiërarchie over het vaderland zijn
neergekomen."
Dat waardig vervullen van die plicht en die
taak, als tol van dankbaarheid jegens God en
jegens de geestelijke leiders en herders, die de
Bisschoppen zijn, betekent, dat wij echte, op
rechte Christenen zijn, in het persoonlijke en
in het openbare leven. Onophoudelijk houdt
de Paus en houden de Bisschoppen ons dit
voor: bidt, om Gods genade; en wérkt, opdat
het katholiek geloof zijn krachten in- en uit
wendig zal ontplooien en openbaren. Bedenkt
en houdt er aan vast, dat „dit geloof de voor
treffelijke eigenschappen van uw volk nog
hoger zal opvoeren" (Paus Pius XII). En
bedenk ook, dat de grote en weldadige invloed
van de godsdienst „een steun en bescherming
WOENSDAG 13 MEI 1953
Pagina 9
JEUGD onder de Kromstaf
Vervolg van pagina 7
ouderen ten behoeve van
de jeugd bedreven werk van
vooral beschermende aard was,
dan wel een spel, dat de jongen
zelf alle kansen bood om zijn
zin voor avonturen en zijn fan
tasie, zijn durf en dadendrang
bot te vieren terwille van de
vorming van zijn persoonlijkheid.
DE verdiensten van het oude
patronaat waren vele. Het
verenigde de jongens, zodat ze
steun vonden aan elkaar. Het
wilde hen beschermen onder de
goede zorgen van priester-direc
teur en opofferende commissie
leden. Het zette zich in voor de
godsdienstige en maatschappelijke
ontwikkeling van zijn leden, door
lessen in schoolse vorm. Er waren
patroonaats-bibliotheken en spaar
kassen, sportclubs met name
gymnastiek en andere gelegen
heid tot ontspanning. Er werd
enorm veel goed werk gedaan
voor de jeugd, wier eigen rol
echter vooral passief was. Zeker
niet altijd tot haar eigen ge
noegen.
Men kan in de annalen van de
Rotterdamse St Laurentiusgroep,
de oudste nog bestaande Katho
lieke Verkennersgroep van ons
land, vermeld vinden, dat in Juni
1915 een paar leden van het St
Antoniuspatronaat met elkaar
hadden afgesproken, dat zij op
Zondagen in de zomer bij mooi
weer (bepaald roekeloos waren
ze tenslotte niet....) „niet meer
hun vrije uren met kaarten, dam
men, sjoelbakken e.d. tussen vier
muren in een bedompt lokaal
zouden doorbrengen, maar wan
deltochten zouden gaan houden".
Op een van die tochten liepen ze
letterlijk tegen padvinderende
N.P.V.-leden aan en daarna was
een eigen katholieke padvinders
club spoedig een feit. Tilburg was
in November 1912 al voorgegaan
met 43 jongens, de eerste luite
nant J. D. E. v. d. Heuvel als
„instructeur" en de directeur van
de Ned. Bank, de heer Barend
Mutsaers, als voorzitter. De hoog
bejaarde bisschop van 's-Herto-
gen'bosch, Mgr v. d. Ven, had
grote belangstelling voor deze
nieuwe vorm van jeugdorgani
satie en stelde zelfs eigenhandig
een schema op dat als model kon
dienen voor de Tilburgse R.K.
Padvindersstatuten, die in 1913
bisschoppelijk en in 1914 konink
lijk werden goedgekeurd, een
merkwaardige en weinig bekende
voorloper van wat nationaal eerst
in 1930 zou gelukken.
Want Rotterdam en Tilburg
bleven eenzame voorposten. In
1926 was in Breda echter een
diepergaand experiment met een
eigen Katholiek Verkennen be
gonnen met 24 „proef'-verken-
ners onder leiding van directeur
Frencken van de Eucharistische
Kruistocht en „Pim" Froger, diens
assistent. In 1928 werd te Utrecht
de Charles de Foucauldstam op
gericht, die het ongeëvenaard
enthousiasme van „bezeten ke
rels" achter de vernieuwing van
het jeugdwerk zette die het Ver
kennen beloofde en vooral
dank zij hen ook werkelijk
bracht.
De Patronaten zijn spoedig ge
volgd: het „Nieuwe Werkpro
gram" van 1929, de „Jonge Wacht"
daarna in de vier bisdommen, de
„Kruisvaart" in het Haarlemse.
DIT alles is veel sneller neerge
schreven dan het verwezen
lijkt kon worden. Het organisatie
leven vernieuwt zich niet zo snel
en het is op z'n minst merk
waardig, dat het jeugdcongres
van 1922 hetzelfde motief kende
als het Kath. Jeugdraad-congres
van 11 April j.l. in Den Bosch:
„de eenheid van ons jeugdwerk".
De vernieuwing, die men ook al
in 1922 wenste, werd vooral in
het organisatorische vlak gezocht,
schrijft drs Peters, „en de aan
dacht was vooral gericht op het
afbakenen van de bevoegdheden
van de verschillende takken van
werk, die grotendeels spontaan
naast elkaar tot ontwikkeling
waren gekomen".
Dat „denken" in organisaties,
bevoegdheden en machtsposities
is ook nog in 1953 karakteristiek
voor heel wat activiteit van goed
willende katholieken, overigens
zeker niet bij het jeugdwerk al
léén of zelfs in hoofdzaak.
Zonder twijfel kan dat voor
ontsporingen behoeden, maar mis
schien is ook langs deze weg wel
al te veel gesmoord van die vu
righeid, waarvan het ontbreken
door veel hedendaagse katholie
ken pijnlijk als een gemis wordt
ervaren.
Dat gemis is wellicht voor het
jeugdwerk nog het minst karak
teristiek en Gode zij dank!
maar wat meer élan zou het toch
best kunnen gebruiken. Het sig
naal moet op rood, wanneer het
jeugdwerk zich niet meer zou
onderscheiden van de andere „ge
vestigde" instituten van parochie
en bisdom, gemeente en land en
wanneer het spel de allure krijgt
van een gegarandeerde methodiek,
waar men de jeugd slechts door
heen behoeft te draaien om haar
er aan de andere kant met fan
fares, vlag en wimpel als fiere
Roomsen uit te kunnen halen,
gestandaardiseerd eindproduct.
IN veel verantwoordelijke krin-
gen staat het signaal op rood.
Er is daarom alle reden tot ver
trouwen, zoals er reden is tot
dankbaarheid. Want er is ont
zaglijk véél en goed werk gedaan
sedert de Mariacongregaties van
achttien-zoveel. Denk aan de St
Jozefgezellenverenigingen, die in
1868 het eerst in Bergen op Zoom
en Amsterdam werden opgericht
en in 1939 12.000 leden telden.
Het oudste nog bestaande jeugd
zorginstituut van ons land, de
Haagse St Jozef vereniging tot
bescherming van Ambachtsleer
lingen vén 1865 moet worden ge
noemd en al wat er sedertdien is
geschied in het St Franciscus
Liefdewerk, Francisca Romana,
St Fidelis en Don Bos co-werk.
Dr Poels moet hier gememoreerd
worden, die in 1914 in Limburg
het initiatief nam tot „De Jonge
Werkman", en Theo van Steen
met de Nijmeegse „Brug" en zijn
werk op „Ons Erf" van vandaag,
de Ka jotters van Mgr Cardijn en
hun geestdriftige plannen voor
1954, de Jonge Boerenbonden, de
K.J.M.V., de jonge werkgevers.
Men behoort zich dr Alfons Ariëns
te herinneren en wat hij heeft
betekend voor de „Sobriëtas" jon
gens- en meisjesbonden: in 1921
446 verenigingen met 19.496 le
den. De naam van prof. Jac. van
Ginniken S.J. mag hier niet ont
breken, stichter van de „Vrou
wen van Nazareth", die in 1930
de leiding kregen van „De Graal"
en in de andere bisdommen: het
werk van de Catechisten van de
E.K. van Breda, het begin van
de K.J.V. in 1924 met de eerste
E.K.-bijeenkomst van drie meisjes
uit de reclame-afdeling van de
Breda'se Kwatta-fabriek; de KJM
vóór en de Gidsenbeweging na
de oorlog, de Interdiocesane
Jeugdcommissie van 1919 en de
Katholieke Jeugdraad van 1947
en al wat er door tienduizenden
leidsters en leiders is gedaan in
onmiddellijk contact met de jeugd
of in haar belang in studeerkamer
en vergaderzaal.
Critiek is nuttig, bezinning no
dig, mensenwerk altijd maar on
volmaakt. Voor wie de afgelopen
eeuw overziet is er echter geen
twijfel aan de grote edelmoedig
heid van talloze ouderen, die er
naar hebben gestreefd volgens
beste weten, eigen aard en moge
lijkheden van de tijd, de jeugd
de weg te helpen ontdekken naar
God, die haar verblijdt.
JAN ONSTENK.
Onze roemrijk regerende Paus Pius XII, die pas een bood
schap zond aan het Nederlands Episcopaat in verband met
het eeuwfeest van het Hiërarchie-herstel en a.s. Zondag een
radio-boodschap zal zenden naar de in het stadion te Utrecht
verzamelde katholieken een en ander als een bewijs van
de intense belangstelling van de Paus voor de gebeurtenissen
in Nederland. In Zijn boodschap aan de Bisschoppen gaf de
Heilige Vader daarvan wel een sterk bewijs, toen Hij de
verschillende facetten van het godsdienstige en katholieke
leven belichtte en welke brief de Paus besloot met de woorden
van Sint Paulus: „Houdt Uw aandacht gevestigd op al wat
waar is, op al wat edel is, rechtvaardig, heilig en waard om
lief te hebben".
was leidinggevend voor „de bo
venlaag".
Maar, zo verzekeren ook be
oordelaars uit die tijd (en hun
visie is tekenend voor een zekere
beperktheid), voor „de doorsnee
kiezer" en vooral de massa achter
de kiezer (die nog geen stem
recht had, omdat zijn belasting
papieren niet het vereiste bedrag
vertoonden) waren die kranten
te duur. Merkwaardig, maar de
tijd bracht dat mee: dat toen
vooral of hoofdzakelijk gelet werd
op „de kiezer", tekenend voor de
toestand, hoe beslissende ontwik
kelingen en de voorlichting
daarover vrij eenzijdig gericht
waren op de politiek!
Voor de gewone man was de
eigen omgeving overigens toen al
belangrijker dan wat uit Amster
dam en Rotterdam kwam. Zo is,
met alle waardering voor wat
grote mannen in „Tijd" en „Maas
bode" gegeven hebben, de eigen
gewestelijke katholieke pers voor
het gemiddelde volk belangrijk
geweest in de jaren van de katho
lieke ontwikkeling en zij is steeds
belangrijker geworden. De cij
fers wijzen het uit.
Het zou natuurlijk niet juist
zijn te beweren, dat de katho
lieke bladen van zeg rond 1900,
als model van hedendaagse jour
nalistiek konden gelden. Ook hier
is het: men moet alles zien in het
licht van de tijd! Nu meer dan
toen geldt de waarheid, dat het
dagblad, ook het katholieke dag
blad, allereerst nieuwsblad is,
maar het geeft het nieuws in het
licht van het katholiek beginsel
en geeft daarnaast voorlichting en
vorming.
Maar ook wie zei het ook
weer? „het afleesboek der
Kerk" is de katholieke krant, de
„papieren kapelaan", de vriend
van den huize, de dagelijkse gast
en dit de „kleine" krant meer
dan de „grote".
De oude tijd, dat de neutrale
pers beter was in de berichtge
ving, raakt meer en meer voor»
bij, de katholieke krant gaat met
haar tijd mee en streeft er naar
nog beter te worden, naar de
mate, waarin de middelen dat
zullen toelaten.
Met een woord van Mgr
de Katholieke Pers-mannen
Nolet in de eigen viering van
en vrouwen! willen wij be
sluiten: er is veel reden tot
dank en bezinning bij het aan
schouwen van de geschiedenis
van de katholieke pers. De
wisselwerking tussen de in
vloed van de pers en de ont
wikkeling van het katholieke
leven moet in stand blijven,
tot zegen van beide. Maar
vooral: wij moeten niet tevre
den zijn. Wij zijn de grootste
volksgroep in Nederland, wij
moeten de beste pers
hebben!
JJet bereiken van een kerkhistorische mijlpaal als wij
nu vieren, geeft op het eerste gezicht de jeugd min
der aanleiding om terug te zien op de afgelegde weg dan
tot het in kaart brengen van de situatie van vandaag en
het bespreken van de route van morgen. Wie jong is ziet
niet om, mèt noch zonder heimwee en door niemand
wordt het heden zo intens van de ene dag in de andere
beleefd als door het kind, dat tegelijk nog alles van de
toekomst verwacht. Nochtans staat de jeugd niet buiten
de geschiedenis s zij maakt die van morgen met de idealen
van vandaag.
Nu is er naar de sombere me
ning van heel wat ouderen, zoal
niet met haar idealen, dan toch
wel een en ander mis met de
hedendaagse jeugd zelf. Maar
heeft niet iedere eerdere gene
ratie dat van de volgende gezegd?
Er schijnt op dit punt niet zoveel
veranderd in honderd jaar, en
toch is er een markant verschil:
de jongere generaties zijn zich
op haar beurt meer dan ooit te
voren bewust geworden van wat
er mis is met de oudere.
Mede uit dit besef is één van
de voor de 20ste eeuw karakte
ristieke cultuur-historische ver
schijnselen gegroeid: de jeugdbe
weging, naar de formulering van
drs K. I. L. M. Peters: „een gees
telijke beweging, waarin jonge
mensen dragers zijn van vernieu
wingsgedachten".
Die formule kunt ge vinden in
de samenvatting de eerste ooit
gegeven over 100 jaar Katho
liek jeugdwerk, door drs Peters
gepubliceerd in het „Dux"-num-
mer van September 1952, een
bron waaraan nogal het een en
ander is ontleend vaif wat hier
volgen gaat. Want bij de beper
king die het formaat van een
krantenartikel oplegt aan wie
over jeugd onder de Kromstaf
heeft te schrijven, valt de keus
hoe summier de uitwerking
ook moet zijn niet zonder zin
op wat in 1953 nagenoeg geheel
nieuw is, bij 1853 vergeleken.
Natuurlijk verschilt ook voor
het overige de positie van de
jeugd van toen tot nu aanzien
lijk. Tegelijk met de maatschap
pij zijn immers de opvoedings-
milieux van gezin en school ver
anderd. Nieuwe invloeden dron
gen bij de gezinsgemeenschap
binnen of zijn er bijna ongemerkt
mee vergroeid. Niet voor niets
wordt er van een crisis gespro
ken. Steeds meer schoolse kennis
werd vastgelegd om bijgebracht
te worden en er zou een uiterst
boeiend verhaal te schrijven zijn
b.v. over wat er veranderde in
kinderspel, -lectuur en -mode. In
dat verhaal zouden de sprookjes
van Moeder de Gans verschijnen
naast Jules Verne, Arendsoog en
Dick Bos, de poppenkast naast de
schoolradio en het televisie-kin-
deruurtje, waarop we nu wel niet
zo heel lang meer zullen behoe
ven te wachten, en de kinder
spelen van de straat naast het
systeem van de junioren-compe
titie.
NAAST de indrukwekkende lijst
van jeugdorganisaties, die
anno 1953 samenwerken in de
Katholieke Jeugdraad, kan men
echter uit het midden van de
vorige eeuw maar één vereniging
noemen, die althans iets weg had
van wat we nu onder jeugdbewe
ging verstaan: de aparte Maria-
congregatie voor jongens en jon
gelingen, zoals er b.v. in 1857 een
te Delft werd opgericht.
Het zou echter nog ruim drie
kwart eeuw duren, eer het woord
of het begrip „jeugdbeweging" in
onze kring burgerrecht begon te
krijgen; drs Peters zocht het zelfs
nog vergeefs in het lijvige ver
slagboek een turf van 776 blad
zijden van het, in 1922 gehou
den R.K. Nationaal Jeugdcongres,
hoe groots en allesomvattend dat
dan ook was opgezet. En dat,
terwijl het in Duitsland al jaren
alles jeugdbeweging was wat de
klok sloeg in haar meest extreme
satie van ons land, geworteld in
het verzet van het Réveil tegen
de liberalistische tijdgeest, het
Nederlands Jongelingsverbond.
AL is 1953 dan op dit terrein
geen eeuwgetij: men kan toch
herinneren aan markante feiten
van 50 en 25 jaar geleden. Want
van 1903 dateren de R.K. Jon
gens-Patronaten, toen onder lei
ding van Mgr Roes en pastoor
Clarijs in de Noordelijke bisdom
men begonnen, vooral na de Hel-
mondse Katholiekendag van 1905
ook in de Zuidelijke bisdommen
spoedig in volle ontwikkeling, en
van 1928 zijn zelfs méér gebeur
tenissen vermeldenswaard. Uiter
aard het zilveren jubileum van
de patronaten, in Den Bosch ge
vierd met het Tweede Patrona-
tencongres, vanwaar luider de
roep om vernieuwing begon te
klinken en waar het afscheid al
aanstaande was van de ouder
wetse manier van werken, die
de jongeren zelf geen zeggings
macht gaf en hun zelfwerkzaam
heid nauwelijks prikkelde.
In April 1928 verscheen ook
het min of meer legendarisch
geworden nummer van „Dux"
Onder dé Kromstaf is het ook voor de jeugd goed leven.
en radicale vorm: de Spielscharen
en Fahrten van de Wandervögel
en de Freideutsche Bewegung,
terwijl er ook in ons land
met name in de A.J.C. (1918),
waar oud-leden van de Kweke
lingen Geheel-Onthouders Bond
(1906) als Vorrink en Toornstra
de leiding kregen toch wel wat
aan de hand was, dat op de duur
ook in Katholieke kring sterk de
aandacht zou trekken.
Maar goed: bij ons dus geen
jeugdwerk-eeuwfeest dit jaar,
doch toevalligerwijze wel in pro
testantse kring: van 1853 dateert
de oudste eigenlijke jeugdorgani
toen in zijn eerste jaargang
dat geheel aan „de padvinderij"
was gewijd en er bijzonder toe
heeft bijgedragen de vele mis
verstanden weg te nemen, die
toen in de kringen der geestelijk
heid en van het bestaande jeugd
werk leefden.
Het bloed kruipt waar het niet
gaan kan, maar het is niet daar
om alleen dat hier wat meer
aandacht wordt besteed aan het
begin van het Katholiek Ver
kennen in ons land. Het bracht
immers werkelijk een nieuw ele
ment in ons jeugdwerk, waar het
niet in de eerste plaats een door
Dit is Zijne Eminentie Joseph-Ernst Kardinaal van Roey,
aartsbisschop, van Mechelen, die Z.H. de Paus bij de officiële
viering van het herstel der Kerkelijke Hiërarchie als Legaat
zal vertegenwoordigen.