Het gaat niet goed op het IJselmeer
„Kuilvisserij voert ons
naar de ondergang"
buit
voor
Duizenden guldens
twee Amsterdamse kooplui
DE ENKHUIZER VISAFSLAG
.«Voortdurend gesol
met de maas wijdte"
Vissers in neerslachtige stemming
De regering wacht
Grote bedrijvigheid
maar hoe lang nog?
Schipper Snel (Medemblik
Twee vijanden:
kuil en bloei
Afslager lieeft
een oud beroep
Heel Nederland hun operatieterrein
Met telefoontruc lohten zij
de pottenkijkers99 weg
nieuw gat in
Op
Rampaartsedijk
Pseudo-vogelpest
Woensdag 15 Juli 1953
Pagina b
„Hopeloos", zegt Jan Last, schipper van de „Hoorn 31" en daar
mede geeft hij de stemming weer, welke op het ogenblik onder de
IJselmeer-vissers leeft. Het is niet de inpoldering, die de gemoede
ren zozeer in beroering brengt: dit is een voldongen feit, waarmee
elke schipper thans voldoende rekening houdt. Het is het vissysteem,
de modernisering van de vismethode, het kuilvissen, dat straks de
ondergang zal blijken te zijn van de IJselmeervissers. En dit is het,
waar de regering noodzakelijk zal moeten ingrijpen, wil de stem
ming, die nu nog als „hopeloos" wordt geformuleerd, straks niet een
volslagen paniekstemming worden.
Verderfelijk systeem
Het kuilvissen een systeem,
waarbij een zakvormig net achter
de boot aan, over de bodem
wordt gesleept is niet van de
laatste jaren. Aanvankelijk be
stond er echter alleen de zgn.
„zeilkuil" of „dwarskuil", waar
bij de schipper afhankelijk was
van de wind en daardoor slechts
enkele dagen per week produc
tief kon vissen. Dit garandeerde
een voldoende overschot van
jonge vis voor een verdere ont
wikkeling. De moderne schepen
echter zijn uitgerust met al even
moderne motoren, welke de
schippers in staat stellen, elk uur
van de dag te kuilen, waarbij zo
veel jonge en bovendien onder
maatse vis verloren gaat, dat de
inkrimping van de visvoorraad,
veel meer dan de inpoldering,
het bestaan van de vissers be
dreigt. Ook de kuilvissers zelf,
zijn zich hiervan bewust, zij
echter beschikken over een vol
ledige uitrusting voor het kuilen,
terwijl een eventuele omschake
ling naar het staande want voor
de meesten de financiële kracht
te boven gaat. Welke oplossing
dient nu te worden gevonden?
De „C.O.V.IJ."
Dit gevaar, tesamen met al de
de slechts nog toestaat in de
periode van 1 Mei tot 1 October.
Deze maatregel is slechts een
halve, of nog beter: helemaal
geen. Terwijl het staande want
visser de baarsjes beneden de
veertig centimeter moet terug
werpen, scheppen de kuilen deze
bij tientallen tegelijk omhoog en
is eenmaal het net geleegd en de
inhoud gesorteerd, dan is de
baars gestorven. In de winter
maanden echter, zijn deze kuil
vissers genoodzaakt met sleep
netten baars te vangen, dezelfde
baars, waarvan zij de voldoende
ontwikkeling in de zomermaan
den, door middel van het kuil
vissen hebben tegengewerkt
Veel beloften: weinig geld
De onhoudbaarheid van deze
situatie blijkt wel overduidelijk
uit het feit, dat bijna geen visser
nog zijn bedrijf handhaaft voor
eventuele opvolgers. De mening
luidt eenstemmig: „De regering
wacht maar af. We zijn arm.
We moeten nog armer worden.
Zij die arm zijn hebben niets te
eisen, enkel te ontvangen." Dat
dit de stemming onder de vissers
allerminst prettig doet zijn, is be
grijpelijk, want ook onderling
verklaart men reeds, dat „het
staande-want de vijand is van
het gaande-want". De vissers zijn
dan ook bereid op elk aanneme
lijk bod van de regering in te
gaan en hun vergunning in te
leveren. De Commissie voor de
afvoer van de vissersvloot echter,
heeft tot nu toe enkel plannen.
Plannen om de oudere en jongere
generatie af te voeren en de
anderen te laten varen. De jonge
ren zouden dan elders emplooi
moeten zoeken, de ouderen een
wekelijkse toelage krijgen. Hoe
groot echter zal die toelage zijn?
Wanneer deze plannen pas ver
wezenlijkt worden tegen de tijd
dat het water is doodgevist, zal
men enkel hebben te ontvangen
en niets te zeggen. Men herinnert
aan de woorden welke de heer
Duymaer van Twist in een Ka
mervergadering van 1932 sprak:
„De tegemoetkoming aan de Zui
derzeevissers is geen gunst, zij is
een onvreemdbaar recht, een
recht, dat de Zuiderzeevisser bij
de wet is toegekend. Even goed
als er geld beschikbaar moet zijn
om de afsluitdijk te leggen en te
voltooien, en de regering thans
de middelen op de Zuiderzee-
fondsbegroting moet uittrekken
om de dijk te onderhouden en de
Wieringefmeerpolder in exploita
tie te brengen, zo moet zij ook
gelden beschikbaar stellen óm op
royale wijze de Zuiderzeesteun-
wet uit te voeren en de Zuider-
zeebevolking de haar rechtmatig
toekomende tegemoetkoming we
gens schade, die haar de afslui
ting der Zuiderzee berokkende,
uit te betalen."
We zijn geen koopman, maar op een bank van de vis-afslag' te
Enkhuizen hébben we iets ondergaan van de spanning welke met
dit beroep moet samengaan. We hebben zelfs heel even het verlan
gen gevoeld om het kleine knopje voor ons in te drukken en zo de
wijzer te doen stilstaan. Als een nieuwe ton springlevende aal wordt
binnengedragen en gewogen, wachten wij veel minder zelfverzekerd
dan de kooplui, op de opbrengst van deze afslag. „Zeventig", roept
afslager Giskes, die hoog verheven achter de weegschaal zetelt. De
kenners hebben met één oogopslag de kwaliteit van de vis gemon
sterd, schatten de waarde en wachten op de fractie van de seconde,
welke een van hen als koper zal aanwijzen. De klokwijzer draait
langzaam. Plotseling staat hij stil. De man die op knop nr 9 drukte
is eigenaar geworden van zeventig halve kilogrammen paling voor
de prijs van 98 ct de halve kilogram. De man die naast ons zit
echter, schudt zijn gebruinde kop. „Verdraaid", mompelt hij, „daar
gaat dat mooie zwikkie aan m'n neus voorbij".
De gemeentelijke afslag van
Enkhuizen, dateert niet van van
daag of gisteren. Directeur Poor-
ta, die wij daaromtrent vroegen,
lichtte ons bereidwillig in en
wees ons een bepaling van 1665,
We troffen Piet Snel, schipper van de Medemblik 3, aan de haven,
waar hij bezig was met het wassen van de netten. Piet Snel is groot
en zwaar; een rondborstig schipper met vele jaren visserservaring.
Een die het IJselmeer kent als de zakken van zijn broek. "De vangst?"
herhaalde hij, „Slecht, bar slecht. Zij wordt elk jaar beroerder. We
vragen ons af waar dat heen moet, maar we weten het niet. Niemand
andere moeilijkheden, deed bij de weet het en als U mij vraagt, wat er moet gebeuren, dan moet ik
sc ïppeis e noodzaak gevoelen antwoor(jen jjj jat onmogelijk precies kan zeggen. En wat van
zich aaneen te sluiten. Zo ont
stond de „Combinatie van IJsel
meervissers", de „C.O.V.IJ.". De
resultaten, welke deze combinatie
tot nu toe heeft weten te berei
ken, zijn allerminst bevredigend
te noemen, en dit nieit door ge
brek aan ijver maar, zo menen
de vissers, doordat de regering
aan deze zaak te weinig aandacht
besteedt. Het idee, dat dit gebrek
aan belangstelling juist het be
wuste streven van de regering is,
verklaren zij op de volgende
wijze. Het aantal schippers, dat
door de inpoldering zal moeten
worden afgevoerd, bedraagt on
geveer 400. Het streven van de
O.V.IJ. is nu gericht op een
dit alles de oorzaak is? Dit" en hierbij wees Piet Snel naar de
netten, welke groen waren gekleurd. „Dit en het kuilen."
dens netten hebben hangen, wel
ke door te grote maas wijdte waar
deloos zijn geworden. Niemand
vraagt hen of het aanschaffen van
nieuwe netten voor hen wel fi-
nanciëel verantwoord is. Intus
sen slepen de kotters, voortge
jaagd door 3035 p.k. motoren
hun kuilen over de meerbodem,
van Maandagmiddag tot Woens
dag, van Woensdag tot Zaterdag.
De kweek wordt vernietigd en elk
vertrek opnieuw, wordt een tocht
naar het einde: het einde van de
bonafide IJselmeervisser.
Men kan zich geen beeld meer
vormen van de situatie, door de
veelzijdigheid van al deze proble
men. Men weet alleen, dat er
nooit een officiële schadeloos
stelling voor de visser is geweest,
alsof hij een a- sociaal individu is,
waarvan de verwijdering dras
tisch ter hand genomen moest
worden. Men weet alleen, dat de
regering, ondanks de zekerheid,
dat de vissersvloot zou moeten
worden ingekrompen, na de oor
log crediet heeft verschaft voor
de aankoop van vaartuigen. Vaar
tuigen welke in de hoofdzaak uit
kuilkotters bestonden. Hiermede
heeft men de vissers een zelf
moordwerktuig in handen gege
ven, Al deze tegenstrijdigheden
doen het besef groeien, dat deze
ondergang bewust wordt na
gestreefd, om alzo het probleem
van de afvoer van de vloot, dooi
de visser zelf te laten oplossen.
Nu is het IJselmeer men ver
geve ons de beeldspraak een
tuintje, waarop 850 vissers, dat
wil zeggen 1000 gezinnen, een be
staan moeten vinden. Een tuintje,
waarvan de grond dor is en droog,
waar men zich moeizaam een
kromme rug spit voor een karig
en steeds minder wordend be
staan. Slechts één antwoord kan
men in Medemblik op al deze
kwestie's geven: „Verbied onmid
dellijk de kuil en geef het IJsel
meer enkele jaren rust, misschien,
dat er dan nog iets kan groeien."
Maar tenslotte eisen ook die ja
ren rust, voor de schipper een
bestaan, zodat het idee, dat het te
laat is, véél te laat meer dan al
de andere voorstellen overheerst.
Straks kan de schipper zijn han
den in de schoot vouwen en te
rugzien op de generaties vóór
hem. Hij kan trots zijn, maar zijn
trots zal worden een weemoedige
trots. Zijn netten verdrogen, zijn
schip zal verteren en de eertijds
roemruchte figuur kan nog
slechts zijn hand ophouden en
zeggen: „Zie mij: ik heb niets."
De veertien vissers van Medem
blik, die nog het IJselmeer be
varen, beseffen meer dan ooit da',
het einde dreigt van hun hard e>
eerlijk bestaan. Het water is nic
best in de noordhoek. Eens pc
vrij willige af voeringme t een f i- ■1a,ar 15 er een Periode, dat h<
nanciële tegemoetkoming van re- nog ®rger ls: *Pen spreekt da
::j- - van de z.g.n. „bloei een groen
slijm, dat de netten bevuilt e
verstopt, de visvangst bemoeilij!
en soms zelfs totaal onmogeïij
maakt. Deze toestand, welke no.
maal ongeveer veertien dage
duurt, bestaat nu al meer dan zt
Dit tegenwoordig inkomen nu, weken. De hoeveelheid vis, welk
zeggende schippers, ligt klaar- wordt binnengebracht, word
Dliikelijk nog boven het mini- steeds minder, de afslag vraag
mum dat de regering in gedach- elke dag minder tijd en armoed
ten heeft. Om dit te verlagen, doemt op aan de einder. Boven
neemt zijgeen maatregelen tegen dien speelt het koude weer va>
Jf' 'vissen waardoor de dit jaar. een belangrijke rol in he
^SV^™aJ0ril„^ile„J„anLst drama, dat zich bezig is rond he
IJselmeer te voltrekken.
De gemiddelde vangst per boe
ligt ver beneden het minimurr
verdiensten nog slechts~éën"klëin 1l0°iz^el|!k is voor ee" rfdJ
deel zijn van het tegenwoordige; 1 w 9pnie9w laat d
de vissers hebben niets meer te s,ltuatie. zich het best formulere
geringszijde, ten aanzien van hen.
die bereid zijn hun vissersver
gunning in te leveren. Deze te
gemoetkoming zal redelijk moe
ten zijn in verhouding tot het
tegenwoordig inkomen.
en daarmede de verdiensten re
gelmatig teruglopen. Wanneer
straks de inpoldering een voldon
gen feit is geworden zullen die
kiezen noch te zeggen: zij zullen
met elk aanbod van de regering
genoegen moeten nemen.
Halve maatregel
.Dat de regering toch wel enigs
zins het gevaar aan het kuilen
verbonden heeft ingezien, blijkt
uit het feit, dat zij deze vismetho-
door slechts
loos"
een woord: „Hopt
Tocht naar het eind
Daarlpij komt het voortdurend
gesol met de maaswijdte van de
netten, de verhoging van de mi
nimum-maat van de vis. Er zijn
vissers, die voor duizenden gul-
waarin staat, dat niets buiten de
afslag om mocht worden ver
kocht. Ook over het wegwerpen
van grom en dode vis bestond toen
reeds een verordening, die als
volgt aanving: „Burgemeesteren
en Schepenen van de stad Enk
huizen, in ervaring gekomen zinde
dat veel kwaadaardige mensen
haar niet ontzien om dagelijks
veel onreinheden van dode vis,
als kabeljauw, schelvis, diverse op
de markt afgekeurde haring,
scholgrom of dergelijke te wer
pen over achter de lange op het
droog, waardoor in de bijgelegen
huizen en verderin de stad een
zeer kwaade stank veroorzaakt
wordt en zulks daaruit bij warme
en hete dagen, nadelig is tot het
welzijn van onze goede ingezete
nen, keuren en ordenen bij
deze.
En dat ook de afslager niet ver
geten werd. bleek wel uit een
punt van een andere verordening
waarin gezegd wordt: „De afslager
zal hebben van de Keizer gulden
een halve stuiveren, van l#meer-
dere of mindere som naar adve-
nant, te weten van elke vijf stui-
vers een duit en van elke stoter
een penning."
Ziedaar de eenvoud, waarmee
men in 1665 het loonprobleem van
de afslager oploste. Inmiddels is
er in Enkhuizen wel het een en
ander veranderd. De vloot zelf is
ingekrompen en bedraagt thans
ongeveer dertig vissersvaartuigen.
De gunstige ligging van de stad
daarentegen, maakt haar voor de
vissers zeer aantrekkelijk als af
slagplaats. We troffen dan ook
niet alleen Enkhuizer vaartuigen,
maar evenzo boten uit Urk, Me
demblik, Lemmer en andere ha
venplaatsen, terwijl tonnen vol
spartelende aal aan ons voorbij
verden gedragen.
Niet ontevreden
Dat de aanvoer van paling in
Enkhuizen niet onbelangrijk is,
kan reeds aan de hand van enkele
cijfers worden bewezen. In 1952
'q.v., werd in totaal 1.031.773 halve
kilogrammen aal binnen gebracht,
waarvan de opbrengst ruim
941.000,bedroeg. Directeur
Poorta is dan ook zeker niet onte
vreden. Het grootste gedeelte van
deze vangst bestond uit „kuilaal"
In de haven van Enkhuizen
zijn de schepen binnen. Spoe
dig is de belangstelling van
vissers en handelaren gecon
centreerd op de aanvoer en
op de wijzer van de klok in de
afslag.
DE VISSER WACHT
TEVERGEEFS
De inpoldering van het IJsel
meer maakt een gedeeltelijke
afvoer van de vissersvloot
noodzakelijk. Vierhonderd vis
sers, maar welke? Niemand
kon ons dit zeggen. De com
missie, welke ter bestudering
van dit probleem is ingesteld,
werkt klaarblijkelijk traag en
langzaam.
Om ons een beeld te vormen
van de toestand, staken wij
ons licht op in Hoorn, Enk
huizen en Medemblik. We
spraken met vissers, wier
voorouders eeuwenlang de
Zuiderzee bij nacht en ontij
hadden getrotseerd, wier
bloed vissersbloed is en die
nu aan de avond van hun
loopbaan de ondergang
menen te aanschouwen van
hun trotse beroep.
Niemand begrijpt volkomen
het drama, dat zich bezig is
aan de oevers van het IJsel
meer te voltrekken; niemand
ook kan het volkomen be
grijpen. Maar er zijn veel
vissers, die zeggen, dat er
geen oplossing meer is; dat
het te laat is.
Hoelang zal de visser nog
moeten wachten?
Intussen wordt de vangst jaar
op jaar minder, wordt de
kweek vernietigd door het
fantoom van de „kuil", welke
bijna dag in dag uit zijn gul
zige netten over de meer
bodem sleept.
De visser vermoordt zichzelf;
het schijnt alsof hij machte
loos staat.
Hoelang zal dit duren? En is
het IJselmeer werkelijk ge
doemd een dood water te
worden?
(799.747 halve kgr.) waarop alleen
in de zomermaanden wordt gevist,
liinaal 195.986 halve kgr., fuikaal
36.040 halve kgr. Aan overige vis
soorten, zoals snoekbaars, baars,
bot. karper en snoek, werd in to
taal 1.686.841 halve kilogrammen
binnengebracht.
Deze cijfers geven een duidelijk
beeld van de belangrijkheid van
de visafslag Enkhuizen. Sinds Urk
evenwel tot het vaste land be
hoort, waardoor de aan- en af-
voermogelijkheden van deze ha
venplaats zijn verbeterd .liggen
ook daar de prijzen goed, zodat
veel schepen, welke vroeger Enk
huizen aandeden, nu ook Urk aan
doen. „Over het algemeen," zegt
directeur Poorta echter, „zijn we
bijzonder tevreden."
Visser of niet
Er is nochtans een probleem dat
zorgen baart en waarvan de oplos
sing door iedereen met spanning
wordt tegemoetgezien: het pro
bleem van de inpolderingen,
waardoor een groot aantal schip
pers, genoodzaakt zal zijn elders
emplooi te zoeken.
„Och," zegt schipper Kofman
van de E.H. 53, „voor mij is het
niet zo heel erg. ik heb mijn tijd
gehad, maar voor mijn zoon zóu
het wel beroerd zijn, de jongen is
nu 24." Schipper Kofman is 62
jaar. 1 April was het vijftig jaar
geleden, dat hij voor het eerst bij
zijn vader aan boord stapte. „En
mijn grootouders waren van beide
kanten ook visser," zegt hij met
gerechtvaardigde familietrots Het
zal dus zijn zoon zeker moeilijk
vallen, wanneer hij van dit be
roep afstand zou moeten doen.
Maar het kan nog jaren duren en
tot zolang heeft de Commissie
voor afvoer van de vissersvloot
nog handen vol werk. Tot zolang
ook kan Schipper Kofman, samen
met zijn broer en zoon, nog rus
tig elke morgen om 3 uur uitva
ren om 's middags zijn lijnaal op
de afslag te brengen. „En over de
vangst mogen we niet klagen,"
zegt hij, „ofschoon ze de laatste
jaren regelmatig terugloopt ten
gevolge van de kuilvisserij."
ALKMAAR Dinsdagmorgen heeft de Alkmaarse
Arrondissementsrechtbank, gepraesideerd door mr, A. D.
van Regteren Altena een begin gemaakt aan het voor
Alkmaarse begrippen monsterproces inzake de dief
stallen van twee Amsterdamse kooplieden P. de J. en
C. J. v. d. H., die meestal met zijn tweeën, het gehele land
doortrokken en diefstallen pleegden op grote schaal, al
dan niet door middel van de zgn, telefoontruc. Deze truc
pasten zij in de regel toe op eenmanszaakjes; ook wel op
grotere bedrijven, maar dan op tijdstippen., waarop zij
slechts een man aanwezig wisten. Deze werd dan door een
van beiden met een telefoontje van het bedrijf weggelokt
zodat de ander gelegenheid had toe te slaan. Reeds her
haalde malen is de truc met succes toegepast, totdat het
tweetal in Purmerend tegen de lamp liep om kort daarna
in Dordrecht te worden gearresteerd.
Pe Rechtbank behandelde al
leen de gevallen, zoals die zich
hebben afgespeeld in Leeuwarden
Maastricht, Tilburg, Purmerend,
Dordrecht, Roermond en Zwolle.
Dinsdagavond om half vijf werd
de zitting verdaagd tot Woens
dagmorgen tien uur, voor onder
zoek in de laatste drie gevallen
Er moest een enorm aantal ge
tuigen worden gehoord, wier ver
klaring meestal hierop neerkwam
dat zij op de dag van de ont
dekking der diefstallen of daar
omtrent beide of een der beiden
verdachten hadden gezien of ge
sproken. Tegen deze verklarin
gen in bleven de kooplieden per
tinent volhouden, dat zij niets
met de diefstallen hadden uit te
staan.
Leeuwarden: 3 slachtoffers
De 59-jarige P. de J. had de
15de Augustus van het vorig jaar
uitgekozen, om in Leeuwarden
in zijn eentje aan het werk te
gaan. De dag leverde hem een
buit van ruim f 3.000 op. Maar
hij ontkende die dag in de Friese
hoofdstad te zijn geweest.
Het eerste slachtoffer was de
bakker M„ die de volgende dag
ontdekte, dat zijn geldkistje, in
houdende ongeveer f 1.300,— a
f 1.500.uit zijn dressoir in de
woonkamer, achter de winkel ge
legen, verdwenen was. Hij ver
onderstelde dat de dader zich niet
via de winkel toegang tot de ka
mer had verschaft maar via een
raam, dat hij bij de ontdekking
op een kier geopend vond, ter
wijl hij er zeker van was. het
de vorige avond gesloten te heb
ben. Het geldkistje is later bij
de J. in Amsterdam in beslag
genomen, leegDe sleutel er
van droeg hij op zak en hij ver
klaarde, dat het kistje hem in
eigendom toebehoorde. Maar de
eigenaren konden door allerlei
bijzonderheden van het kistje op
te noemen, aantonen, dat het 't
hunne was.
De grossier in groenten en fruit
te Leeuwarden, D. de J. vermiste
op 11 September van het vorige
jaar een portefeuille met onge
veer f 80.Die portefeuille
placht hij altijd in een der bin
nenzakken van zijn colbertjasje
te dragen, dat hij die dag in de
hall van zijn pakhuis had laten
hangen. Om vier uur des mid
dags ontdekte hij de vermissing;
des morgens had hij met de verd.
een naamgenoot van hem, een
gesprek gehad over de aankoop
van een ballpoint-pen. Tenslotte
was er de winkelier in groenten
en comestibles, W. F. bij wie een
tasje met f 1.500,was ont
vreemd. Het tasje had een vaste
plaats in een open kastje in de
winkel. Tevoren was de verd.
enkele malen in de winkel ge
weest, om bankbiljetten te wis
selen en had van de gelegenheid
gebruik gemaakt, de situatie op
te nemen. In de loop van de mid
dag is het tasje uit de winkel
gestolen, juist op het moment,
waarop voor de winkel een op
stootje gaande was. De winkelier
was haar het opstootje gaan kij
ken en de winkel bleef die tijd
even onbeheerd. Of er enig ver
band tussen het opstootje en de
diefstal bestond, werd ter zitting
niet duidelijk, maar wat de ge
tuigen dachten, was bijkans op
hun gezicht te lezen. Er werd
nog verteld, dat de man die het
opstootje veroorzaakt had, een
verholen blik wierp op de winkel,
terwijl hij door de politie werd
opgebracht
Het verhoor ter zitting werd
min of meer sensationeel, toen
de verd. die volhield, dat hij de
diefstal onmogelijk kon hebben
gepleegd, verklaarde, dat hij wist.
wie de diefstal wel gepleegd had.
Hij weigerde echter namen te
noemen. Er was iemand met een
groot gezin bij, die hij uit de
handen van de Justitie wilde
redden.
Zijn wapenbroeder de 38-jarige
C. J. v. d. H. bracht op 17 Sep
tember een bezoek aan Maas
tricht. Hij had het gemunt op de
groentenwinkel van de heer V.
aldaar, bij wie hij vooraf enkele
sinaasappelen kocht. Daarbij ont
dekte hij dat onder de toonbank
een geldkistje stond, dat door de
vrouw des huizes omstreeks vier
uur werd vermist.
De boodschap werd gedaan om
twee uur. De vrouw zette he't
kistje na gebruik op zijn plaats,
sloot het af, maar liet het sleu
teltje in het slot steken. Om on
geveer half drie werd zij opge
beld, niet op haar eigen nummer,
maar op dat van haar buurman,
Het telefoongesprek duurde 10
minuten. De man aan de andere
kant van de lijn had haar gezegd,
dat hij op het nummer van de
fa. V. geen gehoor had kunnen
krijgen. Toen zij des middags
om vier uur het kistje wederom
nodig had, miste zij het sleuteltje.
Zij brak het kistje open en ont
dekte, dat het geld eruit ver
dwenen was. Van der H. ontken
de, op die dag in Maastricht te
zijn geweest, doch enkele getui
gen bevestigden, dat zij hem had
den gezien, o.a. de vrouw, die
hem de sinaasappelen had ver
kocht
In Tilburg hebben de beide
Amsterdammers samen geope
reerd. Dat was op de 9e Juli '52
Zij erkenden toen inderdaad in
Tilburg te zijn geweest, echter
niet langer dan tot half tien
's morgens. Zij hadden de vorige
dag in de stad doorgebracht, in
de hoop iets te kunnen verdie
nen met een affaire in vals geld,
waarvan zij zich echter weer had
den losgemaakt, uit vrees ont
dekt te zullen wordenZij
wilden zich hierover verder niet
uitlaten, noch namen noemen van
hen, die in die affaire een rol
hadden gespeeld. Dit verhaal was
voor de verbalisanten geheel
nieuw. Beide mannen verklaar
den in de ochtenduren van de
9e Juli weer naar Amsterdam te
zijn teruggekeerd. Getuigen ech
ter verklaarden, hen allebei later
op de dag te hebben aangetrof
fen Daaronder bevonden zich
een echtpaar aan wie de J. naar
de bus naar Breda had gevraagd
en een metselaar, die beide man
nen de weg naar de Emmastraat
had gewezen, waar later op de
dag, ten nadele van de N.V. V.
een diefstal van f 1.600,— is ge
pleegd.
De boekhouder van de N.V.
bevond zich om 1.15 uur alleen
op zijn bureau, in de lade waar
van hij het geld bewaarde. Hij
werd opgebeld, niet op het kan
toor zelf, maar in een woonhuis,
drie nummers verder. Hij deed de
geldla op slot, nam de sleutel
mee, voerde een gesprek van
vijf minuten en toen hij terug
kwam, vond hij de bureaulade
opengebroken. De familie bij wie
het telefoongesprek was gevoerd,
was dezelfde, die de J. de bus
naar Breda had aangewezen. Een
hotelhouder verklaarde dat de
verdachte in de nacht van 8 op
9 Juli zijn gasten waren ge
weest, maar valse namen hadden
opgegeven.
14 October 1952 richtten de
Amsterdammers hun schreden
naar Purmerend. De werkwijze
was dezelfde als in Tilburg en
Maastricht. De rijwielhandelaar
E. werd door zijn buurman aan
diens telefoon geroepen, en on
dertussen verdween uit de woon
kamer een bedrag van f 1.725,
Op dezelfde dag was ook nog
het expeditiebedrijf van de heer
B. aan de beurt, waarvoor door
v. d. H. bij de groentenwinkelier
D. werd getelefoneerd. De truc
gelukte hier niet, want tijdens
het telefoongesprek bleef het ex
peditiebedrijf onder controle, zo
dat de dief de benen moest ne
men. Met de ontdekking van de
alhier gepleegde diefstal en de
mededelingen bij de politie over
de laatste kwestie viel de ver
denking op de Amsterdammers,
die inmiddels al naar Dordrecht
waren vertrokken, waar zij ech
ter werden gearresteerd. Een en
ander werd door een aantal ge
tuigen bevestigd. De kooplieden
ontkenden, dat zij op 14 October
in Purmerend waren geweest.
Het aanhoudende stormachtige
weer van de laatste dagen werkt
zeer belemmerend op het herstel
van de dijken van Schouwen en
Duiveland. Van vorderingen is op
vele plaatsen zo goed als geen
sprake. Men moet dag in dag uit
vechten om te behouden wat men
heeft.
Ook dat lukt nog niet altijd,
want in de Rampaartse dijk, de
dijk tussen Oosterland en Nieu-
werkerk sloeg opnieuw een gat,
dat zelfs ongeveer twintig meter
breed is. Ondanks het feit dat
men reeds dagen achtereen een
drie-ploegenst-elsel heeft inge
voerd om de dijk op de gevaar
lijke punten te versterken, bleek
het in de Vierbannenpolder hoog
opgezweepte water toch weer de
sterkste. Er -ontstond een gat op
een plaats waar vroeger reeds een
gat was gedicht.
De pseudo-vogelpest breidt zich
in Gelderland tussen Rijn, Waal
en Maas uit. Werden al gevallen
bestreden in Eist Gendt en Bem-
mel, thans bleek pluimvee be
smet te Druten. Bestrijdingsmaat
regelen zijn genomen.