HET CONGRES TE MAASTRICHT
ZATERDAG
De geschiedenis
van Amerika
DE KRONIEK VAN
Vereniging Katholieke Ziekenhuizen
Prof. Zeegers acht landelijk
ziekenhuisplan noodzakelijk
De heer Casparie
onderscheiden
Zaterdag 26 September 1953
Pagina 7
MAASTRICHT, 24 Sept. Donderdagavond is in de
Schouwburg te Maastricht het driedaags Congres van de
Vereniging van Katholieke Ziekenhuizen geopend, waar
op de deelnemers zich bezinnen over het vraagstuk: „Het
Katholieke Ziekenhuiswezen en de maatschappelijke
orde". Over dit thema hebben na de begroeting van de
vele autoriteiten door Jos. Maenen, voorzitter der Ver
eniging en lid der Tweede Kamer, verscheidene promi
nente sprekers hun licht doen schijnen.
In zijn openingswoord heette
de heer Maenen welkom de
Staatssecretaris van Volksgezond
heid, dr Muntendam, de deken
van Maastricht, mgr. J. Ingedael
en de vertegenwoordigers van
vele organisaties die zich op het
gebied van het ziekenhuiswezen
en van de volksgezondheid be
wegen.
Hij bracht hulde aan de oprich
ters van de vereniging en noem
de met name de oud-directeur ge
neesheer van het katholiek zie
kenhuis te Den Haag, dr F. ten
Berge en pater Wessels.
De Staatssecretaris dr Munten
dam,die hierna zijn verheugenis
erover uitsprak met de Vereni
ging van Katholieke Ziekenhui
zen te hebben samengewerkt,
hoopte dat de betrokken organi
satie zou blijven samenwerken
aan een oplossing van het zieken-
huisvraagstuk in Nederland.
De heer W. Casparie, bestuurs
lid van het kath. ziekenhuis te
Sr^ek. dat dezer dagen ziin 50-
jarig bestaan heeft gevierd, ont
vang uit de handen van de
staatsecretaris de versierselen
ais ridder in de Orde van Oranje-
Nassau.
Allereerst voerde het woord
Prof. G. H. L. Zeegers, directeur
van het Katholiek Sociaal-Kerke
lijk Instituut, die tezamen met
P f. D. A. Oldendorff een rap-
p heeft opgesteld, waarin pla
no ogische en sociographische in
zichten over het ziekenhuiswezen
waren neergelegd. Zü vormden
de vrucht van studies en bespre
kingen, welke de afgelopen jaren
in interne kring waren verricht,
doch nu rijp schijnen voor meer
openbare discussie.
Van de 40.000 ziekenhuisbed
den in ons land zijn er 30.000
ondergebracht in particuliere zie
kenhuizen en hiëfVan zijn er
rond 20.000 onder katholiek be
heer. Prof. Zeegers betoogde dat
na 1945 de opheffing van het
tekort aan ziekenhuisruimte meer
een zaak van overheidsbemoeiing
werd, waarbij de gedachte aan
de nieuwbouw sociografisch én
planologisch bezien sterk op de
voorgrond moest treden.
hi een uitvoerig betoog over
tuigde Prof. Zeegers zijn toe
hoorders van de onvermijdelijk
heid, de wenselijkheid en van de
mogelijkheid van planning m het
ziekenhuiswezen.
Tn de wijze, waarop de exploi
tatie en de nieuwbouw van zie
kenhuizen wordt gefinancierd,
meende Prof. Zeegers een ele
ment te kunnen aanwijzen, dat
moet leiden tot een permanent-
worden van de planmatigheids-
gedachte. De ontvangsten dezer
inrichtingen zijn grotendeels af
komstig uit collectieve kassen,
hetzij van ziekenfondsen, hetzij
van de overheid. Zii, die voor
het beheer van deze kassen ver
antwoordelijk zijn, moeten het
principe huldigen, dat de uit te
geven gelden zo efficiënt moge;
lijk zullen worden besteed. Zn
zouden hun plicht verzaken als
zii een ander standpunt innamen.
„Dat zulks voor de wijze, waarop
de ziekenhuizen zullen worden
beheerd, gevolgen zou kunnen
hebben", aldus Prof. Zeegers, „be
hoef ik voor U nauwelijks te me
moreren. Zowel de overheid als
de fondsen trachten zich invloed
in het beheer te verwerven, iets
waartegen de ziekenhuizen zich
terecht verzetten. Men zal er
goed aan doen zulke schermutse
lingen niet te tragisch op te
nemen. Een onder druk gezet, or
ganisme komt soms tot aanzien
lijke verbeteringen van presta
ties. Zo heeft de vaststelling der
verpleegtarieven van de zijde
van de overheid naast een aantal
nadelen het onmiskenbaar nuttig
effeect gehad, dat menig zieken
huis, waar het beheer in een
sleur terecht was gekomen, tot
meer efficiency werd gedwongen
en tot een wetenschappelijk ver
antwoorde prijscalculatie, waar
aan nog wel het een en ander
ontbrak en misschien wel: nog
ontbreekt".
„De efficiency-gedachte is niet
slechts op het afzonderlijke zie
kenhuis toepasbaar, maar even
zeer op het ziekenhuiswezen als
totaliteit gezien, op het functio
neren van het gehele landelijke
ziekenhuisapparaat. Deze ziens
wijze is bezig zich snel te ver
breiden. Zij begon weer bij de
genen, die uit de aard van hun
functie tegen verspilling van ge
meenschapsgelden moeten wa
ken. Stelt U zich eens in gedach
ten in de plaats van de ambte
naar of de ambtelijke commissie),
die moet beslissen of adviseren
aangaande de overheidsbijdrage
in de financiering van een nieuw
op te richten inrichting. De vraag
die de verantwoordelijke in
stantie zich heeft te stellen, luidt
niet in de eerste plaats of de op
zet zodanig is, dat de exploitatie
kosten binnen zekere redelijke
grenzen zullen blijven, maar voor
af gaat de vraag, of de gemeen
schapsgelden aan de bouw van
dat ziekenhuis, van diè aard en
diè grootte op die plaats, gezien
in het k'ader van de ziekenver
pleging in haar geheel, op de
beste wijze zijn besteed".
„Men kan er van overtuigd
zijn, dat men die vraag zal blij
ven stellen zolang collectieve kas-
;n een groot deel van de mid
den zullen verschaffen, die de
iuw en de exploitatie van Ri
chtingen mogelijk moeten ma-
on, hetgeen gelet op de ont-
oikkelingstendenzen in de maat
schappij en in de medische tech
niek. die steeds hogere financiële
offers vraagt wel betekenen
moet tot in lengte van dagen. En
nu komt het er maar op aan wie
die vraag zal beantwoorden. Met
een variatie op een beroemd ge
zegde: to plan or to be planned,
that's the question, of in goed
Nederlands: door of over U.
En hier is vanzelfsprekend maar
één antwoord mogelijk: het zie-
huiswezen moet de jilanning in
eigen hand nemen.
„Het is een verheugend ver
schijnsel, dat de planningtech
niek in het Katholieke sociale le
ven op steeds meer gebieden toe
gang vindt. Voor de kerkebouw
in het Bisdom Haarlem b.v. is
een meerjaren-plan opgesteld,
opdat de bouw het eerste daar
zal kunnen worden aangevat,
waar zij het meest dringend no
dig is. Voor het Katholieke
schoolwezen is een veelomvat
tend structuurplan in voorberei
ding. Nog steeds ontbreekt een
Katholiek landelijk ziekenhuis
plan, hoewel daar onzerzijds al
enige jaren op aangedrongen
wordt. Maar wie goed toeziet be
speurt ook hier een gelukkig
toenemende geneigdheid om tot
samenwerking te komen. Dit
geeft ons de hoop, dat de weten
schappelijke analyse van het Ka
tholieke ziekenhuiswezen binnen
afzienbare tijd ter hand zal kun
nen worden genomen en dat al
dus de basis zal kunnen worden
gelegd voor de opstelling van een
ontwikkelingsplan voor het Ka
tholieke ziekenhuisapparaat".
Aan het slot van zijn rede gaf
prof. Zeegers aan, dat de idee
der sociale planmatigheid op
twee manieren kan worden ver
wezenlijkt: hetzij door de staat
of door de staat in het leven ge
roepen diensten, hetzij door de
maatschappelijke organen zelf
Alleen deze 'laatste vorm achtte
prof. Zeegers voor de Katholie
ken aanvaardbaar.
Een ambtelijk apparaat kan de
ziekenhuisplaiining alleen vol
gens technische criteria tot uit
voering brengen. Aan hem is
krachtens zijn wezen een zekere
vreemdheid inhaerent tegenover
het religieuze en het apostolische,
waarvan het ziekenhuiswezen
naar onze opvatting geen afstand
kan doen. Men realisere zich ove
rigens, dat het particuliere ini
tiatief in de hand der kerkelijke
gezindten een zeer gezonde en
stimulerende wedijver in Neder
land in het leven heeft geroe
pen, waaraan zij waarschijnlijk
voor een goed deel onze uit
stekende ziekenhuisverzorging te
danken hebben. In die gebieden
van Nederland, waar de verschil
lende gezindten in voldoende ge
talsterkte samenwonen, waardoor
de naast elkaar staande groe
pen zich eigen ziekenhuizen kun
nen veroorloven, is deze wed
ijver tussen de gezindten der
halve zeer vruchtbaar en be
langrijk gebleken".
„Men stuit slechts op moeilijk
heden in die streken, waar een
der gezindten in sterke minder
heid leeft. En wij zouden er een
lans voor willen breken, dat men
in deze streken de moed en de
kracht opbrengt bij de oprichting
van de ziekenhuizen slechts het
oog te richten op het belang van
de ziekenverzorging en op het
algemeen belang, dat geen ver
spilling en afbrekende wedijver
van krachten dulden kan. Wan
neer in een overwegend gebied
een goed en voldoend geoutil
leerd ziekenhuis mocht bestaan,
dat uit Protestants initiatief ge
boren is, vraagt het belang van
de streek en het algemeen be
lang, dat de Katholieken niet
kost wat het kost een ziekenhuis
bouwen, dat waarschijnlijk beide
inrichtingen onrendabel kan ma
ken.
Wanneer in een Protestants ge
bied dus een goed Katholiek zie
kenhuis staat, dat aan de behoefte
van de streek kan voldoen, dan
menen wij, krachtens het alge
meen streek- en nationaal be
lang van onze Protestantse broe
ders te mogen vragen, dat zij niet
uit het oogpunt van apostolische
zorg alleen twee ziekenhuizen in
moeilijkheden zullen brengen.
Men bedenke, dat niet-Katholieke
ziekenhuizen daar werden opge-
gericht, omdat er een grote nood
heerste in een tijd, dat er van
andere inrichtingen nog geen
sprake was.
Deze Katholieke ziekenhuizen
hebben het recht op begrip voor
de positie, waarin zij zich be
vinden: in enkele gevallen aan
de vooravond van ingrijpende
veranderingen, nodig gemaakt
door de stormachtige ontwikke
ling der medische techniek. Ik
acht het onredelijk, dat men de
ze inrichtingen tracht te belem
meren de weg te volgen, welke
de techniek thans voorschrijft. In
minderheidsgebieden vraagt dus
de situtatie wijs overleg en we
derzijds begrip. Op die basis al
leen zal de particuliere gezond
heidszorg met recht kunnen be
togen, dat de staatsplanning
krachtens het subsidairiteitsbe-
ginsel overbodig en ongewenst is.
Maar mocht de wedijver van het
particuliere ziekenhuiswezen tot
situaties aanleiding geven, die
met het algemene belang strij
dig zijn, omdat op onverant
woorde wijze krachten worden
verspild, dan heeft de staat het
volle recht zijn planning te stel
len in de plaats van het par
ticuliere initiatief, dat getoond
heeft niet bij machte te zijn
een evenwichtige en nationaal
verantwoorde oplossing te vin
den. Een wanneer wij dit laatste
tot elke prijs willen vermijden,
dan is slechts één conclusie mo
gelijk, en deze is, dat op het
gebied van het ziekenhuiswezen
de gezindten tot geven en nemen
bereid zijn in die streken, waar
het naast elkaar bestaan van zie
kenhuizen niet tot de econo
misch verantwoorde mogelijkhe
den behoort".
„Voor de uitvoering der plan
nen dient het Katholieke zieken
huiswezen te beschikken over
een apparaat, dat in staat, is
zowel de technische als de we
reldbeschouwelijke aspecten te
overzien. Dit apparaat zal m.i.
zo spoedig mogelijk in het leven
moeten worden geroepen. Op het
gebied van de kerkebouw en op
dat van het schoolwezen is in
Katholieke kringen de planning
reeds in volle gang. Het Katho
lieke ziekenhuiswezen zal er voor
moeten waken op dit gebied niet
achter te blijven om te voorko
men, dat centrale instanties de
planning zelf in handen zullen
nemen".
Mr. dr. Loeff: Plaats van
moderne ziekenhuis in
maatschappij.
Na prof. Zeegers voerde het
woord mr. dr. J. Loeff, secre
taris van het R.K. Kerkgenoot
schap in Nederland, die zich ver
diepte in de plaats, welke het mo
derne ziekenhuis inneemt in de
maatschappelijke orde. Zoekend
naar een wezenlijk kenmerk van
de hedendaagse mens, zeide dr.
Loeff, dat de zucht naar het volle
bezit van het menselijke levens-
goed, met zijn grote mogelijkhe
den en wijde perspectieven, de
wereld heeft gegrepen. Deze zucht
gaat gepaard met een drang tot
zelfbehoud: beide uiten zich in
een streven de doeleinden ook
collectief te bereiken. De mens
verwacht van de maatschappij,
dat zij hem het volle menszijn
mogelijk zal maken.
Na te hebben gewezen op de
plaats, welke de liefde in deze
ontwikkeling inneemt, zette mr.
dr. Loeff het derde gevolg van
het moderne streven naar „per-
soons-ontplooiing" uiteen. De
maatschappij heeft n.l. de op
roep aanvaard en daarmede zich
voor een moeilijke taak gesteld.
Hoe zal de maatschappij
haar taak volbrengen?
Nu wij zover gekomen zijn,
loopt de discussie voornamelijk
over de vraag: welke taak moet
hierin aan de staat worden toe
gekend: onder staat wordt dan
verstaan de gemeenschap, welke
haar grondslag vindt in de ge
zamenlijke erkenning van een
met dwangmacht uitgerust gezag
en van de door. deze gestelde
normen. Moet de personalistische
gemeenschap verwezenlijkt wor
den binnen deze staatsgemeen-
schap? Een resoluut neen is het
antwoord, omdat het menselijke
streven in zijn totaliteit niet on
dergeschikt behoort te zijn aan
een orgaan, dat dwang kan uit
oefenen.
Dr. Loeff lichtte deze gedach-
tengang nader toe. Het gaat er
niet om alleen de minder bedeel
den het aandeel in de vooruit
gang te schenken zeide hij
het gaat om de erkenning van de
menselijke persoonlijkheid. En
juist dit stelt de eis, dat de mens
zelf zoveel mogelijk zijn bestaan
moet opbouwen.
Vanzelfsprekend kan men er
niet aan ontkomen, dat een be
paalde marge als conditio sine qua
non aanwezig moet zijn. Er dient
een basis te zijn aleer de mens
in vrijheid kan handelen en sa
men handelen. En hier ligt uit
gedrukt de omvang van taak van
de staat, maar tegelijk ook de
beperking ervan. In beginsel
heeft de overheid een roeping
op alle terreinen van het maat
schappelijk leven, maar allereerst
om de pogingen van individuen
en organisaties te steunen. Er is
dus een politieke sfeer en een
sfeer van de vrije maatschappij.
Maar daartussen in is een nieuwe
sfeer bezig zich te ontwikkelen
als een democratisering der
staatsgemeenschap. De sociale or
de moet in principe zoveel moge
lijk blijven berusten bij de vrije
burgers in het vrije maatschap
pelijke leven.
Komend tot het ziekenhuiswe
zen zeide dr. Loeff, dat voor de
particuliere ziekenhuizen op dit
moment de kansen nog zeer gun
stig zijn. Het Katholieke zieken
huis kan een bolwerk blijven te
gen materialistische tendenzen
van de perfectie van de tech
niek, maar het mag er geen
roofbouw op plegen. Ook mag
het zich niet isoleren, want dat
zal het gevaar voor socialisatie
nader brengen. De samenwerking
der ziekenhuizen is niet gewenst
om technische öf economische
voordelen te behalen, maar op
grond van de hogere geestelijke
waarden.
De opbrengst
van de zomerzegels
Van de netto opbrengst van de
zomerpostzegels van 1952 is 25
procent beschikbaar gesteld ter
toekenning aan provinciale doel
einden. Iedere provincie kreeg
een bedrag ter verdeling aan cul
tureel werk en aan maatschappe
lijk en sociaal-hygiënisch werk.
Aangezien het subsidiëren van de
culturele sector een taak is van
het provinciale anjerfonds, heeft
dit fonds het geld voor culturele
aangelegenheden ter verdeling
ontvangen.
Van de zijde van de stichting
voor maatschappelijk werk in de
provincie Utrecht, vernemen we,
dat de andere helft is toegekend
- onder goedkeuring van de mi
nister van Maatschappelijk Werk
voor het stimuleren van va-
canties voor vermoeide en over
vermoeide huisvrouwen van het
platteland.
1. Vanuit Spanje werden monniken
naar de nieuwe wereld gezonden om de
Indianen tot het Christendom te hekeren.
Een van deze monniken, broeder Markus,
trok door de grote oerwouden naar de
woestijnen in het Westen. Daar vertelden
de Indianen hem, dat er middenin de
woestijn zeven steden lagen, waar de be
woners in paleizen van goud woonden, die
met saffieren, turkoizen en andere kost
bare gesteenten versierd waren.
2. Toen broeder Markus weer in Spanje
terug was, vertelde hij deze geruchten.
De voorname edelman Coronado rustte
dadelijk een grote expeditie uit, nam broe
der Markus in zijn dienst als gids en trok
erop uit om de zeven steden, die door de
Spanjaarden „El Dorado" (het verguldsel)
genoemd werden, te zoeken. Hij vond ze
ook, maar het waren niet anders dan 7
armoedige Indiaanse dorpen. „Het goud
was de avondzon, die de naakte muren
van leem en rotsblokken verguldde.
3. Een Indiaan vertelde toen aan Coro
nado, dat er 12 dagreizen naar het Noor
den een goudland lag, waarvan de rijk
dommen fantastisch waren. Coronado zette
zijn tocht ogenblikkelijk voort, doch alleen
om nieuwe teleurstellingen te ondervin
den. Hij ontdekte de Colorado-rivier en
het grootste natuurwonder: de rotskloof
Grand Canyc-n, maar moest overigens on-
verrichterzakq naar huis terugkeren.
4. Vijftig jaar nadat Columbus het land
in bezit had genomen, heerste Spanje
over een gebied, dat half zo groot was als
de tegenwoordige U.S.A. en verder over
geheel Centraal-Amerika en grote gedeel
ten van Zuid-Amerika. De oorspronkelijke
bevolking ging een vreselijke toekomst
tegemoet. Het aantal vermoorde India
nen wordt op 20 millioen geschat. Zij
waren „ongelovigen" en werden derhalve
niet als mensen beschouwd. Een Spaanse
gouverneur gaf zijn bloedhonden iedere
dag een levend Indiaans kind te eten.
Clark Gable in Delft
DELFT, 25 Sept. De film
acteur Clark Gable heeft van
middag kennelijk genoten van zijn
bezoek aan Delft, waar hij ein
delijk eens niet werd omgeven
door een grote schare bewonde
raars, maar rustig een poosje in
het stadhuis kon zitten praten met
enige leden van het gemeente
bestuur en een drietal journa
listen. Hij was er ontvangen door
wethouder H. C. Grundel, die er
zijn vreugde over uitsprak dat
Delft is gekozen als plaats waar
enige opnamen zouden worden
gemaakt voor de film „The true
and the brave". Het zal wel moei
lijk zijn, aldus de wethouder, om
in Delft de 300 slecht gevoede
mensen te vinden, die als figu
ranten nodig zijn. De wethouder
zei tenslotte het op prijs te stellen
als te zijner tijd in Delft de
première van de film zal kunnen
draaien. In het hierna volgende
genoegelijke onderonsje beves
tigde Clark dat hij van Hollandse
afkomst is. „Ik ben wat ze bij
ons noemen een Pennsylvania-
Dutchman. De naam Gable is
trouwens in Holland niet onbe
kend en mijn moeder heette
Herselman, dus ook een Hollandse
naam. En ik weet nog goed dat
mijn grootvader erg slecht En
gels sprak. Clark Gable vertelde
verder onder andere dat hij in
Londen op de Nederlandse am
bassade veel te weten is gekomen
over Nederland in oorlogstijd.
„Ik ben diep onder de indruk
van wat u hier hebt meegemaakt",
zei hij. Wat de film betreft zei
hij dat deze naar zijn mening
heel goed zal worden.
Geen zenderwisseling
op 1 October
's-GRAVENHAGE, 25 Sept.
De minister van Onderwijs, Kun
sten en Wetenschappen heeft me
degedeeld, dat i.v.m. reparaties de
gebruikelijke driemaandelijkse
zenderwisseling op 1 October a.s.
zal worden overgeslagen. De
eerstvolgende zenderwisseling zal
geschieden op 1 Januari 1954.
ER WORDT GESPROKEN over een „Katho-
ir liek Accoord" met betrekking tot de beoor
deling, uitvoering en toepassing van het be
kende complex van regeringsvoorstellen. Het is
hoogst betreurenswaardig, dat van verschillende
kanten in het openbaar, en soms op nogal onge
zouten wijze, wederkerig critiek wordt geoefend
op de houding, welke tegenover dit accoord, nadat
het is aangegaan, wordt aangenomen. Temeer waar
de verschillen ons in het geheel niet zo groot toe
schijnen, wekt deze critiek, in het openbaar ge
oefend, een totaal verkeerde indruk en zij doet
afbreuk aan de zo hoog nodige katholieke eens
gezindheid op sociaal gebied. Daar komt nog bij,
dat de tegenstanders uiteraard (zie het „Vrije Volk"
e.a.) munt slaan uit deze onprettige situatie. Al
willen wij het gebleken gebrek aan eensgezindheid
niet overdrijven, men moet het toch niet onder
schatten ook. Allerwegen immers was men in het
katholieke kamp verheugd over de inhoud van het
accoord van Juni, als eerste stap op de weg naar
eenstemmigheid ten opzichte van een sociaal-
economisch program, waar de laatste tijd zoveel
over gesproken wordt en dat zo hoog nodig moet
komen. Dat dit ideaal thans verder dan ooit van
verwezenlijking verwijderd is, mag wellicht wat al
te sterk gezegd zijn, maar bepaald bevorderlijk voor
de totstandkoming van zulk een program is de
situatie niet
In ieder geval moet er toch iets op gevonden
ie kunnen worden, dat de partijen weer tot
elkaar komen. Het eerst nodige is daarbij,
dat men wederzijds, althans in het openbaar, harde
woorden vermijdt. Het merkwaardige is, dat zowel
'de werkgevers als de werknemers als om strijd
betuigen, hoe betreurenswaardig zij de gang van
zaken vinden!Als dat werkelijk zo is, dan zou
men dat moeten bewijzen, door althans het gebrek
aan eensgezindheid niet op een dergelijke manier
aan de grote klok te hangen! Men zou soms den
ken, dat men van zekere zijde, buiten 't katholieke
kamp, gaarne dit vuurtje aanblaast, nu er op
politiek terrein een zekere rust is ingetreden,
in verband met de op handen zijnde besprekingen
tussen de drie katholieke groepen. Wat ligt er meer
voor de hand, dan dat men dus probeert, de eerste
concrete pogingen tot sterker eensgezindheid op
sociaal terrein een stok tussen de benen te
werpen? Die eensgezindheid op sociaal terrein is
immers van enorm belang voor de eenheid op
politiek gebied! Laat men zich dus in de brede
katholieke sociale kring afkeren van die elementen,
die de huidige situatie op sociaal en economisch
gebied misbruiken, om de economische en sociale
groeperingen verder uit elkaar te rukken
Er zijn in het bijzonder twee punten, die in
dit verband nogal eens worden genoemd. Dat
is ten eerste de kwestie van het overleg met
de S.E.R., de Sociaal-Economische Raad dus, en de
kwestie van het al of niet handhaven van de
vereveningsheffing. De eerste speelt wel, de laatste
niet „specifiek" in het katholieke accoord, maar
de laatste is toch wel van bijzonder belang voor
een belangrijke kwestie, n.l. de mogelijkheid van
compensatie voor de hogere lasten, welke op het
bedrijfsleven komen te drukken, welke compen
satiemogelijkheid men zou willen zoeken in afschaf
fing van de vereveningsheffing. O.i. gaat het ver
schil tussen de wergevers en werknemers in het
algemeen, en ook tussen onderscheidenlijke katho
lieke groepen onder hen, niet zozeer over de vraag,
op welk tijdstip de S.E.R. eventueel voor het
advies zou worden ingeschakeld, althans dieper
gezien zeker niet maar te|en die inschakeling
van de S.E.R. als zodanig. Wij hebben ons van de
aanvang af over de bezwaren tegen die S.E.R.-
inschakeling verwonderd. De S.E.R. is het top
orgaan van de P.B.O., hij wordt naar veler mening
te veel ingeschakeld op terreinen, die niet zo uit
gesproken het zijne zijn, men heeft n.l. al enige
malen opgemerkt, dat die S.E.R. zo langzamerhand
gaat optreden als een schaduwparlement. Maar in
de loonkwestie was er, als steeds, uitgerekend een
taak voor de Sociaal-Economische Raad en de ver
schillende argumenten tegen die inschakeling
daarvan lijken ons allesbehalve sterk
Had men van de zijde der werknemers van
ie die inschakeling van de S.E.R. iets te vrezen?
Tijdnood, werd er gezegd. Maar wij zijn thans
van de regeringsvoorstellen aangeland en ruim zes
maanden na de eerste mededelingen van de rege
ring in de Nota van de minister-president! En op
het ogenblik zijn we zover, dat we practisch in de
sfeer van het S.E.R.-overleg (regering, werkgevers
en werknemers) zijn aangeland. Wie van mening is,
dat de S.E.R. toch nooit een uitspraak over de mate
waarin en de wijze waarop, de nieuwe verhoogde
lonen voor het bedrijfsleven zou moeten worden
gecompenseerd, zou kunnen komen, als die Soc. Ec.
Raad niet eerst zou weten, van welk percentage
loonsverhoging hij zou moeten uitgaan, ziet o.i. wel
een beetje over hfet hoofd, dat het niet de eerste
keer zou zijn, dat de berekening van die gevolgen
gemaakt werd van verschillende percentages,
in dit geval 4, 5 of 6. Dat zou waarlijk niet meer
tijd gekost hebben dan de deskundigen van de
regering nu ook nodig hebben, om het haar mogelijk
te maken een beslissing te nemen. Die beslissing
wordt a.s. Maandag verwacht en zij moet toch ook
op recente economische feiten berusten! Dat het
N.V.V. niet enthousiast is voor de mogelijkheden
van de P.B.O. op de grondslag van de huidige wet,
kunnen wij ons voorstellen, maar die overweging
geldt toch niet voor de andere organisaties en de
S.E.R. heeft ook iets met de P.B.O. te maken! Men
spreekt wel eens over het gewenste klimaat voor
de verdere ontwikkeling van die P.B.O., maar dat
wordt niet bereikt, als men de S.E.R., het toporgaan
van de P.B.O., uitschakelt voor taken, die het van
nature bezit. En de wijze, waarop de loononderhan
delingen in de Stichting van de Arbeid zijn gevoerd,
is, als men dat zo hoort, ook al weinig geschikt, om
de sfeer van goed overleg te bevorderen....
In ieder geval zou de S.E.R. vroeger of later
worden ingeschakeld (daar waren ook de
katholieke groepen het.sedert Juni al over
eens) om te beoordelen, in hoever compensatie voor
de ondernemingen nodig zou zijn voor het kunnen
dragen van de zwaardere loonlasten. Hierbij nu is
de vereveningsheffing met name genoemd. En dit
is een typisch algemeen punt, dat nog wel enige
aandacht verdient. Het is met die verevenings
heffing een eigenaardige zaak. De regering be-
lijk ook al in de millioenen loopt en voor de onder
nemingen een sterke kosten verzwarende factor is,
als een potje, bijna zouden wij zeggen, als een
soort „ijzeren voorraad", waaraan dus niet getornd
mag worden tenzij in buitengewone omstandig
heden. In elk geval ziet zij dit potje als een buiten
gewone reserve voor toekomstige bestemmingen,
hetzij dat dit compensaties zijn, hetzij dat dit een
bron is, van waaruit nieuwe uitgaven worden be
taald. Terecht is opgemerkt dat de wijze, waarop
de regering met deze vereveningsheffing omspringt,
eigenlijk niet langer door de beugel kan. In de
laatste M. van Antw. op het Voorlopig Verslag van
de Twèede Kamer over de belastingvoorstellen en
de huurverhoging e.d. zegt de regering, dat zij „be
slist afwijzend" staat tegenover het denkbeeld, om
de gevolgen van de te verwachten verhoging van
de lonen op te vangen „door een verlaging van de
vereveningsheffing". Dit is n.l. alleen al om bud-
getaire redenen niet aanvaardbaar. Maar bovendien
ligt het in de bedoeling, het huidige peil van die
heffing te handhaven, omdat zij straks verlaagd
kan worden als tegemoetkoming aan het bedrijfs
leven, dat weer premie zal moeten opbrengen voor
de definitieve ouderdomsvoorziening....
In „De Katholieke Wérk ge ver" schrijft de
hoofdredacteur, de heer Derksen, naar aan
leiding van deze zaak o.i. terecht, dat dit spel,
dat „met name de socialistische ministers in de
opeenvolgende regeringen kans gezien hebben te
spelen, de spot drijft met het budgetrecht van de
Tweede Kamer". De opbrengst van de verevenings
heffing behoort tot de algemene middelen, evengoed
als de baten van omzetbelasting, inkomstenbelas
ting, enz. De regering beschouwt en behandelt deze
opbrengst intussen als een „bestedingsheffing en
dan nog wel als een heffing voor een besteding,
welke nog altijd een wettelijke grondslag mist!
Natuurlijk acht ook de heer drs. Derksen een
ouderdomsvoorziening noodzakelijk en de kosten
hiervan zullen door het Nederlandse volk moeten
worden gedragen. Hoe, dat moet nader worden uit
gemaakt. Maar het gaat inderdaad niet aan, „reeds
jaren tevoren een last op het bedrijfsleven te leg
gen, waarvoor elke redelijke grondslag ontbreekt".
Het gaat hier n.l. ook .al weer om een oude Duitse
heffing, waar de meerderheid van de Kamer tegen
is, doch die nog steeds gehandhaafd wordt, omdat
de regering het geld niet kan missen. En nu gaat
het o.i. ook wel niet aan, om de millioenen uit
deze bron niet meer te voteren, zonder tegelijk aan
te geven, waar dit, nodige, geld dan vandaan kan
komen, maar er zit toch wel degelijk iets in de
bezwaren, die hier worden aangevoerd tegen het
al toch weer bijna vier maanden na de indiening schouwt de opbrengst van deze heffing, die natuur- „spel" met die vereveningsmillioenen