Waarschuwing tegen de gevaren van de „technische denkwijze Beroep op Europa's Christelijke politici om vrede te verwerven De Kerstboodschap van de Heilige Vader „Materialisme geen middel99 Maandag 28 December 1953 Pagina 3 „Het volk, dat in duisternis wandelt, zal dan een helder licht aanschouwen." Met dit levendig beeld voorzegde de profeet Isaias de komst op aarde van het Goddelijk Kind, de Vorst van de Vrede. Met ditzelfde beeld, dat in de opvolging der tijden voor de geslachten der mensen in de duisternis dezer wereld een troostvolle werkelijk heid is geworden, wensen Wij, dierbare zonen en dochters van de gehele katholieke wereld, aan het begin van Onze Kerst boodschap, U weer opnieuw te leiden naar de kribbe van onze pas-geboren Verlosser, stralend van licht." Aldus begon j.l. Donderdagochtend de Heilige Vader zijn Kerst boodschap, gericht tot het katholieke volk van heel de wereld, hierbij teruggrijpend op het Evangelie van St. Jan, waarin nog de echo te vernemen is van de eerste plechtige bladzijden van het Boek der Schepping bij het schijnen van het eerste licht: Het Woord is Vlees geworden heeft onder ons gewoond. En wij hebben Zijn Glorie aan schouwd, de glorie van de Een-geborene uit de Vader, vol van genade en waarheid. Hij, Leven en Licht in Zichzelf, schijnt in de duisternis en deelt aan allen, die ogen en hart voor hem openen, die Hem ne derig ontvangen en in Hem geloven, de macht mede, kinderen van God te worden. Doch ondanks de overvloedige schittering van licht, die uit straalt van de nederige kribbe, wordt aan de mens het ontzag wekkend vermogen gelaten zich onder te dompelen in de oude duisternissen, die de oorzaak zijn van de eerste zonde, en dienten gevolge van onreinheid en dood. Voor zulke vrijwillige blinden, die zo geworden zijn omdat zij het geloof hebben verloren of hebben laten verslappen, blijft er van het Kerstfeest nog slechts de bekoring over, van een louter- lijk menselijk feest, dat is terug gebracht tot povere menselijke gevoelens en tot alleen maar menselijke herinneringen. Een feest, dat weliswaar met tedere liefde wordt omgeven, maar een omhulsel is zonder inhoud, een schaal zonder pit. Er blijven daarom rondom de stralende kribbe van de Verlosser gebieden in duisternis gehuld; er staan mensen omheen, wier ogen blind zijn voor het Hemels Licht. Niet omdat de mens-geworden God zelfs in Zijn mysterie niet het licht zou hebben om eenieder te verlichten, die in deze wereld komt, maar omdat velen ver blind door de kortstondige schit tering van menselijke idealen en werken hun blik beperken bin nen de grenzen van het gescha pene, waar ze niet in staat zijn zich op te heffen tot hun Schep per. Deze mensen der duisternis willen Wij wijzen op het heldere licht, dat uitstraalt van God en hen uitnodigt voor alles de oorzaak te herkennen van het geen hen heden ten dage blind en ongevoelig maakt voor het Goddelijke. Een oorzaak, die ligt in de buitensporige en vaak ex clusieve waardering van de z.g. technische vooruitgang. Nadat men hiervan eerst ge tuigd heeft als van een almach tige en gelukbrengende mythe waarvan men meende, dat zij de stoutste overwinningen kon be halen, heeft zij zich aan de we reld opgedrongen als het laatste doel van de mens en van het le ven, en is dus allengs de plaats gaan innemen van alle godsdien stige en geestelijke idealen. In onze dagen ziet men steeds dui delijker, dat het onrechtmatig op treden van deze technische voor uitgang de ogen van de moderne mensen zo blind en hun oren zo doof heeft gemaakt, dat in hen de woorden van het Boek der Wijsheid in vervulling gaan, waarmee het de afgodendienaars van zijn tijd geselt. Zij vermogen niet, door de zichtbare wereld heen, God te zien, noch hun Schepper te vinden, terwijl zij Zijn werken aanschouwen. En toch had zulk een afdwaling niet behoeven voor te komen, noch moeten deze, Onze, klach ten worden opgevat als eèn ver oordeling van de technische voor uitgang zelf. De Kerk ziet graag de menselijke vooruitgang en be vordert ze. Het is niet te ont kennen. dat de technische voor uitgang van God komt, haar ken nis moet dientengevolge leiden naar God. Het komt inderdaad zeer dikwijls voor, dat de gelo vige mens, wanneer hij de vor deringen van de techniek be wondert, wanneer hij deze aan wendt om dieper door te dringen m de kennis van de schepping en de krachten der natuur en om ze door middel van machines en apparaten te beheersen met het doel ze aldus te brengen tot dienstbaarheid aan de mens en aan de verrijking van het leven op aarde, dat deze gelovige mens wordt aangespoord de Ma ker van al dat goeds, dat hij be wondert en gebruikt, te aan bidden. Dat niet allen hiertoe komen valt slechts te betreuren, zo vervolgt de Heilige Vader. Wat zou het niet heerlijk zijn, wan neer te Bethlehem aan de Kribbe naast het goud, de wierook en n Wijzen aan het Goddelijk Kind aanboden, de ver overingen van <je moderne tech niek te plaatsen met cijfers en getallen, laboratoria en ontdek kingen, macht en hulpbronnen. Dit zou dan- een aanbieding zijn van het werk, dat hoewel nog niet voltooid, toch reeds wordt uitgevoerd en dat een opvolging is van het Goddelijk gebod: be volkt de aarde en onderwerpt haar. Inderdaad leidt de hedendaagse techniek tot een volmaaktheid en een beheersing van de stof, die nog nooit tevoren werd bereikt. De moderne machine maakt een productiewijze mogelijk, die de menselijke krachten vervangt en tot reusachtige afmetingen op voert. Die ze geheel vrijmaakt van de remmende krachten en die tegelijk met de hoogst-moge- lijke accuratesse een maximum van consumptieve en expansieve capaciteit verzekert. Welnu, het is duidelijk, dat iedere opsporing en ontdekking van de krachten der natuur, die door de techniek worden verricht tenslotte opsporing en ontdekking zijn van de volheid, de wijsheid en de harmonische volmaaktheid van God. Wanneer de techniek aldus wordt beschouwd, wie zal haar dan kunnen verwerpen of veroordelen? Toch schijnt het onbetwistbaar, dat de techniek, wier schittering en resultaten in onze dagen hun hoogtepunt hebben bereikt, ten gevolge van feitelijke omstandig heden, de vorm aanneemt van een geestelijk gevaar. Het is als of de moderne mens aan haar altaar neerligt als een voorbeeld van zelfgenoegzaamheid, gericht op de bevrediging van zijn ver langens naar kennis en macht. Door haar veelvuldige toepas singen, door het absolute ver trouwen, dat zij biedt, door de onuitputtelijke mogelijkheden, die zij belooft, ontvouwt de mo derne techniek rondom de heden daagse mens zulk een groots beeld, dat zij door velen als de oneindigheid zelf wordt aange zien. Dientengevolge wordt haar een autonomie toegeschreven, die zij onmogelijk kan bezitten, welke op haar beurt in de gedachten van enkelen wordt omgevormd tot een valse opvatting van het leven en van de wereld, die men aanduidt met de naam „technische denkwijze". Maar waarin bestaat deze dan eigenlijk? Zij bestaat hierin, dat zij het als de hoogste waarde van de mens en van het leven beschouwt vanuit de krachten en de ele menten van de natuur het grootst mogelijke voordeel te halen: dat de technische methoden van me chanische productie met voorbij gaan van alle menselijke activi teiten als laatste doel worden be schouwd en dat men daarin de volmaaktheid ziet van de cultuur en van het geluk op aarde. Maar er ligt in de eerste plaats een fundamentele misleiding in dit verwrongen wereldbeeld, dat door de „technische denkwijze" wordt voorgehouden. Het op het eerste gezicht grenzeloos panora ma dat de techniek voor de ogen van de moderne mens ontvouwt, hoe aantrekkelijk het ook moge zijn, bergt toch technische en geestelijke projecten, die ver werpelijk zijn, waar het alleen maar de verhouding uitdrukt, die het leven heeft tot de stof. Daarom is het een bedriegelijk panorama, dat de mens, die al te gemakkelijk in de onmetelijkheid en de almacht van de techniek gelooft, tenslotte opsluit in een gevangenis. Een weliswaar ruime gevangenis, maar een die toch op de lange duur onverdraaglijk is. Men zal zijn blik bij lange niet kunnen uitstrekken over de on eindige werkelijkheid, die niet alleen uit stof bestaat, maar men zal zich gehinderd voelen door de belemmeringen, die de gebon denheid aan de stof in de weg legt. Hieruit komt de folterende angst voort van de hedendaagse mens, die blind is geworden, om dat hij zich vrijwillig heeft om geven met duisternis. De nadelen, die uit de „tech nische denkwijze" voortvloeien, zijn voor de mens, die zich er door laat beïnvloeden, nog veel ernstiger op het gebied van de strikt godsdienstige waarheden en op zijn betrekkingen tot het bovennatuurlijke. Deze mens is opgesloten in de duisternissen, waarop de Evangelist Johannes zinspeelt en die het mens-gewor den Woord is komen uitdrijven. Niet dat de technische weten schap de verloochening eist van de godsdienstige waarden, inte gendeel. De techniek leidt er toe om die waarheden te ontdekken. Maar het is wel zo, dat de „technische denkwijze", de men sen in ongunstige omstandighe den plaatst om de bovennatuur lijke waarheden te zoeken, te zien en te aanvaarden. Wie zich laat beïnvloeden door de mislei dende levensopvatting, zoals die door de „technische denkwijze" is uitgedacht, blijft ongevoelig, zonder belangstelling en daarom blind voor de werken van God. Het geneesmiddel hiertegen, dat zou moeten bestaan in een verdubbelde inspanning om de blik te verruimen door de belem meringen der duisternis heen en in de zielen belangstelling op te wekken voor de boven-natuur- lijke werkelijkheden, dit genees middel werd reeds van meet-af- aan door diezelfde „technische denkwijze" krachteloos gemaakt. En zij berooft de mensen van 'n critische zin ten aanzien van de zeldzame onrust en oppervlak kigheid van deze tijd, een euvel, dat helaas ook zij, die met de vooruitgang van de techniek werkelijk en oprecht instemmen, bij het zien van haar gevolgen moeten erkennen. De mensen, zo zegt de Heilige Vader, die geheel in beslag zijn genomen door de „technische denkwijze", kunnen maar moeilijk de rust, de helderheid en de in nerlijke houding der ziel, die on ontbeerlijk zijn om de weg naar de mens-geworden Zoon van God te vinden, herwinnen. Op een gegeven moment is het zover gekomen, dat zij de Schep per en Zijn werk ontluisteren en de menselijke natuur bestempe len als een „gebrekkige structuur" en dat zij er een verwijt van ma ken, dat het prestatievermogen van de hersenen en van de an dere organen van de mens, dat noodzakelijkerwijze begrensd is, de verwezenlijking van tech nische berekeningen en plannen belemmert. Nog minder zijn zij bij machte om de diepe geheimen van het leven en van de Goddelijke Voor zienigheid te begrijpen en te waarderen, zoals b.v. het geheim van Kerstmis. Zij zijn er blind voor, dat de menselijke natuur werkelijkheden en grootheden van geheel andere aard voort brengt. Hun gedachten volgen andere wegen en methoden on der de eenzijdige onrust van de „technische denkwijze", die al leen datgene kent en waardeert, wat in verhoudingen van getal len en in berekening van nuttig heid kan worden uitgedrukt. Htm kennis blijft aan de oppervlakte hangen. Hoe kan men van een aldus vervormde geestesgesteldheid be langstelling en bewondering ver wachten tegenover de indruk wekkende werkelijkheid van wat Christus door Zijn menswording en verlossing aan openbaring en genade heeft gegeven? Nog afge zien van de godsdienstige blind heid, die een gevolg is van de „technische denkwijze" werd de mens achterlijk in zijn denken. God is het oneindig verstand, dat alles omvat, terwijl de „tech nische denkwijze" alles in het werk stelt om de mens in de vrije ontwikkeling van zijn ver stand te beperken. En de techno loog, hij moge meester zijn of leerling, die zichzelf zou willen bevrijden van deze achterlijkheid, moet men niet alleen een ver standelijke opvoeding voorhou den, die gericht is op het verga ren van kennis, maar voor alles: een godsdienstige vorming, dde in strijd met hetgeen men be weert, het best geschikt is om zijn denken tegen eenzijdige in vloeden te beveiligen. Dan zullen de enge grenzen van zijn kennis worden doorbroken; dan zal de schepping zich aan hem vertonen, in al haar afme tingen overstraald met licht. Dan zal hij in staat zijn zich 'n denk beeld van kracht te vormen, waarin de lengte en breedte, de hoogte en diepte de kennis van Christus' liefde is. Anders zal het tijdperk van de techniek haar monsterlijk meesterwerk vol tooien: de mens te maken tot 'n reus in de wereld der natuur ten koste van zijn ziel, die tot een dwerg wordt gemaakt in de we reld van het boven-natuurlijke en van het eeuwige. Maar ook hier houdt de invloed van de technische vooruitgang nog geen halt, indien zij bewust aanvaard wordt als iets auto nooms, als een doel-op-zich. Voor niemand blijft het gevaar ver borgen, dat is opgesloten in de technische levensbeschouwing; dat wil zeggen een opvatting, die het leven enkel en alleen beoor deelt naar zijn technische waarde als een element of een factor van de techniek. Haar beleving heeft een terugslag zowel op het le vensbeeld van de moderne men sen als op hun wederzijdse be trekkingen. Zie voor een ogenblik, hoe de ze geest reeds werkend is onder de mensen en bedenk in het bij zonder, hoe zij de menselijke en christelijke opvatting van de ar beid heeft gewijzigd en welke in vloed zij uitoefent op de wetge ving en op het bestuur. Het volk heeft terecht de technische voor uitgang met instemming begroet, omdat zij de last van de arbeid verlicht en de productiviteit ver hoogt. Maar men moet ook toe geven, dat wanneer zij niet bin nen de juiste perken wordt ge houden, de menselijke en chris telijke opvatting van de arbeid noodzakelijkerwijze schade lijdt. Op dezelfde wijze volgt, uit de technische opvatting van het le ven, en bijgevolg van de arbeid, dat de vrije tijd wordt beschouwd als een doel op zi%hzelf, inplaats van hem te beschouwen of te gebruiken als een rechtmatige verlichting tot herstel van krach ten, die wezenlijk verbonden is met het rhythme van het leven, waarin rust en inspanning elkaar afwisselen als draden van één zelfde weefsel en elkaar aanvul len tot één harmonisch geheel. Nog duidelijk is de invloed van de „technische denkwijze", in zo verre deze wordt toegepast op de arbeid, wanneer men de Zondag zijn bijzondere waardigheid ont neemt van de dag van Godsver ering en lichamelijke en geeste lijke rust, voor de enkeling en voor het gezin: wanneer de Zon dag integendeel maar één van de vrije dagen wordt van de week, die voor ieder lid van het gezin nog verschillend kan zijn naar gelang van het voordeel, dat men uit een dergelijke technische verdeling van de stoffelijke en menselijke arbeidskrachten hoopt te winnen. Of ook: wanneer de beroeps arbeid dermate afhankelijk en ondergeschikt wordt gemaakt van het functionneren van de ma chines en apparaten, dat de krachten van de arbeider zo snel worden gesloopt, dat één jaar uitoefening van zijn beroep de krachten van twee of drie nor male levensjaren hebben opge bruikt. Wij zien ervan af, uitvoerig uiteen te zetten, hoe dit systeem dat door louter technische over wegingen wordt ingegeven, in strijd met alle verwachting een verminderen tengevolge heeft van stoffelijke hulpmiddelen en evenzeer van de voornaamste bronnen van energie moet in sluiten. In ieder systeem moet dit zich tenslotte openbaren als een hoogst kostbare belasting voor de wereldeconomie. Wij kunnen evenwel niet nalaten de aandacht te vestigen op een nieuwe vorm van massa-rhythme die de technische denkwijze bin nenvoert. Door de techniek zou, ander dan werd voorgesteld, de menselijke maatschappij worden omgevormd tot een kleurloze massa, tot iets onpersoonlijks en schematisch, en in die mate tot iets, dat in strijd is met het dui delijk bevel van de natuur en van haar Schepper. Grote delen van de mensheid zijn echter nog niet getroffen, door de z.g. technische levensop vatting. Maar overal, waar de technische vooruitgang ongecon troleerd doordringt, zal spoedig het gevaar van de zojuist ge noemde misvormingen zich gaan vertonen. En wij wijzen met bij zondere bezorgdheid op het ge vaar, dat het gezin bedreigt. Want het gezin is in het sociale leven de stevigste grondslag van een orde. Het verwezenlijkt onder zijn leden talloze persoonlijke verdienstelijkheden, het houdt zijn leden tézamen in een band van genegenheid, het stimuleert de voortbrenging en de bewaring van de gebruiksgoederen en het wekt bij ieder van de leden de liefde op voor de familietraditie. Waar daarentegen de technische levensbeschouwing doordringt, raakt het gezin de persoonlijke band van zijn eenheid kwijt. Dan verliest het zijn warmte en saam horigheid. Het gezin is dan niet meer een ideaal van liefde en een toevlucht voor het hart. In een wereld, die wordt ge leid op de wijze, die Wij beschre ven, kan men niet zeggen, dat zij verlicht wordt door het Licht, dat eens in de duisternis scheen, noch bezield door het Leven; met ononderbroken angstige be zorgdheid zoeken zij aan de hori zon naar tekenen, dat de duister - his voorgoed zal opklaren, al zal het niet het volle licht kunnen zijn, waarover de profeet spreekt. Aan onze blik vertoont zich integendeel het beeld van een nog altijd onrustig Europa, waar het materialisme, waarover wij spraken, de fundamentele pro blemen, die ten nauwste met de vrede en de orde van de ganse wereld samenhangen, niet alleen onopgelost laat, maar zelfs nog op de spits drijft. Het is waar, dat het materialisme in dit we relddeel geen ernstiger bedrei ging vormt dan voor de andere gebieden der aarde. Wij zijn zelfs van mening, dat die landen nog meer aan deze gevaren zijn bloot gesteld, en op bijzondere wijze in hun moreel en psychologisch evenwicht worden geschokt, die onvoorbereid in aanraking ko men met de snelle voortgang van de techniek. Bij hen n.l. verloopt de van buiten ingevoerde ontwik keling niet gelijkmatig, doch met onregelmatige sprongen. Zij be schikken niet over het vermogen tot het bieden van weerstand, het geven van correctie en com pensatie, noch in de bereidheid der enkelingen, noch in de tradi tionele cultuur. De oorzaak evenwel van onze ernstige zorg over. Europa ligt in de onophoudelijke ontgoochelin gen, waarin al sinds jaren de op rechte verlangens naar vrede en ontspanning, die in deze landen worden gekoesterd, door de ma teriële wijze, waarop het pro bleem van de vrede gesteld wordt, schipbreuk lijden. Wij denken in het bijzonder aan diegenen, naar wier oordeel het vraagstuk van de vrede er een is van technische aard. Die het leven van de enkeling en van de volkeren beschouwen vanuit een techniseh-economisch stand punt. Deze materialistische le vensbeschouwing dreigt de ge dragslijn te worden van hen die voor de vrede werken en het concept van hun vredespolitiek is uit deze levensbeschouwing af komstig. Zjj menen, dat het vinden van de oplossing daarin bestaat, dat door het voortdurend opvoeren van de arbeidsproductiviteit en van de levensstandaard aan alle volkeren een stoffelijke welvaart wordt gegeven. Evenals een an dere, soortgelijke formule, hon derd jaar geleden door de staats lieden werd ontworpen. Maar geen enkele vorm van materialisme is ooit een geschikt middel geweest om de vrede te vestigen, daar deze in de eerste plaats bestaat in een houding van de geest en pas op de tweede plaats door een nauw evenwicht van materiële krachten. Het is dan ook een principiële dwaling de vrede te willen toevertrouwen aan het moderne materialisme, dat de mens z'n gedachten be derft en zijn persoonlijk en zijn geestelijk leven verstikt. Het be staande wantrouwen leidt tot 'n ondervinding, die ook in onze dagen het bewijs levert, dat ook indien het potentieel van tech nische en economische krachten ongeveer gelijkelijk over beide partijen is verdeeld, aan beide l zijden vrees wordt aangejaagd. Daarvan kan uiteindelijk slechts angst het gevolg zijn; niet de vrede, die zo hevig wordt ver langd. Dit moet zonder ophou den worden herhaald: de vrede is niet op de eerste plaats een zaak van overvloed van goede ren, maar een kwestie van gees telijke eenheid en morele ge zondheid. De vrede eist op straf fe van een hernieuwde cata strophe voor de mensheid, dat men de bedriegelijke autonomie opheft van de materiële krach ten, die in feite nog maar weinig verschillen van de eigenlijke oorlogswapenen. De huidige toe stand zal niet beter worden, ten zij alle volkeren de gemeenschap pelijke geestelijke en morele doeleinden van de mensheid zul len erkennen, tenzij zij elkaar zullen helpen deze te verwezen lijken en tenzij zij daarbij tot wederzijdse overeenstemming zullen komen om zich tegen de onthutsende onenigheid, die on der hen heerst ten opzichte van de levensstandaard en de arbeids productiviteit, te keren. Dit alles kan gedaan worden en het is vooral dringend nodig dat het in Europa gedaan wordt door een continentale eenheid te vestigen tussen haar volkeren, die wel onderling verschillen, maar toch geografisch en histo risch aan elkaar zijn verbonden. Een krachtige aanmoediging om die eenheid tot stand te bren gen, ligt in het duidelijk misluk ken van een tegenovergestelde politiek en in het feit, dat de volkeren in deze landen zelf, haar verwacht en noodzakelijk en mogelijk acht. Thans is het tijd om deze ge dachte uit te voeren. Daarom sporen wij op de eerste plaats de christelijke politici aan om over te gaan tot de daad. We behoe ven er slechts aan te herinneren, dat het steeds de taak van het Christendom is geweest, elke vorm van vreedzame eenheid on der de volkeren te steunen. Waarom dan nog aarzelen? Het doel is duidelijk; de noden der volkeren staan allen voor ogen. Aan wie op voorhand de absolute garantie van een goede uitslag zou verlangen, moet het antwoord worden gegeven, dat er inderdaad een risico mee gemoeid is, maar een noodzakelijk; een ri sico, ja, maar een, die is afgeme ten aan de mogelijkheden van het ogenblik; een redelijk risico. Men dient ongetwijfeld behoedzaam te werk te gaan, met zorgvuldig be rekende passen voort te gaan; maar waarom juist nu wantrou wen koesteren in de hoge stand der politieke wetenschap en prac- tijk, die toch voldoende de hin dernissen kunnen voorzien en de middelen ertegen voorbereiden? Het oritieke ogenblik, waarin de strijd van Europa zich bevindt, moge vooral een motief zijn om tot handelen over te gaan: er is voor haar geen veiligheid zonder risico. Wie een absolute zekerheid ver langt, geeft geen bewijs van zijn goede wil jegens Europa. Terwijl Wij dit steeds voor ogen houden, sporen Wij bovendien de christelijke politici aan, om bin nen hun eigen landen over te gaan tot de daad. Indien er in het binnenlandse leven der volkeren geen orde heerst, wacht men te vergeefs op de eenheid van Euro pa en op een veilige wereld vrede. In een tijd als de onze, waarin de dwalingen gemakkelijk tot rampen worden, mag geen christelijke politicus thans min der dan ooit de binnenlandse spanningen nog vergroten door ze te overdrijven, door het posi tieve voorbij te zien en door het juiste inzicht in datgene wat rede lijkerwijs mogelijk is, te laten verloren gaan. Van hen wordt vasthoudendheid verwacht in het doorvoeren van de christelijke leer, meer vasthoudendheid en vertrouwen dan de tegenstanders jegens hun valse leerstellingen aan de dag'leggen. Indien de christelijke sociale leer zich sinds meer dan honderd jaren heeft ontwikkeld en vrucht heeft gedragen in de practische politiek van vele volkeren he laas niet van allen, dan heb ben zij die te laat zijn gekomen, thans geen reden om te klagen, dat het christendom op sociaal terrein een leemte laat, die vol gens hen moet worden aangevuld door een z.g. revolutie van het christelijk geweten. Deze leemte ligt niet in het christendom, maar in het denkvermogen van zijn aanklagers. Bij deze stand van zaken dient de christelijke politicus de vrede noch binnen noch bijgevolg bui ten het eigen land, wanneer hij de solide basis van de objectieve ervaring en van de heldere be ginselen verlaat, zich als het ware opwerpt als een begenadigd preker van een nieuwe sociale wereld en zodoende bijdraagt tot een steeds grotere verwarring der toch reeds besluiteloze geesten. Daaraan maakt eenieder zich schuldig, die meent te kunnen experimenteren met de sociale orde en hij vooral, die niet van plan is in alle rangen vóór alles het wettige gezag van de staat en de eerbiediging van de recht vaardige wetten te laten gelden. Men moet wellicht nog aantonen, dat een zwak gezag meer dan alle andere moeilijkheden het ge zag van de staat ondermijnt, en dat de zwakheid van een land de verzwakking van Europa bete kent en de algemene vrede in gevaar brengt? Men moet zich dus keren tegen de valse mening, dat een juiste overheersing van het gezag en van de wetten noodzakelijk de weg zou banen naar de tyrannic. Wij hebben enige jaren geleden bij deze zelfde gelegenheid (24 Dec. 1944), toen Wij over de de mocratie spraken, er op gewezen, dat in een democratische staat, zoals trouwens ie iedere goed geordende staat, het gezag echt en krachtig moet zijn. De demo cratie wil zonder twijfel het ideaal van de vrijheid verwezen lijken; maar ideaal is alleen die vrijheid, welke zich ver houdt van elke teugelloosheid, die vrijheid, welke met het bewustzijn van het eigendomsrecht, de eerbied voor de vrijheid, de waardigheid en het recht der anderen verenigt, en die van haar eigen verant woordelijkheid voor het algemeen welzijn overtuigd is. Natuurlijk kan deze ware democratie niet leven noch bloeien tenzij in een sfeer van eerbied jegens God en van onderhouding van Zijn gebo den, niet minder dan in die van christelijke saamhorigheid of broederlijke verbondenheid. Op deze wijze, dierbare zonen en dochters, zal het werk van de vrede, dat in de lichtglans van de nacht van Bethléhem werd be loofd, tenslotte voltooid worden met de goede wil van allen, maar het vangt aan in de volheid der waarheid, die de duisternis uit de geesten wegdrijft. Zoals bij de schepping in het begin het Woord was, en niet de dingen, niet hun wetten, niet hun macht en over vloed, zo moet ook bij de uit voering van de geheimnisvolle onderneming, die door de Schep per aan het mensdom werd toe vertrouwd, dat zelfde Woord, zijn waarheid, zijn liefde en zijn ge nade aan het begin worden ge plaatst; en eerst daarna de weten schap en de techniek. Deze orde hebben Wij U willen uiteenzetten en Wij sporen U aan haar krach tig te beschermen. Wij hebben de geschiedenis op onze zijde en gij weet, dat zij een goede leermees teres is. Toch schijnt het, dat ten aanzien van haar lessen, die genen, die ze niet begrijpen en bijgevolg geneigd zijn nieuwe avonturen te wagen, talrijker zijn dan de anderen, die het slacht offer worden van hun dwaasheid. Wij hebben gesproken in naam van deze slachtoffers, die nog wenen om nabije en ver afgele gen graven en die steeds weer moeten vrezen, dat andere wor den gedolven; die nog tussen de puinhopen wonen en reeds weer nieuwe verwoestingen in aantocht zien; die nog altijd als gevange nen en ontheemden wachten en reeds weer vrezen voor hun eigen vrijheid. Het gevaar is zo groot, dat wij van af de kribbe van de eeuwige Vorst des Vredes ern stige woorden hebben moeten be zigen, ook indien daardoor een nog heviger vrees zou kunnen worden gewekt. Doch men mag steeds vertrouwen, dat het met Gods genade een heilzame en vruchtbare vrees zal zijn, die ertoe moge leiden, dat de volkeren zich verenigen en aldus de hechte vrede wordt _gevestigd. Moge de Moeder Gods en Moe der der mensen, de Onbevlekte Maagd Maria, voor wier altaren de volkeren der aarde zich in dit jaar met bijzondere verering neerwerpen, deze Onze angsten en wensen aanhoren, opdat Zij haar moederlijke voorspraak plaatse tussen deze aarde en de troon van God. Met deze heilwens op de lippen en in het hart, verlenen Wij aan U allen, dierbare zonen en doch ters, aan Uw gezinnen en in het bijzonder aan de behoeftigen, aan de armen, aan de verdrukten, aan hen, die om hun trouw aan Christus en Zijn Kerk vervolging lijden uit het diepst van Ons hart Onze vaderlijke en apostolische zegen. Maandag 28 December: In 1932 zei de O.L. Vrouw van Beauraing: „Weldra zal het mijn laatste verschijning zijn" „De H. Maagd is de Moeder van God; derhalve is Zij ver verheven boven alle engelen, zelfs boven de serafijnen en cherubijnen. Zij is de Moe der van God; derhalve de zui verste en heiligste, zodat na God grotere zuiverheid niet kan worden gedacht. Zij is de Moeder van God; derhalve elk voorrecht dat ooit aan een heilige^ verleend werd, heeft Zij vóór allen ontvan gen." Cornelius a Lapide, in Mattheum, I, 6. Ter aarde bestelling Mr W. J. Berger Onder zeer grote belangstelling vooral van de zijde van de rech terlijke macht, is op de middag van Tweede Kerstdag op de R.K. Begraafplaats aan de Kerkhoflaan te 's Gravenhage ter aarde be steld het stoffelijk overschot van mr. W. J. Berger, oud-procureur- generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden. Tevoren was in de kerk aan het Stadhoudersplant soen een plechtige uitvaartdienst gehouden die werd bijgewoond o m. door de Pauselijke Internun tius Mgr. P. Giobbe. Op de be graafplaats werden o.m. opge merkt de Minister van Staat, Mr. J. R. H. van Schaik en de pre sident van de Hoge Raad, Dr. J. Donner.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noordhollands Dagblad : dagblad voor Alkmaar en omgeving | 1953 | | pagina 3