L953~
enings-BAL
BAL
Moordenaar stierf in krankzinnigengesticht
Het begon met een
simpele dagvaarding
DANSEN
iLOP
>ndagavond
Heemskerk
Rhythm Boys
S L.T.J.
ME
Itreffender
25 jaar geleden: ?/i afschuwelijk drama
Y BAKKENES
f
Groot
BAG 10 JANUARI
in
i v.h. 't Hoedje
te
Dirkshorn
anvang 3 uur
welkom. Gratis entree
;k „De Caballero's"
eefd aanbevelend
5. Hasselbekke
rhugowoard-Z.
>ndag 10 Jan. a.s. in
„De Zwoon"
Muziek:
.v. Ger Vreeling
Aanbevelend,
K. Evers
het Wapen van
ipgevoerd door
srking van het
norist Ber Rus-
vele anderen,
open 7.30 uur
I
gbaar bij de
zaal. Donateurs
eliswaar moet er
•ekening gehouden,
lar beurzen en ex-
ra de komende ja-
er zal kunnen ver-
mptomen daarvan
ste jaar reeds wor-
doch gezien de
■lling, welke thans
komende beurzen
it, meent de Ko-
irlandse Jaarbeurs
ir met vertrouwen
;moettreden.
IOOGKARSPEL
OCHIEFEEST
PEL Vanzelf
de parochie mor
en van het 25-j a-
)p de feestdag van
wordt op 'n waar
zilveren parochie-
Be dag begint met
H. Communie. De
»mis van 10 uur
<en door de eerste
hernieuwde paro-
L Konijn,
is de eerste recep-
•enigingsgebouw.
■n de genodigden
vordt het feestca-
en. Drie kwartier
le parochianen in
gesteld hun ge-
te bieden. Om 3
plechtig Sluitings-
atie en Te Deum.
mduren is er een
'erenigingsgebouw.
wordt er een her
feestrevue gege-
a nodig Dinsdag-
s. Dinsdag is het
kinderen. Natuur-
lgemene H. Com-
rgens is er 'n uit-
5 kinderen van de
1 le en 2e klassen
voor de andere
i.O.-school.
nen weten wat
I. Leesberg heeft
i weer de vlaggen
port viert
p IJselmeer
Het was gis
te van belang ach-
e Poortje waar de
telust kon schaat-
niet zo best. Ook
nen nog te veel.
Boerenvaart was
iwd. De plantsoen
eren ook reeds in
het HBS-terrein
non druk op de
vaarop men het
;en schaatsen, n.l.
izer IJsclub, was
et klaar, want de
p was nog druk
er het ijs te pom-
vater door een te
reeds wegliep,
de goede bedoe-
ijsclub, maar wij
van komen dat
„het rad" weer
it worden.
Zaterdag 9 Januari 1954
Pagina
IJJE WIJKSTRA schoot
vier politiemannen neer
De gelagkamer van het café, aan de Verlengde Hereweg te Groningen, was vrijwel
verlaten, toen de man bimienkwam. Terwijl de deur zich achter hem sloot streek hij
met de mouw van z'n jekker langs z'n voorhoofd, dat bezweet was, hoewel het bui
ten vroor. Hij kneep z'n ogen stijf dicht, opende ze weer en kt\ck om zich heen. De
ober, die tot dat moment verveeld kleedjes had recht getrokken, kwam naar hem
toe. „Sterke koffie", zei de man. „Ik voel me beroerd". Hij liet zieh in 'n stoel vallen
en begon met beverige handen 'u cigaret te draaien. Het papier scheurde en de ober
bood hem 'n cigaret aan. „Voelt U zich niet goed?". De man rookte gulzig. „Ik heb
gereden als 'n idioot. Ik had twee kerels in m 'n wagen en één daarvan was IJke Wijk
stra. Hij heeft vier agenten vermoord". De ober keek naar buiten naar de taxi, die
dwaas half voor de ingang geparkeerd stond. „Hebt U de politie gewaarschuwd?"
„Nee, daar heb ik nog geen tijd voor gehad. Ik voel me ziek". De ober haalde een
nieuwe kop koffie en ging naar de telefooncel. Het liep toen tegen 12 uur.
\\\m\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\TOV\\\\\\\\\\\\\\\\\\vs\\\\\w
Majoor H. STIEKEMA is een van de
twee rechercheurs, die de viervoudige
moordenaar IJje Wijkstra uit Groote
gast in Groningen arresteerden, nog'
geen 5 uur nadat deze zijn afschuwe
lijke misdrijven had uitgevoerd. Het
gebeurde nog maar 'n paar we
ken geleden, dat 'n jongen van
misschien 12 jaar z'n vriendje
op het huis in de Fruitstraat
attendeerde met de woorden:
„Kijk, daar woont de agent die
IJje Wijkstra arresteerde". Het
vriendje was zichtbaar geïmpo
neerd, en toch zijn er sinds die
18e Januari 25 jaren verstre
ken. Majoor Stiekema wei
gerde destijds z'n portret in
de kranten te laten afdruk
ken,, maar intussen is de
thans 73-jarige al lang ge-
pensionneerd, waarmee toen
malige bewaren blijken te zijn
vervallen. Men kan hem nog
dagelijks tegenkomen op z'n
ochtendwandeling, 'n kaarsrechte
figuur die z'n stok schijnbaar uit
sluitend als decoratie met zich mee
voert. Hij spreekt niet vaak over
IJje Wijkstra. Het geval is voor
hem 'n herinnering, zoals zijn lang
durige poiitie-loopbaan meer her
inneringen heeft opgeleverd. Maar
in de woonkamer hangt achter glas
de eervolle vermelding, die hem
evenals z'n inmiddels overleden collega
van der Woude door de toenmalige Mi
nister van Justitie werd verleend. De tekst
ervan luidt:
„DE MINISTER VAN JUSTITIE
„tfesluit:
„zijne bijzondere tevredenheid te betuigen
„aan H. L. J. S. STIEKEMA, Majoor-Rechercheur van Politie te
„Groningen, wegens zijn flink en doortastend optreden bij de
„arrestatie op 28 Januari 1929 van den moordenaar van twee
„Rijksveldwachters en twee gemeenteveldwachters uit de ge
beente Grootegast.
„Hiervan geschiedt eervolle vermelding in het Algemeen Politie
blad".
's-Gravenhage, den 6 Februari 1929.
De minister voornoemd,
w.g. DONNER.
Majoor Kolle van de Rijkspoli
tie te Zuidhorn zat met het geval
in z'n maag. Aaltje van der Tuin
was gedagvaard om zich in Gro
ningen voor de Reohter-Commis-
-aris te verantwoorden, omdat ze
haar kinderen in de steek gelaten
had. Iedereen wist dat Hendrik
Wobbes, waarmee ze getrouwd
was, in Groningen in de gevan
genis zat en dat IJje Wijkstra
haar bij zich in huis genomen
had. Veldwachter H. Hoving van
Opende had de dagvaarding aan
de vrouw overhandigd en gezegd,
dat hij „wel opdracht kon krij
gen om haar te halen", wanneer
ze niet vrijwillig verscheen. IJje
Wijkstra was bij dit gesprek aan
wezig, maar had er zich verder
niet mee bemoeid.
Op z'n bureau lag het bevel
tot arrestatie van Aaltje van der
Tuin en Majoor Kolle voorzag
moeilijkheden. Hij kende IJje
Wijkstra en z'n ongunstige repu
tatie. Hij scharrelde met 'n har
monica langs de huizen en was
verder herhaaldelijk betrapt op
stroperjj. IJje Wijkstra was ook
'n uitstekend schutter. Er circu
leerden verhalen dat hij 'n aard
appel omhoog gooide en er op
schoot, zonder ooit te missen.
Wie moest Aaltje van der Tuin
arresteren? Majoor Kolle dacht
er lang over na. Toen nam hij
een besluit; 4 man zouden er mee
belast worden. Het waren M. van
der Molen, chef Gemeenteveld
wachter van Grootegast, A.
Meijer, Gemeenteveldwachter van
Opende, H. H. Hoving, Rijksveld
wachter te Opende en J. Werk
man, Rijksveldwachter te Sebal-
deburen.
Op 18 Januari van het jaar
'929, 's morgens om 7 uur, ston
den de vier mannen voor de
woning van IJje Wijkstra. Het
was koud en het huis lag half
verscholen in de sneeuw. De
voordeur was met 'n hangslot
gesloten. Van der Molen klopte
tegen het raam en riep: „Politie
om^Aaltje van der Tuin te ha
len". De vier politiemannen
wachtten af. maar voorlopig kwa
men er geen reacties.
Met pistool en karabijn
IJje Wijkstra had het geroep
wel gehoord. Hij stond op en ging
naar de voorkamer. Door het zij
raam zag hij, dat er twee man
nen in uniform voor de deur
stonden en verderop nog twee.
Een van hen herkende hij als
van der Molen. De veldwachters
zagen hem staan en IJje Wijk
stra riep, dat hij met Aaltje zou
overleggen. Van der Molen knik
te. IJje Wijkstra overlegde ge
ruime tijd met de vrouw wat hen
te doen stond. Aaltje maakte
hem duidelijk, dat ze weinig zin
had om met de veldwachters mee
te gaan, en tenslotte zei Wijkstra:
„Blijf dan maar. Ik zal de deur
vasthouden, dan gaan ze wel
weer weg".
Be politiemannen stonden in
tussen nog steeds te wachten en
toen het hen te lang duurde, rie-
Pen ze, dat ze de deur zouden
forceren wanneer Aaltje niet
gauw naar buiten kwam. Het was
inmiddels kwart na acht gewor
den. IJje Wijkstra zag dat de
onderkant van de deur naar bin
nen boog; de veldwachters pro
beerden de toegang te forceren.
Hij liep naar een kast in de voor
hamer en nam daaruit een auto
matisch pistool. Het wapen was
met acht scherpe patronen gela
den; zeven in het magazijn, één
in de kamer. Met het wapen in
de hand liep hij terug naar de
voordeur. Door 'n kier tussen de
bovenkant van de deur en het
kozijn zag hij het hoofd van Van
der Molen en iets verder de veld
wachter Meijer. Wijkstra vuurde
verschillende schoten af en trok
zich vervolgens in de kamer te
rug, zonder te zien of zijn scho
ten doel getroffen hadden.
Hij legde het pistool op een
schaafbank en haalde uit de kast
'n karabijn te voorschijn, welke
was geladen met vijf scherpe pa
tronen. Wijkstra verliet het huis
door de achterdeur en liep langs
de Zindelijke gevel naar de voor
kant. Vijf meter van hem af, op
de Noord-Oostelijke hoek van het
huis, stond Hoving. Wijkstra
richtte de karabijn en schoot.
Hoving verdween om de hoek
van het huis. Wijkstra liet het
wapen zakken en keek om zich
heen. Voor de deur lag het
lichaam van Van der Molen. La
ter bleek de man getroffen te zijn
in de benen, de buik en het
hoofd. Toen de moordenaar op
keek, zag hij Meijer weghollen in
GRONINGEN. Op 18
Januari a.s. is het precies 25
jaar geleden, dat IJje Wijk
stra in Grootegast vier poli
tiemannen vermoordde. De
namen van de slachtoffers
staan gegraveerd in een
steen, welke in de hal van
het Raadhuis te Grootegast
is aangebracht. Twee van
hen werden op „Esserveld"
te Groningen begraven; de
beide anderen zijn in Groote
gast ter aarde besteld. De
tragische gebeurtenis ver
wekte destijds grote beroe
ring. Uit alle delen van het
land kwamen de bewijzen
van deelneming met de na
bestaanden binnen. Er vorm
de zich spontaan een comité,
dat zich ten doel stelde de
weduwen en de wezen te
steunen. Binnen enkele da
gen was door giften uit het
gehele land een bedrag van
bijna f 50.000.bij elkaar
gebracht. De begrafenissen
trokken een enorme belang
stelling. Uit Rotterdam kwam
'n politiemuziekcorps van 70
man naar Groningen; in
Grootegast konden de vele
genodigden met moeite het
kerkhof bereiken, omdat de
wegen waren overstroomd
door belangstellenden. Er
was geen politiecorps in Ne
derland dat zich niet door
een deputatie liet vertegen
woordigen.
IJje Wijkstra werd door
de rechtbank te Groningen
veroordeeld wegens moord
tot levenslange gevangenis
straf. In hoger beroep werd
te Leeuwarden uitgemaakt
dat de tenlastelegging
„moord" niet houdbaar was.
Het vonnis werd gewijzigd in
20 jaar gevangenisstraf we
gens doodslag. IJje Wijkstra
werd in de strafgevangenis
te Leeuwarden opgesloten.
Vijf jaar later werd hij naar
het krankzinnigengesticht te
Woensel bij Eindhoven over
gebracht, waar hij in de be
zettingsjaren is overleden.
de richting van de sloot voor
langs het huis, waarschijnlijk om
dekking te zoeken. Wijkstra
schoot van een afstand van on
geveer 15 meter en Meijer zakte
in elkaar en rolde op het ijs, dat
het water in de sloot bedekte.
Wijkstra liep terug naar de
achterzijde van het huis, maar
juist toen hij binnen wilde gaan,
zag hij Werkman op enige af
stand achter het huis. Werkman
werd het vierde slachtoffer, want
later b-leek dat Hoving eveneens
dodelijk getroffen was. Daarmee
was het drama echter nog niet
afgelopen.
zuidgevel naar voren bewoog, zag
hij dat het pistool van Meijer op
hem gericht was. De jager IJje
Wijkstra was hem voor; hij trof
de veldwachter opnieuw, nog
voordat deze op hem had kun
nen vuren. Toen haalde hij een
mes uit z'n zak en begon daar
mee als 'n woesteling het lichaam
van de veldwachter te bewerken.
In z'n razernij wierp hij zich ver
volgens op het lijk van Van der
Molen, dat nog steeds voor de
deur lag uitgestrekt, en maakte
met z'n mes afschuwelijke ver
wondingen in de hals.
Tenslotte stak hij het huis in
hem uit de gesprekken duidelijk
wat er was voorgevallen. Vanaf
dat moment werd hij beheerst
door slechts één gedachte: rijden
en zien dat je die vracht zo
gauw mogelijk kwijt raakt. Hij
trapte het gaspedaal op de vloer
en haalde uit de wagen wat er
in zat.
Het was hem of z'n hart stil
stond, toen hij plotseling een
marechaussee ontwaarde, die
midden op de weg met z'n armen
stond te zwaaien. Hij stopte. IJje
Wijkstra liet z'n hand in z'n zak
Van het gevecht was, behalve
Aaltje van der Tuin, waarschijn
lijk niemand getuige geweest,
maar IJje Wijkstra begreep, dat
hij niet in het huis kon blijven.
Hij verliet het huis door de
achterdeur, nog steeds gewapend
met de karabijn. In de sloot voor.
het huis lag kreunend van pijn
de veldwachter Meijer. Deze zag,
hoe IJje Wijkstra hem rakelings
passeerde en trok z'n pistool. Er
klonken snel achter elkaar drie
schoten. IJje Wijkstra voelde
even 'n felle pijn in z'n been en
in z'n hand. Hij draaide zich om,
keek speurend om zich heen en
zag waar het vuren vandaan
kwam. Toen besloot hij z'n gru
welijk werk te voltooien met het
vermoorden van zijn laatste te
genstander. Hij maakte een wijde
boog over de akkers rondom het
huis, en herlaadde onderweg de
karabijn. Tenslotte bereikte hij
de achterkant van het huis en
toen hij zich voorzichtig langs de
brand en begaf zich op weg naar
'n kennis, een zekere Hut, in 'n
naburig gehucht. Hij had z'n
pistool en 45 patronen bij zich.
De vlucht naar
Groningen
Hut was thuis. Wijkstra ver
telde hem het hele drama van
A tot Z en riep opgewonden: „Er
gaan er meer". Het gelukte Hut
hem te kalmeren. „Je moet naar
'n dokter", zei hij. „Je bent
gewond". Samen gingen ze naar
de plaatselijke arts, maar die
bleek niet thuis te zijn. Onge
veer 'n jaar tevoren was Wijk
stra in het Katholieke zieken
huis te Groningen opgenomen
geweest voor 'n blinde darm
operatie. „Laten we daar heen
gaan", stelae hij voor. „Ik ben
daar goed bekend".
Ze huurden 'n taxi en reden
naar Groningen. De chauffeur
wist niet dat hij 'n moordenaar
vervoerde, maar onderweg werd
glijden, maar bleef verder stil
in de wagen zitten.
„Mag ik Uw papieren zien?",
vroeg de marechaussee. De
chauffeur gaf ze hem. „In orde",
zei de marechaussee. „Gaat Uw
gang. Het is glad op de weg".
Toen hij even later op het post
huis in Marum terugkeerde,
hoorde hij wat er gebeurd was.
Het moet tussen twaalf en
half een geweest zijn, dat de
wagen bij het ziekenhuis arri
veerde. Wijkstra en z'n metgezel
gingen direct naar binnen; de
chauffeur reed door naar het
dichtstbijzijnde café. Hij wist
toen nog niet, dat de eerste be
richten omtrent het drama de
Groninger politie bereikt had
den. Men wist de naam van de
moordenaar, en reeds voor half
elf die ochtend zwierven twee
rechercheurs van het ene loge
ment naar het andere, op zoek
naar IJje Wijkstra. Het was 'n
zoeken in het donker, want het
signalement van de man was op
dat moment nog niet bekend.
IJje Wijkstra had pech; in het
ziekenhuis was geen enkele
dokter aanwezig. „Ik kan U wel
verbinden", zei de dienstdoende
zuster, „maar daarmee bent U
niet geholpen. Gaat U direct
naar het Academisch Zieken
huis". Wijikstra beslcot die raad
op te volgen. Naarmate z'n op
gewonden stemming zakte, werd
hij zich de pijn steeds meer
bewust. De wonden schrijnden
en het viel hem moeilijk nor
maal te lopen. Samen rrj^t Hut
verliet hij het ziekenhuis. Ze
liepen over de Hereweg, in de
richting van bet Centrum. De
politie had toen juist de draad
m handen gekregen, die zou
leiden tot de arrestatie van IJje
Wijkstra.
Jacht op de
moordenaar
De klok van de Martini sloeg
half elf, toen majoor-rechercheur
H. Stiekema stipt als altijd
op het hoofdbureau van
politie arriveerde om z'n dag
dienst te beginnen. Hij trof alles
in rep en roer. De portier
zwaaide met z'n armen en riep,
dat hij zich direct bij de in
specteur moest vervoegen.
„Het gaat om 'n zekere IJje
Wijkstra", zei de inspecteur. „Hij
heeft in Grootegast vier veld
wachters neergeschoten en is nu
voortvluchtig. Hij zou 'n vrouw
bij zich hebben. Twee man zijn
in de stad op zoek; ga jij naar
het station. Misschien hebben ze
de trein genomen".
„Hoe zien ze er uit?", infor
meerde Stiekema.
„Weet ik niet. Ga maar naar
het station, zodra ik meer ge
gevens heb, stuur ik wel iemand
achter je aan".
Een minuut later botste ma
joor-rechercheur Stiekema, paJ
onder de Martinitoren tegen z'n
collega Lameijer.
„Ik ga met je mee", zei
majoor-rechercheur Lameijer,
„maar dat station lijkt me niks.
Ik stel me voor dat er zeker hon
derd mannen met, vrouwen bij
zich te vinden zijn, maar wie is
dan IJje Wijkstra. We moeten
'n signalement hebben."
Stiekema dacht na. „Het is
Vrijdag vandaag", zei hij toen.
„Op de Vismarkt staan allerlei
boderijders uit de provincie en
allicht ook iemand uit Groote
gast. Kom mee."
Op de Vismarkt stonden tien
tallen bodewagens. Oude wagens
en nieuwe wagens en allemaal
met duidelijke letters de plaats
van herkomst er op vermeld. Er
was er één uit Grootegast. De
chauffeur stond in de laadbak te
rommelen. „Ooit gehoord van
IJje Wijkstra?", vroeg recher
cheur Stiekema.
„Jawel", zei de man, en hij
schoof z'n pet naar achteren.
„Maar ik heb hem nog nooit ge
zien. Moet U hem hebben?"
„Politie", zei rechercheur Stie
kema.
De chauffeur dacht diep na.
„Wacht", zei hij tenslotte. „Er
gaat net 'n man bij me weg en
die kent hem heel goed. Die
kant op." En hij wees in de
riohting van de A-kerk.
„Meekomen en aanwijzen",
zeiden de politiemannen. In de
A-straat- hadden ze de man in
gehaald.
„IJje Wijkstra? Nou en of!"
Hij gaf het signalement, dat IJje
Wiikstra noodlottig ?ou worden.
De rechercheurs Stiekema en
Lameijer gingen niet naar het
station, zoals hen was opgedragen.
In plaats daarvan keerden ze te
rug naar het bureau, met de be
doeling het signalement door te
geven, opdat nog meer politie op
het spoor gezet kon worden.
Juist toen ze binnenkwamen be
ëindigde de inspecteur 'n kort
telefoongesprek. Hij knikte te
vreden tegen de bedde recher
cheurs, en zei: „Niks station. IJje
Wijikstra is in het Roomse zieken
huis". De rechercheurs waren al
haast de voordeur uit.
In de stad liepen de mensen
te hoop. „Heb je het al gehoord?
In Grootegast zijn vier agenten
doodgeschoten". IJje Wijkstra
wandelde toen in de buuri van
het Sterrebos, halverwege het zie
kenhuis en de Herebrug. Hij pro
beerde normaal te lopen, hoewel
de kou pijn deed aan z'n wonden.
„Als ik zeg stop.
De bestuurder van lijn 1 trapte
geïrriteerd 'n paar maal op de
bel, teneinde de twee mannen,
die midden over de Grote Markt
kwamen aanhollen, tot nog groter
spoed aan te zetten. De mannen
sprongen op het voorbalcon en de
tram voor de ricnting Helpman
zette zich in beweging.
„Politie", zei rechercheur Stie
kema. „Als ilk zeg „Stop" dan
stop je".
„Dan stop ik", zei de bestuur
der, terwijl hij verbaasd naar de
politiepenning staarde.
De tram schoof de markt over,
scharrelde door de Gellkingestraat
en begon moeizaam aan de bocht
naar het Zuiderdiep.
„Stop", zei rechercheur Stieke
ma en vrijwel gelijktijdig werden
de luspassagiers me' 'n schok naar
achteren gewörpen
Op het trottoir, naast de tram,
liepen twee mannen. De recher
cheurs riepen iets en de mannen
keken op. Toen klommen ze eveni-
eens op het voorbalcon en de re
chercheurs gaven de ietwat ge
schrokken bestuurder 'n teken dat
hij door kon rijden.
„Geen spoor gevonden natuur
lijk", veronderstelde Lameijer
„Nee", zeiden de mannen", „we
hebben alle logementen gehad,
maar er is geen mens die ooit van
IJje Wijkstra heef; gehoord."
„Dat klopt wel", zei Stiekema.
„Hij is naar het Katholieke Zie
kenhuis gegaan. Opletten, want
misschien is hij alweer onder
weg".
De tram schommelde verder en
reed de Herestraat in. Geen van
de vier mannen voelde zich erg
op z'n gemak. Ze hadden allemaal
de zelfde gedachten. „Vier of vijf
maakt voor zo'n moordenaar wei
nig verschil". Ze staarden aam
dachtig naar de trottoirs. Het was
druk; het liep tegen kwart voor
één en de meeste mensen keerden
terug naar bun werk. De bestuur
der keek af en toe vragend opzij,
maar de rechercheurs zwegen. De
tram schoof rammelend over de
Herebrug, en er gebeurde niets.
De arrestatie
„Stop!", zei rechercheur Stie
kema. 'De' tram was amechtig te
gen het vrij steile viaduct opge
kropen en juist aan een vrij snelle
afdaling begonnen. Terwijl de
verbouwereerde passagiers zich
afvroegen wat dat onverwachte
stoppen te betekenen kon hebben,
knikte Stiekema zwijgend naar
links. Op het trottoir liepen twee
mannen. Ze gingen de tram voor
bij en wandelden kalm over het
viaduct. „Jullie gaan door naar
het ziekenhuis want misschien
vergis ik me.", terwijl hij de twel
figuren op het viaduct naoogde.
„Maar ik geloof dat die linkse
IJje Wijikstra is".
Hij sprong van de tram, ge
volgd door zijn coiiega van der
Woude, die aan de speurtocht
langs de logementen had deelge
nomen. De tram zette zich weer
in beweging. De twee wandelaars
liepen ergens tussen het viaduct
en de enkele tientallen meters
verder gelegen Herebrug. De re
chercheurs Stiekema en van der
Woude zetten er de pas in. Het
was duidelijk, dat aun prooi zich
niet van de achtervolging bewust
was.
De rest was 'n kwestie van se
conden. De laatste meters legden
de rechercheurs op hun tenen af.
Vlak voor de Herebrug hadden ze
i de beide mannen ingehaald. Toen
grepen ze gelijktijdig de linkse fi
guur bij de armen. De man keek
op. „Jij bent IJje Wijkstra", zei
rechercheur Stiekema. „Ja", zei
j IJje Wijkstra en toen had hij de
I handboeien al om