L953~ enings-BAL BAL Moordenaar stierf in krankzinnigengesticht Het begon met een simpele dagvaarding DANSEN iLOP >ndagavond Heemskerk Rhythm Boys S L.T.J. ME Itreffender 25 jaar geleden: ?/i afschuwelijk drama Y BAKKENES f Groot BAG 10 JANUARI in i v.h. 't Hoedje te Dirkshorn anvang 3 uur welkom. Gratis entree ;k „De Caballero's" eefd aanbevelend 5. Hasselbekke rhugowoard-Z. >ndag 10 Jan. a.s. in „De Zwoon" Muziek: .v. Ger Vreeling Aanbevelend, K. Evers het Wapen van ipgevoerd door srking van het norist Ber Rus- vele anderen, open 7.30 uur I gbaar bij de zaal. Donateurs eliswaar moet er •ekening gehouden, lar beurzen en ex- ra de komende ja- er zal kunnen ver- mptomen daarvan ste jaar reeds wor- doch gezien de ■lling, welke thans komende beurzen it, meent de Ko- irlandse Jaarbeurs ir met vertrouwen ;moettreden. IOOGKARSPEL OCHIEFEEST PEL Vanzelf de parochie mor en van het 25-j a- )p de feestdag van wordt op 'n waar zilveren parochie- Be dag begint met H. Communie. De »mis van 10 uur <en door de eerste hernieuwde paro- L Konijn, is de eerste recep- •enigingsgebouw. ■n de genodigden vordt het feestca- en. Drie kwartier le parochianen in gesteld hun ge- te bieden. Om 3 plechtig Sluitings- atie en Te Deum. mduren is er een 'erenigingsgebouw. wordt er een her feestrevue gege- a nodig Dinsdag- s. Dinsdag is het kinderen. Natuur- lgemene H. Com- rgens is er 'n uit- 5 kinderen van de 1 le en 2e klassen voor de andere i.O.-school. nen weten wat I. Leesberg heeft i weer de vlaggen port viert p IJselmeer Het was gis te van belang ach- e Poortje waar de telust kon schaat- niet zo best. Ook nen nog te veel. Boerenvaart was iwd. De plantsoen eren ook reeds in het HBS-terrein non druk op de vaarop men het ;en schaatsen, n.l. izer IJsclub, was et klaar, want de p was nog druk er het ijs te pom- vater door een te reeds wegliep, de goede bedoe- ijsclub, maar wij van komen dat „het rad" weer it worden. Zaterdag 9 Januari 1954 Pagina IJJE WIJKSTRA schoot vier politiemannen neer De gelagkamer van het café, aan de Verlengde Hereweg te Groningen, was vrijwel verlaten, toen de man bimienkwam. Terwijl de deur zich achter hem sloot streek hij met de mouw van z'n jekker langs z'n voorhoofd, dat bezweet was, hoewel het bui ten vroor. Hij kneep z'n ogen stijf dicht, opende ze weer en kt\ck om zich heen. De ober, die tot dat moment verveeld kleedjes had recht getrokken, kwam naar hem toe. „Sterke koffie", zei de man. „Ik voel me beroerd". Hij liet zieh in 'n stoel vallen en begon met beverige handen 'u cigaret te draaien. Het papier scheurde en de ober bood hem 'n cigaret aan. „Voelt U zich niet goed?". De man rookte gulzig. „Ik heb gereden als 'n idioot. Ik had twee kerels in m 'n wagen en één daarvan was IJke Wijk stra. Hij heeft vier agenten vermoord". De ober keek naar buiten naar de taxi, die dwaas half voor de ingang geparkeerd stond. „Hebt U de politie gewaarschuwd?" „Nee, daar heb ik nog geen tijd voor gehad. Ik voel me ziek". De ober haalde een nieuwe kop koffie en ging naar de telefooncel. Het liep toen tegen 12 uur. \\\m\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\TOV\\\\\\\\\\\\\\\\\\vs\\\\\w Majoor H. STIEKEMA is een van de twee rechercheurs, die de viervoudige moordenaar IJje Wijkstra uit Groote gast in Groningen arresteerden, nog' geen 5 uur nadat deze zijn afschuwe lijke misdrijven had uitgevoerd. Het gebeurde nog maar 'n paar we ken geleden, dat 'n jongen van misschien 12 jaar z'n vriendje op het huis in de Fruitstraat attendeerde met de woorden: „Kijk, daar woont de agent die IJje Wijkstra arresteerde". Het vriendje was zichtbaar geïmpo neerd, en toch zijn er sinds die 18e Januari 25 jaren verstre ken. Majoor Stiekema wei gerde destijds z'n portret in de kranten te laten afdruk ken,, maar intussen is de thans 73-jarige al lang ge- pensionneerd, waarmee toen malige bewaren blijken te zijn vervallen. Men kan hem nog dagelijks tegenkomen op z'n ochtendwandeling, 'n kaarsrechte figuur die z'n stok schijnbaar uit sluitend als decoratie met zich mee voert. Hij spreekt niet vaak over IJje Wijkstra. Het geval is voor hem 'n herinnering, zoals zijn lang durige poiitie-loopbaan meer her inneringen heeft opgeleverd. Maar in de woonkamer hangt achter glas de eervolle vermelding, die hem evenals z'n inmiddels overleden collega van der Woude door de toenmalige Mi nister van Justitie werd verleend. De tekst ervan luidt: „DE MINISTER VAN JUSTITIE „tfesluit: „zijne bijzondere tevredenheid te betuigen „aan H. L. J. S. STIEKEMA, Majoor-Rechercheur van Politie te „Groningen, wegens zijn flink en doortastend optreden bij de „arrestatie op 28 Januari 1929 van den moordenaar van twee „Rijksveldwachters en twee gemeenteveldwachters uit de ge beente Grootegast. „Hiervan geschiedt eervolle vermelding in het Algemeen Politie blad". 's-Gravenhage, den 6 Februari 1929. De minister voornoemd, w.g. DONNER. Majoor Kolle van de Rijkspoli tie te Zuidhorn zat met het geval in z'n maag. Aaltje van der Tuin was gedagvaard om zich in Gro ningen voor de Reohter-Commis- -aris te verantwoorden, omdat ze haar kinderen in de steek gelaten had. Iedereen wist dat Hendrik Wobbes, waarmee ze getrouwd was, in Groningen in de gevan genis zat en dat IJje Wijkstra haar bij zich in huis genomen had. Veldwachter H. Hoving van Opende had de dagvaarding aan de vrouw overhandigd en gezegd, dat hij „wel opdracht kon krij gen om haar te halen", wanneer ze niet vrijwillig verscheen. IJje Wijkstra was bij dit gesprek aan wezig, maar had er zich verder niet mee bemoeid. Op z'n bureau lag het bevel tot arrestatie van Aaltje van der Tuin en Majoor Kolle voorzag moeilijkheden. Hij kende IJje Wijkstra en z'n ongunstige repu tatie. Hij scharrelde met 'n har monica langs de huizen en was verder herhaaldelijk betrapt op stroperjj. IJje Wijkstra was ook 'n uitstekend schutter. Er circu leerden verhalen dat hij 'n aard appel omhoog gooide en er op schoot, zonder ooit te missen. Wie moest Aaltje van der Tuin arresteren? Majoor Kolle dacht er lang over na. Toen nam hij een besluit; 4 man zouden er mee belast worden. Het waren M. van der Molen, chef Gemeenteveld wachter van Grootegast, A. Meijer, Gemeenteveldwachter van Opende, H. H. Hoving, Rijksveld wachter te Opende en J. Werk man, Rijksveldwachter te Sebal- deburen. Op 18 Januari van het jaar '929, 's morgens om 7 uur, ston den de vier mannen voor de woning van IJje Wijkstra. Het was koud en het huis lag half verscholen in de sneeuw. De voordeur was met 'n hangslot gesloten. Van der Molen klopte tegen het raam en riep: „Politie om^Aaltje van der Tuin te ha len". De vier politiemannen wachtten af. maar voorlopig kwa men er geen reacties. Met pistool en karabijn IJje Wijkstra had het geroep wel gehoord. Hij stond op en ging naar de voorkamer. Door het zij raam zag hij, dat er twee man nen in uniform voor de deur stonden en verderop nog twee. Een van hen herkende hij als van der Molen. De veldwachters zagen hem staan en IJje Wijk stra riep, dat hij met Aaltje zou overleggen. Van der Molen knik te. IJje Wijkstra overlegde ge ruime tijd met de vrouw wat hen te doen stond. Aaltje maakte hem duidelijk, dat ze weinig zin had om met de veldwachters mee te gaan, en tenslotte zei Wijkstra: „Blijf dan maar. Ik zal de deur vasthouden, dan gaan ze wel weer weg". Be politiemannen stonden in tussen nog steeds te wachten en toen het hen te lang duurde, rie- Pen ze, dat ze de deur zouden forceren wanneer Aaltje niet gauw naar buiten kwam. Het was inmiddels kwart na acht gewor den. IJje Wijkstra zag dat de onderkant van de deur naar bin nen boog; de veldwachters pro beerden de toegang te forceren. Hij liep naar een kast in de voor hamer en nam daaruit een auto matisch pistool. Het wapen was met acht scherpe patronen gela den; zeven in het magazijn, één in de kamer. Met het wapen in de hand liep hij terug naar de voordeur. Door 'n kier tussen de bovenkant van de deur en het kozijn zag hij het hoofd van Van der Molen en iets verder de veld wachter Meijer. Wijkstra vuurde verschillende schoten af en trok zich vervolgens in de kamer te rug, zonder te zien of zijn scho ten doel getroffen hadden. Hij legde het pistool op een schaafbank en haalde uit de kast 'n karabijn te voorschijn, welke was geladen met vijf scherpe pa tronen. Wijkstra verliet het huis door de achterdeur en liep langs de Zindelijke gevel naar de voor kant. Vijf meter van hem af, op de Noord-Oostelijke hoek van het huis, stond Hoving. Wijkstra richtte de karabijn en schoot. Hoving verdween om de hoek van het huis. Wijkstra liet het wapen zakken en keek om zich heen. Voor de deur lag het lichaam van Van der Molen. La ter bleek de man getroffen te zijn in de benen, de buik en het hoofd. Toen de moordenaar op keek, zag hij Meijer weghollen in GRONINGEN. Op 18 Januari a.s. is het precies 25 jaar geleden, dat IJje Wijk stra in Grootegast vier poli tiemannen vermoordde. De namen van de slachtoffers staan gegraveerd in een steen, welke in de hal van het Raadhuis te Grootegast is aangebracht. Twee van hen werden op „Esserveld" te Groningen begraven; de beide anderen zijn in Groote gast ter aarde besteld. De tragische gebeurtenis ver wekte destijds grote beroe ring. Uit alle delen van het land kwamen de bewijzen van deelneming met de na bestaanden binnen. Er vorm de zich spontaan een comité, dat zich ten doel stelde de weduwen en de wezen te steunen. Binnen enkele da gen was door giften uit het gehele land een bedrag van bijna f 50.000.bij elkaar gebracht. De begrafenissen trokken een enorme belang stelling. Uit Rotterdam kwam 'n politiemuziekcorps van 70 man naar Groningen; in Grootegast konden de vele genodigden met moeite het kerkhof bereiken, omdat de wegen waren overstroomd door belangstellenden. Er was geen politiecorps in Ne derland dat zich niet door een deputatie liet vertegen woordigen. IJje Wijkstra werd door de rechtbank te Groningen veroordeeld wegens moord tot levenslange gevangenis straf. In hoger beroep werd te Leeuwarden uitgemaakt dat de tenlastelegging „moord" niet houdbaar was. Het vonnis werd gewijzigd in 20 jaar gevangenisstraf we gens doodslag. IJje Wijkstra werd in de strafgevangenis te Leeuwarden opgesloten. Vijf jaar later werd hij naar het krankzinnigengesticht te Woensel bij Eindhoven over gebracht, waar hij in de be zettingsjaren is overleden. de richting van de sloot voor langs het huis, waarschijnlijk om dekking te zoeken. Wijkstra schoot van een afstand van on geveer 15 meter en Meijer zakte in elkaar en rolde op het ijs, dat het water in de sloot bedekte. Wijkstra liep terug naar de achterzijde van het huis, maar juist toen hij binnen wilde gaan, zag hij Werkman op enige af stand achter het huis. Werkman werd het vierde slachtoffer, want later b-leek dat Hoving eveneens dodelijk getroffen was. Daarmee was het drama echter nog niet afgelopen. zuidgevel naar voren bewoog, zag hij dat het pistool van Meijer op hem gericht was. De jager IJje Wijkstra was hem voor; hij trof de veldwachter opnieuw, nog voordat deze op hem had kun nen vuren. Toen haalde hij een mes uit z'n zak en begon daar mee als 'n woesteling het lichaam van de veldwachter te bewerken. In z'n razernij wierp hij zich ver volgens op het lijk van Van der Molen, dat nog steeds voor de deur lag uitgestrekt, en maakte met z'n mes afschuwelijke ver wondingen in de hals. Tenslotte stak hij het huis in hem uit de gesprekken duidelijk wat er was voorgevallen. Vanaf dat moment werd hij beheerst door slechts één gedachte: rijden en zien dat je die vracht zo gauw mogelijk kwijt raakt. Hij trapte het gaspedaal op de vloer en haalde uit de wagen wat er in zat. Het was hem of z'n hart stil stond, toen hij plotseling een marechaussee ontwaarde, die midden op de weg met z'n armen stond te zwaaien. Hij stopte. IJje Wijkstra liet z'n hand in z'n zak Van het gevecht was, behalve Aaltje van der Tuin, waarschijn lijk niemand getuige geweest, maar IJje Wijkstra begreep, dat hij niet in het huis kon blijven. Hij verliet het huis door de achterdeur, nog steeds gewapend met de karabijn. In de sloot voor. het huis lag kreunend van pijn de veldwachter Meijer. Deze zag, hoe IJje Wijkstra hem rakelings passeerde en trok z'n pistool. Er klonken snel achter elkaar drie schoten. IJje Wijkstra voelde even 'n felle pijn in z'n been en in z'n hand. Hij draaide zich om, keek speurend om zich heen en zag waar het vuren vandaan kwam. Toen besloot hij z'n gru welijk werk te voltooien met het vermoorden van zijn laatste te genstander. Hij maakte een wijde boog over de akkers rondom het huis, en herlaadde onderweg de karabijn. Tenslotte bereikte hij de achterkant van het huis en toen hij zich voorzichtig langs de brand en begaf zich op weg naar 'n kennis, een zekere Hut, in 'n naburig gehucht. Hij had z'n pistool en 45 patronen bij zich. De vlucht naar Groningen Hut was thuis. Wijkstra ver telde hem het hele drama van A tot Z en riep opgewonden: „Er gaan er meer". Het gelukte Hut hem te kalmeren. „Je moet naar 'n dokter", zei hij. „Je bent gewond". Samen gingen ze naar de plaatselijke arts, maar die bleek niet thuis te zijn. Onge veer 'n jaar tevoren was Wijk stra in het Katholieke zieken huis te Groningen opgenomen geweest voor 'n blinde darm operatie. „Laten we daar heen gaan", stelae hij voor. „Ik ben daar goed bekend". Ze huurden 'n taxi en reden naar Groningen. De chauffeur wist niet dat hij 'n moordenaar vervoerde, maar onderweg werd glijden, maar bleef verder stil in de wagen zitten. „Mag ik Uw papieren zien?", vroeg de marechaussee. De chauffeur gaf ze hem. „In orde", zei de marechaussee. „Gaat Uw gang. Het is glad op de weg". Toen hij even later op het post huis in Marum terugkeerde, hoorde hij wat er gebeurd was. Het moet tussen twaalf en half een geweest zijn, dat de wagen bij het ziekenhuis arri veerde. Wijkstra en z'n metgezel gingen direct naar binnen; de chauffeur reed door naar het dichtstbijzijnde café. Hij wist toen nog niet, dat de eerste be richten omtrent het drama de Groninger politie bereikt had den. Men wist de naam van de moordenaar, en reeds voor half elf die ochtend zwierven twee rechercheurs van het ene loge ment naar het andere, op zoek naar IJje Wijkstra. Het was 'n zoeken in het donker, want het signalement van de man was op dat moment nog niet bekend. IJje Wijkstra had pech; in het ziekenhuis was geen enkele dokter aanwezig. „Ik kan U wel verbinden", zei de dienstdoende zuster, „maar daarmee bent U niet geholpen. Gaat U direct naar het Academisch Zieken huis". Wijikstra beslcot die raad op te volgen. Naarmate z'n op gewonden stemming zakte, werd hij zich de pijn steeds meer bewust. De wonden schrijnden en het viel hem moeilijk nor maal te lopen. Samen rrj^t Hut verliet hij het ziekenhuis. Ze liepen over de Hereweg, in de richting van bet Centrum. De politie had toen juist de draad m handen gekregen, die zou leiden tot de arrestatie van IJje Wijkstra. Jacht op de moordenaar De klok van de Martini sloeg half elf, toen majoor-rechercheur H. Stiekema stipt als altijd op het hoofdbureau van politie arriveerde om z'n dag dienst te beginnen. Hij trof alles in rep en roer. De portier zwaaide met z'n armen en riep, dat hij zich direct bij de in specteur moest vervoegen. „Het gaat om 'n zekere IJje Wijkstra", zei de inspecteur. „Hij heeft in Grootegast vier veld wachters neergeschoten en is nu voortvluchtig. Hij zou 'n vrouw bij zich hebben. Twee man zijn in de stad op zoek; ga jij naar het station. Misschien hebben ze de trein genomen". „Hoe zien ze er uit?", infor meerde Stiekema. „Weet ik niet. Ga maar naar het station, zodra ik meer ge gevens heb, stuur ik wel iemand achter je aan". Een minuut later botste ma joor-rechercheur Stiekema, paJ onder de Martinitoren tegen z'n collega Lameijer. „Ik ga met je mee", zei majoor-rechercheur Lameijer, „maar dat station lijkt me niks. Ik stel me voor dat er zeker hon derd mannen met, vrouwen bij zich te vinden zijn, maar wie is dan IJje Wijkstra. We moeten 'n signalement hebben." Stiekema dacht na. „Het is Vrijdag vandaag", zei hij toen. „Op de Vismarkt staan allerlei boderijders uit de provincie en allicht ook iemand uit Groote gast. Kom mee." Op de Vismarkt stonden tien tallen bodewagens. Oude wagens en nieuwe wagens en allemaal met duidelijke letters de plaats van herkomst er op vermeld. Er was er één uit Grootegast. De chauffeur stond in de laadbak te rommelen. „Ooit gehoord van IJje Wijkstra?", vroeg recher cheur Stiekema. „Jawel", zei de man, en hij schoof z'n pet naar achteren. „Maar ik heb hem nog nooit ge zien. Moet U hem hebben?" „Politie", zei rechercheur Stie kema. De chauffeur dacht diep na. „Wacht", zei hij tenslotte. „Er gaat net 'n man bij me weg en die kent hem heel goed. Die kant op." En hij wees in de riohting van de A-kerk. „Meekomen en aanwijzen", zeiden de politiemannen. In de A-straat- hadden ze de man in gehaald. „IJje Wijkstra? Nou en of!" Hij gaf het signalement, dat IJje Wiikstra noodlottig ?ou worden. De rechercheurs Stiekema en Lameijer gingen niet naar het station, zoals hen was opgedragen. In plaats daarvan keerden ze te rug naar het bureau, met de be doeling het signalement door te geven, opdat nog meer politie op het spoor gezet kon worden. Juist toen ze binnenkwamen be ëindigde de inspecteur 'n kort telefoongesprek. Hij knikte te vreden tegen de bedde recher cheurs, en zei: „Niks station. IJje Wijikstra is in het Roomse zieken huis". De rechercheurs waren al haast de voordeur uit. In de stad liepen de mensen te hoop. „Heb je het al gehoord? In Grootegast zijn vier agenten doodgeschoten". IJje Wijkstra wandelde toen in de buuri van het Sterrebos, halverwege het zie kenhuis en de Herebrug. Hij pro beerde normaal te lopen, hoewel de kou pijn deed aan z'n wonden. „Als ik zeg stop. De bestuurder van lijn 1 trapte geïrriteerd 'n paar maal op de bel, teneinde de twee mannen, die midden over de Grote Markt kwamen aanhollen, tot nog groter spoed aan te zetten. De mannen sprongen op het voorbalcon en de tram voor de ricnting Helpman zette zich in beweging. „Politie", zei rechercheur Stie kema. „Als ilk zeg „Stop" dan stop je". „Dan stop ik", zei de bestuur der, terwijl hij verbaasd naar de politiepenning staarde. De tram schoof de markt over, scharrelde door de Gellkingestraat en begon moeizaam aan de bocht naar het Zuiderdiep. „Stop", zei rechercheur Stieke ma en vrijwel gelijktijdig werden de luspassagiers me' 'n schok naar achteren gewörpen Op het trottoir, naast de tram, liepen twee mannen. De recher cheurs riepen iets en de mannen keken op. Toen klommen ze eveni- eens op het voorbalcon en de re chercheurs gaven de ietwat ge schrokken bestuurder 'n teken dat hij door kon rijden. „Geen spoor gevonden natuur lijk", veronderstelde Lameijer „Nee", zeiden de mannen", „we hebben alle logementen gehad, maar er is geen mens die ooit van IJje Wijkstra heef; gehoord." „Dat klopt wel", zei Stiekema. „Hij is naar het Katholieke Zie kenhuis gegaan. Opletten, want misschien is hij alweer onder weg". De tram schommelde verder en reed de Herestraat in. Geen van de vier mannen voelde zich erg op z'n gemak. Ze hadden allemaal de zelfde gedachten. „Vier of vijf maakt voor zo'n moordenaar wei nig verschil". Ze staarden aam dachtig naar de trottoirs. Het was druk; het liep tegen kwart voor één en de meeste mensen keerden terug naar bun werk. De bestuur der keek af en toe vragend opzij, maar de rechercheurs zwegen. De tram schoof rammelend over de Herebrug, en er gebeurde niets. De arrestatie „Stop!", zei rechercheur Stie kema. 'De' tram was amechtig te gen het vrij steile viaduct opge kropen en juist aan een vrij snelle afdaling begonnen. Terwijl de verbouwereerde passagiers zich afvroegen wat dat onverwachte stoppen te betekenen kon hebben, knikte Stiekema zwijgend naar links. Op het trottoir liepen twee mannen. Ze gingen de tram voor bij en wandelden kalm over het viaduct. „Jullie gaan door naar het ziekenhuis want misschien vergis ik me.", terwijl hij de twel figuren op het viaduct naoogde. „Maar ik geloof dat die linkse IJje Wijikstra is". Hij sprong van de tram, ge volgd door zijn coiiega van der Woude, die aan de speurtocht langs de logementen had deelge nomen. De tram zette zich weer in beweging. De twee wandelaars liepen ergens tussen het viaduct en de enkele tientallen meters verder gelegen Herebrug. De re chercheurs Stiekema en van der Woude zetten er de pas in. Het was duidelijk, dat aun prooi zich niet van de achtervolging bewust was. De rest was 'n kwestie van se conden. De laatste meters legden de rechercheurs op hun tenen af. Vlak voor de Herebrug hadden ze i de beide mannen ingehaald. Toen grepen ze gelijktijdig de linkse fi guur bij de armen. De man keek op. „Jij bent IJje Wijkstra", zei rechercheur Stiekema. „Ja", zei j IJje Wijkstra en toen had hij de I handboeien al om

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noordhollands Dagblad : dagblad voor Alkmaar en omgeving | 1954 | | pagina 7