DE WEG TERUG IS LANG EN MOEILIJK
Op het schavotje van de
maatschappelijk on
Hij kwam terug...
Statistieken en
werkelijkheid
Langzame
vooruitgang
Voorzorg werd
verwaarloosd
Tuberculose
Hij behoorde tot de kleine zelfstandigen. Hij behoorde dus tot die groep, die in geval
van 'n laag-conjunctuur het minst beschermd is. Dat hij daaraan niet dachtkan men hem
niet verwijten. Hij teas getrouwd en had drie kinderen. Het enige wat hij kon teers werken,
om op deze wijze zichzelf en zijn gezin een bestaan te verschaffen, dat men redelijk noe
men mocht. Maar elke redelijkheid is rekbaar. En elke redelijkheid staat bloot aan de wis
selvalligheden van een economisch bestel. In de crisis-jaren van dertig, fietste hij naar de
nabijgelegen stad en kocht daar voor één gulden servies-schalen, die hij dan weer ver
kocht aan de boeren in de omgeving van zijn dorp. De winst die hij maakte bedroeg 75
cent. Hierna fietste hij opnieuw naar de vijftien kilometer verder gelegen stad en kocht
schalen. En opnieuw maakte hij een winst van 75 cent. Die dag verdiende hij f 1,50,
zijn dagloon. Een redelijk dagloon in die jaren; men kan het betwisten
Er was één ding, waarop hij
niet had gerekend: ziekte. Tegen
crisis had hij zich kunnen ver
weren; tegen ziekte kon hij zich
niet verweren. Hij kon niet an;
ders, dan haar aanvaarden. Hij
liet zich onderzoeken en hoorde
de uitslag: tuberculose. Op dat
ogenblik wankelde zijn redelijk
bestaan
Vier "en 'half jaar werd hij ver
pleegd in een sanatorium waar
hij Kuurde en moreel en physiek
opnieuw opgevoed moest worden.
In die vier en een half jaar kreeg
zijn gezin de zegenrijke voorzie
ning, die men in die ..jareta
„steun" noemde. De redelijkheid
was enkele graden gedaald tot
een bestaan, dat men met de hes-
te wil van de wereld niet meer
„redelijk" kon noemen. Maar hij,
in het sanatorium, glimlachte.
„Ik kom terug", zei hij, „dan
wordt alles weer beter".
Hij kwam terug. Opnieuw klom
hij óp zijn fietsje en handelde en
verkocht schalen met een dag
loon, dat varieerde tussen f 1.50
en f 2.Maar 's avonds als hij
thuis kwam, wankelde hij en
zocht soms steun aan de muur. In
het dorp waar hij woonde, zag
men hem wankelen; men zei:
„Hij is dronken. Het gaat niet
goed met hem. Hij verwaarloost
zijn gezin en hij drinkt".
De zaak was alleen, dat hij li
chamelijk onvermogend was, el
ke dag weer opnieuw de weg tus
sen het dorp en de stad te fiet
sen; dat een van zijn beide lon-
fen verschrompeld was. De goe-
e gemeente begon zich met het
geval te bemoeien en het ge
meentebestuur verzocht de „A.
V.O." zich met de maatschappe
lijke her-opvoeding van deze man
te belasten. Men stelde een on
derzoek in en na overleg met het
consultatie-bureau kwam men tot
de conclusie, dat deze man dit
werk onmogelijk nog langer kon
volhouden. Men onderzocht de
mogelijkheden, die er voor hem
waren en vond de uiteindelijke
oplossing in een kippenfarm. De
driehonderd kippen, die hij nodig
zou hebben om weer terug te ko
men tot een redelijk bestaan,
zouden f 4500.kosten. Daarna
ging de „A.V.O." naar het ge
meentebestuur en vroeg of het
bereid was, dit bedrag te voteren,
maar de burgervader en de wet
houders bevroren van verbazing
op hun ambtelijke zetels. „Deze
man, die dikwijls zo dronken
was.
De man zelf leverde dertig
verklaringen in van winkeliers
en leveranciers, waaruit zijn be
trouwbaarheid meer dan duide
lijk bleek. Als hij in Januari een
pak op afbetaling wenste te ko
pen, begon hij in Augustus van
het voorgaande jaar al te betalen.
Toen de „A.V.O." voorstelde
f 750 bjj te dragen, besloot de ge
meente het resterende bedrag
beschikbaar te stellen. De man
zou dus een kippenfarm krijgen
Hij zou zichzelf kunnen zijn in
een afgebakend en zelfstandig
bestaan; maar opnieuw doemde
het spook van het burgermans
fatsoen op: geen boer wenste 'n
halve hectare land beschikbaar
te stellen voor deze „waggelende
staan en besloot in het hok bij
de kuikens te gaan slapen. Dagen
later begon hij te hoesten. „Bron-
chitisch zei de dokter. „Niet zo
heel erg": Later ging hij opnieuw
en de conclusie was dezelfde. Tot
hij op aanraden van de „A.V.O."
naar het consultatiebureau ging
en onmiddellijk moest gaan „lig
gen". In de krot van een woning,
waarin hij woonde schoof hii het
raam een decimeter op, want
meer stond de bouwvalligheid
van dit huis niet toe. Zes weker
lag hij voor het raam en keek
naar de kippen en de kuikens.
Daarna ging hij naar een long
kliniek, waar een long werd
weggehaald en later kuurde hij
opnieuw na in een sanatorium
Intussen had men de kippen en
de kuikens verkocht en het land
een ongemotiveerd mijden van
deze mensen, is de grootste bar
ricade op de weg naar de maat
schappelijke herplaatsing. Men
kan deze herplaatsing een per
soonlijke zaak vinden, in werke-
robleem. En dit probleem op te
lijkheid is_het hier een sociaal
d:
ossen is daarom een gemeen
schappelijke taak. Geen taak voor
Rijks- en gemeente-instanties al
leen, maar voor een ieder, die
zich gemeenschapsmens noemt.
Het verhaal van deze man zou
blanke handen wordt afgeleverd
aan de maatschappij, met een
briefje „genezen, maar voorzich
tig" op zijn borst gespeld? Jan
sen weet niet anders te doen, dan
de uren te tellen, die hij ver
bruikt met het doorlopen van
aannemingskeuringen en het af
leggen van sollicitatiebezoeken»
Hij laat zich inschrijven bij de
afdeling „Bijzondere bemidde
ling" van het Rijksarbeidsbureau,
en deze bijzondere afdeling stelt
zich in verbinding met het con
sultatie-bureau. - Nietwaar? -,
het gaat er om voor deze man
een werkkring te vinden, die is
aangepast aan zijn physieke ge
steltenis. Maar als deze Jansen
vroeger schilder is geweest en
daarvoor nu ongeschikt wordt be
vonden, dan opent hij zijn mond
enkel nog om te zeggen „Wat
nu?" Hij kan maanden geduld
hebben, hij kan zelfs jaren wach
ten. want ergens zal een of an
dere sociale instantie zijn mond
en die van zijn gezin voorlopig
wel vullen, maar Jansen wil ten
slotte zelf iets.
Men wil Jansen gaan herscholen
maar voordat het zover is, heeft
hij hier of daar zelf al een be
trekking aanvaard en wordt hij
afgevoerd van de lijst „werkzoe
kenden". Het gaat best met Jan
sen, die ergens anders toch maar
weer schilder is geworden, tot hij
opnieuw ziek wordt en opnieuw
maanden in een sanatorium de
gemiste kansen ligt te overwe
gen. Of het gebeurt, dat hij gaat
solliciteren en ontdekt, dat men
in déze maatschappij een fijnge
voelige neus heeft voor ziekten
als die van hem. Na de aanne
mingskeuring staat Jansen buiten
met een afwijzing in zijn zak. Is
Het sanatorium,
waar de patiënt
soms jarenlang
moet kuren,
voordat hij de
lange en dik
wijls moeilijke
„weg terug" kan
kan beginnen.
Een van de mo
dernste daar
van is het sana
torium „Berg
en Bosch" te
Bilthoven.
Men heeft over Jansen en de
zijnen statistieken aangelegd.
Men heeft gezegd in getallen
en cijfers, dat het met Jansen
nog zo beroerd niet gesteld is
en dat hij zich nog wel redt. De
dorre en troosteloze materie van
de getallenritmiek heeft echter
nog maar weinig weg van de
nog troostelozer realiteit van de
genezen tuberculose-patiënt. De
constitutie zodat de kans op
mislukken zo veel mogelijk wordt
uitgesloten. Want elk falen, be
tekent voor hem niet alleen een
financieel debacle, maar ook een
morele inflatie. Want Jansen is
zich maar al te bewust van het
burgermans fatsoen, en de on
gemotiveerde angst voor besmet
ting, waarmee hij wordt beke
ken.
Het feit bovendien, dat de
meeste t.b.c.-patiënten tussen de
21 en 40 jaar zijn, is daarom des
te ernstiger, omdat juist deze
groep, de „gezinnen-groep" ver
tegenwoordigt. De groep voor
Het is waar, dat er de laatste
jaren een kentering ten goede is
te constateren. Aan veel bedrij
ven is een bedrijfsgeneeskundige
dienst verbonden, en in zulk een
geval wordt de genezen patiënt
meestal zonder meer teruggeno
men en krijgt hij onder ge
neeskundig toezicht werk aan
gewezen dat voor hem geschikt
is. De bedrijven waar dit niet het
Tot de t.b.c.-
bestrijding be
hoort ook de
voorzorg. Het
tijdig vaststel
len van deze
ziekte kan de
ligkuur aanmer
kelijk bekorten,
wat ook voor
de herplaatsing
van belang is.
enige werkelijkheid, die deze cij
fers weergeven, zijn die, welke
de leeftijd betreffen. Het is waar,
dat het grootste deel der tuber-
culose-patiënten ligt tussen de 21
en 40 jaar. Het is waar dat de
gemiddelde ziekteduur 1 tot 2
jaar is en dat elke maand boven
de twee jaar als uitzonderlijk
langer moet worden beschouwd.
Maar het is niet helemaal waar
dat 90 procent van de herstelde
patiënten slechts een wachttijd
hebben van drie maanden of
minder; dat zij binnen dit kort
tijdsbestek weer hun plaats in
de maatschappij hebben hervon
den. Alleen bij de „A.V.O." zijn
er gevallen waar drie jaar lang
alle facetten daarvan worden
overwogen, voordat een defini
tieve en waarschijnlijk juiste op-
rirnriVoiJw» 'i 66 iciigciiucgiaiue maaiscnappn
dronkelap want het was ken- om zich heen heeft geweven en
met de daarop staande hokken
verhuurd. De vrouw kreeg vijf
gulden per week van deze huur
en de gemeente wreef zich de
gemeente-handen, omdat zij door
de opbrengst van de kippen „er
net was uitgesprongen". Maanden
later kwam hij terug. Hij glim
lachte niet meer. Hij was geeste
lijk en lichamelijk een wrak ge
worden. Terug bij zijn vrouw en
kinderen zat hij opnieuw voor 't
raam. Hij kon niet anders zeggen
dan: „Wat nu?"
Verhalen als deze zouden we er
honderden kunnen vertellen.
Verhalen, waarin het sluipend ge
weld van de gevreesde 'ziekte
„tuberculose", de hoofdrol speelt
en waarvan de consequenties
dikwijls zulk een bittere realiteit
scheppen, dat deze nauwelijks te
begrijpen is voor diegenen, die
nooit met een dergelijk geval zijn
geconfronteerd. Het „Wat nu?"
waarmee dit verhaal eindigt, is
nog niet beantwoord. Het zal
moeilijk zijn daarop een afdoend
en bevredigend antwoord te vin
den. Misschien dat de betreffen
de instanties dit eens zal geluk
ken, maar meermalen worden de
ze pogingen bemoeilijkt, door het
cocon van burgerlijke hygiëne,
dat een door en door fatsoenlijke
en zelfgenoegzame maatschappij
'let consultatiebureau is ook voor de na-zorg belangrijk. Re
gelmatig onderzoek kan 'n aankomend recidief tijdig opvangen,
'et is daarom noodzakelijk dat een nauwe samenwerking
bestaat tussen de instanties, die belast zijn met het herplaatsen
van de genezen patiënten en deze bureaux.
nelijk nog niet tot de goegemeen
te doorgedrongen, dat hier andere
'actoren, dan jenever, de even
wichtsorganen van deze man be
ïnvloedden. Men zei, dat de kip
pen wel eens over de afrastering
Konden vliegen en dan van het
Koren zouden etenMaar ein
delijk vond men land, dat werd
gehuurd voor vier ja&r met een
ooruitbetaling van duizend gul-
262i voor huur. Er werden
nokken gebouwd en hij begon
„PPj1" te houden. En op een af
pand bezag het hoofdschuddende
rp met gemengde gevoelens,
oeze onderneming.
«U „boerde" goed. Het bleek
j dat zijn inkomen boven het
C^dt'ddelde iag, dat voor zulk een
drijf door de Kamer van Koop-
'3nOPl titne TT;;
h?Ii5el ^.s vastgelegd. Hij glim-
achte. „Zie je wel", zei hij.
u jc wei zei ui.,. „Als
teru? ben". Maar op een
i'LKjeeg hij kuikens en tegelij-
'n'n I raete.n- Hij zag in die rat-
een bedreiging van zijn be-
waarbuiten de genezen t.b.c.-pa
tiënt als een verworpen eenling
staat.
We zouden honderden van de
ze verhalen kunnen vertellen,
maar uiteindelijk zullen we
steeds weer moeten eindigen met
de vraag „Wat nu?". Een vraag,
die U, mij en ieder van ons ter
beantwoording is overgelaten. Het
woord „tuberculose" heeft nog 'n
andere betekenis, dan alleen ziek
te. Voor degeen die het treft, be
tekent het een dikwijls langdu
rige ligkuur en een vaag en on
zeker uitzicht op de toekomst;
voor hem, die er van nabij mee
omgaat behelst het meestal onge
rechtvaardigde angst voor be
smetting. Ongerechtvaardigd, om
dat geen enkele instantie de pa
tiënt toestaat te werken, zolang
zijn ziekte niet voldoende gene
zen is en het gevaar voor be
smetting nog bestaat. De waanzin
van een te ver doorgevoerde
angst, die dikwijls ontaardt in
door kunnen gaan tot in het on
eindige. Tot daar, waar tenslotte
geen oplossing meer mogelijk is
en een zwart vraagteken een
niet te voorspellen toekomst aan
duidt. En uiteindelijk zal het 'n
steeds weer opnieuw herhalen'
blijven van de vraag: „Wat nu?"
Jarenlang heeft men zich al
leen bemoeit met de genezing
van de ziekte. Voor- en nazorg
werden verwaarloosd; het pro
bleem hiervan was nog niet ont
dekt. Later werden de Consulta-
tie-bureaux opgericht, waar de
voorzorg ter hand werd genomen
om de ziekte vroegtijdig te kun
nen ontdekken. Maar zij, die ge
nezen werden verklaard, vonden
zichzelf terug in een somstijds
vijandig gezinde maatschappij.
De kernproblemen van de na
zorg: het voorkomen en zo moge
lijk opvangen van het recidief en
dé -tewerkstelling van de gene
zen patiënten, kregen niet de
aandacht die zij verdienden. Pas
jaren later ging men over tot de
.arbeids-therapie", waar de pa
tiënten in speciale werkplaatsen
opnieuw arbeidsgeschikt werden
gemaakt. Het sociaal aspect werd
hierbij echter buiten beschou
wing gelaten, want het gaat er
niet alleen om, de patiënten weer
arbeidsgeschikt te maken, maar
hen ook weer daadwerkelijk in
het arbeidsproces op te némen.
Bovendien bleek het - begrijpe
lijkerwijs - onmogelijk de pa
tiënten langer in het sanatorium
te houden, dan beslist noodzake
lijk was. omdat de meesten er
prijs op stelden zo spoedig als
hun ziekte dit toeliet, weer naar
huis terug te gaan.
In 1921 werd de Vereniging ter
Behartiging van de Belangen
van Tuberculose-patiënten opge
richt. die zich voornamelijk be
zighoudt met de herplaatsing van
genezen patiënten in de maat
schappij. En later hield ook de
„A.V.O." (Ned. Vereniging Socia
le Zorg Minder Validen") zich
met dit vraagstuk bezig. Er wer
den regionale werkplaatsen op
gericht waar de genezen patiënt
productieve, lichte en normaal
betaalde werkzaamheden kan ver
richten. Maar hiermede was het
probleem allerminst vereenvou
digd.
Bovendien zijn de werkplaat
sen in de sanatoria geen ade
quate voorbereiding op het nor
male werk, omdat het tempo
daar lager ligt, dan in de maat
schappij. De „A.V.O."-werk-
plaatsen bieden op dit gebied
andere mogelijkheden, omdat hier
gestreefd wordt zo veel mogelijk
volwaardig werk te laten ver
richten en de patiënt ook het ge
voel bij te brengen, dat hij aller
minst onvolwaardig is.
Tenslotte werd er een bepaald
systeem opgebouwd. Een sys
teem waarnaar de genezen pa
tiënt moest handelen, om zijn
weg terug te vinden. Maar dat
deze weg gaat langs allerlei Amb
telijke instanties en langs heu
velruggen achterdocht van klein
burgerlijke netheid, waarmee de
gezonde, valide mens zich om
hult. is een zaak, die misschien
minder duidelijk bekend is. maar
daarom niet minder schrijnend
voor de persoon dit het treft.
Want wat gebeurt er met Jansen
of Pietersen, wanneer hij met
Jarenlang vechten de geleerden reeds tegen de gevreesde
ziekte tuberculose. Sanatoria worden gebouwd, waar de
patiënt genezing kan vinden, terwijl door middel van de
consultatiebureaux en regelmatig bevolkingsonderzoek een
tijdig ontdekken van deze ziekte reeds een belangrijke
verbetering betekent. De gevolgen van deze zie cte open
baren zich echter pas duidelijk in de nazorg, wanneer voor
de genezen patiënt opnieuw een plaats in de maatschappij
moet worden gevonden. Hier spitsen de problemen zich
toe en scheppen dikwijls situaties, die, sociaal gezien,
wanhopig zijn. Het is niet alleen een taak van regerings-
en gemeente-instanties om de genezen tuberculose-patiënt
te helpen bij de lange weg terug. Het nationaal saamhorig
heidsgevoel dient een stimulerende factor te zijn, waardoor
het de patiënt gemakkelijker wordt gemaakt zich in het
normale leven aan te passen. Helaas is dit niet altijd het
geval. Te dikwijls nog is er de ongerechtvaardigde angst
voor besmetting, waardoor de van tuberculose genezen
patiënt wordt geschuwd en teruggewezen naar het
„schavot" van de maatschappelijk onvolwaardigen. Dat
hierdoor soms hele gezinnen tot armoede en ellende wor
den gebracht, blijkt nauwelijks belangrijk te zijn, mis
schien ook nauwelijks voldoende bekend. Het is daarom
zaak, dat deze problemen duidelijker naar vori
gebracht om op deze wijze te trachten een ied<
tuigen van de noodzaak, de genezen patiënt zo
zijn vermogen ligt, te helpen bij zijn poging zi
stellen.
wie een ziekte als deze onmiddel
lijk enorme consequenties met
zich brengt.
Men heeft nog veel meer cij
fers over Jansen verzameld. Het
zou gebleken zijn. dat 71 pet
het oude werk terug kreeg, waar
van 53 pet bij de oude, en 18
pet bij een andere werkgever.
Maar nogmaals, de dorre bedrieg
lijkheid van cijfers, demonstreren
alleen de feiten maar niet de
dikwijls tragische achtergronden.
Met evenveel recht kan men vra
gen, hoeveel patiënten van die
71 pet, dit oude werk niet als
uiteindelijk enige redmiddel heb
ben aangegrepen; hoevelen in
wezen eigenlijk volkomen onge
schikt waren, dit opnieuw weer
aan te pakken. Tenslotte mogen
andere cijfers dit demonstreren,
wanneer er gemeld wordt, dat
elf procent later dit werk weer
heeft neergelegd, omdat zij het
niet konden volhouden. Er wordt
ook vermeld, dat 24 procent naar
een andere werkgever overging
en daar ook ander werk kregen.
En dan wordt hierin een gevaar
gezien, door de vraag, of dit
werk wel in overeenstemming is
met de lichamelijke constitutie
v. d. genezen patiënt. Deze vraag
is volkomen gerechtvaardigd,
maar kan met dezelfde recht
vaardiging ook over de vorige
groep worden gesteld.
Het is begrijpelijk, dat voor
Jansen de vraag niet meer be
langrijk wordt, of dit werk ge
schikt is of niet. Hii gaat enkel
van de veronderstelling uit zo
spoedig mogelijk weer in het
maatschappelijk gareel zijn suk
keldrafje te moeten beginnen. En
of hij voortijdig struikelt is iets,
dat voor hem in een te verre en
onzekere toekomst ligt, om zich
daarover beangst te maken. Hij
herinnert zich nog te duidelijk,
dat enkele maanden na het begin
van zijn ziekte een vriendelijk
briefje van zijn baas hem op de
geval is, zijn voor hem moeilijker
binnen te dringen. De voor
naamste factor is echter, om hem
weer arbeidsgeschikt te maken
en hiervoor dienen de werkplaat
sen. Meermalen zal het ook no
dig zijn een ander beroep te le
ren, zodat ook herscholingswerk-
plaatsen worden ingeschakeld.
Op dit gebied zijn het vooral de
„Vereniging tot behartiging van
de belangen van tuberculose
patiënten" en de „A.V.O.", die
belangrijk werk verrichten. De
afdeling „Bijzondere bemidde
ling" van de Rijksarbeidsbureau's
werken nauwer samen met de
geneeskundige diensten om een
zo passend mogelijke functie voor
de genezen patiënten te vinden.
Ook het Rijk begint langzaam uit
de jarenlange- slaap te ontwaken
en draagt het zijne bij tot de
oplossing van dit vraagstuk. Maar
er zjjn gebieden, waar de moei
lijkheden groter zijn dan elders,
want, daar, waar de voornaamste
werkzaamheden de land- en
tuinbouw betreffen, zijn er te
weinig andere mogelijkheden om
voor de genezen patiënt een ge
schikte werkkring te vinden.
Juist in deze gebieden, tekent
het probleem zich scherper en
ongunstiger af, zodat het zaak is
vooral daar het vraagstuk nauw
keuriger te bezien.
Het is waar, dat in dergelijke
gevallen het eerst aan kleine,
zelfstandige bedrijven wordt ge
dacht, zoals aan sigarenwinkels.
Maar de factoren, die hierbij een
rol spelen, zijn van veelvuldige
aard. De instanties, die in derge
lijke gevallen de helpende hand
moeten bieden, letten daarbij
niet alleen op de persoon in
kwestie, maar ook op de vrouw,
die naast de man, de verantwoor
ding voor deze zaak zal moeten
dragen. Natuurlijk is het begrij
pelijk, dat in gevallen van een
recidief, de vrouw voldoende
energie en aanleg moet bezitten,
de zaak tijdens de afwezigheid
het dan zo verwonderlijk, dat hij
bij de volgende sollicitatie ver
zwijgt, dat hij tuberculose heeft
gehad? Hij voelt deze weten
schap op zich drukken als een
immense last, een soort lidteken,
dat hem tot een maatschappelijk
onvolwaardige brandmerkt. En
hij bedekt dit teken met de leu
gen van verzwijgen. Het gevolg
daarvan is weer. dat hij werk
aanvaardt dat boven zijn krach
ten gaat. Want het is niet d
Jansen bezwaar heeft tegen een
overbruggingstoelage of andere
sociale toeslag, maar het feit, dat
zijn persoonlijke toestand daar
van de oorzaak is, maakt hem
tot een geestelijk eenzame. Zeg
niet, dat duizenden validen als
Jansen hun werkloosheids-uitke
ring genieten, zonder de minste
gewetenswroeging. Voor hén is
dit het gevolg van een conjunc
tuur, voor Jansen is dit het ge
volg van zichzelf. Het kan ook
gebeuren, dat men hem vreest;
dat men hem schuwt uit angst
voor besmetting en hem terug
wijst als een melaatse naar de
ballingschap van een liefdadige
instelling. En voor Jansen doemt
er dan weer opnieuw die ene
vraag op: „Wat nu?"
Werkplaatsen
waar de gene
zen patiënt op
nieuw arbeids
geschikt wordt
gemaakt,
behoren dik
wijls tot de
lange weg, die
moet worden af
gelegd om weer
in het maat
schappelijk le
ven volwaardig
te kunnen wor
den opgenomen.
lossing is gevonden. En deze tijd
is niet zo verwonderlijk lang, in
dien men bedenkt, dat het er niet
om gaat Jansen zo gauw moge
lijk weer aan een baan te hel
pen, maar dat hier de opgave
in een ander en veel gecompli
ceerder vlak ligt: er moet n.l.
uitgezien worden naar een func
tie, die geheel in overeenstem
ming is met zijn lichamelijke
hoogte bracht ven boi
zijn functie niet langer open kon
blijven, zodat deze door een an
dere moest worden bezet. Hij
herinnert zidh nog duidelijk de
beleefdheid, waarmee hij werd
bedankt voor zijn bewezen dien
sten en hem het allerbeste werd
toegewenst. En voor hem zijn die
andere cijfers, waarmee het ge
vaar voor een „instorting" ofwel
recidief wordt aangegeven, van
een té speculatieve waarde, dan
dat hij zich hierdoor zou laten
leiden. Niettemin zijn deze cij
fers veelzeggend genoeg. Zij wij
zen n.l. uit, dat 35 procent kans
bestaat op een recidief, waarvan
dan 2/3 in de eerste drie jaren
na de genezen-verklaring zou
geschieden. Maar dit mag niet
betekenen, dat men alleen al door
deze cijfers Jansen zijn kans ont
neemt zich de plaats te herove
ren, die hem krachtens zijn so
ciale individualiteit toekomt. En
het is helaas maar al te waar,
dat juist deze angst, voor Jan
sen een bijna onoverkomelijke
hinderpaal is geworden. Hij is
nu eenmaal geheven op 't scha
votje van de minder validen, de
maatschappelijk onvolwaardigen,
die bovendien nog een gevaar
voor de volksgezondheid kan be
tekenen, dus redeneert men
laat hem daar, tentoongesteld
voor een ieder, die niet als Jan
sen is.
van de man verder te drijven.
Het is mede daarom, dat elk ge
val serieus wordt bekeken en
men niet zonder meer tot een
dergelijke medewerking zal over
gaan. Maar het meest belangrij
ke is toch, dat de sociale saam
horigheid van de massa, voor
Jansen de voornaamste steun
moet betekenen. En het is juist
deze steun, die ontbreekt en die,
in een wereld als deze, in een
beschaving als deze, typerend
is voor de op zichzelf gerichte be
langstelling van de mens.
Hét wordt zaak. dat Jansen
van zijn schavotje wordt afge
haald; dat hij niet langer op deze
troosteloze hoogte en in deze
verworpenheid blijft voortleven.
Er is geen enkel cijfer, dat het
leed weergeeft, dat in gezinnen
wordt geleden omwille van de
burgerlijke hygiëne, die Jansen
tot een lichamelijk onvolwaardi
ge stempelt. Het ware heter, in
dien men in statistieken cijfers
van maatschappelijke ellende no
teerde. Het ware nog beter, in
dien men helemaal niet meer in
cijfers trachtte uit te drukken,
wat zich in sociale ellende open
baart. Geeft Jansen de plaats,
die hem krachtens zijn mens-zijn
toekomt en geef hem de kans
zichzelf te worden, opnieuw zich
zelf te worden in een maatschap
pij, die zonder tuberculose al
hard genoeg is. LEO DERKSEN