Fascinerende marteltocht
voor kerels van graniet
Ijs en weder dienende
Op sokken
Alleen voor
de allersterksten
OUDERDOM EN
GEBREKEN
Het zwakke geslacht
steeds van de partij
De Elfstedentocht 1954 zal, indien er
geen winterse tegenvaller komt, op
Woensdag a.s. worden gehouden.
Zaterdag 30 Januari 1954
Pagina 7
De Friese elfstedentocht
Schemeravond ergens op de eindeloze
vlakte van het winters doodse Friese vlak
ke land. Snerpend koud waait de wind uit
het Noord-Oosten. De invallende duister
nis maakt alles vormeloos grijs, spook-
achtig-onwezenlijk. De enige tastbare en
voelbare werkelijkheid in deze troosteloze
verlatenheid is de wind! De ijzige, door
merg en been dringende vrieswind, die als
met een ivorgende koude hand ieder aan
grijpt die haar durft trotseren. Tegen deze
wind aangeleund, ver vooroverhellend, in
uiterste krachtsinspanning zich schropzet
tend, kleine zwarte figuurtjes in kleine
groepjes bij elkaar. Geen woord wordt ge
sproken, verbeten staan de gezichten, een
tonig krassen de ijzers over het harde
grauwe oppervlak. Hoe ver is Dokkum
nog? Wee degene die hier, met tweederde
van de monstertocht in de benen het tem
po van zijn groepje niet kan bijhouden en
afzakt. De troosteloosheid knakt zijn mo
reel, de eenzaamheid vreet aan zijn zenu
wen, de wind wordt sterker. En kouder.
Dit geachte lezer is de Friese
elfstedentocht. Die gereden wordt
tussen Franeker en Dokkum.
Veertig eindeloze kilometers te
gen de wind optornen met als
enige rustpunt bij de bekende
melkfabriek op de driesprong bij
de Dokkumer Ee te Baritlehiem.
Waar directeur en voltallig per
soneel massa'al in de weer zijn
om de verkleumde en vermoeide
rijders van warme chocolademelk
te voorzien. Waarbij het meevoe
len en meeleven van deze vreem
de mensen meer doet om de ver
kleumde, door de wind gebeukte
wilskracht weer te ontdooien, dan
de hete chocolademelk de koude
ledematen. Voor de worsteling te
gen het volgende moeilijke stuk
ijswoestijn naar Dokkum.
Dit is ook het eind van de uit
vallers, die lichamelijk of moreel
niet tegen deze harde strijd op
gewassen zijn. Die maar gewone
mensen zijn zoals u en ik. Zou dat
misschien juist het fascinerende
van deze monstertocht zijn? Te
weten, wanneer wij daar in onze
gezellig warme huiskamer met
een warme dronk bij de radio
gezeten zijn, dat daar in koude en
duisternis, in de barre eenzaam
heid prestaties verricht worden
die wij wel graag willen, maar
helaas niet kunnen evenaren.
Door mannen en zelfs ook vrour
wen die dichter dan wij gebleven
zijn bij onze voorouders, de oer-
bewoners van deze landen die
geen huizen en technische of me
chanische hulpmiddelen hadden
om zidh te beschermen of te strij
den tegen de onbarmhartige na
tuurelementen.
Wij weten het niet, maar één
ding is zéker. Zo gauw de winter
Friesland in zijn ban heeft, zijn
vele vaarten en de eindeloze wa
rnet hardigekookte eieren, suiker
klontjes en rozijnen, bevroren li
chaamsdelen met kranten of
zeemleerbepakkimg en een vase-
linesmeerseltje.
En wanneer dan de datum voor
deze tocht vastgesteld is, heerst
in Friesland een elfsteden epide
mie, die zich uitbreidt over een
belangrijk deel van Nederland en
zelfs buiten de grenzen. Een
soortgelijke uiltweriking .als de
Tour de France op de Fransman
heeft. In alle steden, dorpen en
werd gewonnen door de tbeolo-
i gische student M. Hoekstra uit
Wartga in een tijd van 13 uur en
50 minuten, over slecht bereid-
l baar ijs, waar tengevolge van de
1 dooi veel water op stond.
In 1912 werd weer een elfste
dentocht gehouden, nu was de
toenmalige Coen de Koning uit
I Arnhem in 11 uur en 40 minu
ten na een zware strijd tegen de
sergeant Ferwerda uit Leeuwar
den winnaar. Ook de volgende
elfstedentocht werd door Coen 1
schijnen bij de mensen met
de Elfstedenkoorts niet in tel
te zijn. De tocht van 1942
werd volbracht door 5 deel
nemers van boven de 60 jaar.
Een andere opmerkelijke
prestatie werd geleverd door
de thans naar Australië ge-
emigreerde Harlinger rijwiel
hersteller Sjoerd Bijlsma, die
vanaf zijn kindertijd een vol
komen stijve knie heeft, maar
ondanks dat, toch de tocht
volbracht.
er weer een elfstedentocht ge
reden kon worden. Ook deze
keer was het ijs slecht en op het
beruchte stuik „Franeker-Dok-
kum" nam de wind toe tot bijna
stormkracht, slechts de allerbes-
ten konden de tocht volbrengen.
Een vijftal rijders kwam gelijk
tijdig als eersten in Dokkum aan
omdat alleen rijden op dit traject
onmogelijk was!I:>Het laatste stuk
met de storm in de rug moest dus
de beslissing brengen, maar in
Dokkum spraken de rijders af,
ook gezamenlijk door de finish
te gaan, wat ook geschiedde. Het
schijnt dat wanneer men op een
dergelijke tocht het leed gedeeld
heeft men ook elkaar het lief
niet kan misgunnen!
Adenja, Franeker, v. d. Duin
Warga, Johgert Alkmaar, Keizer
de Lier en Westra, Warmenhui-
zen, waren winnaars in 11 uur
en 30 minuten. Van de ruim 3400
deelnemers bereikten slechts 152
de finish in Leeuwarden, waar
onder als enige dame Sjoerdje
Faber uit Warga!
Iri 1941 kon weer een elfste
dentocht gereden worden. Midden
in de oorlog leek het eerst of er
geen animo voor bestond, temeer
omdat er nu ook een deel van
het traject in volslagen duisternis
gereden moest worden vanwege
de verduisteringsvoorschriften.
Toch kreeg de elfstedenkoorts ook
deze keer de massa te pakken.
Er startten nog 2500 deelnemers.
De Franeker kolensjouwer Auke
Adema, 't vorig jaar bij de 1ste
vijf, bewges deze keer zijn kracht,
door vrijwel steeds alleen rijdend
deze wedstrijd te winnen in 9
uur en 19 minuten.
Strenge winters.
In deze periode van strenge
winters kon reeds het volgende
jaar weer een elfstedentocht wor
den gehouden.
Deze had plaats onder ideale
weersomstandigheden, het was na
genoeg windstil, alleen veroor
zaakte de 15 graden sterke vorst
een groot aantal bevroren lede
maten. De Weidumer slagers
knecht Sietze de Groot won in de
eindsprint van de Jong, Huizum
en v.d. Bij, Julianadorp in de re
cordtijd van 8 uur 44 minuten.
De sterk toegenomen populariteit
van deze tochten blijkt uit het
feit dat deze keer bijna 5000 rij
ders aan de tocht verschenen.
De laatste elfstedentocht is ge
houden in 1947 en wel onder
bas slechte omstandigheden. Het
ijs was uitermate slecht en op het
beruchte laatste deel nam de
wind tot stormkracht toe. Van de
2068 deelnemers kwamen slechts
326 binnen de vastgestelde tijd
aan de finish. Als eersten arri
veerden Bosman uit Breukelen en
Schippers uit Steenwijkerwold.
Later bleek dat vele rijders onder
deze abnormaal slechte omstan
digheden steun bij elkaar hadden
gezocht door het z.g. „opleggen."
Zeer begrijpelijk bij het uren
lang optornen tegen een wind die
de uitsterste reserve uit het li
chaam perst. Opleggen is echter
reglementair verboden en zo kon
het bestuur dan ook niet anders
doen dan de betrokken rijders
diskwalificeren. Helaas ook de
beide eerstaankomenden die over
tuigend bewezen
hadden deze keer
de sterkste rijders
te zijn.
Winnaar werd nu
verklaard de 5e aan
komende, de tuin-
derszoon J. v. d.
Hoorn uit Ter Aar,
die een kwartier na
de eersten binnen
kwam, in 10 uur en
51 minuten. Van de
1791 deelnemers aan
de tocht kwamen
270 binnen de vast
gestelde tijd aan de
controle, de mees
ten hadden toen
tegen de 18 uren op
de schaats gestaan,
onder bar slechte
omstandigheden. En
toch wachten zij
op de volgende elf
stedentocht en ho
pen dat die dit jaar
nog zal komen. Want
de elfstedentocht
ziekte is ongenees
lijk!
(Adverentie)
Ook de dames zijn vertegen
woordigd bij de elfstedentoch
ten. In 1929 volbrachten 11 da
mes de todht.
Zelfs ibij de zwaarste tochten
ontbrak het vrouwelijk ele
ment niet, zodat men bij deze
omstandigheden die voor hon
derden geharde mannen te
zrwaar waren, slecht van het
„zwakke" geslacht kon spreken.
Bij de tocht van 1940 die op
last van de commissie werd
afgebroken toen er 152 rijders
de eindcontrole bereikt hadden,
was ook een dame onder de
geslaagden, Het was Sjoerdje
Faber uit Warga die bij latere
elfstedentochten steeds bij de
bekende figuren behoorde met
haar dorpsgenote Wobkje Kooi-
stra. In 1942 was het Antje
Schaap uit Weidum die als
eerste dame arriveerde, 28 mi
nuten voor de beide anderen.
Nu kan men aan het wedstrijd
element bij Dames niet te veel
waarde hechten, omdat zij
mannen als voorrijders hebben
en dus de prestatie van de
mannen evengoed doorslagge
vend is.
Echter zijn er ook wel dames
die er prijs op stellen zonder
hulp van mannen de elfsteden
tocht uit te rijden en dat doen
ook. Voor deze dames nemen
wij ons petje af.
Tenslotte vermelden wij nog
dat ook de monsterrit van 1947
door zes dames volbracht werd
waarbij zich ook weer de da
mes Faber en Kooistra be
vonden.
Coen de Koning uit Arnhem
en Leemburg, stoere Fries,
twee winnaars uit vorige
tochten, schudden elkaar de
hand (Coen de Koning met
oorklep).
Nauwelijks is de zon opge
gaan, of de rijders stuiven al
langs sloten.
tervlakten van de meren getemd
heeft, komt de elfstedenkoorts.
Comité's komen in actie, ver
kenningstochten worden onder
nomen, het ijs wordt gemeten, be
rekeningen worden gemaakt en
bij al diegenen die een goede
schaats rijden en een sterk hant
in hun body voelen kloppen,
wordt het anders zo nuchtere ver
stand overheerst door de elfsteden
psychose. Bovenmatige inspan
ningen worden weggeredeneerd
gehuchten waar de tocht passeert
worden de rijders aangemoedigd
en vinden zij de grootst moge
lijke morele steun. Waar zij ge
deelten over de straat of het land
moeten lopen zonder zich de tijd
te gunnen de schaatsen te ont
binden, worden zij letterlijk door
het publiek gedragen. Of met
karren of fietsen vervoerd voor
zover het geen wedstrijdrijders
zijn die geen directe hulp van
anderen mogen aanvaarden.
Want natuurlijk is in Friesland
aan deze tocht een wedstrijd ver
bonden. In Friesland waar geen
op de schaats kan staan of hij
probeert een andere schaatsen
rijder in te halen. Dat is nu een
maal een karakteristieke eigen
schap van de Fries.
En zo moest het natuurlijk wel
gebeuren dat de Friese elfsteden
tocht die in de vorige eeuw als
als individuele prestatie door pri
ma rij'ders volbracht werd, van
karakter veranderde. Latere rij
ders probeerden de gemaakte tij
den van hun voorgangers te ver
beteren totdat de bekende sport-
organisator Pim Mulier op het
idee kwam de elfstedentocht of
ficieel te organiseren.
Deze eerste historische elfste
dentocht had plaats in 1909 en
de Koning gewonnen, deze keer
in de fantastische recordtijd van
9 uur en 53 minuten. Dat was in
1917. Het duurde tot 1929 «voor
er weer een elfstedentocht geor
ganiseerd kon worden. Deze keer
was het fel koud, bij de start
vroor het zeventien graden en
het ijs was slecht, schotsen en
zand. Dit werd een moordende
race, tussen de Leeuwarder
brandstofhandelaar Karst Leem
burg en de Hollandse afstamdrij-
ders Jongert en Pronk. Toen
Pronk moest opgeven, was het
pleit beslecht en zorgde oudt-
sohipper Leemburg voor een
Friese overwinning in 11 uur en
9 min. Bijna de helft der deel
nemers viel bij deze zware tocht
uit.
Als eerste toohtrijders arri
veerden twee boerenzoons uit
Dongjuim die, na hun -kaarten
van deze 215 km lange, uiter
mate zware tocht te hebben la
ten aftekenen, hun schaatsen
weer onderbonden en de 20 km
naar hun dorp weer terug reden
die zij des morgens in alle vroeg
te ook reeds voor de start had
den gereden. Van taaien gespro
ken.
In 1933 waren de omstandighe
den gunstiger. De leiders op het
laatste stuk, A. de Vries uit
Dronrijp en' C. Castelein uit
Warga, hebben het zware stuik
in de wind van Franeker naar
Dokkum saam gereden en be
sluiten ook samen door de fi
nish te gaan. Dit doen zij-ook in
de tijd van 9 uur 5 min. daar
mede het record van de Koning
met liefst 48 minuten verbete
rend. Het duurde tot 1940 voor
De ijsbaan te Franeker wordt tegen de middag bereikt. Maar
dan wacht na deze vriendelijke ontvangst nog het ergste
gedeelte van de tocht naar Leeuwarden.
Terwijl voor bele adspirant-
deelnemers de vraag welke
schaatsen en welk schoeisel zij
zullen gebruiken, 'n probleem
vormt, zijn er onder de Frie
zen nog altijd verschillenden,
die volgens de oude schippers-
gewoonte hun schaatsen ge
woon losjes onder de sokken
binden en zo de ruim 200 km.
eventjes rijden. Bij de tocht
van 1942 waren er liefst 32
deelnemers die de wedstrijd
of tocht op sokken reden. Het
meest verbazingwekkende is,
dat bij de vele gevallen van
bevroren voeten of tenen, geen
enkele „sokkenrijder" was. Dit
wordt tevens als bewijs aan
gevoerd dat het bevriezen een
gevolg is van het te stijf af
binden van de voet wat bij
rijden zonder schoeisel van
zelfsprekend niet mogelijk is.
De startpost te Leeuwarden is de dag tevoren druk bezig met het inschrijven van de lief
hebbers, die koude en ontbering willen trotseren.
Bovenstaand opschrift vindt
men dikwijls bij de aankondigin
gen van kortebaanwedstrijden in
Friesland. Dat dit niet geldt voor
elfstedentochten kan blijken uit
de volgende bijzonderheden.
De eerste officiële elfsteden
tocht werd gehouden bij 2 graden
dooi, met veel water op het ijs.
Sommige gedeelten kon men niet
rijden maar moest men met de
schaatsen onder, lopien door het
zachte ijs.
Ook de tweede" tocht was het
dooiweer en onbetrouwbaar ijs,
zodat een der deelnemers door
bet ijs zakte. De „Leemburg"-
todht van 1929 gaf daarentegen
bij de start liefst 17 graden vorst!
De laatste todbtrijders arriveer
den TVs uur na sluiting van de
controle in Leeuwarden, na meer
dan 20 uur onderweg te zijn ge
weest.
De tocht van 1940 gaf harde
wind, tegen de avond aanwakke
rend* tot stormachtig met sneeuw
jachten en sneeuwbanken op het
ijs. Toen 152 deelnemers binnen
waren, verklaarde de commissie
de tocht voor geëindigd en wer
den een kleine 2000 deelnemers
die nog in duisternis en sneeuw
stormen onderweg worstelden,
aan de controleposten opgevangen
en met autobussen naar de finish
vervoerd.
1941 bracht koude, slecht ijs,
start en finish in volslagen duis
ternis, daar vanwege de verduis
teringsvoorschriften alleen maar
de beruchte zwarte lampjes met
het kleine lichtspleetje in de zak
lantaarns gebruikt mochten wor
den.
1942: Ideale weersomstandighe
den, geen wind maar.15 gra
den vorst die juist door het ont
breken van wind zo verraderlijk
was. Resultaat: ongeveer 250 ge
vallen van bevriezing van tenen,
vingers, ogen en oren, waarbij
helaas 3 met dodelijke afloop.
1947. De monstertocht. IJs slecht.
In het kort te beschrijven als:
schotsen, barsten, zand en
sneeuwbanken. Een deel van het
parcours moest bij felle wind
buiten de zeedijk over het IJsel-
meer gereden worden.
Slotconclusie: Geen werk voor
mensen die wel een knap baantje
op de ijsbaan kunnen rijden!
Het wijde landschap, dat zo wreed kan zijn voor de dapperen,
die 200 barre kilometers willen overbruggen.