Steeds strijd tegen
rode barricade
Het zal te erg zijn
Ellende en misère
Jullie zijn zo dapper....
'n Weinig levensvreugde
Helden en heiligen
Miskenning van God
Volkomen uit vrije wil
De kunst begravèn
Ge hebt dit artikel gelezen
STEM VAN GOD NOG HOORBAAR IN
WOESTIJN VAN ELLENDE
ROTTEN STAD
Een van onze verslaggevers heeft een week de
verschrikkingen op velerlei gebied meegemaakt in
de banlieue van de Franse havenstad Bordeaux.
Na zijn terugkeer ontving hij nog een brief van
pater Lucas de Bruin, een van de vijf paters
Cordeliers, die in de onmetelijke en in ellende zo
verschrikkelijke proletariërsparochie Notre Dame
de Lourdes du Cypressat aan de grote doorgangs
weg naar Parijs, de Avenue Thiers, zo'n heldhaftige
strijd voeren voor duizenden krotbewoners. Zijn
taal is heel eenvoudig en daardoor ook zo ontroe
rend. Hij schrijft onder meer: „Maandagochtend
heeft de begrafenis van de kleine verongelukte
Alain plaats gehad. Maman is onder de uitvaart
bezwijmd en vader wierp zich bij de uitgang van
de kerk op het kistje. Ik ben er nog kapot van.
II y a tant de misère! We trekken weer iedere dag
het quartier in en het zijn niet alleen de vlooien
die bijten, het bijt ons veel harder van binnen
Pastoor Raphael en père Luc zijn naar de directeur
van Motobloc gegaan, een fabriek, die voor de
helft voor de vrede, bromfietsen en landbouw
werktuigen, en voor de andere helft voor de oorlog,
granaten en projectielen, werkt. Zij hebben bijna
een uur met woorden gevochten om drie mensen
aan werk te helpen. Zij waren nog een uur ge
bleven als het hun toen nog niet was gelukt. Des
avonds heeft père Luc uren moeten praten om
een deurwaarder weg te houden van een krot waar
hij het hele gezin op straat wilde zetten. Père Luc
kón voor de mensen drie maanden uitstel krijgen.
„Dan zullen we wel weer zien
De jeugd van de banlieue weet en kent niet anders
dan krotten. Père Lucas had zijn catechismus be
loofd een bustocht naar Lourdes te organiseren.
Maar daarvoor moesten de jongens sparen. Maan
den achtereen brachten zij elke franc, die zij met
het een of ander verdienden naar het spaarbusje
van père Luc. Dit jaar met Pasen zouden zij dan
eindelijk de wonderbare stad van Maria zien. Père
Luc had immers gezegd, dat er nu geld genoeg
was? Toen kwam de overstromingsramp in Neder
land. Men las in de kranten dat half Nederland
was verdronken, dat de kindertjes geen kleertjes
en speelgoed meer hadden. Op een avond wordt
er gebeld, de kleine Pierre wil graag père Luc
spreken. „Père" zeide de kleine jongen met een
stil stemmetje „we hebben besloten dat u het
geld maar aan de kindjes in Nederland moet
sturen. Over een paar jaar kunnen we ook nog
naar Lourdes gaan
En pastoor Raphael stuurde een chèque van 500.000
franc, geschenk van een fabriek, retour met de
boodschap: „We hebben het geld heel hard nodig,
maar zolang uw arbeiders een hongerloon krijgen
kunnen wij niets aannemen
Deze paar feiten, gelicht uit onze zo navrante be
levenissen in de banlieue van Bordeaux, mogen U
de verantwoordelijkheid voor uw evennaasten in
de diepste ellende en armoede levend misschien
dieper doen gevoelen. Wij hopen met de zeker
niet opgewekte reportage hiernevens over de ma
teriële, morele en geestelijke misère van een krot-
tenstad aan de rand der beschaving ertoe te heb
ben bijgedragen, dat ook gij als christenmens de
taal van de Liefde beter zult verstaan en ernaar
zult handelen. Al was het alleen om de kinderen
in deze krotten van de ondergang te redden. Daar
voor uw bijdrage aan: Pater Lucas de Bruin
O.F.M. Conv., Postbus 157, Rotterdam. Giro 167159.
HET was ons vreemd te moede
toen wij op een morgen in de
groezelige hal van het ru
moerige station St Jean te Bordeaux
afscheid namen van pater Lucas de
Bruin. De lentesfeer o wonder
lijke Decembermaand had ons
resoluut verlaten toen de eiken
houten verveloze deur achter ons
dichtklapte. Een koude tocht in de
hal deed ons rillen. Door het met
roet beslagen raam prikten enkele
weerbarstige zonnestraaltjes. Als
een vaag trillend lichtbundeltje door
de beslagen lens van een projectie
lantaarn trokken zij 'n onafgelijnde
cirkel op de pij van de pater. Ineens
zagen wij duidelijk vieze plekken,
een schrille en harde herinnering
aan het vuil van de banlieue, aan
de onbeschrijflijke ellende van het
volk der krotten, aan de weerzin
wekkende toestanden, welke er be
staan aan de rand van deze grote
Franse havenstad.
De pater zag ons kijken; met een bijna
verlegen gebaar probeerde hij het vuil weg
te slaan; hij nam het groezelige koord om
zijn middel in de hand: „Ik ben het ver
geten, ik had een schoon moeten omdoen.
Maar door Alain heb ik er niet aan ge
dachtWij keken de pater in het ge
zicht en zagen de trekken van vermoeid
heid (of was het van de zorgen zonder
einde?). Als hij lachte waren die sporen
er niet; maar pater Lucas de Bruin deed
dat weinig; twee jaren arbeid in deze hel
op aarde hebben hem het lachen wel ver
leerd. En nu was Alain dood. Was dat niet
dat kwieke donkere jongetje met zijn on
deugende koolzwarte oogjes, dat wij de
vorige dag bij de catechismus hadden ge
zien? Was dat niet de kleine bengel, die,
toen père De Bruin omstuwd door een uit
gelaten troep de deur wilde dicht hebben,
met grote krijthalen gauw op het bord
schreef „Vive père Luc"? Alain heeft de
krotten verlaten, de ellende van een leven
zonder toekomst en uitkomst is voor hem
abrupt geëindigd. Men zou er gelukkig om
moeten zijn. Maar de pater was dat niet,
hij was heel droevig
De avond tevoren gebruikten wij het
avondmaal in de kale en van alle gezel
ligheid gespeende refter van Notre Dame
de Lourdes du Cypressat. Stelt u zich er
niets van voor. Het kerkje aan de Avenue
Thiers 327 is wellicht het armste, dat wij
ooit in ons leven zagen. In het klooster
wat een koninklijke betiteling voor het
oude vochtige huis achter het kerkje
wonen vijf paters Cordeliers en één broe
der. Twee jaren geleden heeft de bisschop
van Bordeaux een noodkreet geslaakt om
priesters; deze vijf gaven er gehoor aan.
Zij wisten wat hun stond te wachten, zij
wisten dat zij dit volk der krotten moes
ten redden, hun zielen, zij wisten ook dat
zij daarmede een ongekend felle strijd
zouden moeten aanbinden tegen het com
munisme, dat op deze tienduizenden, dag-
in-dag-uit levend in de diepste misère, zo
gemakkelijk vat had gekregen. Verbaast
u er zich soms over. dat mensen, die in
de haven of in de fabrieken, waar van
enige sociale zorg nauwelijks sprake is,
werken tegen een loon van misschien
200 per maand (en dat in het dure
Frankrijk), die met hun hele gezin, vaak
acht of nog meer personen, huizen in een
afschuwelijk krot, vier gore wanden en
een half vergaan dak, die de wetenschap
bezitten, dat hun baas hen elk uur van
de dag naar believen op straat kan zet
ten, voor wie geen zorg voor de oude dag
bestaat, voor wie werklozensteun een
toverwoord is, spotlachen om de praatjes
van een hiernamaals? Verwondert u er
zich dan soans nog over, dat deze mensen
„alles uitvaagsel" zeggen de rijken van
Bordeaux die vóór twee jaren slechts
heel zelden een priester zagen, omdat
Frankrijk dezen niet had, en die vol
gestopt werden met communistische heil-
lectuur zich bijna volkomen afkeerden van
de katholieke kerk en tot een massaal
leger uitgroeiden van Stalin en zijn satel
lieten
De vijf paters Cordeliers kwamen naar
Bordeaux. „O" zo zeide père Luc tot
ons „het klooster is nu heilig bij hetgeen
het toen was. We vergingen er toen van
de vlooien en de luizen. Maar we heb
ben ze opgeruimd, tenminste zo wat alle
maal. U wilt het ons toch heus niet kwa
lijk nemen als u er nog eentje krijgt
Vier tochtige wanden en een half vergaan dak.
Dat is de krotwoning van de kleine Jean-Pierre
en zijn zusje Marie-France. Voor hen geen Kerst
mis, maar een dag even grauw als de andere dagen.
Op die avond in de klamme refter van
Notre Dame de Lourdes du Cypressat
werd pastoor Raphael door broeder Donat
geroepen. Enkele minuten later keerde
hij met een ontsteld gezicht terug:
„De kleine Alain is van een auto geval
len en een camion (vrachtwagen) is over
zijn hoofdje geredenO, wat ver
schrikkelijk, de lieve jongen was op slag
doodIk ga er direct heen
Père Luc keek ons even aan, zuchtte en
zei alleen: ,,Ik geloof dat de jongen ge
doopt is. Gaat u maar niet mee. Het zal
te erg zijn".
Hij stond op van de tafel. Père Antoine,
zo juist teruggekeerd van de zoveelste
zware missietocht door zijn kwartier,
maakte een kruisteken, knikte ons even
verontschuldigend toe en verliet ook het
klooster. Wij zaten heel alleen.
Wij dachten terug aan de voorbije da
gen. Père Luc had ons meegenomen in
zijn quartier, naar de Cité Grédy en de
Tour Blanche. Hij had ons gebracht naar
de Rue Billaudel, de Rue des Chalets, de
Rue Marie Lannado, de Rue Jean Michel,
de Rue des Vivants, straten, die geen
comen. Ze was dglge-
:kigik ook
Vij liepen de Cité
ir, een verzameling
erige barakken, des
tijds door de Amerika
nen voor een appel en
een ei aan de fabrieken
verkocht. De directeu
ren stopten er hun ar
beiders in; dat was zo
goedkoop. „O" zeide
père Luc „het kan
hier nog wel eens netjes
zijn!
Wij kwamen in een houten keet, twee
kamertjes, waar acht mensen woonden,
vader en moeder een zoon met zqn vrouw,
een dochter met haar man en twee kleine
kinderen. In de slaapkamer met een
heel klein venstertje hing eer duffe at
mosfeer. Natte schimmelplekken zaten er
op de wanden. De vrouw trapte ergens op
de vloer, het hout kraakte niet eens, het
zakte gewoon weg, totaal verrot.
In een ander „huisje" liet de vrouw ons
vol trots foto's van haar kinderen zien,
negen in totaal, jongens en meisjes. Alles
slaapt met de ouders in een klein bedompt
vertrek. De oudste zoon was in militaire
dienst; hij deelde ons fier mede, dat hij
zo dadelijk naar Afrika gaat. De moeder
liet ons zijn uniformjasje met de tres
sen bewonderen: „Hg is precies als ik;
hij drinkt niet, zijn vader welDe
vrouw keek even wat bedroefd naar de
pater. „Maar u moet een glas wijn drin
ken" en meteen haalde ze een fles te
voorschijn en twee glazen. De randen wa
ren vettig en er zaten afdrukken van lip
pen op. „Je kunt niet weigeren" zeide
straten zijn, bijna onbegaanbare modder- père Luc met een lichte glimlach
paden zich kriskas slingerend door deze
afschuwelijke krottenstad. Wrj waren aan
de Rue Liberté binnengegaan in een
grauw huis, waar boven de deur in de
gevel „Villa Maria" stond. Het was mis
schien eens een villa geweest eeuwen ge
leden toen de krotten er nog niet waren,
geen chemische fabrieken, die een verpes
tende, erger nog een vergiftigde walm,
welke de longen aantast, over de krotten
stuwt bij Zuidenwind („dan hadden ze
maar van tevoren moeten protesteren",
zegt het stadsbestuur; en de fabrieken
blijven er, omdat die kostbaar zijnNu
Was deze villa Maria niets meer dan een
ruïne. In een benauwde kamer lag een
oud vrouwtje ziek in bed, heel alleen. Er
kwam een verschrompelde hand vanonder
de vuile lakens. „Misschien ben ik maar
wat moe, het zal zo wel over zijn" sprak
zij tot père Luc.
„Ik ga hier altijd heen sinds dat sterf
geval" zo verontschuldigde zich de pater
tegenover ons, misschien voor de vuilte
en de niet te beschrijven armoede. „Er was
hier een vrouwtje met keelkanker. Zij
lag op sterven en zij probeerde van alles
om haar buurvrouw duidelijk te maken
„denk maar dat het alcohol is
Voor twintig krotten is één WC, het
water moet uit een pomp worden gehaald;
electrisch licht moet men er maar bij
denken. En deze Cité, zo verklaarde ons
père Luc, was nog niet eens de ergste.
Wij hadden één geluk, het had niet ge
regend. De pater had ons gezegd rubber
laarzen mee te nemen. De straten door
de Cité waren echter kurkdroog, het weg
dek bestond uit een gebarsten modder-
koek. „Bij nat weer," vertelde ons de pater,
„zak je er tot ver over de enkels in weg
En dan nog het ongedierte!"
De gehele dag dwaalden wij door dit
doolhof der op aarde verdoemden. Wij za
gen een huis uit karton samengesteld vol
tochtgaten en overeind gehouden door
een paar stutbalkjes. Een vrouw sjouwde
er met een zak hout over haar schouder.
Zij klaagde niet eens. In de oorlog had
den de Duitsers haar naar een concen
tratiekamp gesleept; aan haar linker
hand miste ze de wijsvinger, haar benen
zaten vol littekens. Een klein groezelig
meisje hing aan haar rokken.
„Marie France" en ze gaf het kind
je een duwtje „geef de père eens een
handjeDe pater bukte zich en
streelde het meisje over de wangen. „Kom
kom, niet zo verlegen voor père Luc, Ma
rie Franceen hij lachte zo innemend,
dat zij iets wilde hebben. De buurvrouw dat de kleine Marie France hem plotse-
begreep er niets van, haalde er een paar
andere vrouwen bij. Plotseling zei er
eentje: „O, ze wil geloof ik een priester
hebbenHet stervende vrouwtje
knikte heftig van ,ja". En zo ben ik er
ling om de hals viel en met haar smoeze
lig mondje op de wane kuste dat het
klapte. „Père Luc is altijd zo lief en zo
goed voor ons" vertelde de vrouw ons, en
,je suis contentIk ben tevreden;
deze vrouw in deze verschrikkelijke wo
ning, waar in de winter de warmte niet
eens is vast te houden, die bijkans geen
kleren heeft van een oude zak had zij
een jurkje voor haar dochtertje gemaakt
klaagde niet eens.
De vijf paters Cordeliers worden wer
kelijk door deze krottenbevolking, al is
zij nog zo communistisch, geëerd en hoog
geacht om hun moed. Toen zij, pastoor
Raphael, pater Antoine, pater Maurice,
pater Bernardo en pater Luc twee jaar
geleden hun strijd tegen de rode barricade
begonnen, hebben zij wel eens een klap,
een duw, of een scheldwoord moeten in
casseren. Zij hebben echter doorgezet en
ze hebben alvast bereikt, dat men hen ont
vangt en met hen praat.
In een bistro gingen wjj een glas wijn
drinken. De eigenaar, een volbloed com
munist, weigerde ook maar enige vergoe
ding. „Van zulke arme mensen als u wil
ik niets hebben. En jullie zijn zo dap
per...."
In de Rue de Périer, een straat, welke
u nooit zonder gids zult kunnen vinden,
is ook een huis, een villa „Hortense". De
rijkdom van deze naam doet ook al terug
denken aan lang geleden, aan de dagen
vóór de Franse revolutie. Het huis is
in deze moderne tijd een onbeschrijflijk
smerig geval, zo vuil en afgrijselijk, dat
wij wee werden van afkeer. Acht gezin
nen, ongeveer vijftig personen, huizen
daar als holbewoners. In een spelonk,
welke een gang moest betekenen, opende
père Luc een deur. Een verfoeilijke stank
haar eigen geloof. Want zonder dat zou
deze proletariërsparochie geen fundament
hebben, zonder dat zouden de quartiers St
Bonaventure, St Antoine, St Frangois en
St Marie namen zelf door het convent
voor hun missiegebied bedacht reeds
volkomen zijn weggezonken in een poel
van ongeloof en atheïsme. Het is hard en
bijna wreed dit te moeten zeggen over
een stad in een land, dat eens een bol
werk was van he' katholicisme. De bijna
niet te geloven afscheiding tussen de
standen, de onmiskenbare verpaupering
van de massa, de wantoestanden op sociaal
gebied, zie daar in grove lijnen het trieste
beeld van een volk, dat zijn God ging mis
kennen. Al zijn er verblijdende tekenen, al
zijn er symptomen, welke op een her
nieuwde toenadering duiden. Pater de
Bruin zeide het ons zelf„Ik weet niet hoe
ik het precies moet zeggen, maar er leeft
momenteel een onrust naar God. Dat is
wat ons krachtig en volhardend houdt in
onze arbeid. Jazeker ik beken u eerlijk,
dat wij ook wel eens moedeloos zjjn ge
weest. In het begin dacht ik vaak: „Wat
ben ik begonnen, waarom doen we dit
eigenlijk allemaal.
de aestheticus, moeten deze eindeloze af
mattende zwerftochten door het krotten-
doolhof, wars van elke schoonheid, elke
dag opnieuw een zware beproeving zijn.
Men merkt niets aan hem, deze held en
heilige.
Het beeld van père Antoine laat ons
niet meer los sinds wij hem op een onbe
waakt ogenblik aantroffen omzwermd
door een groep vragende kinderen: „Père
Antoine, wanneer gaan we weer naar bui
ten?Een kleine peuter had hij op
de arm zachtjes streelde hij het krul
lende haar. Op zijn scherp gezicht was
een blijde lach. Hoe men zich toch kan
bedriegen; deze père Antoine dachten wij
een nors iemand te zijn, een prieser, voor
wie misschien dit werk teveel was. Voor
de zoveelste keer tijdens ons verblijf in
dit kleine heldhaftige kloosterwereldje
hebben wij ons geschaamd. Père Antoine
is een prachtmens.
In de lawaaierige hal van het station
St Jean keek père Luc p de klok: „Uw
trein gaat zo dadelijkHij stak zijn
hand uit, wij hielden deze lang vast. ..Pa
ter" zo spraken wij „wij zijn bang
dat wij niet de goede woorden kun
nen vinden om de mensen daar in het
verre Nederland het grote leed hier en uw
moedig werk te kunnen vertellen. U
houdt niet van bewondering, u moet niets
hebben van prijzende woorden. U wilt al-
leen werken voor anderen. Voor uzelf
vraagt u niets, alleen alles voor uw pa
rochianen, voor uw mensen levend onder
de hoede van O. L. Vrouw van Cypres
sat. Père, ik hoop dat de mensen in Ne
derland na het lezen van onze zo gebrek
kige beschrijving van deze hel aan de rand
van Bordeaux voor uw zo materieel maar
bovenal zo geestelijk behoeftigen zullen
willen bidden; óók voor u opdat gij de
kracht zult mogen behouden uw zo on
noemelijk zware arbeid vol te houden. En
•misschien dat ons woord ertoe zal mo
gen helpen dat men uw werk door een
kleine financiële steun wat zal willen ver
lichten. U blijder maken omdat gij aan
anderen een weinig levensvreugde kunt
schenken. Wij hopen dat men dat in deze
Kerstdagen zal willen doen in naam van
het kleine Kindje, dat toch ook voor deze
in krotten levende mensen, onze evennaas
ten, is geboren en gestorven".
De „Blauwe Vogel" voerde ons snel
van Bordeaux weg. De Gironde lag in een
zilveren glans in de milde stralen van een
Acht mensen in een bedompte ruimte van amper vier bij drie, een venstertje waar
nog nimmer het zonlicht door is gevallen
van carbid, knoflook en rotte vis, verniel
de bijkans ons reukorgaan. „Hier woont
een vrouw met acht kinderen deelde ons
de pater mede. Wij gingen naar binnen.
Een meisje van een jaar of achttien stond
te prutsen aan een carbidlamp je; in een
kinderstoel zat een kindje van amper een
jaar dat juichend zijn armpjes naar ons
toestak.
Père Luc sprak met het meisje, dat
reeds de verwaterde blik in de ogen had
van een vroegrijp kind, dat veel te veel
weet en al veel te veel heeft meegemaakt.
Arme, arme mensen, arm volk, dat zo'ri
dor en kleurloos bestaan moet leiden een
volk, dat men in alle gemoede laat leven
zonder er naar om te zien.-Wij voelden
een brok in onze keel
Misschien klinkt het u overdreven, mis
schien wilt u het niet geloven, maar voor
ons gevoel hebben wij daar aan de rand
van Bordeaux enkele dagen geleefd tussen
helden en heiligen. Bordeaux is communis
tisch, de scholen zijn gelijk getint, vandaar
dat er alles niet openlijk maar bijna onop
vallend wordt gedaan om de jeugd steeds
verder te verwijderen van 't katholicisme.
Bij de neutrale scholen staan er bij het uit
gaan politie-agenten om de kinderen bij het
oversteken te beschermen; de enkele katho
lieke scholen moeten daarvoor zelf maar
zorgen. Op de vrije Donderdag organiseren
de rode onderwijzers en onderwijzeressen
uitstapjes, toneelstukjes, muziekbijeenkom-
sten. Op die manier probeert men de jeugd
van de katechismus weg te houden. Er zijn
onderwijzers, die de tassen van hun leer
lingen nakijken om te zien of er een kate-
chismusboek in zit, er zijn anderen, die
van tevoren verbieden een godsdienstboek
mee te nemen.
Toch hebben de paters Cordeliers in de
twee jaren, dat zjj in de banlieue werken,
reeds een kleine vooruitgang geboekt. In
een kelder, een schuur en in een koud ver
trek achter de kerk hebben zij katechis-
muslokalen ingericht. „Toen wij begonnen,
waren er nog geen vijftig, nu hebben we
er al vijfhonderd" en père Luc vertelde
ons dat met trots. Geld is er niet, het is
er nooit. Voor katholieke instellingen be
staat het woord subsidie niet en van hun
2500 franc salaris per drie maanden
(ongeveer ƒ25.kunnen de paters niets
beginnen. Toch zijn zij begonnen aan de
bouw van een eigen school dicht achter
het kerkje. Zij metselen zelf, zij bedelen
het cement bijeen, zij bikken stenen, me
ten en passen en hopen, dat zij hun school
in September van het volgende jaar kun
nen openen. Maar het bouwen moet in
hun vrije tijd geschieden: en wanneer heb
ben zij een minuutje vrij?....
Wrj hebben gesproken met een andere
heilige, dat oude dametje, mademoiselle
Gabriël. Zij heeft haar gehele kapitaaltje
besteed om in haar huis een katholiek
schooltje te vestigen. Aan een rustige
oude dag denkt zij geen moment; zij moet
bovendien nog belasting betalen omdat
zij een school houdt! En zij blijft dat doen
met een bewonderenswaardige opgewekt-
I heid en een onbegrensd vertrouwen In dreigde te breken. Voor deze père Maurice
- Doch dan komt er
iemand iets vragen, of men komt onver- j warme zon. Wij zagen over de Avenue
wachts biechten. En
dat is niet alles. Vaak
worden wij nu geroe
pen bij een sterfgeval.
En denkt u eens in
als we er dan niet
waren geweest
Hebben we 17.000 of
34.000 parochianen? Ik
weet het niet. En ach
ter hoevelen moeten
we nog altijd noteren
,mss" (mort sans sacra
ments), gestorven zon
der sacramenten
Dan moesten wij ook
terugdenken aan een
avond waarop père
Maurice haastig kwam
vertellen, dat er
iemand was, die zich
wilde laten dopen. Zel
den hebben wij zulk
een blijdschap meege
maakt om de winst
van deze ene ziel.
„Men heeft mij bij
een bezoek aan Neder
land wel eens gezegd,
dat er daar grote ar
moede kan zijn en dan
zegt men erbij: „Dat
is zeker zo erg als bij
u daar in Bordeaux."
Het valt dan moeilijk
te overtuigen dat de
misère daar in de
Cité geen kwadraat
maar tienmaal, nee
twintig maal zo ver
schrikkelijk is. Ik ken
een onderwijzer, die
niet veel goede woorden over had voor
het katholieke onderwijs in Nederland.
Mijn enig antwoord was: „Man, jullie
zijn daar dolgelukkig want jullie mogen
nog het kruisteken maken
Triest straatbeeldje in de krottenstad, overal modder en
vuil. De werkelijkheid is nog veel erger en pijnlijker.
Thiers en Avenue Jean Jaurès de jach
tende menigte. In een flits gleden wij
langs de banlieue. „Een mooie stad" merk
te iemand tegenover ons op.
Wij troffen pastoor Raphael in zjjn
verkkamer achter zijn bureau. Alweer
zo'n misplaatste uitdrukking „werkka
mer". Het was niets meer dan een por
tiersloge en vaak is de pastoor, als hij
niet in zijn wflk is, de portier, die op het
bellen de deur opent. Een bijzonder waar
dige figuur deze pastoor Raphael, een
man, die deze onmenselijk zware taak,
leider te zijn van de parochie Notre Dame
du Cypressat met een bijna niet te begrij
pen blijmoedigheid op de schouders heeft
genomen. Deze pastoor, uit wiens houding
men bij een nauwkeurige analyse een
groot verlangen naaf het rustige kloos-
sterleven kan bespeuren, heeft volkomen
uit vrije wil de last van deze proletariërs
parochie op zich genomen. En met een
bewonderenswaardige standvastigheid
trekt hij, bijna zestig jaar oud, elke dag
opnieuw zijn wijk in.
„Ik heb eigenlijk één grote zorg min
der, ik behoef niet op geld te letten
want dat hebben we> nooit" en er was
even een weemoedige schittering in zijn
ogen.
Was die zorg er maar wel, had de pa
rochie een eigen inkomen. Wat zou men
er niet mee kunnen doen. Een stuk grond
kopen en daar huizen op bouwen voor
de ergste krotbewoners; men zou een
klein autobusje kunnen aanschaffen om
de kinderen mee naar buiten naar de vrije
natuur te nemen; men zou nog een katho
lieke school kunnen bouwen, o men zou
zo ontzettend veel kunnen doen. Ja, als
er geld was!
Père Maurice is een kunstenaar, een
man, die op het proefschrift „Die Gallus-
pforte des Basler Münsters" de doctors
titel in de aesthetics heeft behaald, een
zeer knap man, deze père Maurice. Ook
hij is vrijwillig naar Bordeaux gegaan
toen de bisschop om hulp riep. Zijn liefde
voor de kerkbouwkunst, zijn grote ken
nis op dat gebied, heeft père Maurice
weggeborgen, voor eeuwig. Thans heeft hij
drie weken met de witkwast het kerkje
van binnen gewit, heeft hij de scheur ge
stopt, welke het iele gebouwtje in tweeën
Wij zwegen; in onze gedachten zagen
wij opeens dat jubelende kindje terug,
dat zrjn armen naar ons uitstak in dat
verschrikkelijke hol aan de Rue de Périer
in de krottenstad. En bij elke regel van
dit artikel, dat wij schrijven in een warme
kamer met het rustige gevoel van thuis
te zijn in ons eigen zo mooi en voor zijn
volk zo bezorgd Nederland (en dat is
het na wat wij hebben meegemaakt!),
klonk steeds die blijde lach van dat kind
je temidden van de grootste armoede, die
men zich denken kan, ons in de oren. Als
een eeuwige echo
Ge steekt een verse sigaar op en
vouwt Uw avondblad dicht. Uw
kinderen slapen veilig in hun war
me bedjes, door geen ratten be
dreigd, zoals de kinderen van Bor-
deaux-Bastide die kennen. De ge
zellige sfeer van Uw huiskamer en
de avondlijke stilte omgeven U.
Maar op ditzelfde ogenblik rolt 'n
mens, met een hart zoals U en ik,
zich als een dier ineen onder een
boog van de brug om wat beschut
ting tegen de nachtelijke kou; Iaat
Claudine zich door Serge meetro
nen naar een duister hotelletje
waar het toch nog altijd beter is
dan het krot van haar „thuis";
liggen Jeannot en Pierrot en Joset-
te samen in één bed met grootopen
kinderoren te luisteren naar wat
naast hen gebeurt.
Als ge daar één minuut over wilt
nadenken, dan valt ge op Uw
knieën om God te danken voor
wat GIJ hebt en Hem te smeken
om wat aan anderen ontbreekt.
Méér nog dan Uw geld hebben
wij uw Liefde nodig en Uw gebed!
God zegene U en moge Hij ons
genadig wezen.
Pater Luc. de Bruin.