Steeds strijd tegen rode barricade Het zal te erg zijn Ellende en misère Jullie zijn zo dapper.... 'n Weinig levensvreugde Helden en heiligen Miskenning van God Volkomen uit vrije wil De kunst begravèn Ge hebt dit artikel gelezen STEM VAN GOD NOG HOORBAAR IN WOESTIJN VAN ELLENDE ROTTEN STAD Een van onze verslaggevers heeft een week de verschrikkingen op velerlei gebied meegemaakt in de banlieue van de Franse havenstad Bordeaux. Na zijn terugkeer ontving hij nog een brief van pater Lucas de Bruin, een van de vijf paters Cordeliers, die in de onmetelijke en in ellende zo verschrikkelijke proletariërsparochie Notre Dame de Lourdes du Cypressat aan de grote doorgangs weg naar Parijs, de Avenue Thiers, zo'n heldhaftige strijd voeren voor duizenden krotbewoners. Zijn taal is heel eenvoudig en daardoor ook zo ontroe rend. Hij schrijft onder meer: „Maandagochtend heeft de begrafenis van de kleine verongelukte Alain plaats gehad. Maman is onder de uitvaart bezwijmd en vader wierp zich bij de uitgang van de kerk op het kistje. Ik ben er nog kapot van. II y a tant de misère! We trekken weer iedere dag het quartier in en het zijn niet alleen de vlooien die bijten, het bijt ons veel harder van binnen Pastoor Raphael en père Luc zijn naar de directeur van Motobloc gegaan, een fabriek, die voor de helft voor de vrede, bromfietsen en landbouw werktuigen, en voor de andere helft voor de oorlog, granaten en projectielen, werkt. Zij hebben bijna een uur met woorden gevochten om drie mensen aan werk te helpen. Zij waren nog een uur ge bleven als het hun toen nog niet was gelukt. Des avonds heeft père Luc uren moeten praten om een deurwaarder weg te houden van een krot waar hij het hele gezin op straat wilde zetten. Père Luc kón voor de mensen drie maanden uitstel krijgen. „Dan zullen we wel weer zien De jeugd van de banlieue weet en kent niet anders dan krotten. Père Lucas had zijn catechismus be loofd een bustocht naar Lourdes te organiseren. Maar daarvoor moesten de jongens sparen. Maan den achtereen brachten zij elke franc, die zij met het een of ander verdienden naar het spaarbusje van père Luc. Dit jaar met Pasen zouden zij dan eindelijk de wonderbare stad van Maria zien. Père Luc had immers gezegd, dat er nu geld genoeg was? Toen kwam de overstromingsramp in Neder land. Men las in de kranten dat half Nederland was verdronken, dat de kindertjes geen kleertjes en speelgoed meer hadden. Op een avond wordt er gebeld, de kleine Pierre wil graag père Luc spreken. „Père" zeide de kleine jongen met een stil stemmetje „we hebben besloten dat u het geld maar aan de kindjes in Nederland moet sturen. Over een paar jaar kunnen we ook nog naar Lourdes gaan En pastoor Raphael stuurde een chèque van 500.000 franc, geschenk van een fabriek, retour met de boodschap: „We hebben het geld heel hard nodig, maar zolang uw arbeiders een hongerloon krijgen kunnen wij niets aannemen Deze paar feiten, gelicht uit onze zo navrante be levenissen in de banlieue van Bordeaux, mogen U de verantwoordelijkheid voor uw evennaasten in de diepste ellende en armoede levend misschien dieper doen gevoelen. Wij hopen met de zeker niet opgewekte reportage hiernevens over de ma teriële, morele en geestelijke misère van een krot- tenstad aan de rand der beschaving ertoe te heb ben bijgedragen, dat ook gij als christenmens de taal van de Liefde beter zult verstaan en ernaar zult handelen. Al was het alleen om de kinderen in deze krotten van de ondergang te redden. Daar voor uw bijdrage aan: Pater Lucas de Bruin O.F.M. Conv., Postbus 157, Rotterdam. Giro 167159. HET was ons vreemd te moede toen wij op een morgen in de groezelige hal van het ru moerige station St Jean te Bordeaux afscheid namen van pater Lucas de Bruin. De lentesfeer o wonder lijke Decembermaand had ons resoluut verlaten toen de eiken houten verveloze deur achter ons dichtklapte. Een koude tocht in de hal deed ons rillen. Door het met roet beslagen raam prikten enkele weerbarstige zonnestraaltjes. Als een vaag trillend lichtbundeltje door de beslagen lens van een projectie lantaarn trokken zij 'n onafgelijnde cirkel op de pij van de pater. Ineens zagen wij duidelijk vieze plekken, een schrille en harde herinnering aan het vuil van de banlieue, aan de onbeschrijflijke ellende van het volk der krotten, aan de weerzin wekkende toestanden, welke er be staan aan de rand van deze grote Franse havenstad. De pater zag ons kijken; met een bijna verlegen gebaar probeerde hij het vuil weg te slaan; hij nam het groezelige koord om zijn middel in de hand: „Ik ben het ver geten, ik had een schoon moeten omdoen. Maar door Alain heb ik er niet aan ge dachtWij keken de pater in het ge zicht en zagen de trekken van vermoeid heid (of was het van de zorgen zonder einde?). Als hij lachte waren die sporen er niet; maar pater Lucas de Bruin deed dat weinig; twee jaren arbeid in deze hel op aarde hebben hem het lachen wel ver leerd. En nu was Alain dood. Was dat niet dat kwieke donkere jongetje met zijn on deugende koolzwarte oogjes, dat wij de vorige dag bij de catechismus hadden ge zien? Was dat niet de kleine bengel, die, toen père De Bruin omstuwd door een uit gelaten troep de deur wilde dicht hebben, met grote krijthalen gauw op het bord schreef „Vive père Luc"? Alain heeft de krotten verlaten, de ellende van een leven zonder toekomst en uitkomst is voor hem abrupt geëindigd. Men zou er gelukkig om moeten zijn. Maar de pater was dat niet, hij was heel droevig De avond tevoren gebruikten wij het avondmaal in de kale en van alle gezel ligheid gespeende refter van Notre Dame de Lourdes du Cypressat. Stelt u zich er niets van voor. Het kerkje aan de Avenue Thiers 327 is wellicht het armste, dat wij ooit in ons leven zagen. In het klooster wat een koninklijke betiteling voor het oude vochtige huis achter het kerkje wonen vijf paters Cordeliers en één broe der. Twee jaren geleden heeft de bisschop van Bordeaux een noodkreet geslaakt om priesters; deze vijf gaven er gehoor aan. Zij wisten wat hun stond te wachten, zij wisten dat zij dit volk der krotten moes ten redden, hun zielen, zij wisten ook dat zij daarmede een ongekend felle strijd zouden moeten aanbinden tegen het com munisme, dat op deze tienduizenden, dag- in-dag-uit levend in de diepste misère, zo gemakkelijk vat had gekregen. Verbaast u er zich soms over. dat mensen, die in de haven of in de fabrieken, waar van enige sociale zorg nauwelijks sprake is, werken tegen een loon van misschien 200 per maand (en dat in het dure Frankrijk), die met hun hele gezin, vaak acht of nog meer personen, huizen in een afschuwelijk krot, vier gore wanden en een half vergaan dak, die de wetenschap bezitten, dat hun baas hen elk uur van de dag naar believen op straat kan zet ten, voor wie geen zorg voor de oude dag bestaat, voor wie werklozensteun een toverwoord is, spotlachen om de praatjes van een hiernamaals? Verwondert u er zich dan soans nog over, dat deze mensen „alles uitvaagsel" zeggen de rijken van Bordeaux die vóór twee jaren slechts heel zelden een priester zagen, omdat Frankrijk dezen niet had, en die vol gestopt werden met communistische heil- lectuur zich bijna volkomen afkeerden van de katholieke kerk en tot een massaal leger uitgroeiden van Stalin en zijn satel lieten De vijf paters Cordeliers kwamen naar Bordeaux. „O" zo zeide père Luc tot ons „het klooster is nu heilig bij hetgeen het toen was. We vergingen er toen van de vlooien en de luizen. Maar we heb ben ze opgeruimd, tenminste zo wat alle maal. U wilt het ons toch heus niet kwa lijk nemen als u er nog eentje krijgt Vier tochtige wanden en een half vergaan dak. Dat is de krotwoning van de kleine Jean-Pierre en zijn zusje Marie-France. Voor hen geen Kerst mis, maar een dag even grauw als de andere dagen. Op die avond in de klamme refter van Notre Dame de Lourdes du Cypressat werd pastoor Raphael door broeder Donat geroepen. Enkele minuten later keerde hij met een ontsteld gezicht terug: „De kleine Alain is van een auto geval len en een camion (vrachtwagen) is over zijn hoofdje geredenO, wat ver schrikkelijk, de lieve jongen was op slag doodIk ga er direct heen Père Luc keek ons even aan, zuchtte en zei alleen: ,,Ik geloof dat de jongen ge doopt is. Gaat u maar niet mee. Het zal te erg zijn". Hij stond op van de tafel. Père Antoine, zo juist teruggekeerd van de zoveelste zware missietocht door zijn kwartier, maakte een kruisteken, knikte ons even verontschuldigend toe en verliet ook het klooster. Wij zaten heel alleen. Wij dachten terug aan de voorbije da gen. Père Luc had ons meegenomen in zijn quartier, naar de Cité Grédy en de Tour Blanche. Hij had ons gebracht naar de Rue Billaudel, de Rue des Chalets, de Rue Marie Lannado, de Rue Jean Michel, de Rue des Vivants, straten, die geen comen. Ze was dglge- :kigik ook Vij liepen de Cité ir, een verzameling erige barakken, des tijds door de Amerika nen voor een appel en een ei aan de fabrieken verkocht. De directeu ren stopten er hun ar beiders in; dat was zo goedkoop. „O" zeide père Luc „het kan hier nog wel eens netjes zijn! Wij kwamen in een houten keet, twee kamertjes, waar acht mensen woonden, vader en moeder een zoon met zqn vrouw, een dochter met haar man en twee kleine kinderen. In de slaapkamer met een heel klein venstertje hing eer duffe at mosfeer. Natte schimmelplekken zaten er op de wanden. De vrouw trapte ergens op de vloer, het hout kraakte niet eens, het zakte gewoon weg, totaal verrot. In een ander „huisje" liet de vrouw ons vol trots foto's van haar kinderen zien, negen in totaal, jongens en meisjes. Alles slaapt met de ouders in een klein bedompt vertrek. De oudste zoon was in militaire dienst; hij deelde ons fier mede, dat hij zo dadelijk naar Afrika gaat. De moeder liet ons zijn uniformjasje met de tres sen bewonderen: „Hg is precies als ik; hij drinkt niet, zijn vader welDe vrouw keek even wat bedroefd naar de pater. „Maar u moet een glas wijn drin ken" en meteen haalde ze een fles te voorschijn en twee glazen. De randen wa ren vettig en er zaten afdrukken van lip pen op. „Je kunt niet weigeren" zeide straten zijn, bijna onbegaanbare modder- père Luc met een lichte glimlach paden zich kriskas slingerend door deze afschuwelijke krottenstad. Wrj waren aan de Rue Liberté binnengegaan in een grauw huis, waar boven de deur in de gevel „Villa Maria" stond. Het was mis schien eens een villa geweest eeuwen ge leden toen de krotten er nog niet waren, geen chemische fabrieken, die een verpes tende, erger nog een vergiftigde walm, welke de longen aantast, over de krotten stuwt bij Zuidenwind („dan hadden ze maar van tevoren moeten protesteren", zegt het stadsbestuur; en de fabrieken blijven er, omdat die kostbaar zijnNu Was deze villa Maria niets meer dan een ruïne. In een benauwde kamer lag een oud vrouwtje ziek in bed, heel alleen. Er kwam een verschrompelde hand vanonder de vuile lakens. „Misschien ben ik maar wat moe, het zal zo wel over zijn" sprak zij tot père Luc. „Ik ga hier altijd heen sinds dat sterf geval" zo verontschuldigde zich de pater tegenover ons, misschien voor de vuilte en de niet te beschrijven armoede. „Er was hier een vrouwtje met keelkanker. Zij lag op sterven en zij probeerde van alles om haar buurvrouw duidelijk te maken „denk maar dat het alcohol is Voor twintig krotten is één WC, het water moet uit een pomp worden gehaald; electrisch licht moet men er maar bij denken. En deze Cité, zo verklaarde ons père Luc, was nog niet eens de ergste. Wij hadden één geluk, het had niet ge regend. De pater had ons gezegd rubber laarzen mee te nemen. De straten door de Cité waren echter kurkdroog, het weg dek bestond uit een gebarsten modder- koek. „Bij nat weer," vertelde ons de pater, „zak je er tot ver over de enkels in weg En dan nog het ongedierte!" De gehele dag dwaalden wij door dit doolhof der op aarde verdoemden. Wij za gen een huis uit karton samengesteld vol tochtgaten en overeind gehouden door een paar stutbalkjes. Een vrouw sjouwde er met een zak hout over haar schouder. Zij klaagde niet eens. In de oorlog had den de Duitsers haar naar een concen tratiekamp gesleept; aan haar linker hand miste ze de wijsvinger, haar benen zaten vol littekens. Een klein groezelig meisje hing aan haar rokken. „Marie France" en ze gaf het kind je een duwtje „geef de père eens een handjeDe pater bukte zich en streelde het meisje over de wangen. „Kom kom, niet zo verlegen voor père Luc, Ma rie Franceen hij lachte zo innemend, dat zij iets wilde hebben. De buurvrouw dat de kleine Marie France hem plotse- begreep er niets van, haalde er een paar andere vrouwen bij. Plotseling zei er eentje: „O, ze wil geloof ik een priester hebbenHet stervende vrouwtje knikte heftig van ,ja". En zo ben ik er ling om de hals viel en met haar smoeze lig mondje op de wane kuste dat het klapte. „Père Luc is altijd zo lief en zo goed voor ons" vertelde de vrouw ons, en ,je suis contentIk ben tevreden; deze vrouw in deze verschrikkelijke wo ning, waar in de winter de warmte niet eens is vast te houden, die bijkans geen kleren heeft van een oude zak had zij een jurkje voor haar dochtertje gemaakt klaagde niet eens. De vijf paters Cordeliers worden wer kelijk door deze krottenbevolking, al is zij nog zo communistisch, geëerd en hoog geacht om hun moed. Toen zij, pastoor Raphael, pater Antoine, pater Maurice, pater Bernardo en pater Luc twee jaar geleden hun strijd tegen de rode barricade begonnen, hebben zij wel eens een klap, een duw, of een scheldwoord moeten in casseren. Zij hebben echter doorgezet en ze hebben alvast bereikt, dat men hen ont vangt en met hen praat. In een bistro gingen wjj een glas wijn drinken. De eigenaar, een volbloed com munist, weigerde ook maar enige vergoe ding. „Van zulke arme mensen als u wil ik niets hebben. En jullie zijn zo dap per...." In de Rue de Périer, een straat, welke u nooit zonder gids zult kunnen vinden, is ook een huis, een villa „Hortense". De rijkdom van deze naam doet ook al terug denken aan lang geleden, aan de dagen vóór de Franse revolutie. Het huis is in deze moderne tijd een onbeschrijflijk smerig geval, zo vuil en afgrijselijk, dat wij wee werden van afkeer. Acht gezin nen, ongeveer vijftig personen, huizen daar als holbewoners. In een spelonk, welke een gang moest betekenen, opende père Luc een deur. Een verfoeilijke stank haar eigen geloof. Want zonder dat zou deze proletariërsparochie geen fundament hebben, zonder dat zouden de quartiers St Bonaventure, St Antoine, St Frangois en St Marie namen zelf door het convent voor hun missiegebied bedacht reeds volkomen zijn weggezonken in een poel van ongeloof en atheïsme. Het is hard en bijna wreed dit te moeten zeggen over een stad in een land, dat eens een bol werk was van he' katholicisme. De bijna niet te geloven afscheiding tussen de standen, de onmiskenbare verpaupering van de massa, de wantoestanden op sociaal gebied, zie daar in grove lijnen het trieste beeld van een volk, dat zijn God ging mis kennen. Al zijn er verblijdende tekenen, al zijn er symptomen, welke op een her nieuwde toenadering duiden. Pater de Bruin zeide het ons zelf„Ik weet niet hoe ik het precies moet zeggen, maar er leeft momenteel een onrust naar God. Dat is wat ons krachtig en volhardend houdt in onze arbeid. Jazeker ik beken u eerlijk, dat wij ook wel eens moedeloos zjjn ge weest. In het begin dacht ik vaak: „Wat ben ik begonnen, waarom doen we dit eigenlijk allemaal. de aestheticus, moeten deze eindeloze af mattende zwerftochten door het krotten- doolhof, wars van elke schoonheid, elke dag opnieuw een zware beproeving zijn. Men merkt niets aan hem, deze held en heilige. Het beeld van père Antoine laat ons niet meer los sinds wij hem op een onbe waakt ogenblik aantroffen omzwermd door een groep vragende kinderen: „Père Antoine, wanneer gaan we weer naar bui ten?Een kleine peuter had hij op de arm zachtjes streelde hij het krul lende haar. Op zijn scherp gezicht was een blijde lach. Hoe men zich toch kan bedriegen; deze père Antoine dachten wij een nors iemand te zijn, een prieser, voor wie misschien dit werk teveel was. Voor de zoveelste keer tijdens ons verblijf in dit kleine heldhaftige kloosterwereldje hebben wij ons geschaamd. Père Antoine is een prachtmens. In de lawaaierige hal van het station St Jean keek père Luc p de klok: „Uw trein gaat zo dadelijkHij stak zijn hand uit, wij hielden deze lang vast. ..Pa ter" zo spraken wij „wij zijn bang dat wij niet de goede woorden kun nen vinden om de mensen daar in het verre Nederland het grote leed hier en uw moedig werk te kunnen vertellen. U houdt niet van bewondering, u moet niets hebben van prijzende woorden. U wilt al- leen werken voor anderen. Voor uzelf vraagt u niets, alleen alles voor uw pa rochianen, voor uw mensen levend onder de hoede van O. L. Vrouw van Cypres sat. Père, ik hoop dat de mensen in Ne derland na het lezen van onze zo gebrek kige beschrijving van deze hel aan de rand van Bordeaux voor uw zo materieel maar bovenal zo geestelijk behoeftigen zullen willen bidden; óók voor u opdat gij de kracht zult mogen behouden uw zo on noemelijk zware arbeid vol te houden. En •misschien dat ons woord ertoe zal mo gen helpen dat men uw werk door een kleine financiële steun wat zal willen ver lichten. U blijder maken omdat gij aan anderen een weinig levensvreugde kunt schenken. Wij hopen dat men dat in deze Kerstdagen zal willen doen in naam van het kleine Kindje, dat toch ook voor deze in krotten levende mensen, onze evennaas ten, is geboren en gestorven". De „Blauwe Vogel" voerde ons snel van Bordeaux weg. De Gironde lag in een zilveren glans in de milde stralen van een Acht mensen in een bedompte ruimte van amper vier bij drie, een venstertje waar nog nimmer het zonlicht door is gevallen van carbid, knoflook en rotte vis, verniel de bijkans ons reukorgaan. „Hier woont een vrouw met acht kinderen deelde ons de pater mede. Wij gingen naar binnen. Een meisje van een jaar of achttien stond te prutsen aan een carbidlamp je; in een kinderstoel zat een kindje van amper een jaar dat juichend zijn armpjes naar ons toestak. Père Luc sprak met het meisje, dat reeds de verwaterde blik in de ogen had van een vroegrijp kind, dat veel te veel weet en al veel te veel heeft meegemaakt. Arme, arme mensen, arm volk, dat zo'ri dor en kleurloos bestaan moet leiden een volk, dat men in alle gemoede laat leven zonder er naar om te zien.-Wij voelden een brok in onze keel Misschien klinkt het u overdreven, mis schien wilt u het niet geloven, maar voor ons gevoel hebben wij daar aan de rand van Bordeaux enkele dagen geleefd tussen helden en heiligen. Bordeaux is communis tisch, de scholen zijn gelijk getint, vandaar dat er alles niet openlijk maar bijna onop vallend wordt gedaan om de jeugd steeds verder te verwijderen van 't katholicisme. Bij de neutrale scholen staan er bij het uit gaan politie-agenten om de kinderen bij het oversteken te beschermen; de enkele katho lieke scholen moeten daarvoor zelf maar zorgen. Op de vrije Donderdag organiseren de rode onderwijzers en onderwijzeressen uitstapjes, toneelstukjes, muziekbijeenkom- sten. Op die manier probeert men de jeugd van de katechismus weg te houden. Er zijn onderwijzers, die de tassen van hun leer lingen nakijken om te zien of er een kate- chismusboek in zit, er zijn anderen, die van tevoren verbieden een godsdienstboek mee te nemen. Toch hebben de paters Cordeliers in de twee jaren, dat zjj in de banlieue werken, reeds een kleine vooruitgang geboekt. In een kelder, een schuur en in een koud ver trek achter de kerk hebben zij katechis- muslokalen ingericht. „Toen wij begonnen, waren er nog geen vijftig, nu hebben we er al vijfhonderd" en père Luc vertelde ons dat met trots. Geld is er niet, het is er nooit. Voor katholieke instellingen be staat het woord subsidie niet en van hun 2500 franc salaris per drie maanden (ongeveer ƒ25.kunnen de paters niets beginnen. Toch zijn zij begonnen aan de bouw van een eigen school dicht achter het kerkje. Zij metselen zelf, zij bedelen het cement bijeen, zij bikken stenen, me ten en passen en hopen, dat zij hun school in September van het volgende jaar kun nen openen. Maar het bouwen moet in hun vrije tijd geschieden: en wanneer heb ben zij een minuutje vrij?.... Wrj hebben gesproken met een andere heilige, dat oude dametje, mademoiselle Gabriël. Zij heeft haar gehele kapitaaltje besteed om in haar huis een katholiek schooltje te vestigen. Aan een rustige oude dag denkt zij geen moment; zij moet bovendien nog belasting betalen omdat zij een school houdt! En zij blijft dat doen met een bewonderenswaardige opgewekt- I heid en een onbegrensd vertrouwen In dreigde te breken. Voor deze père Maurice - Doch dan komt er iemand iets vragen, of men komt onver- j warme zon. Wij zagen over de Avenue wachts biechten. En dat is niet alles. Vaak worden wij nu geroe pen bij een sterfgeval. En denkt u eens in als we er dan niet waren geweest Hebben we 17.000 of 34.000 parochianen? Ik weet het niet. En ach ter hoevelen moeten we nog altijd noteren ,mss" (mort sans sacra ments), gestorven zon der sacramenten Dan moesten wij ook terugdenken aan een avond waarop père Maurice haastig kwam vertellen, dat er iemand was, die zich wilde laten dopen. Zel den hebben wij zulk een blijdschap meege maakt om de winst van deze ene ziel. „Men heeft mij bij een bezoek aan Neder land wel eens gezegd, dat er daar grote ar moede kan zijn en dan zegt men erbij: „Dat is zeker zo erg als bij u daar in Bordeaux." Het valt dan moeilijk te overtuigen dat de misère daar in de Cité geen kwadraat maar tienmaal, nee twintig maal zo ver schrikkelijk is. Ik ken een onderwijzer, die niet veel goede woorden over had voor het katholieke onderwijs in Nederland. Mijn enig antwoord was: „Man, jullie zijn daar dolgelukkig want jullie mogen nog het kruisteken maken Triest straatbeeldje in de krottenstad, overal modder en vuil. De werkelijkheid is nog veel erger en pijnlijker. Thiers en Avenue Jean Jaurès de jach tende menigte. In een flits gleden wij langs de banlieue. „Een mooie stad" merk te iemand tegenover ons op. Wij troffen pastoor Raphael in zjjn verkkamer achter zijn bureau. Alweer zo'n misplaatste uitdrukking „werkka mer". Het was niets meer dan een por tiersloge en vaak is de pastoor, als hij niet in zijn wflk is, de portier, die op het bellen de deur opent. Een bijzonder waar dige figuur deze pastoor Raphael, een man, die deze onmenselijk zware taak, leider te zijn van de parochie Notre Dame du Cypressat met een bijna niet te begrij pen blijmoedigheid op de schouders heeft genomen. Deze pastoor, uit wiens houding men bij een nauwkeurige analyse een groot verlangen naaf het rustige kloos- sterleven kan bespeuren, heeft volkomen uit vrije wil de last van deze proletariërs parochie op zich genomen. En met een bewonderenswaardige standvastigheid trekt hij, bijna zestig jaar oud, elke dag opnieuw zijn wijk in. „Ik heb eigenlijk één grote zorg min der, ik behoef niet op geld te letten want dat hebben we> nooit" en er was even een weemoedige schittering in zijn ogen. Was die zorg er maar wel, had de pa rochie een eigen inkomen. Wat zou men er niet mee kunnen doen. Een stuk grond kopen en daar huizen op bouwen voor de ergste krotbewoners; men zou een klein autobusje kunnen aanschaffen om de kinderen mee naar buiten naar de vrije natuur te nemen; men zou nog een katho lieke school kunnen bouwen, o men zou zo ontzettend veel kunnen doen. Ja, als er geld was! Père Maurice is een kunstenaar, een man, die op het proefschrift „Die Gallus- pforte des Basler Münsters" de doctors titel in de aesthetics heeft behaald, een zeer knap man, deze père Maurice. Ook hij is vrijwillig naar Bordeaux gegaan toen de bisschop om hulp riep. Zijn liefde voor de kerkbouwkunst, zijn grote ken nis op dat gebied, heeft père Maurice weggeborgen, voor eeuwig. Thans heeft hij drie weken met de witkwast het kerkje van binnen gewit, heeft hij de scheur ge stopt, welke het iele gebouwtje in tweeën Wij zwegen; in onze gedachten zagen wij opeens dat jubelende kindje terug, dat zrjn armen naar ons uitstak in dat verschrikkelijke hol aan de Rue de Périer in de krottenstad. En bij elke regel van dit artikel, dat wij schrijven in een warme kamer met het rustige gevoel van thuis te zijn in ons eigen zo mooi en voor zijn volk zo bezorgd Nederland (en dat is het na wat wij hebben meegemaakt!), klonk steeds die blijde lach van dat kind je temidden van de grootste armoede, die men zich denken kan, ons in de oren. Als een eeuwige echo Ge steekt een verse sigaar op en vouwt Uw avondblad dicht. Uw kinderen slapen veilig in hun war me bedjes, door geen ratten be dreigd, zoals de kinderen van Bor- deaux-Bastide die kennen. De ge zellige sfeer van Uw huiskamer en de avondlijke stilte omgeven U. Maar op ditzelfde ogenblik rolt 'n mens, met een hart zoals U en ik, zich als een dier ineen onder een boog van de brug om wat beschut ting tegen de nachtelijke kou; Iaat Claudine zich door Serge meetro nen naar een duister hotelletje waar het toch nog altijd beter is dan het krot van haar „thuis"; liggen Jeannot en Pierrot en Joset- te samen in één bed met grootopen kinderoren te luisteren naar wat naast hen gebeurt. Als ge daar één minuut over wilt nadenken, dan valt ge op Uw knieën om God te danken voor wat GIJ hebt en Hem te smeken om wat aan anderen ontbreekt. Méér nog dan Uw geld hebben wij uw Liefde nodig en Uw gebed! God zegene U en moge Hij ons genadig wezen. Pater Luc. de Bruin.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noordhollands Dagblad : dagblad voor Alkmaar en omgeving | 1954 | | pagina 12