C O U R A N Ti
Ao. 1797. No. 29.
NOORDHOLLANDSCHE
GELYKHEIDVRYRElDt BROEDERSCHAP.
Van Maandag den 17 July.
HET DERDE JAAR DER BATAAFSCHE VRYHEf».
GROOT-BRITTANJE.
onden den 5 July. Den 2den dezer ontfing het Gouvernement
f -j depêches van den Schout by Nagt Duncanberigtende dat zyne
vloot geankerd was op een afftand van twee mylen van de Hollandlche
Vloot in Texel, 33 zeilen fterk; endathy onwederfpreeklykekondfehap»
pen ontfangen had, dat de Franfche en Hollandfche Troupes, ten ge
tale van 75,000 man, federd weinige dagengecantonneerden gecampeercl
waren op dat gedeelte van de kusten; van welke Troupen reeds eenaan»
zienlyk gedeelte was ingefcheept op de Transportfchepen. Hy dringt op
het nadrukkelykfte aan, om hem dadelyk eene verfterkidg te zenden».
Alle de koningsfehepen op de riviertot den dienst gereed gemaakt,
hebben order ontvangen na de Nore af te zakkenmet oogmerk zeker
om de vloot van Duncan ogenbliklyk te gaan verfterken. De vloot
onder comando van Lord Bridportop eergisteren te Torbay verwagt
wordende, om tot een nieuwe kruistogt voor drie maanden vrctualy ia
te neemen is niet aangekomen*, men fchryft dit agterblyven toe aan de»
fteeds plaats hebbenden geest van oproer onder het Scheepsvolk; giste
ren werd er een Admirahteitsbode afgezonden na Windfor, met depêches
van Lord Spencer aan den Koning, inhoudende de onaangename omftan-
digheden van het oproerig gedrag aan boord van drie fchepen van linie,
van opgenoemde vloot binnengelopen.
FRANSCHE REPUBLIC Q.
Parys den 8 Juiy. De vyanden van buiten verwyderen zig van
den vrede, naarmate zy kennis dragen van den benarden Raat, waar
in men de Nitionaale Schatkist laat." Dceze verklaring van het Di
rectoire in een boodfehap aan den Raad der 500, heefc hier vry wat na
denken verwekt, en fchynt beneffens andere redenen(als daar zyn de
voortgang der ketzerlyke wapentoerustingen, de geruchten van nieuwe
vyancielykheden in Italië, ons huiskrakeel, de verlegenheid van eenige
voornaame Zwendelaars ter vervulling van zekere engagementen) niet
veinig toete brengen tot de tegenwoordige daling onzer publieke Fondfer»