pCL IK EU DEM luzi mkm trasco BANK - mSQCïUTEE „o S uw - N BLAD39 BINNENLAND ISÏ1ÏIM en{QMPERI2 1834 b EBEi!ElËEH!i 1853 feuilleton vm des puit de yim O No. 244 ZATERDAG 30 JULI 1921 14e JAARGANu i Bureau" HOF 6, ALKMAAR. - Telefoon: goedkooper dan andere Juweliers Het FooierssteSseL NOQRDIRBANK, ALKMAAR - hoorn. Wij verhuren loketten ter veilige bewaring van effecten endecu menten sn onze Ups brandkast, Moe. 2 Zatiüfjfad 10 Cts EINDHOVEN. HET GERECONSTRUEERDE KABINET. Kapitaal en Reserven f 19.500.000. Direct.: K. VAN NIEMES Jr.\ Gredlefen, Deposito's, Aasi- en Verkoop van Iftocfen. ALLE BANKZAKEN. Binnenlandsch NiauwïT Burgemeester De Geer. Onder Valsclte Vlag N00RD-H0LLANDSCH Abonnementsprijs Per kwartaal voor Alkmaarf 2. Voor buiten Alkmaarf 2 85 Met Geïllustreerd Zondagsblad 0 60 f hooger. ADMINISTRATIE No. 433 REDACTIE No. 633 Advertentieprijs: Van 1 5 regels f 1.25; elke regel meer f 0 25; Reclames per regel f 0.75; Rubriek „Vraag en aanbod" bij voor uitbetaling per plaatsing f 0.60 Aan alle abonné's wordt op aanvrage gratis een polis verstrekt, welke hen verzekert tegen ongevallen tot een bedrag van f 500,—, f 400,—, f 2QQ,—f 100,—f 6Q,—f 35,—, f 15.—. 2®sidags gesloten. Het reeds lang dreigend conflict in het hotel-, café- restaurantbedrijf is eindelijk uitgebroken. In de groote steden hebben de kellners hef werk gestaakt en blijkens de berichten uit Amsterdam en Den Haag, schijnen wij bier niet te doen te hebben met een stroo- vuurtje, aangestookt door eenige heethoof den, maar met een ouderwetschen loon strijd is steeds wenschen wij hierbij geen par ty te kiezen, waar het gaat om een strijd op particulieiT terrein, al kunnen wij hel niet anders dan betreuren, dat hier weder om gegrepen is (gegrepen moest worden?i naar het tweesnijdend zwaard der staking. Alle actie van sociale opvoeders schijnt er nog maar niet toe te kunnen leiden,- dat men loonconflicben door minnelijk overleg, arbitrage of anderszins oplost. Intusschen, de kellnersstaking is een feit In het gelijk of ongelijk van beide partijen zullen wij ons niet verdiepen. Maar over een der punten in het conflict, waarbij niet alleen de strijdende partijen maar ook en voor een niet gering deel het publiek betrokken is, meenen wij wel iets te mogen zeggen. De thans uitgebroken staking is ons daartoe slechts een aanleiding. Wij bedoelen den eisch der werknemers ie het hotel-, café-, restaurantbedrijf, tot afschaffing van het fooienstelsel. Een oude, heel oude geschiedenis! Velen, zelfs onder de naast betrokke nen, halen ongeloovig de schouders op, wanneer dit punt ter sprake komt. Alles is mogelijk, zeggen zij, maar het fooienstel sei m onze cafe's afschaffen is onmogelijk. Feit is inmiddels, dat deze eisch onder if kellners zelf steeds krachtiger wordt gehoord en dat de organisaties er nu een 'taking voor over hebben. Men vertelt ons, dat oud-gedienden, die in het oude onge loof aan de mogelijkheid van invoering van een vast loon zonder fooien waren vast gegroeid, door de tijdsomstandigheden der laatste jaren zijn bekeerd en nu meestrij den met de jongeren. Gezien de actie in voord en geschrift, moeten wij aannemen, 'lat het den kellners ernst is met him eisch en met hun bewering, dat zij het fooienstelsel als iets vernederends voelen. Zij zijn in dienst van een patroon, maar worden door derden betaald. Zij meenen maatschappelijk te klimmen en in achting te stijgen, wanneer zij voor hun patroon de consumptie tegen vaste prijzen verkoo- pen en daarvoor van den patroon ook het loon ontvangen. Afhankelijk te zijn van den goeden luim of het zoogenaamde fat soensbegrip van den klant, wordt hoe lan ge. hoe meer als niet menschwaardig ge voeld. Doch laten wij dit een oogenblik terzijde. Van patroonszijde wordt beweerd, dat het hotel- en cafébedrijf het niet toelaat het personeel te bezoldigen door de loonen op de consumptie te verhalen, een zaak, die zich voor buitenstaanders wel als aanne melijk laat aanvoelen, maar waarop uiter aard geen controle bestaat. Van werknemerszijde nu is daartegen over dezer dagen in een vlugschriftje een zakelijke redeneering gesteld. Ii „een woord tot de kellners" wordt uiteengezet, dat de hotel- en caféhouders reeds twee jaar lang overtuigd zijn, dat de oorlogsprijzen verlaagd moeten worden, minstens met 20 pCt., een verlaging, die echter nog niet doorgevoerd is. Op deze basis werd de volgende redenee ring gebouwd' Indien de werkgevers, inplaats van tot deze verlaging der prijzen over te gaan, de bezoekers ontheffen van de betaling van hun personeel, en aan dit personeel een vast inkomen verzekeren in den vorm van een toereikend loon, verhoogd met een per centage van den omzet, en zij berekenen daarvoor een bedrag, gelijkstaande met een 20 25 pCt van de totale ontvangst, dan wordt daarmede bereikt dat het publiek een lager tarief betaalt, de kellner wordt verlost van het fooienstelsei en de patroon zonder financieele bezwaren dezen nieuwen toestand in zijn bedrijf kan invoe ren. Hierdoor kunnen de huidige tarieven gehandhaafd blijven, die bij een gunstiger conjunctuur evenwel toch nog kunnen worden, verlaagd. Met een voorbeeld wordt dan aange toond, dat het invoeren van een vast loon voor volwassen kellners, op f 40.per week gesteld, verhoogd met een percentage van 5 pCt., niet alleen voor de kellners acceptabel is. doch ook door het bedrijf in zijn huidigen toestand te dragen. Wij nemen daarvoor een zaak, waarin negen kellners werkzaam zijn. Naar bekomen opgaaf kan de totale ont vangst van deze zaak geraamd, worden op f 300.000 per jaar. (Volstaan wordt met ronde cijfers.) Een verlaging der prijzen, bij een zelf den omzet, van 10 pCt., brengt dit bedrag aan ontvangsten terug met f 30.000. Ann de kellners wordt een weekloon van f 40.betaald, is voor de negen kellners een bedrag van f 18.720 per jaar. Aan de kellners wordt boven hun loon een provisie verstrekt van 5 pGt., hetgeen op een omzet van f 270.000 een bedrag uit maakt van f 13.500. Aan loon en provisie 18.720, plus t 13.500 is 32.220. Dit bedrag, verhoogd met negen weken vacantie-toeslag, wordt 32.580. Op dit bedrag komt in mindering het thans aan de kellners betaalde maandloon h f 30.en f 24.vacantïe-toelage, in totaal f 3456.per jaar, waardoor de hierboven genoemde post salaris wordt te ruggebracht op f 26.764. Voert de ondernemer derhalve een ver laging in van 10 pCt., dan kan hij in de nieuwe post vol loon aan de kellners plus provisie, zonder finantieele bezwaren in voeren en verdient hij op den koop toe nog aan deze verlaging, gezien het verschil tusschen f 30.000 en f 26.764. Nu is de juistheid van deze redenee ring natuurlijk voor buitenstaanders niet te onderzoeken. Waanneer het b.v. niet mo gelijk is, om de tarieven gemiddeld met 10 pCL te verlagen, ontvalt aan bet betoog de grondslag. Toch geeft -deze becijfering een leiddraad. Wanneer het waar is, dat de tarieven, welke de twee laatste jaren gegolden heb ben, niet verlaagd zijn, dan zal vermoede lijk de prijsdaling in levensmiddelen een zekere verlaging tocli wel toelaten of bin nenkort veroorloven. Niet voor niets is ons land op 't oogenblik in de geheele wereld tot in Amerika toe berucht om zijn hooge hotelprijzen. De gelegenheid om de kosten van de invoering van een vast loon voor kellners in de prijzen te verdiscontee- ren, desnoods met een kleine taricfsvei- hooging, schijnt dus wel aanwezig. Het pu bliek zal zich, wanneer het fooienstelsel werkelijk, radicaal, wordt afgeschaft, een kleine verbooging welke dan feitelijk geen verhooging is nog wel laten wel gevallen. Maar men zegt: het fooienstelsel is niet af te sohaffen; de kellner zal de fooi clan destien toch blijven acoepteeren. Op dat ongeloof meenen wij, mag men deze zaak niet laten stranden. Wanneer wij van het beginsel doordrongen zijn, dat het fooienstelsei uit sociaal oogpunt ver keerd is, dan moet in ieder geval een proef worden genomen. Men bedenke daarbij, dat wij in een tijd leven, dat de vak organisatie groote macht heeft over haar leden; deze staking bewijst dat op ver bluffende manier. Wanneer de leiding de zer organisaties de bestrijding van het fooienstelsei met kracht ter hand neemt, dan hebben wij nog wel eenig vertrouwen, dal men slagen zal, mits de patroons zelf krachtdadig meewerken. Er zijn voorbeelden genoeg van zeer drukke lunchrooms in de groote sleden, me. vrouwelijk bedieningspersoneel, waar geen fooien gegeven worden. Hang de muren der café's en restauratie- zalen vol met opschriften: „het gewen van fooien is ten strengste verboden" en leg zulke waarschuwingen op de tafels en wij maken ons sterk, dat men op den duur slagen zal. Vergeet niet, dat het eigenbelang van den café-bezoeker meebrengt om geen fooi te geven. Dringt langzamerhand het idee door, dal het afschuiven van een fooi een beleediging is voor den kellner, en stoot men eenige malen den neus bij een wei gering, dan zal men de gewoonte spoedig verleeren. Het bedienend personeel onzer café's en restaurants ziet in afschaffing van het fooienstelsel maatschappelijke "verheffing. Welnu, de kellners zijn even goed nuttige leden der maatschappij als andere werkne mers. Men weigere hen niet een lponsteisel, waarop zij recht hebben. En men zegge niet: dat gaat toch niet! Er zijn de laatste jaren grooter revoluties voltrokken. Als het ooit kan, dan moet het in onzen tijd kun nen. Men neme dus een eerlijke proefi Be 5. „Standaard" heeft niu ook een bo schouwing aan de oplossing van de kabi netscrisis gewijd. Het an ti-revodulioim ai re hoofdorgaan houdt vol, dat hot hater ware geweest na het conflict bij „Oorlog" tot Kameront binding over te gaan en schrijft dan: Naar door den Voorzitter van de Twee de Kamer wend medegedeeld, wend de maand October voor de behandeling van de voorstellen der Grondwetsherziening bestemd. Eerst daarna kunnen de verkie zingen worden gehouden, en dan zal in verhand met den uitslag daarvan de sa menstelling van het Kabinet in nadere beschouwing worden genomen. Ook dan is. het oogenblik aangebroken voor een parlementair program voor de volgende periode. Hoewel dus deze zaken niet zoo spoe dig aan de orde kannen, als wij wel had den gewensebt op een vervroegde ver kiezing mag men in. elk geval ook thans welrekenen, en in verband daarmee mag de waag worden gestald, of het, afgezien van al het andere, op zich zelf wel geluk kig kan genoemd, dat de Minister van Fi nanciën moest worden vervangen. Te-, opzichte todh van het voortbestaan van «it Kabinet Ugt er in de spoedig op handt- zijnde verkiezingen, een element vaft dteSkerheict; 't WeJik het den nieuwen titularis wel zeer moeilijk zal maken om een eeoagszins bindend financieel program met eenig perspectief te geven. Toch zal dit van hém worden verwacht. Was hot conflict op Financiën aange komen, dan zou deze vervanging allicht onvermijdel'ijik zijn geweest. Nu dit niet het geval is schuilt voor een reconstructie, die verder reikt dan de vervulling in het beheer vaal het betrokken departement, in dit geval dat voor Oorlog, het tijdstip min der gunstig. V/ij staan echter thans voor het feit, dal zulks toch is geschied. Minister de Vries heeft van de nieuwe oombinatie geen deel wilien uitmaken en wij moeten ons oordeel over zijn heen gaan opschorten, tot wij de motieven, die daartoe leiden, volkomen kennen. Wij wijlen wel zeggen, dat wij op zich zelf zijn heengaan, als gevolg van deze reconstructie, betreuren; wat echter niiet beduidt, dat wij zijn opvolger met ceaigen onwil zien komen. Wij vinden het natuurlijk, dat, nu de heer De Vries heenging, naar een Christe- lijik-historisdh Staatsman werd gezocht, om de ledige plaats in te nemen. En dat niet alleen om het feit van de financieele moeilijkheid, die reeds op het stuk van de grondbelasting bestaat; een moeilijkheid, die voornamelijk kwam van den kant dor Christelijk'-historische groep; maar ook om de w.ensohelijkheid, dat een van de leidende persoonlijkheden bij de Ghristelijk-lristorische pairtij in het Kabi net plaats neemt. Het kan niet ontkend, dat hoezeer de parlementaire grondslag wankel blijft als voorheen, er in deze om standigheid op zichzelf eenige sterking moet Eggen. De heer De Geer is een financieele spe cialiteit en een Staasman van erkende be kwaamheid, bij Rechts en Tanks gezien. Zijn persoonlijkheid geeft reeds zekeren waarborg. Maar ook afgezien van den persoon moest het nauwer verband met de ChristdijHiistorische partij ten opzichte ook van het moeilijk financieel probleem Kantoor ALKMAARBREEDSTRAAT 11 Correspondentschap HOORN6SOOTE fóOOKO140 niet onwelkom zijn. Het tweede belangrijke feat vain deze reconstructie is h«t optreden van een An ti-re volutionnair als Minister van Oorlog. Nu men een definitieve vervulling van den opengevallen post voor Oorlog na streefde kon het niet bevreemden, dat men bij de An fci - revol u tionn aire partij een ge schikt man zocht. De heer Van Dijk is in onze partij geen onbekende. Hoewel hij parlementaire er varing mist, geeft zijn erkende bekwaam heid ons roden om met vertrouwen zijn arbeid tegemoet te zien. Hij komt voor een moeilijke taak te staan, maar voor een taak' bij wier welslagen het - belang van «ra volk in hooge mate betrokken is. Al leen groot plichtsgevoel en opofferingsge zindheid kon er toe brengen dit werk te aanvaarden. Geve God dien nieuwen Mi nister van Oorlog de kracht om den ar beid hem opgedragen, tot een goed einde te brengen. "Uit het optreden van den heer Van Dijk als Minister van Oorlog, gelijk trouwens ook uit het feit, dat de reconstructie tot stand kwam, meenen wij te mogen aflei den dat het ter rechterzijde gelukte inzake het vendtedigingsvraagstuk tot zekere over eenstemming te komen. Dat deze overeenstemming ons verblij den mag. biij<kt mee uit óe wijze, waarop de crisis werd opgelost. Ook spreekt het wel van zelf, dat, nu men prijs stelde op een nieuwen man voor Oorlog en geen intermediair begeerde, die beóoeffimg voorligt om bet militair vraag stuk nog voor de grondwetsherziening af te handelen. En deze omslandiglicki, èn de op goe den grond berustende veronderstelling der overeenstemming ter redhterzijde, doet ons d« vrucht dezer reconstructie met eenig ■vertrouwen ten opzichte van het militaire vraagstuk tegemoet zien. En zoo glijdt dan hot mênistorieeh" schip de heffing weer af en gaat hot de branding vaen de politieke zee weer tegemoet. Wij wenschen het gelukkige vaart. Men schrijft uit Arnhem aan het „Hbl.": De drie burgemeesters, die voor jhr. De Geer achtereenvolgens langer of korter aan tal jaren in het huis van Marten van Ros- sum resideerden, zijn allen na hun afscheid van de Geldersche hoofdstad tot hooger ambt geroepen. E. C. Bon. Sweerts de Lan- das Wyborgh werd na eenige jaren burge meester van de residentie te zijn geweest commissaris der Koningin in Zuid-Holland, jhr. mr. dr. A. Röell, zijn opvolger in Arn hem, werd met dit ambt in Noord-Holland bekleed na zijn Burgemeesterschap over de Hoofdstad en mr. A. J. A. A. Bon. van Heemstra is na een korte periode werk zaam te zijn geweest als advocaat-generaal bij het Arnhemsehe gerechtshof, Gouver neur van de West geworden. Burgemeester jhr. De Geer wordt even een jaar na de aanvaarding van zijn bur gemeestersambt geroepen tot minister van financiën. Op Arnhem schijnt wel het lol te druk ken, burgemeesters te zien heengaan, die men gaarne langer tijd had behouden. Ii ongeveer 22 jaar tijds heeft Arnhem vier burgemeesters gehad, en zoo voor dén van hen, dan geldt zeker voor den laatste van die reeks, dat men zijn bezit waar deerde en zijn heengaan betreurt. Men heeft in de 14 maanden van het be stuur van jhr. De Geer kunnen waardee- ren het bezit van een burgemeester, die, zich stellend boven de partijen, werkelijk leiding kon geven en wegwijzer vermocht te zijr,. Zulk een man had Arnhem van noo- de om zich te ontworstelen aan kwellen den belastingdruk. Burgem. De Geer is als burgemeester een figuur geweest om wie zich gaarne vertegenwoordigers van alle partijen schaarden om zijn inzichten te vol gen. Want zijn geestelijk overwicht in den raad werd gaarne erkend, omdat er van hem uitging datzelfde vertrouwenwekkend gevoel, dat een geneesheer vermag te bren gen in den familiekring, wanneer hij het juiste middel weet aan te geven, dat naar zijn overtuiging genezing zal brengen. De ernst van den financieelen toestand is door burgemeester De Geer in enkele grootere redevoeringen onbewimpeld aan gegeven, maar bovendien heeft hij de lij nen aangeduid waarlangs het gemeentebe- heer zich behoorde te bewegen om tot ver betering te geraken. In het positieve stak zijn groote kracht en daarom is het zoo jammer dat de ge meente slechts zoo korten lijd van zijn ken nis en bestuurstalen! heeft mogen profitee red, van hem mochten daden verwacht worden, welke Arnhem hadden vooruit ge bracht en uit het financieel moeras gehol pen. Van burgemeester tot minister. Voor een inan als jhr. De Geer is de afstand niet groot, omdat hij reeds bij zijn komst meer behoerschte dan het burgemeesterschap van een groote stad in de provincie. Voor hem was het slechts een gevolg geven aan de roepstem van het landsbelang. Voor Arn hem is het een voorrecht geweest hem een jaar lang als burgemeester te mogen bezit ten. REGELING' HAVENRESEBVE. Ook do afdeeling Amsterdam, van den öentralen Bond van Transportarbeiders heeft de voorstellen van den Loonraad betreffende de reorganisatie van de ha- venreserve met zeer groote meerderheid aanvaard. Zooals men weet, komt deze reorga nisatie in hoofdzaak neer op een bijstor ting van de werknemers van het be drag, dat boven de stortingen door werk gevers, Rijk en Gemeente noodig is, om de haven in arbeids-reserve in stand te houden. Ook de Christelijke Transportarbeiders hebben de reorganisatie-voorstellen aan vaard. DB DUITSCHE KROONPRINS. Volgens een B. T. A.-telegram uit Pa rijs heeft de Petit Parisien" uit Ber lijn bericht ontvangen, dat in monarehis- tishe kringen in Potsdam het gerucht loopt, dat de kroonprins den 19en Juni j.L der Noderlandeche regeering vergun ning heeft gevraagd Wielingen te ver laten om zich in Zuid-Amerika te ves tigen. VREEMDELINGENVERKEER EN TYPHUS IN NEDERLAND. In de Zwitsersche bladen stonden in de laatste dagen berichten van een ly-phus- epidemie, die zou hoerschen in Nederland, Waarschijnlijk zijn die berichten verspreid, doordat eenige typhusgevallen zich hebben voorgedaan in Delft en Zwolle. Naar aanleiding van verzoeken aan het Vreemdelingenverkeer" te Boskoop, om telegrafische inlichtingen omtrent de „ty- phusepidemie", van reizigers, die op het pun-t slaan naar Nederland te komen, vraagt genoemde vcreeniging medewerking van de Nederlandsche bladen, om in liet belang van het Vreemdelingenverkeer hier te lande, erop te wijzen, dat van een ty- phusepidomie in Nederland geen sprake is. VRIJ NAAR HET DUITSCH TWEEDE DEEL, 52- Vroeger was hij 'n vroolijke oude heer geweest, die gaarne grappen maakte en voor ieder 'n goed woord overhad, maar nu werd hij hoe langer hoe droefgeestiger, sprak soms den geheelen dag geen woord en werd zoo zwak en ellendig, dat men medelijden met hem moest hebben. De heer Guthbridge, die nu haast alle zaken voor hem bezorgde en deed, alsof hij reeds heer en meester was, sprak van een hart kwaal, waaraan zijn oom, volgens de mee ting des dokters, lijdende was, maar ik wist het beter. Hij had berouw over zijn dritt «n verlangde naar den verstouten pleeg zoon, maar hij kon niet van. zich verkrijgen, rijn ongelijk te bekennen. Een enkelen keer waagde ik het er op te zinspelen, teaar dan deed hij, alsof hij mij niet be greep. Eindelijk werd hij ziek. De heer Guth- ®ridge, die mij zeer zeker met vertrouwde, Set mij nu niet meer bij hem; hjj zelf *eriiet haast nooit de ziekerikaaior, omdat fe toestond van den bser Brannsber» hem. zooveel zorg baarde, gelijk hij ons wilde doen gelooven. Ik zag in, dat het de hoogste tijd was, een ernstig woord met den zieke te spreken, maar langen tijd kon ik er geen gelegenheid toe vinden; de heer Guth bridge vvgs te waakzaam. Op zekeren dag echter was het toeval mij gunstig; een def tig gekleed heer, die onmogelijk afgewezen der noodzakelijkheid den heer Guthbridge te spreken, en terwijl deze nu met zijn bezoeker bezig was, sloop ik naar boven. De ziekenverpleegster wilde mij eerst niet binnen laten, maar eindelijk gaf zij toe en liet mij voor een kwartier haar plaats over bij het ziekbed, terwijl zij een korte poos buiten wilde wandelen. De heer Braunsberg lag heel stil, alsof hij sliep, en ik begon al te vreezen, dat ik gedwongen zou zijn hem te wekken. Maar zoodra wij alleen waren, stak hij mij de hand toe en zei de met zwakke stem: „EindelijkHet is niet mooi van u, dat gij niet eens naar mij komt zien, Tila!" Ik verklaarde hem, dat de heer Guth bridge mij niet bij hem wilde laten en hij zuchtte en zeide: „Ja, ja, ik weet het; maar wij mogen geen tijd verliezen; William kan leder oogenblik terugkomen. Wilt gij mij eene groote gunst bewijzen?" Ik ver zekerde hem, dat ik alles zou doen, wat hij wenschte. Hij knikte bevredigd en fluisterde: „Tlta, ik kim niet lang meer leven, dat voel Ik maar al te goed. Ik moet echter eerst nog het onrecht herstellen, dat ik Robert heb aangedaan. O, wat zon ik er voor geven, dat ik hem nog eens bon zien! Maar daar voor is het nu te laat. Nu, zooals God het wil. Maar nu wil ik u zeggen, wat gij voor mij en Robert moet doen. De notaris moet komen en ik heb niemand, die hem kan roepen. De zieken verpleegster, Peter, allen staan in dienst van Guthbridge, en de dokter is.... maar daarop komt het nu niet aan. Wilt gij den notaris roepen, Tita?" Ik beloofde liet hem en hij scheen ge rustgesteld. „Verlies geen tijd," zedde hij nog. „Zend Peter bij mij, totdat de ver pleegster terugkomt. En zeg den notaris, dat hij niet draalt, en zich desnoods met geweld toegang tot mij verschaft. Ik wil William een som nalaten, die hem voor armoede bewaart, maar Robert moet mijn erfgenaam zijn." „Dat wist ik," riep Helena met fonkelen de oogen, „en toen". „Ik stond op, om te doen, wat hij van mij verlangd had. Hij drukte mij nog de hand en ik ging heen. Maar ik kwam niet ver. Toen ik op de gang kwam, stond juist 'tegenover de deur de heer Guthbridge." „Ah!" riep Helena, en ook Max kon een uitroep van verrassing niet onderdrukken. „Het eerste oogenblik was ik sprakeloos van schrik," ging Tita voort, „maar ik vatte moed en wilde bedaard verder gaan, glsof er niets gebeurv' was. Maar Guth bridge sprong als een tijger op mij af, pakte mij, zonder een woord te spreken, hij den schouder, en voor dat ik wist, wat er met mij gebeurde, had hij mij reeds voorbij de deur geslooien, die de gang, waar wij ons bevonden, met den westelijken vleugel verbindt. Hier soheurde ik mij los, en misschien was ik hem ontsnapt indien ik tegenwoordigheid van geest ge noeg had gehad, om aan de steenen wen teltrap te denken, maar ik was zoo ver ward, dat ik mij in plaats daarvan achter uit wendde. Met een verwensohing trok hij mij van de deur weg, die ik nu zoo gauw niet kon openen, en sleepte mij, met de bedreiging, dat hij mij zou worgen, indien ik een schreeuw gaf, in een nauwe zijgang, aan welker uiteinde hij mij met zulk een macht in een kamer wierp, dat ik op den grond viel. Hij beval mij op te staan en te vertellen, wat er in de zielce- kamer gebeurd was. Ik trachtte zijn vragen te ontwijken, maar het ging niet." Dus gij hebt hem verteld, weiken last de heer Braunsberg u gegeven had?" Tita knikte. „Ja, ik zeide het hem, en nooit zal ik den blik vergeten, dien hij mij toewierp. Dan lachte hij wild, draaide zich om en ging de deur uit, die hij achter zich in het slot wierp. Ik wilde hem volgen, maar de deur was gesloten, ik was zijn gevangene." „Gij hadt toch om hulp kunnen roepen," zeide Helena. „De vleugel was geheel onbewoond," hernam Tita, terwijl zij het hoofd schudde. „Ik schreeuwde wel, zoo hard als ik maar kon, ofschoon ik heel goed inzag, dat het volgens alle waarschijnlijkheid te vergeefs zou zijn. Niemand boorde mij, cn ik geloofde, dat ik half krankzinnig was van angst en opgewondenheid. Eindelijk in wezenlijkheid was ik nog geen uur op gesloten geweest, maar de tijd scheen mij een eeuw eindelijk naderden stappen, de deur ging open en mijnheer Guthbridge stond voor mij. Voordat hij nog een woord gesproken had, wist ik wat er gebeurd was; mijnheer Braunsberg was dood." „Groois God!" riep Max verhleekend. Tita huivei'do. „In mijn geheele leven heb ik geen mensehengelaat gezien zoo vaal, zoo ontsteld als dat, hetwelk zich toen tot mij neerboog. „Ga nu maar naar den notaris," siste hij meer dan hij sprak, en brak toen in een helsoh lachen uit." „Maar, gij kant toch niet meenen, dat hij.... dat hij...." stamelde Helena. „Neen neen ik weet niets, ik meen niets!" riep Tita uit. „Slechts had ik van dat uur af een gevoel alsof ik nooit en nergens voor hem zeker was... Het was verschrikkelijkzeide zij, ter wijl zij het gelaat in heide handen ver borg. Allen zwegen, slechts hot zachte snik ken der oude vrouw was hoorbaar. „Mijnheer Braunsberg heeft dus geen nieuw testament gemaakt?" vroeg He lena, na een lange pauze; „dan i3 voor ons alles uit!" „Hij vond er geen tijd meer voor," hernam de oude vrouw bedroefd. „Maar maakt niet het feit, dat hij het wilde doen, en dat men het hem met geweld belet heoit, het vroegere on geldig?" Max schudde het hoofd. „Tk geloof het niet en zelfs dan, wanneer om die reden de wettigheid van het testament zou kunnen worden aangeval len, zou men ons toch hot eerst na -,r bewijzen vragen." ,„Ik kan met een eed bevestigen, dat alles zoo is gebeurd als ik het vertel." „En Guthbridge bezweert het tegen deel." „Wie vreet?" riep Helena met nieuw ontwaakte hoop; „misschien zijn er ge tuigen te vinden. Het is toch niet on mogelijk, dat de temgkeerende verpleeg ster of iémand anders meer heeft ge zien en gehoord, als wij nu weten. De vreeselijke verdenking alsof de dood van den' ongelukkigen, ouden man verhaast..."

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1921 | | pagina 1