pCL
IK EU DEM
luzi mkm trasco
BANK - mSQCïUTEE
„o
S
uw -
N
BLAD39
BINNENLAND
ISÏ1ÏIM en{QMPERI2 1834 b EBEi!ElËEH!i 1853
feuilleton
vm des puit de yim
O
No. 244
ZATERDAG 30 JULI 1921
14e JAARGANu
i
Bureau" HOF 6, ALKMAAR. -
Telefoon:
goedkooper dan
andere Juweliers
Het FooierssteSseL
NOQRDIRBANK,
ALKMAAR - hoorn.
Wij verhuren loketten ter veilige
bewaring van effecten endecu
menten sn onze Ups brandkast,
Moe. 2 Zatiüfjfad 10 Cts
EINDHOVEN.
HET GERECONSTRUEERDE
KABINET.
Kapitaal en Reserven f 19.500.000.
Direct.: K. VAN NIEMES Jr.\
Gredlefen, Deposito's, Aasi- en Verkoop van Iftocfen.
ALLE BANKZAKEN.
Binnenlandsch NiauwïT
Burgemeester De Geer.
Onder Valsclte Vlag
N00RD-H0LLANDSCH
Abonnementsprijs
Per kwartaal voor Alkmaarf 2.
Voor buiten Alkmaarf 2 85
Met Geïllustreerd Zondagsblad 0 60 f hooger.
ADMINISTRATIE No. 433
REDACTIE No. 633
Advertentieprijs:
Van 1 5 regels f 1.25; elke regel meer f 0 25; Reclames
per regel f 0.75; Rubriek „Vraag en aanbod" bij voor
uitbetaling per plaatsing f 0.60
Aan
alle abonné's wordt op aanvrage gratis een polis verstrekt, welke hen verzekert tegen ongevallen tot een bedrag van f 500,—, f 400,—, f 2QQ,—f 100,—f 6Q,—f 35,—, f 15.—.
2®sidags gesloten.
Het reeds lang dreigend conflict in het
hotel-, café- restaurantbedrijf is eindelijk
uitgebroken.
In de groote steden hebben de kellners
hef werk gestaakt en blijkens de berichten
uit Amsterdam en Den Haag, schijnen wij
bier niet te doen te hebben met een stroo-
vuurtje, aangestookt door eenige heethoof
den, maar met een ouderwetschen loon
strijd
is steeds wenschen wij hierbij geen par
ty te kiezen, waar het gaat om een strijd
op particulieiT terrein, al kunnen wij hel
niet anders dan betreuren, dat hier weder
om gegrepen is (gegrepen moest worden?i
naar het tweesnijdend zwaard der staking.
Alle actie van sociale opvoeders schijnt er
nog maar niet toe te kunnen leiden,- dat
men loonconflicben door minnelijk overleg,
arbitrage of anderszins oplost.
Intusschen, de kellnersstaking is een feit
In het gelijk of ongelijk van beide partijen
zullen wij ons niet verdiepen. Maar over
een der punten in het conflict, waarbij
niet alleen de strijdende partijen maar ook
en voor een niet gering deel het publiek
betrokken is, meenen wij wel iets te mogen
zeggen. De thans uitgebroken staking is
ons daartoe slechts een aanleiding.
Wij bedoelen den eisch der werknemers
ie het hotel-, café-, restaurantbedrijf, tot
afschaffing van het fooienstelsel.
Een oude, heel oude geschiedenis!
Velen, zelfs onder de naast betrokke
nen, halen ongeloovig de schouders op,
wanneer dit punt ter sprake komt. Alles
is mogelijk, zeggen zij, maar het fooienstel
sei m onze cafe's afschaffen is onmogelijk.
Feit is inmiddels, dat deze eisch onder
if kellners zelf steeds krachtiger wordt
gehoord en dat de organisaties er nu een
'taking voor over hebben. Men vertelt ons,
dat oud-gedienden, die in het oude onge
loof aan de mogelijkheid van invoering van
een vast loon zonder fooien waren vast
gegroeid, door de tijdsomstandigheden der
laatste jaren zijn bekeerd en nu meestrij
den met de jongeren. Gezien de actie in
voord en geschrift, moeten wij aannemen,
'lat het den kellners ernst is met him
eisch en met hun bewering, dat zij het
fooienstelsel als iets vernederends voelen.
Zij zijn in dienst van een patroon, maar
worden door derden betaald. Zij meenen
maatschappelijk te klimmen en in achting
te stijgen, wanneer zij voor hun patroon
de consumptie tegen vaste prijzen verkoo-
pen en daarvoor van den patroon ook het
loon ontvangen. Afhankelijk te zijn van
den goeden luim of het zoogenaamde fat
soensbegrip van den klant, wordt hoe lan
ge. hoe meer als niet menschwaardig ge
voeld.
Doch laten wij dit een oogenblik terzijde.
Van patroonszijde wordt beweerd, dat het
hotel- en cafébedrijf het niet toelaat het
personeel te bezoldigen door de loonen op
de consumptie te verhalen, een zaak, die
zich voor buitenstaanders wel als aanne
melijk laat aanvoelen, maar waarop uiter
aard geen controle bestaat.
Van werknemerszijde nu is daartegen
over dezer dagen in een vlugschriftje een
zakelijke redeneering gesteld.
Ii „een woord tot de kellners" wordt
uiteengezet, dat de hotel- en caféhouders
reeds twee jaar lang overtuigd zijn, dat de
oorlogsprijzen verlaagd moeten worden,
minstens met 20 pCt., een verlaging, die
echter nog niet doorgevoerd is.
Op deze basis werd de volgende redenee
ring gebouwd'
Indien de werkgevers, inplaats van tot
deze verlaging der prijzen over te gaan,
de bezoekers ontheffen van de betaling van
hun personeel, en aan dit personeel een
vast inkomen verzekeren in den vorm van
een toereikend loon, verhoogd met een per
centage van den omzet, en zij berekenen
daarvoor een bedrag, gelijkstaande met een
20 25 pCt van de totale ontvangst, dan
wordt daarmede bereikt dat het publiek
een lager tarief betaalt, de kellner wordt
verlost van het fooienstelsei en de patroon
zonder financieele bezwaren dezen
nieuwen toestand in zijn bedrijf kan invoe
ren. Hierdoor kunnen de huidige tarieven
gehandhaafd blijven, die bij een gunstiger
conjunctuur evenwel toch nog kunnen
worden, verlaagd.
Met een voorbeeld wordt dan aange
toond, dat het invoeren van een vast loon
voor volwassen kellners, op f 40.per
week gesteld, verhoogd met een percentage
van 5 pCt., niet alleen voor de kellners
acceptabel is. doch ook door het bedrijf in
zijn huidigen toestand te dragen.
Wij nemen daarvoor een zaak, waarin
negen kellners werkzaam zijn.
Naar bekomen opgaaf kan de totale ont
vangst van deze zaak geraamd, worden op
f 300.000 per jaar. (Volstaan wordt met
ronde cijfers.)
Een verlaging der prijzen, bij een zelf
den omzet, van 10 pCt., brengt dit bedrag
aan ontvangsten terug met f 30.000.
Ann de kellners wordt een weekloon van
f 40.betaald, is voor de negen kellners
een bedrag van f 18.720 per jaar.
Aan de kellners wordt boven hun loon
een provisie verstrekt van 5 pGt., hetgeen
op een omzet van f 270.000 een bedrag uit
maakt van f 13.500.
Aan loon en provisie 18.720, plus
t 13.500 is 32.220.
Dit bedrag, verhoogd met negen weken
vacantie-toeslag, wordt 32.580.
Op dit bedrag komt in mindering het
thans aan de kellners betaalde maandloon
h f 30.en f 24.vacantïe-toelage, in
totaal f 3456.per jaar, waardoor de
hierboven genoemde post salaris wordt te
ruggebracht op f 26.764.
Voert de ondernemer derhalve een ver
laging in van 10 pCt., dan kan hij in de
nieuwe post vol loon aan de kellners plus
provisie, zonder finantieele bezwaren in
voeren en verdient hij op den koop toe
nog aan deze verlaging, gezien het verschil
tusschen f 30.000 en f 26.764.
Nu is de juistheid van deze redenee
ring natuurlijk voor buitenstaanders niet
te onderzoeken. Waanneer het b.v. niet mo
gelijk is, om de tarieven gemiddeld met 10
pCL te verlagen, ontvalt aan bet betoog de
grondslag.
Toch geeft -deze becijfering een leiddraad.
Wanneer het waar is, dat de tarieven,
welke de twee laatste jaren gegolden heb
ben, niet verlaagd zijn, dan zal vermoede
lijk de prijsdaling in levensmiddelen een
zekere verlaging tocli wel toelaten of bin
nenkort veroorloven. Niet voor niets is ons
land op 't oogenblik in de geheele wereld
tot in Amerika toe berucht om zijn
hooge hotelprijzen. De gelegenheid om de
kosten van de invoering van een vast loon
voor kellners in de prijzen te verdiscontee-
ren, desnoods met een kleine taricfsvei-
hooging, schijnt dus wel aanwezig. Het pu
bliek zal zich, wanneer het fooienstelsel
werkelijk, radicaal, wordt afgeschaft, een
kleine verbooging welke dan feitelijk
geen verhooging is nog wel laten wel
gevallen.
Maar men zegt: het fooienstelsel is niet
af te sohaffen; de kellner zal de fooi clan
destien toch blijven acoepteeren.
Op dat ongeloof meenen wij, mag men
deze zaak niet laten stranden. Wanneer
wij van het beginsel doordrongen zijn, dat
het fooienstelsei uit sociaal oogpunt ver
keerd is, dan moet in ieder geval een proef
worden genomen. Men bedenke daarbij,
dat wij in een tijd leven, dat de vak
organisatie groote macht heeft over haar
leden; deze staking bewijst dat op ver
bluffende manier. Wanneer de leiding de
zer organisaties de bestrijding van het
fooienstelsei met kracht ter hand neemt,
dan hebben wij nog wel eenig vertrouwen,
dal men slagen zal, mits de patroons zelf
krachtdadig meewerken.
Er zijn voorbeelden genoeg van zeer
drukke lunchrooms in de groote sleden,
me. vrouwelijk bedieningspersoneel, waar
geen fooien gegeven worden.
Hang de muren der café's en restauratie-
zalen vol met opschriften: „het gewen van
fooien is ten strengste verboden" en leg
zulke waarschuwingen op de tafels en wij
maken ons sterk, dat men op den duur
slagen zal.
Vergeet niet, dat het eigenbelang van
den café-bezoeker meebrengt om geen fooi
te geven. Dringt langzamerhand het idee
door, dal het afschuiven van een fooi een
beleediging is voor den kellner, en stoot
men eenige malen den neus bij een wei
gering, dan zal men de gewoonte spoedig
verleeren.
Het bedienend personeel onzer café's en
restaurants ziet in afschaffing van het
fooienstelsel maatschappelijke "verheffing.
Welnu, de kellners zijn even goed nuttige
leden der maatschappij als andere werkne
mers. Men weigere hen niet een lponsteisel,
waarop zij recht hebben. En men zegge
niet: dat gaat toch niet! Er zijn de laatste
jaren grooter revoluties voltrokken. Als het
ooit kan, dan moet het in onzen tijd kun
nen.
Men neme dus een eerlijke proefi
Be 5. „Standaard" heeft niu ook een bo
schouwing aan de oplossing van de kabi
netscrisis gewijd.
Het an ti-revodulioim ai re hoofdorgaan
houdt vol, dat hot hater ware geweest na
het conflict bij „Oorlog" tot Kameront
binding over te gaan en schrijft dan:
Naar door den Voorzitter van de Twee
de Kamer wend medegedeeld, wend de
maand October voor de behandeling van
de voorstellen der Grondwetsherziening
bestemd. Eerst daarna kunnen de verkie
zingen worden gehouden, en dan zal in
verhand met den uitslag daarvan de sa
menstelling van het Kabinet in nadere
beschouwing worden genomen. Ook dan
is. het oogenblik aangebroken voor een
parlementair program voor de volgende
periode.
Hoewel dus deze zaken niet zoo spoe
dig aan de orde kannen, als wij wel had
den gewensebt op een vervroegde ver
kiezing mag men in. elk geval ook thans
welrekenen, en in verband daarmee mag
de waag worden gestald, of het, afgezien
van al het andere, op zich zelf wel geluk
kig kan genoemd, dat de Minister van Fi
nanciën moest worden vervangen.
Te-, opzichte todh van het voortbestaan
van «it Kabinet Ugt er in de spoedig op
handt- zijnde verkiezingen, een element
vaft dteSkerheict; 't WeJik het den nieuwen
titularis wel zeer moeilijk zal maken om
een eeoagszins bindend financieel program
met eenig perspectief te geven.
Toch zal dit van hém worden verwacht.
Was hot conflict op Financiën aange
komen, dan zou deze vervanging allicht
onvermijdel'ijik zijn geweest. Nu dit niet
het geval is schuilt voor een reconstructie,
die verder reikt dan de vervulling in het
beheer vaal het betrokken departement, in
dit geval dat voor Oorlog, het tijdstip min
der gunstig.
V/ij staan echter thans voor het feit, dal
zulks toch is geschied.
Minister de Vries heeft van de nieuwe
oombinatie geen deel wilien uitmaken en
wij moeten ons oordeel over zijn heen
gaan opschorten, tot wij de motieven, die
daartoe leiden, volkomen kennen.
Wij wijlen wel zeggen, dat wij op zich
zelf zijn heengaan, als gevolg van deze
reconstructie, betreuren; wat echter niiet
beduidt, dat wij zijn opvolger met ceaigen
onwil zien komen.
Wij vinden het natuurlijk, dat, nu de
heer De Vries heenging, naar een Christe-
lijik-historisdh Staatsman werd gezocht,
om de ledige plaats in te nemen.
En dat niet alleen om het feit van de
financieele moeilijkheid, die reeds op het
stuk van de grondbelasting bestaat; een
moeilijkheid, die voornamelijk kwam van
den kant dor Christelijk'-historische groep;
maar ook om de w.ensohelijkheid, dat een
van de leidende persoonlijkheden bij de
Ghristelijk-lristorische pairtij in het Kabi
net plaats neemt. Het kan niet ontkend,
dat hoezeer de parlementaire grondslag
wankel blijft als voorheen, er in deze om
standigheid op zichzelf eenige sterking
moet Eggen.
De heer De Geer is een financieele spe
cialiteit en een Staasman van erkende be
kwaamheid, bij Rechts en Tanks gezien.
Zijn persoonlijkheid geeft reeds zekeren
waarborg. Maar ook afgezien van den
persoon moest het nauwer verband met de
ChristdijHiistorische partij ten opzichte
ook van het moeilijk financieel probleem
Kantoor ALKMAARBREEDSTRAAT 11
Correspondentschap HOORN6SOOTE fóOOKO140
niet onwelkom zijn.
Het tweede belangrijke feat vain deze
reconstructie is h«t optreden van een An
ti-re volutionnair als Minister van Oorlog.
Nu men een definitieve vervulling van
den opengevallen post voor Oorlog na
streefde kon het niet bevreemden, dat men
bij de An fci - revol u tionn aire partij een ge
schikt man zocht.
De heer Van Dijk is in onze partij geen
onbekende. Hoewel hij parlementaire er
varing mist, geeft zijn erkende bekwaam
heid ons roden om met vertrouwen zijn
arbeid tegemoet te zien. Hij komt voor
een moeilijke taak te staan, maar voor een
taak' bij wier welslagen het - belang van
«ra volk in hooge mate betrokken is. Al
leen groot plichtsgevoel en opofferingsge
zindheid kon er toe brengen dit werk te
aanvaarden. Geve God dien nieuwen Mi
nister van Oorlog de kracht om den ar
beid hem opgedragen, tot een goed einde
te brengen.
"Uit het optreden van den heer Van Dijk
als Minister van Oorlog, gelijk trouwens
ook uit het feit, dat de reconstructie tot
stand kwam, meenen wij te mogen aflei
den dat het ter rechterzijde gelukte inzake
het vendtedigingsvraagstuk tot zekere over
eenstemming te komen.
Dat deze overeenstemming ons verblij
den mag. biij<kt mee uit óe wijze, waarop
de crisis werd opgelost.
Ook spreekt het wel van zelf, dat, nu
men prijs stelde op een nieuwen man voor
Oorlog en geen intermediair begeerde, die
beóoeffimg voorligt om bet militair vraag
stuk nog voor de grondwetsherziening af
te handelen.
En deze omslandiglicki, èn de op goe
den grond berustende veronderstelling der
overeenstemming ter redhterzijde, doet ons
d« vrucht dezer reconstructie met eenig
■vertrouwen ten opzichte van het militaire
vraagstuk tegemoet zien.
En zoo glijdt dan hot mênistorieeh" schip
de heffing weer af en gaat hot de branding
vaen de politieke zee weer tegemoet.
Wij wenschen het gelukkige vaart.
Men schrijft uit Arnhem aan het „Hbl.":
De drie burgemeesters, die voor jhr. De
Geer achtereenvolgens langer of korter aan
tal jaren in het huis van Marten van Ros-
sum resideerden, zijn allen na hun afscheid
van de Geldersche hoofdstad tot hooger
ambt geroepen. E. C. Bon. Sweerts de Lan-
das Wyborgh werd na eenige jaren burge
meester van de residentie te zijn geweest
commissaris der Koningin in Zuid-Holland,
jhr. mr. dr. A. Röell, zijn opvolger in Arn
hem, werd met dit ambt in Noord-Holland
bekleed na zijn Burgemeesterschap over
de Hoofdstad en mr. A. J. A. A. Bon. van
Heemstra is na een korte periode werk
zaam te zijn geweest als advocaat-generaal
bij het Arnhemsehe gerechtshof, Gouver
neur van de West geworden.
Burgemeester jhr. De Geer wordt even
een jaar na de aanvaarding van zijn bur
gemeestersambt geroepen tot minister van
financiën.
Op Arnhem schijnt wel het lol te druk
ken, burgemeesters te zien heengaan, die
men gaarne langer tijd had behouden.
Ii ongeveer 22 jaar tijds heeft Arnhem
vier burgemeesters gehad, en zoo voor dén
van hen, dan geldt zeker voor den laatste
van die reeks, dat men zijn bezit waar
deerde en zijn heengaan betreurt.
Men heeft in de 14 maanden van het be
stuur van jhr. De Geer kunnen waardee-
ren het bezit van een burgemeester, die,
zich stellend boven de partijen, werkelijk
leiding kon geven en wegwijzer vermocht te
zijr,. Zulk een man had Arnhem van noo-
de om zich te ontworstelen aan kwellen
den belastingdruk. Burgem. De Geer is als
burgemeester een figuur geweest om wie
zich gaarne vertegenwoordigers van alle
partijen schaarden om zijn inzichten te vol
gen. Want zijn geestelijk overwicht in den
raad werd gaarne erkend, omdat er van
hem uitging datzelfde vertrouwenwekkend
gevoel, dat een geneesheer vermag te bren
gen in den familiekring, wanneer hij het
juiste middel weet aan te geven, dat naar
zijn overtuiging genezing zal brengen.
De ernst van den financieelen toestand is
door burgemeester De Geer in enkele
grootere redevoeringen onbewimpeld aan
gegeven, maar bovendien heeft hij de lij
nen aangeduid waarlangs het gemeentebe-
heer zich behoorde te bewegen om tot ver
betering te geraken.
In het positieve stak zijn groote kracht
en daarom is het zoo jammer dat de ge
meente slechts zoo korten lijd van zijn ken
nis en bestuurstalen! heeft mogen profitee
red, van hem mochten daden verwacht
worden, welke Arnhem hadden vooruit ge
bracht en uit het financieel moeras gehol
pen.
Van burgemeester tot minister. Voor een
inan als jhr. De Geer is de afstand niet
groot, omdat hij reeds bij zijn komst meer
behoerschte dan het burgemeesterschap van
een groote stad in de provincie. Voor hem
was het slechts een gevolg geven aan de
roepstem van het landsbelang. Voor Arn
hem is het een voorrecht geweest hem een
jaar lang als burgemeester te mogen bezit
ten.
REGELING' HAVENRESEBVE.
Ook do afdeeling Amsterdam, van den
öentralen Bond van Transportarbeiders
heeft de voorstellen van den Loonraad
betreffende de reorganisatie van de ha-
venreserve met zeer groote meerderheid
aanvaard.
Zooals men weet, komt deze reorga
nisatie in hoofdzaak neer op een bijstor
ting van de werknemers van het be
drag, dat boven de stortingen door werk
gevers, Rijk en Gemeente noodig is, om
de haven in arbeids-reserve in stand
te houden.
Ook de Christelijke Transportarbeiders
hebben de reorganisatie-voorstellen aan
vaard.
DB DUITSCHE KROONPRINS.
Volgens een B. T. A.-telegram uit Pa
rijs heeft de Petit Parisien" uit Ber
lijn bericht ontvangen, dat in monarehis-
tishe kringen in Potsdam het gerucht
loopt, dat de kroonprins den 19en Juni
j.L der Noderlandeche regeering vergun
ning heeft gevraagd Wielingen te ver
laten om zich in Zuid-Amerika te ves
tigen.
VREEMDELINGENVERKEER EN
TYPHUS IN NEDERLAND.
In de Zwitsersche bladen stonden in de
laatste dagen berichten van een ly-phus-
epidemie, die zou hoerschen in Nederland,
Waarschijnlijk zijn die berichten verspreid,
doordat eenige typhusgevallen zich hebben
voorgedaan in Delft en Zwolle.
Naar aanleiding van verzoeken aan het
Vreemdelingenverkeer" te Boskoop, om
telegrafische inlichtingen omtrent de „ty-
phusepidemie", van reizigers, die op het
pun-t slaan naar Nederland te komen,
vraagt genoemde vcreeniging medewerking
van de Nederlandsche bladen, om in liet
belang van het Vreemdelingenverkeer hier
te lande, erop te wijzen, dat van een ty-
phusepidomie in Nederland geen sprake is.
VRIJ NAAR HET DUITSCH
TWEEDE DEEL,
52-
Vroeger was hij 'n vroolijke oude heer
geweest, die gaarne grappen maakte en
voor ieder 'n goed woord overhad, maar nu
werd hij hoe langer hoe droefgeestiger,
sprak soms den geheelen dag geen woord
en werd zoo zwak en ellendig, dat men
medelijden met hem moest hebben. De
heer Guthbridge, die nu haast alle zaken
voor hem bezorgde en deed, alsof hij reeds
heer en meester was, sprak van een hart
kwaal, waaraan zijn oom, volgens de mee
ting des dokters, lijdende was, maar ik wist
het beter. Hij had berouw over zijn dritt
«n verlangde naar den verstouten pleeg
zoon, maar hij kon niet van. zich verkrijgen,
rijn ongelijk te bekennen. Een enkelen
keer waagde ik het er op te zinspelen,
teaar dan deed hij, alsof hij mij niet be
greep.
Eindelijk werd hij ziek. De heer Guth-
®ridge, die mij zeer zeker met vertrouwde,
Set mij nu niet meer bij hem; hjj zelf
*eriiet haast nooit de ziekerikaaior, omdat
fe toestond van den bser Brannsber» hem.
zooveel zorg baarde, gelijk hij ons wilde
doen gelooven. Ik zag in, dat het de hoogste
tijd was, een ernstig woord met den zieke
te spreken, maar langen tijd kon ik er
geen gelegenheid toe vinden; de heer Guth
bridge vvgs te waakzaam. Op zekeren dag
echter was het toeval mij gunstig; een def
tig gekleed heer, die onmogelijk afgewezen
der noodzakelijkheid den heer Guthbridge
te spreken, en terwijl deze nu met zijn
bezoeker bezig was, sloop ik naar boven.
De ziekenverpleegster wilde mij eerst niet
binnen laten, maar eindelijk gaf zij toe en
liet mij voor een kwartier haar plaats over
bij het ziekbed, terwijl zij een korte poos
buiten wilde wandelen. De heer Braunsberg
lag heel stil, alsof hij sliep, en ik begon al
te vreezen, dat ik gedwongen zou zijn hem
te wekken. Maar zoodra wij alleen waren,
stak hij mij de hand toe en zei de met
zwakke stem: „EindelijkHet is niet mooi
van u, dat gij niet eens naar mij komt
zien, Tila!"
Ik verklaarde hem, dat de heer Guth
bridge mij niet bij hem wilde laten en hij
zuchtte en zeide: „Ja, ja, ik weet het; maar
wij mogen geen tijd verliezen; William
kan leder oogenblik terugkomen. Wilt gij
mij eene groote gunst bewijzen?" Ik ver
zekerde hem, dat ik alles zou doen, wat hij
wenschte.
Hij knikte bevredigd en fluisterde: „Tlta,
ik kim niet lang meer leven, dat voel Ik
maar al te goed. Ik moet echter eerst nog
het onrecht herstellen, dat ik Robert heb
aangedaan. O, wat zon ik er voor geven,
dat ik hem nog eens bon zien! Maar daar
voor is het nu te laat.
Nu, zooals God het wil. Maar nu wil ik
u zeggen, wat gij voor mij en Robert moet
doen. De notaris moet komen en ik heb
niemand, die hem kan roepen. De zieken
verpleegster, Peter, allen staan in dienst
van Guthbridge, en de dokter is.... maar
daarop komt het nu niet aan. Wilt gij den
notaris roepen, Tita?"
Ik beloofde liet hem en hij scheen ge
rustgesteld. „Verlies geen tijd," zedde hij
nog. „Zend Peter bij mij, totdat de ver
pleegster terugkomt. En zeg den notaris,
dat hij niet draalt, en zich desnoods met
geweld toegang tot mij verschaft. Ik wil
William een som nalaten, die hem voor
armoede bewaart, maar Robert moet mijn
erfgenaam zijn."
„Dat wist ik," riep Helena met fonkelen
de oogen, „en toen".
„Ik stond op, om te doen, wat hij van
mij verlangd had. Hij drukte mij nog de
hand en ik ging heen. Maar ik kwam niet
ver. Toen ik op de gang kwam, stond juist
'tegenover de deur de heer Guthbridge."
„Ah!" riep Helena, en ook Max kon een
uitroep van verrassing niet onderdrukken.
„Het eerste oogenblik was ik sprakeloos
van schrik," ging Tita voort, „maar ik
vatte moed en wilde bedaard verder gaan,
glsof er niets gebeurv' was. Maar Guth
bridge sprong als een tijger op mij af,
pakte mij, zonder een woord te spreken,
hij den schouder, en voor dat ik wist,
wat er met mij gebeurde, had hij mij reeds
voorbij de deur geslooien, die de gang,
waar wij ons bevonden, met den westelijken
vleugel verbindt. Hier soheurde ik mij
los, en misschien was ik hem ontsnapt
indien ik tegenwoordigheid van geest ge
noeg had gehad, om aan de steenen wen
teltrap te denken, maar ik was zoo ver
ward, dat ik mij in plaats daarvan achter
uit wendde. Met een verwensohing trok
hij mij van de deur weg, die ik nu zoo
gauw niet kon openen, en sleepte mij, met
de bedreiging, dat hij mij zou worgen,
indien ik een schreeuw gaf, in een nauwe
zijgang, aan welker uiteinde hij mij met
zulk een macht in een kamer wierp, dat
ik op den grond viel. Hij beval mij op te
staan en te vertellen, wat er in de zielce-
kamer gebeurd was. Ik trachtte zijn vragen
te ontwijken, maar het ging niet."
Dus gij hebt hem verteld, weiken last de
heer Braunsberg u gegeven had?"
Tita knikte. „Ja, ik zeide het hem, en
nooit zal ik den blik vergeten, dien hij mij
toewierp. Dan lachte hij wild, draaide zich
om en ging de deur uit, die hij achter zich
in het slot wierp. Ik wilde hem volgen,
maar de deur was gesloten, ik was zijn
gevangene."
„Gij hadt toch om hulp kunnen roepen,"
zeide Helena.
„De vleugel was geheel onbewoond,"
hernam Tita, terwijl zij het hoofd schudde.
„Ik schreeuwde wel, zoo hard als ik
maar kon, ofschoon ik heel goed inzag,
dat het volgens alle waarschijnlijkheid te
vergeefs zou zijn. Niemand boorde mij, cn
ik geloofde, dat ik half krankzinnig was
van angst en opgewondenheid. Eindelijk
in wezenlijkheid was ik nog geen uur op
gesloten geweest, maar de tijd scheen mij
een eeuw eindelijk naderden stappen,
de deur ging open en mijnheer Guthbridge
stond voor mij. Voordat hij nog een woord
gesproken had, wist ik wat er gebeurd
was; mijnheer Braunsberg was dood."
„Groois God!" riep Max verhleekend.
Tita huivei'do. „In mijn geheele leven
heb ik geen mensehengelaat gezien zoo
vaal, zoo ontsteld als dat, hetwelk zich
toen tot mij neerboog. „Ga nu maar
naar den notaris," siste hij meer dan
hij sprak, en brak toen in een helsoh
lachen uit."
„Maar, gij kant toch niet meenen,
dat hij.... dat hij...." stamelde Helena.
„Neen neen ik weet niets, ik meen
niets!" riep Tita uit. „Slechts had ik
van dat uur af een gevoel alsof ik
nooit en nergens voor hem zeker was...
Het was verschrikkelijkzeide zij, ter
wijl zij het gelaat in heide handen ver
borg.
Allen zwegen, slechts hot zachte snik
ken der oude vrouw was hoorbaar.
„Mijnheer Braunsberg heeft dus geen
nieuw testament gemaakt?" vroeg He
lena, na een lange pauze; „dan i3 voor
ons alles uit!"
„Hij vond er geen tijd meer voor,"
hernam de oude vrouw bedroefd.
„Maar maakt niet het feit, dat hij
het wilde doen, en dat men het hem met
geweld belet heoit, het vroegere on
geldig?" Max schudde het hoofd. „Tk
geloof het niet en zelfs dan, wanneer
om die reden de wettigheid van het
testament zou kunnen worden aangeval
len, zou men ons toch hot eerst na -,r
bewijzen vragen."
,„Ik kan met een eed bevestigen, dat
alles zoo is gebeurd als ik het vertel."
„En Guthbridge bezweert het tegen
deel."
„Wie vreet?" riep Helena met nieuw
ontwaakte hoop; „misschien zijn er ge
tuigen te vinden. Het is toch niet on
mogelijk, dat de temgkeerende verpleeg
ster of iémand anders meer heeft ge
zien en gehoord, als wij nu weten. De
vreeselijke verdenking alsof de dood van
den' ongelukkigen, ouden man verhaast..."