BANK-ASSOCIAT1E „ONS BLAD" FEUILLRTf )N~ Onder Valscbe Vlag Binnenl. Nieuws, PI mui P"*- Bureau: HOF 6, ALKMAAR. - Telefoon: i\00RDERBANK No. 2 ZANDBLAD 10 Cts. VAN DER HUTT DE VLAM EINDHOVEN. |lndische Kroniek. VUTIEIM a SOMFERTZ1131 a CiEBIETVEBEEÜIBIHfi 1833 Kapitaal en Reserven f 19.500.000 Direct.: K. VAN MIENES Jr.' No. 256 ZATERDAG 13 AUGUSTUS 1921 I4e JAARGANG WORD g— Abonnementsprijs: Per kwartaal voor Alkmaarf 2.— Voor buiten Alkmaar Met Geïllustreerd Zondagsblad 0 60 f hooger. ADMINISTRATIE No. 433 REDACTIE Na 633 Advertentieprijs: Van 1—5 regels f 1.25; eikeregel meer f 0 25; Reclames per regel f 0.75; Rubriek „Vraag en aanbod" bij voor uitbetaling per plaatsing f 0.60. De stichting „Moederheil" cn hare beteekenis. ii. Wat nu liet tweede deel van „Moeder heil!', de zedelijke en maatschappelijke renheffing van gevallen meisjes, belreft, het is duidelijk, dat waar waren nood te tenigen va'lt, wij katholieken niet van verre mogen staan, want geen liefdewerk mag cns vreemd zijn; de godsdienst van den 'Ihristus, is de godsdienst^van de liefde. De nood nu van de ongehuwde moeder ligt niet, of althans niet eerst en hoofd zakelijk op stoffelijk terrein; onbezonnen heid en gebrek aan zelfrespect, lichtzinnig- ieid en tekort aan overtuiging, onverschil ligheid en slapheid in het godsdienstige, willoosheid en hartstocht, ziedaar de oor zaken die haar voor de verleiding deden bezwijken of c. q. het ongeluk zoeken. Alle factoren van geestelijken aard en daarom behoeft de ongehuwde moeder niet og de eerste plaats geleidelijken of stoffehjken steun, maar geestelijke liefdehulp, welke zich slechts zijdelings bemoeit met liare lichamelijke noodlijdendheid en welke haar tot inkeer en bekeering brengt, haar het vertrouwen op God terug schenkt, haar de ambitie in zioh zeiven weergeeft en met nieuwen moed de samenleving doet heringaan; die haar des te meer heilzaam zelfsmistrouwen instort naarmate zij vroe ger zwakker geweest is; destemeer wape nen aangordt naarmate zij vroeger treuri ger gevallen was en haar des te zorgvul diger blijft nagaan naar gelang zij meer moreele ondersteuning blijvend noodig blijkt te hebben. Hiervan zijn de Piot. Christelijke ver- eenigingen, op dit gebied werkzaam, dan ook zoo zeer overtuigd, dat naar dezer oordeel hulp op dit punt niet moet ver leend worden door den Staat, maar langs en door de particuliere vereenigingen en dat zij er zelfs een beslist gevaar in zien, dat in art. 1 van de wet op de ziektever zekering de bevalling zij het dan ook slechts uit het oogpunt van verzekerings techniek gelijk gesteld wordt met ziekte; de ongehuwde moeder is en blijft op de eerste plaats zondares èn tegen God èn tegen de grondslagen der Maatschappij ~i allereerst eiseht voorziening de gees- ';e nood waarin zij verkeert, terwijl et alle zorg dient gewaakt te worden vonr alles wat den misstap zou kunnen verbloemen of erger, nog aanmoedigen. Kunnen wij Roomschen nu met recht matige fierheid neerzien op hetgeen het katholiek particulier initiatief (zonder eenig subsidie) op dit gebied reeds tot stand bracht; mogen wij hopen dat de openbare lichamen dezen tak van dienst der katholieke charitas weldra zullen er kennen en steunen; willen we zelfs ver trouwen, dat bij het uitwerken van de ont- verp-conventie van Washington een chris telijk staatsbestuur in zake moederschaps- rorg de juiste manier zal weten te vinden; en weten we, dat onze R.-K. hoofdzedclijk- heidsorganisatie, de Vereeniging „Voor Eer en Deugd" ook in die richting werk- taam is, dan is het voorzeker geen geringe eer voor West-Noord-Brabant, dat aldaar de kracht van het juiste beginsel en de liefde voor het gevallen meisje zóóveel be geestering wekten, dat men durft denken aan den bouw van een R.-K. Doorgangs huis van omtrent f 300.000. Maar wie zou bij het aanschouwen van cooveel optimisme dan ook niet gaarne jehoor geven aan de bede om steun, die mgetwijfeld dezer dagen zal weten binnen te dringen; wie zal er niet een eer in stel en n enkel steentje bij te dragen voor dit jrootsche Roomsdhe bouwwerk? Wie nog gevoelsbezwarcn mocht hebben (ogen de liuip aan ongehuwde zwangeren, lij ontferme zich dan ten minste toch over die onschuldige wezentjes, die voor zeker om wille van de grondslagen der maatschappij nooit wettelijk met hnwe- ijkskindcren zullen mogen worden gelijk gesteld, maar die individueel niet meer straf moeten behoeven te dragen dan dien- mgevolge onvermijdelijk of althans dien overeenkomstig noodzakelijk is en die ondanks alles toch nog hun onaantastbare rechten hebben. Wie eenigszins georiente<ti-d is in het Jeruzalem van ongehuwde zwangeren en buitenechtelijke kinderen, weet dat deze raatsten met recht en reden de armslen der armen kunnen genoemd worden en de annalen der gerechtshoven zouden als weg- ALKMAAR HOORN, Wij verhuren lokketten ter vei lige bewaring van effecten en do cumenten in onze Lips brandkast. wijzer kunnen dienen in dit weinig aan trekkelijke Sion, Met overstapping van lugubere prac- tijken, algemeene uiting van de Malthu- siaansche besmetting en van den egoisti- schen tijdgeest, staan we dan allereerst voor het feit, dat ongehuwden zoozeer lijden aan het euvel van vruchtafdrijving. Zou dit niet vaak ook hieraan te wijten zijn, dat zij absoluut geen uitweg weten en haar naar beste weten geen bereikbaar of dragelijk toevlucht bekend is? En dan de gevallen die terme komen: Voorop sta hier, dat men het aantal onwettige geboorten niet moet onderschat ten. Het beloopt in Nederland over de ge- heele bevolking dooreengenomen omtrent 3 ten honderd en gaf nog niet zoo heel lang geleden op een totaal van 33003700 (in 1919 van 3788) nagenoeg 1300 katho lieken per jaar. En dan kome de vraag of men er wel eens ooit over nagedacht heeft, aan welke ellenden, ja martelingen buiten huwelijks-geborenen vaak blootstaan. Het groot aantal levenloos aangegeve- .nen onder de illegitimi, terwijl toch de moeders voor het meerendeel jeugdige primiparae zijn, wijst dat om te beginnen al niet op een nalaten van het inroepen van verloskundige hulp? En wat zou hier van weer de oorzaak zijn? Noem bloo- lieid of verlegenheid een te mooi woord, als u wilt, maar het is in ieder geval iets dergelijks voortkomende uit de hulpe loosheid waarin zij zich alleenstaande in derdaad bevinden, of door een omgeving van zeker soort opweg gebracht worden naar de onverschilligheid. Ook de zuigelingen-sterfte is onder de onechten onevenredig hoog. Zeker het is niet hoog moreel, maar integendeel posi tief en eigenlijk nooit-onbewust verkeerd, doch het is zoo; bijna altijd beschouwt men het kind als een hangijzer en niet zelden komt men tot een trachten er zich van te ontdoen. Dat de funeste invloed van volks verzekeringen op de kindèrsterfte hier in bijzondere mate waarneembaar zou zijn kan ik niet bewijzen, maar dat bewust ge wilde veronachtzaming, ja systematische wanbehandeling geen zeldzame uitzonde ring is, zal niemand met hoop op succes trachten te betwisten. En dan, er wordt in onechte kinderen.... solirik niet handel gedreven! De bloedeigen groot moeder van het onschuldige wicht speelt hierin meer dan eens een onmenschelijken rol; practisyns en advocaten van kwade zaken trachten uit zoo'n transactie soms aan beide einden munt te slaan; tusschen- personen van niet te hoog allooi of dito bladen weten zich hierbij te interesseeren, ja o aberratiel in blanke goede trouw nemen katholieke bladen daarheen voeren de advertentiën op. Sapeinti sat. Zeker, wij nemen aan, dat dat 'n bepaald geval d.w.z. 'n bepaald kind in bepaalde omstandigheden aan bepaalde pleegouders af te staan, zoowel onder tijdelijk als on der geestelijk opzicht voor het kind in Kwestie 'n weldaad kan wezen; maar dit zijn en blijven individueele buitenkansjes en we zouden ons sterk voelen in de bewe ring, dat eigenlijk een particulier minus boiium maar liever moest moeten getole reerd worden om wille van het algemeen welzijn. Wanneer men het verkieselijker oordeelt door te gaan, dan dient dit dan ook o.i. te geschieden uitsluitend in boven aangehaalde gnnslige gevallen en dan nog in alle stilte en confidentie, om namelijk in het maatschappelijk organisme geen hoogst onigewenscht fistel te creeeren. De „meer en meer gebruikelijke weg" mag hier niet betreden en een soort s. v. v. „zaak" bah! Wat wordt zoo'n opgenomen kind vaak anders dan een exploitatie-object en hoe gaarne zou het, groot geworden, zijn heelen boterham ruilen voor een balven, gedeeld met moeder, die het niet kennen mag, maar die in zijn idee toch licht zoo kwaad niet zal zijn. °e treurig en hoe hardroerend even- w" 1 e toestand van onechte kinderen ook menigmaal moge zijn, toch moet men drie dingen niet uit het oog verliezen: le. dat goede bescherming van het kind onmogelijk is zonder bescherming van de moeder; 2e. dat, ad sterven ook speciaal de on echte kinderen gemakkelijk zonder H. Doopsel, de nood der moeder in tegen stelling met den hunnen radicaal van geestelijke dus van hoogere orde is, en 3e. dat onder de behartiging van de be langen der moeder de verzorging van die van het kind niet behoeft te lijden, maar integendeel deze wederkeerig in elkaar- grijpen en al wat de moeder ten goede komt ook per se zijdeling het kind ten voordeel is. Op deze grondwaarheden rusten dan ook onze R.-K. Doorgangshuizen zooals die door de Meisjesbescherming zijn opge richt en die èn materieel èn organisato risch nog breeder uitgebouwd moeten wor den. Ook dat van „Moederheil" staat op deze basis. Hierover in een slotartikel. In den alleruitersten achterhoek van den Indischen Archipel, in het Zuiden van dat uitgestrekte, en nog steeds niet geheel geëxploreerde ei land Nieuw-Guinea leeft nog een volk in bijna volslagen onbeschaafde toe stand, de Kaja-Kaja's. Den laatsten tijd is er in Indië bij zondere belangstelling gekomen voor dit primitieve volk. Deze belangstel ling komt geen oogenblik te vroeg, omdat het hier gaat om de redding van een volk, dat bezig was uit te ster ven. Daar zijn door alle eeuwen heen in de geschiedenis van het Nederland- sche bewind over de Oost-Indische eilanden heel vaak gebeurtenissen ge weest, die met een zwarte kool moeten worden opgeteekend in het gedenkboek van Nederlandsch-Indië, en daartoe behoort het verval van dit Kaja- Kaja-volk. Wanneer het nog gelukken kan, dit volk voor algeheelen ondergang te behoeden, dan is dit te danken aan de onvermoeide pogingen van de Pa ters Missionarissen van he.t H. Hart van Jesus. Reeds sinds vele jaren zijn opder hen de Paters Geurtjens, v. d. Kolk en Vertenten door publicaties bezig het volle licht te laten vallen op de ellen dige toestanden, welke daar in Zuid Nieuw-Guinea heerschen. Wellicht kan ik het reddingswerk, dat onder hunne leiding begonnen is, dienen door hier wat aanhalingen te doen uit de geschriften van deze on vermoeide werkers „ter meerdere Eere Gods" in een land, dat tot de minst gezegende streken van den ganscben aardbol behoort. Terecht heeft de Indische Regeering nog heel kort geleden gewezeri op de diepgaande verschillen, welke de in- heemsche bevolking van Indië ver toont, „niet alleen wat ontwikkelings peil, maar ook wat karakter en rich ting van aanleg betreft". Zelfs voor hem,die b.v. 't volk vanjava kent, is het bijna ondoenlijk zich een goed .begrip te wormen van 't gedachte- en zieleleven dezer „wilden". De lezer, zal me ten goede houden, dat ik met het oog op de plaatsruim te, niets overneem uit de toch zoo le vendige beschrijvingen van de klee ding, behuizing, enz. van dit volk ik kan slechts aanraden om deze voor al niet, over te slaan,, indien ze hem er gens in een tijdschrift onder de oogen komen. Ik geef hier wel plaats asm een vrije vertaling vaneen gedeelte uit de reeks van artikelen, die van de hand van P. Vertenten bezig zijn te verschij nen in, het mooi geillustreerde tij dschrift "dat onder den titel van „Sluijters Monthly East Indian Magazine" te Batavia in de Engelsche taal wordt uitgegeven. „Indien er gesproken wordt over Zuid Nieuw-Guinea en over de daar levende inboorlingen, de Kaja-Kaja's, dan denkt men van zelf aan het „kop pensnellen". Daar is niets wat zoozeer de aandacht trekt van den vreemde ling als de vofksstamgvan de „Marind Anim" of Marindineezen en dat bar baarscue gebruik". De Eerwaarde schrijver behandelt o. a. (.3 vraag „Waarom gaan zij uit kopper-Snellen „Wij hebben het wel honderd malen gevraagd, aan ouden en jongen, aan bedaarde en zachtaardige, als wel aan ruwe 'en wreede inboorlingen. Ik heb het g! 'raagd, terwijl de zoo juist af- gesnecj .n hoofden aan zijne voeten lagen 1 Waarom doet ge zoo iets En aP.ijd was het antwoord„igiz- nangok, d. i. „om een naam te krijgen". Verstaat ge het goed, lezer Niet om „laam te maken", doch om een naam! te krijgen. „Ee Kaja-Kaja" zoo legt P. Verter- ten uit „heeft verschillende namen afgeleid van zijn stem,_ van uitroe], er. of scheldwoorden bij bijzon dere r-le genheden gebruikt". ,,M- de werkelijke naam van den MarihVs-j. nim is de „Koei" of „Pa- Igiz", dat/is de „gesnelde-hoofd-naam" of hoofdnaam, de naam van den te genstander dien hij heeft gedood. Op dezen naam is hij trotsch". „Voor iederen Kaja-Kaja is een menschelijk leven opgeofferd, is een man of een vrouw het hoofd afgesne den geworden. Dat is geen overdrij ving. Hoewel het somtijds kan voor komen, dat twee inboorlingen hun naam gekregen hebben naar hetzelf de gesnelde hoofd, zijn er daarente gen ook meerderen, die om zoo te zeggen geluk hebben gehad, en eeni- ge hoofden en namen hebben. Zoo had een oude inboorling, Jadjo uit Okaba, die 'zeven kinderen bezat, er voor ge zorgd dat ieder zijner kinderen een hoofd-naam kreeg, en nog had hij er drie in reserve. En daar hij ons voor goe'de menschen hield, was hij bereid ieder van ons een van deze te geven, „Wat is er in een naam Voor hen beteekent een naam speciaal de hoofd naam, meer dan voor ons. Zij voelen zich één er mede. „Zulk ee.n hoofdnaam beteekent voor hen, dat vader, oom of grootva der verre afstanden heeft afgelegd om te gaan koppe-snellen. Om mij dien naam te geven, redeneeren zij, heeft hij vele gevaren doorstaan, heeft hij moed en behendigheid getoond, en heeft hij een menschelijk wezen ge dood' „Zeker is het, dat zij bereid zijn tot veel, om zulk een naam te verkrijgen. Zij moeten daarvoor ver in 't binnen land trekken, hun leven wagen en niet zelden keeren zij met leege handen huiswaarts". Om „rechtvaardig" een naam te verkrijgen, moeten zij zelf iemand van Kantoor ALKMAARBREEDSTRAAT 11 Correspondentschap HOORN. GROQTE MOORD 140 CredieSen, Deposito's, Aan- en Verkoop wan Effecten. ALLE BANKZAKEN. gen, op een of andere manier zijn naam te weten komen, en als bewijs zijn hoofd, of minstens een kakebeen daar van, naar huis mede nemen. De „snel- tochten" worden door de mannen ge zamenlijk ondernomen t ze trachten dan een dorp van een anderen stam des nachts in alle stilte te omsingelen, en bij het aanbreken van den dag wor den dan onder woest krijgsgeschreeuw de inwoners overvallen^ en, voor zij daarvoor oud genoeg zijn, onthoofd. Pastoor Vertenten teekende uit den mond van den inboorling „Kal moe" op, hoe zij daarbij te werk gin gen. Deze had een jongen man ge vangen, hij hield hem vast totdat hij hulp kreeg. Eenige van zijne vrienden en bekenden kwamen hem te hulp en hielden den man met zijn rug op den grond gedrukt. Met een vreed- zamen blik in de oogen zeide hij zeer vriendelijk 1 „Wees niet bang We zullen je geen kwaad doen. Je bent mijn kind, mijn zoon". En wijzende in de richting van de kust voegde hij er aan toe l „We gaan daar samen heen. Het is daar goed, en heel best". Toen de gevangene gekalmeerd was, vroeg hij zijn naam. Deze antwoordde toen „Wangei". „Oh, heet je Wangeien hij en zijne gezellen herhaalden op luiden toon dien naam, om hem niet te vergeten. Toen vroeg hij of de man nog een an deren naam had, en nadat hij daarop geen antwoord gekregen had, trok hij zijn bamboe-mes engsneed hem het hoofd af vlak onder den strot". „Toen Kalmoe tot dit gedeelte van zijn verhaal gekomen was, verdween de huichelachtige uitdrukking van zijn gezicht en met een wreeden grijns demonstreerde hij voor ons de wijze waarop hij het vleesch tot op het heen had ingesneden, den haardos had vast gegrepen en met één enkelen ruk den halswervel had gebroken, en daar na het lichaam verachtelijk met zijn voet had weggeschopt". Tot zoover het verhaal van P. Ver tenten. Welk een taak voor hem en zijne medepriesters om van zulke menschen, of liever, barbaren, Christenen te maken. En toch doen zij het Doch deze onderlinge moordpartijen zijn het niet, die den ondergang van dit volk veroorzaken. Doch.door 't kracht dadig ingrijpen der Regeering en de beschavende invloed onzer missiona rissen gaan nu deze beruchte sneltoch ten tot het verleden behooren. Het gevaar is echter gekomen van andere zijde. „Na het vestigen van 't Bestuur in deze gewesten, verspreidde zich langs de kust een stroom van vreem delingen,. paradijsvogeljagers en ande re gelukzoekers. Onder- deze lui trof men allerlei min derwaardige elementen, wier zedelijk heidsgevoel soms nog heneden dat dezer wilden stond". Door hen werden afzichtelijke, niet te noemen, ziekten ingebracht, die door zedelooze instellingen dezer wil den in de hand gewerkt, met onrust barende snelheid om zich heen grepen. „Het gevolg is een onrustbarend hoog sterftecijfer tegen zeer weinig geboorten. Vele kampongs zijn nu al reeds maar een schaduw meer van het geen ze een tiental jaren geleden waren" Zoo schreef P. Geurtjens in 1916 reeds in de ,,J ava-post Hij gaf daarbij een statistiek van enkele dorpen, waaronder er een was met 9 geboorten tegen 65 sterfgevallen Zelf zijn onze missionarissen aan het werk gegaan om te redden wat er te redden viel, door de gezonde jongge huwden apart te houden in model kampongs. Doch zonder andere hulp zullen zij het kwaad niet kunnen stui ten. Nu pas in 1921 heeft de Indische Re geering ingezien, dat door haar gehan deld moest worden, en werd P. Ver tenten naar Buitenzorg ontboden om de Regeering van advies te dienen inzake de te treffen maatregelen. Nu pas is men in Indië gaan besef fen, dat hier forsche hulp noodig was. Nu zijn de Kaja-Kaja's in het brand punt der algemeene belangstelling ge komen nu werden er zelfs „films" opgenomen van het leven dezer „in teressante" inboorlingen. Zal later, wanneer het K.aja-Kaja- volk inderdaad weer gemaakt is tot een krachtig en gezond ras, in herin nering worden gehouden wat hier door een klein aantal Roomsche priesters -onder niet te schatten moeilijkheden werd verricht Zal men blij ven begrij pen, wat de Roomsche Missie betee kent voor de opheffing der Indische volkeren We hopen het! Maar.... Nog steeds wordt art. 123 van het Regeerings Reglement gehandhaafd, en nog immer wordt de vrijheid om zelf het terrein hunner werkzaamheid te kiezen aan de missionarissen ont houden. S. .VRIJ NAAR HET DUITSCfL TWEEDE DEER, 64. Een uur later was de balzaal ver laten. De heer des huizes had zich reeds ieruggetrokken en zijn beide dochters, die met de laatste gasten nog een wei nig gepraat hadden, gingen nu insge lijks de trap op. „Maar Constance, wat zijt gij bleek zeide mevrouw Ulmach met een be zorgden blik op "het kleurlooze gelaat. „Volstrekt niets Wat zou mij sche- ?limlach. „Ik denk, wij allen zullen wel voelen, dat wij dezen avond onzen plicht hebben gedaan. Goeden nacht Op haar kamer aangekomen, scheen -onstance in.usschen geen behoefte aan rust te gevoelen. In plaats van hare legerstede op te zoeken, zat zij nog lang onbeweeglijk aan het raam en keek naar buiten in den donkeren nacht, 'einzend, strijdend en biddend. Waar om, 0 waarom moest juist die man haar ï>9.oneindig die-baar ziin Met een bitteren zucht verborg zij het gloeiende gelaat in hare handen „Het is mijn plicht hem te vergeten en ik kan niet," snikte zij. „Geef mij kracht, o mijn God, dezen hartstocht m mij te verstikken. Red mij, 0 red mij voor mijzelf- Een geloovig, vertrouwvoi gebed heeft een wonderbare kracht. Constan ce verhief zich een wijl later bedaard en getroost. „God heeft deze beproe ving over mij laten komen en Hij zal mij de kracht geven ze te dragen" pre velde zij. Met het vaste besluit te strij den, zich vrij te maken van deze zwak heid, sliep zij eindelijk in. Het rijtuig, dat den bezitter van Guruguh met zijn beide dames van het feest had teruggebracht, hield voor de deur stil. Marion betrad wankelend van overgroote vermoeienis, aan den arm harer gezelschapsjuffrouw het huis. Een „halt" uit den mond haars va ders, op bevelenden toon uitgesproken, deed haar midden in de vestibule ver schrikt stilstaan. „Ik wensch eenige woorden met u te spreken, juffrouw Wilhelmi." Augusta keek verbaasd pp en ont-, DE REIS DER KONINGIN. De Kon. Nederlandsdie Stoomboot Mij. heeft Donderdag 't volgende telegram van het st. „Merope" ontvangen: „Merope" aangekomen F j norland (Sog- nefjo-rd), Vertrekken 2 uur n.m. naar Loen (Nordifjord). H. N. seint ons uit Ghrisüiania d.d. 11 -dezer: Koningin Wilhelniina en Prinses Juliana hebben een bezoek gebracht aan Gnsvangen en Statheim, .waar zij de prachtigeomgeving bewonderden. DE NIEUWE MINISTER VAN OORLOG. De Haagscbe Briefschrijver van „De Tijd" bespreekt in zijn jongsten brief de beide nieuwe Ministers. Na de per soonlijkheid en de denkbeelden van Mi nister de Geer te hebben geschetst, spreekt hij als zijn oordeel uit, dat, in dien wij 1922 niet ingaan „zonder dat het evenwicht tusschen inkomsten en uit gaven is verzekerd, het optreden van den heer De Geer als Minister van Ei- nanciën ongetwijfeld in alle opzichten zal zijn een versterking van het Kahi- moette een blik, die zoo dreigend was dat zij onwillekeurig den arm van Ma rion vaster aan zich drukte. „Mijn doch ter kan bij het onderhoud tegenwoordig zijn," voegde Guthbridge, die hare be weging had bemerkt, met een korten spotlach er bij. „Kom meê, Marion." „Papa, het is al zoo laat. Zouden wij morgen.. „Neen" viel deze haar op scherpen toon in de rede „omdat het toch al zoo laat is, zullen vijf minuten wel geen ver schil maken." Hij ging naar de bibliotheek. De bei de meisjes volgden. Marion vol angst, Augusta met een gevoel van doffe on verschilligheid. Zou zij, zonder het te weten, den toorn van dezen hartstoch- telijken man hebben gaande gemaakt Waarschijnlijk wel. Nu, alles scheen haar te hegeven, haar vertrouwen op haar macht, haar hoop op geluk, alles wat was haar nu nog aan de gunst van den heer Guthbridge gelegen „Welke geheimen heeft u' met den jongen Wallhagen Deze onbescheiden vraag kwam zoo onverwacht, dat Augusta voor eenige oogenblikken letterlijk niet in staat was. te antwporden, Haar dralen scheen in den heer des' huizes een hevige drift te doen ontvlam men. Met een vloek liet hij zijn ijzeren vuist zoo hevig op de naast hem staan de tafel vallen, dat het daverde. „Papa, papa riep Marion bevende uit. „Zwijg," bulderde hij. „En u, waar om heeft u met dat jongmensch de zaal verlaten Wat hadt u hem te zeggen Augusta was een schrede achteruitge-' gaan. „Ikik begrijp u niet. De hit te was zoo erg, dat ik behoefte had voor eenige oogenblikken een koelere plaats op te zoeken." „Dat is een leugen 1" schreeuwde Cuthbridge, „ik heb u- gadegeslagen ik weet, wat er ik van moet denken. Maar ik wil het van uwe eigen lippen hooren, al moest ik u de woorden uit de keel persen." Het bloed steeg Augusta heet in 't ge laat. Van hetgeen de heer Guthbridge haar bevend van woede toeriep, had zij slechts dien eenen zin verstaan „Ik heb u gadeslagen." Waarom kon hij dat anders gedaan hebben dan omdat jaloe zie, wilde, krankzinnige jaloezie hem plaagde;. Gedurende de laatste dagen bad zij zijné soms lastige bewondering verdragen, neen, zelfs aangemoedigd,' half uit ij delheid, nog meer uit bereke ning, maar nooit was haar ook slechts voor een oogenblik de gedachte bij haar opgekomen dat deze afgeleefde man ernstige bedoelingen daarbij kon heb ben. Maar nu kon zij er niet meer aan twijfelen. Een bijna duivelachtige vreug de bezielde haar bij deze gewaarwor ding. Max Wallhagen had haar ver smaad en veracht hier bood zich haar een werktuig tot wraak aan. Als zij een maal in 't bezit was van de millioenen van den heer Guthbridge, kon zij zege pralen over dat hatelijk schepsel, dat haar de liefde van dien man ontroofd had In een vorstelijk rijtuig wilde zij haar voorbijrijden door den glans van hare verschijning haar verblinden verne deren, vernielen. Indien het geluk haar was ontzegd, zou zij toch de macht be zitten, den smaad, haar heden aange daan, te vergelden. —„Mijnheer Gutbridge," zeidez ij met een gehéél veranderde stem, „ik had ongelijk, u niet oogenblikkelijk de zaak te verklaren. Mijnheer Wallhagen is, evenals ik, in Erzenhach geboren en op gevoed, en wij zijn oude kennissen." „Ah prevelde Guthbridge haar vo' verwachting aanziende. „Dat is zoo, daaraan had ik niet ge dacht maar nu verder Een oogenblik' van overpeinzing had Augusta doen inzien, dat 'het gevaarlijk zou zijn hare verloving en de ophef fing daarvan nu te verbergen zij was derhalve besloten tot zekeren graad op r.echt te zijn. „En niet alleen dat," ging zij met ter neergeslagen oogen voort, „maar hij beminde mij, en ik was jong en dwaas genoeg naar hem te luisteren. Wij ver loofden ons dus. Maar spoedig daarna verscheurde ik den band, waarmede hij," gebruik makende "van mijn onwetend heid, mij aan zich had willen verbinden. Nu weet u alles." De uitdrukking van het gele, rimpeli ge gelaat was in de laatste minuten ver anderd in de zwarte oogen fonkelde nu, in plaats van toorn, een mengsel van verontrusten twijfel en boosaardig geboegen. „Alles? U heeft mij nog niet gezegd, waarom u juist hem ,den afgewezen bruidegom, tot begeleider koos, toen u wenschte de zaal te verlaten. Wel - /Wordt vervol ff d.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1921 | | pagina 1