BANK-ASSOCIAT1E
„ONS BLAD"
FEUILLRTf )N~
Onder Valscbe Vlag
Binnenl. Nieuws,
PI
mui
P"*-
Bureau: HOF 6, ALKMAAR. - Telefoon:
i\00RDERBANK
No. 2 ZANDBLAD 10 Cts.
VAN DER HUTT DE VLAM
EINDHOVEN.
|lndische Kroniek.
VUTIEIM a SOMFERTZ1131 a CiEBIETVEBEEÜIBIHfi 1833
Kapitaal en Reserven f 19.500.000
Direct.: K. VAN MIENES Jr.'
No. 256
ZATERDAG 13 AUGUSTUS 1921
I4e JAARGANG
WORD
g—
Abonnementsprijs:
Per kwartaal voor Alkmaarf 2.—
Voor buiten Alkmaar
Met Geïllustreerd Zondagsblad 0 60 f hooger.
ADMINISTRATIE No. 433
REDACTIE Na 633
Advertentieprijs:
Van 1—5 regels f 1.25; eikeregel meer f 0 25; Reclames
per regel f 0.75; Rubriek „Vraag en aanbod" bij voor
uitbetaling per plaatsing f 0.60.
De stichting „Moederheil" cn hare
beteekenis.
ii.
Wat nu liet tweede deel van „Moeder
heil!', de zedelijke en maatschappelijke
renheffing van gevallen meisjes, belreft,
het is duidelijk, dat waar waren nood te
tenigen va'lt, wij katholieken niet van verre
mogen staan, want geen liefdewerk mag
cns vreemd zijn; de godsdienst van den
'Ihristus, is de godsdienst^van de liefde.
De nood nu van de ongehuwde moeder
ligt niet, of althans niet eerst en hoofd
zakelijk op stoffelijk terrein; onbezonnen
heid en gebrek aan zelfrespect, lichtzinnig-
ieid en tekort aan overtuiging, onverschil
ligheid en slapheid in het godsdienstige,
willoosheid en hartstocht, ziedaar de oor
zaken die haar voor de verleiding deden
bezwijken of c. q. het ongeluk zoeken. Alle
factoren van geestelijken aard en daarom
behoeft de ongehuwde moeder niet og de
eerste plaats geleidelijken of stoffehjken
steun, maar geestelijke liefdehulp, welke
zich slechts zijdelings bemoeit met liare
lichamelijke noodlijdendheid en welke
haar tot inkeer en bekeering brengt, haar
het vertrouwen op God terug schenkt, haar
de ambitie in zioh zeiven weergeeft en
met nieuwen moed de samenleving doet
heringaan; die haar des te meer heilzaam
zelfsmistrouwen instort naarmate zij vroe
ger zwakker geweest is; destemeer wape
nen aangordt naarmate zij vroeger treuri
ger gevallen was en haar des te zorgvul
diger blijft nagaan naar gelang zij meer
moreele ondersteuning blijvend noodig
blijkt te hebben.
Hiervan zijn de Piot. Christelijke ver-
eenigingen, op dit gebied werkzaam, dan
ook zoo zeer overtuigd, dat naar dezer
oordeel hulp op dit punt niet moet ver
leend worden door den Staat, maar langs
en door de particuliere vereenigingen en
dat zij er zelfs een beslist gevaar in zien,
dat in art. 1 van de wet op de ziektever
zekering de bevalling zij het dan ook
slechts uit het oogpunt van verzekerings
techniek gelijk gesteld wordt met
ziekte; de ongehuwde moeder is en blijft
op de eerste plaats zondares èn tegen God
èn tegen de grondslagen der Maatschappij
~i allereerst eiseht voorziening de gees-
';e nood waarin zij verkeert, terwijl
et alle zorg dient gewaakt te worden
vonr alles wat den misstap zou kunnen
verbloemen of erger, nog aanmoedigen.
Kunnen wij Roomschen nu met recht
matige fierheid neerzien op hetgeen het
katholiek particulier initiatief (zonder
eenig subsidie) op dit gebied reeds tot
stand bracht; mogen wij hopen dat de
openbare lichamen dezen tak van dienst
der katholieke charitas weldra zullen er
kennen en steunen; willen we zelfs ver
trouwen, dat bij het uitwerken van de ont-
verp-conventie van Washington een chris
telijk staatsbestuur in zake moederschaps-
rorg de juiste manier zal weten te vinden;
en weten we, dat onze R.-K. hoofdzedclijk-
heidsorganisatie, de Vereeniging „Voor
Eer en Deugd" ook in die richting werk-
taam is, dan is het voorzeker geen geringe
eer voor West-Noord-Brabant, dat aldaar
de kracht van het juiste beginsel en de
liefde voor het gevallen meisje zóóveel be
geestering wekten, dat men durft denken
aan den bouw van een R.-K. Doorgangs
huis van omtrent f 300.000.
Maar wie zou bij het aanschouwen van
cooveel optimisme dan ook niet gaarne
jehoor geven aan de bede om steun, die
mgetwijfeld dezer dagen zal weten binnen
te dringen; wie zal er niet een eer in stel
en n enkel steentje bij te dragen voor dit
jrootsche Roomsdhe bouwwerk?
Wie nog gevoelsbezwarcn mocht hebben
(ogen de liuip aan ongehuwde zwangeren,
lij ontferme zich dan ten minste toch
over die onschuldige wezentjes, die voor
zeker om wille van de grondslagen der
maatschappij nooit wettelijk met hnwe-
ijkskindcren zullen mogen worden gelijk
gesteld, maar die individueel niet meer
straf moeten behoeven te dragen dan dien-
mgevolge onvermijdelijk of althans dien
overeenkomstig noodzakelijk is en die
ondanks alles toch nog hun onaantastbare
rechten hebben.
Wie eenigszins georiente<ti-d is in het
Jeruzalem van ongehuwde zwangeren en
buitenechtelijke kinderen, weet dat deze
raatsten met recht en reden de armslen der
armen kunnen genoemd worden en de
annalen der gerechtshoven zouden als weg-
ALKMAAR HOORN,
Wij verhuren lokketten ter vei
lige bewaring van effecten en do
cumenten in onze Lips brandkast.
wijzer kunnen dienen in dit weinig aan
trekkelijke Sion,
Met overstapping van lugubere prac-
tijken, algemeene uiting van de Malthu-
siaansche besmetting en van den egoisti-
schen tijdgeest, staan we dan allereerst
voor het feit, dat ongehuwden zoozeer
lijden aan het euvel van vruchtafdrijving.
Zou dit niet vaak ook hieraan te wijten
zijn, dat zij absoluut geen uitweg weten
en haar naar beste weten geen bereikbaar
of dragelijk toevlucht bekend is?
En dan de gevallen die terme komen:
Voorop sta hier, dat men het aantal
onwettige geboorten niet moet onderschat
ten. Het beloopt in Nederland over de ge-
heele bevolking dooreengenomen omtrent
3 ten honderd en gaf nog niet zoo heel
lang geleden op een totaal van 33003700
(in 1919 van 3788) nagenoeg 1300 katho
lieken per jaar. En dan kome de vraag of
men er wel eens ooit over nagedacht heeft,
aan welke ellenden, ja martelingen buiten
huwelijks-geborenen vaak blootstaan.
Het groot aantal levenloos aangegeve-
.nen onder de illegitimi, terwijl toch de
moeders voor het meerendeel jeugdige
primiparae zijn, wijst dat om te beginnen
al niet op een nalaten van het inroepen
van verloskundige hulp? En wat zou hier
van weer de oorzaak zijn? Noem bloo-
lieid of verlegenheid een te mooi woord,
als u wilt, maar het is in ieder geval iets
dergelijks voortkomende uit de hulpe
loosheid waarin zij zich alleenstaande in
derdaad bevinden, of door een omgeving
van zeker soort opweg gebracht worden
naar de onverschilligheid.
Ook de zuigelingen-sterfte is onder de
onechten onevenredig hoog. Zeker het is
niet hoog moreel, maar integendeel posi
tief en eigenlijk nooit-onbewust verkeerd,
doch het is zoo; bijna altijd beschouwt men
het kind als een hangijzer en niet zelden
komt men tot een trachten er zich van te
ontdoen. Dat de funeste invloed van volks
verzekeringen op de kindèrsterfte hier in
bijzondere mate waarneembaar zou zijn
kan ik niet bewijzen, maar dat bewust ge
wilde veronachtzaming, ja systematische
wanbehandeling geen zeldzame uitzonde
ring is, zal niemand met hoop op succes
trachten te betwisten. En dan, er wordt
in onechte kinderen.... solirik niet
handel gedreven! De bloedeigen groot
moeder van het onschuldige wicht speelt
hierin meer dan eens een onmenschelijken
rol; practisyns en advocaten van kwade
zaken trachten uit zoo'n transactie soms
aan beide einden munt te slaan; tusschen-
personen van niet te hoog allooi of dito
bladen weten zich hierbij te interesseeren,
ja o aberratiel in blanke goede trouw
nemen katholieke bladen daarheen voeren
de advertentiën op. Sapeinti sat.
Zeker, wij nemen aan, dat dat 'n bepaald
geval d.w.z. 'n bepaald kind in bepaalde
omstandigheden aan bepaalde pleegouders
af te staan, zoowel onder tijdelijk als on
der geestelijk opzicht voor het kind in
Kwestie 'n weldaad kan wezen; maar dit
zijn en blijven individueele buitenkansjes
en we zouden ons sterk voelen in de bewe
ring, dat eigenlijk een particulier minus
boiium maar liever moest moeten getole
reerd worden om wille van het algemeen
welzijn. Wanneer men het verkieselijker
oordeelt door te gaan, dan dient dit dan
ook o.i. te geschieden uitsluitend in boven
aangehaalde gnnslige gevallen en dan nog
in alle stilte en confidentie, om namelijk
in het maatschappelijk organisme geen
hoogst onigewenscht fistel te creeeren.
De „meer en meer gebruikelijke weg" mag
hier niet betreden en een soort s. v. v.
„zaak" bah!
Wat wordt zoo'n opgenomen kind vaak
anders dan een exploitatie-object en hoe
gaarne zou het, groot geworden, zijn
heelen boterham ruilen voor een balven,
gedeeld met moeder, die het niet kennen
mag, maar die in zijn idee toch licht zoo
kwaad niet zal zijn.
°e treurig en hoe hardroerend even-
w" 1 e toestand van onechte kinderen ook
menigmaal moge zijn, toch moet men drie
dingen niet uit het oog verliezen:
le. dat goede bescherming van het
kind onmogelijk is zonder bescherming
van de moeder;
2e. dat, ad sterven ook speciaal de on
echte kinderen gemakkelijk zonder H.
Doopsel, de nood der moeder in tegen
stelling met den hunnen radicaal van
geestelijke dus van hoogere orde is, en
3e. dat onder de behartiging van de be
langen der moeder de verzorging van die
van het kind niet behoeft te lijden, maar
integendeel deze wederkeerig in elkaar-
grijpen en al wat de moeder ten goede
komt ook per se zijdeling het kind ten
voordeel is.
Op deze grondwaarheden rusten dan
ook onze R.-K. Doorgangshuizen zooals
die door de Meisjesbescherming zijn opge
richt en die èn materieel èn organisato
risch nog breeder uitgebouwd moeten wor
den. Ook dat van „Moederheil" staat op
deze basis.
Hierover in een slotartikel.
In den alleruitersten achterhoek
van den Indischen Archipel, in het
Zuiden van dat uitgestrekte, en nog
steeds niet geheel geëxploreerde ei
land Nieuw-Guinea leeft nog een volk
in bijna volslagen onbeschaafde toe
stand, de Kaja-Kaja's.
Den laatsten tijd is er in Indië bij
zondere belangstelling gekomen voor
dit primitieve volk. Deze belangstel
ling komt geen oogenblik te vroeg,
omdat het hier gaat om de redding
van een volk, dat bezig was uit te ster
ven.
Daar zijn door alle eeuwen heen in
de geschiedenis van het Nederland-
sche bewind over de Oost-Indische
eilanden heel vaak gebeurtenissen ge
weest, die met een zwarte kool moeten
worden opgeteekend in het gedenkboek
van Nederlandsch-Indië, en daartoe
behoort het verval van dit Kaja-
Kaja-volk.
Wanneer het nog gelukken kan, dit
volk voor algeheelen ondergang te
behoeden, dan is dit te danken aan
de onvermoeide pogingen van de Pa
ters Missionarissen van he.t H. Hart
van Jesus.
Reeds sinds vele jaren zijn opder hen
de Paters Geurtjens, v. d. Kolk en
Vertenten door publicaties bezig het
volle licht te laten vallen op de ellen
dige toestanden, welke daar in Zuid
Nieuw-Guinea heerschen.
Wellicht kan ik het reddingswerk,
dat onder hunne leiding begonnen is,
dienen door hier wat aanhalingen te
doen uit de geschriften van deze on
vermoeide werkers „ter meerdere Eere
Gods" in een land, dat tot de minst
gezegende streken van den ganscben
aardbol behoort.
Terecht heeft de Indische Regeering
nog heel kort geleden gewezeri op de
diepgaande verschillen, welke de in-
heemsche bevolking van Indië ver
toont, „niet alleen wat ontwikkelings
peil, maar ook wat karakter en rich
ting van aanleg betreft".
Zelfs voor hem,die b.v. 't volk vanjava
kent, is het bijna ondoenlijk zich een
goed .begrip te wormen van 't gedachte-
en zieleleven dezer „wilden".
De lezer, zal me ten goede houden,
dat ik met het oog op de plaatsruim
te, niets overneem uit de toch zoo le
vendige beschrijvingen van de klee
ding, behuizing, enz. van dit volk
ik kan slechts aanraden om deze voor
al niet, over te slaan,, indien ze hem er
gens in een tijdschrift onder de oogen
komen. Ik geef hier wel plaats asm een
vrije vertaling vaneen gedeelte uit
de reeks van artikelen, die van de hand
van P. Vertenten bezig zijn te verschij
nen in, het mooi geillustreerde tij dschrift
"dat onder den titel van „Sluijters
Monthly East Indian Magazine" te
Batavia in de Engelsche taal wordt
uitgegeven.
„Indien er gesproken wordt over
Zuid Nieuw-Guinea en over de daar
levende inboorlingen, de Kaja-Kaja's,
dan denkt men van zelf aan het „kop
pensnellen". Daar is niets wat zoozeer
de aandacht trekt van den vreemde
ling als de vofksstamgvan de „Marind
Anim" of Marindineezen en dat bar
baarscue gebruik".
De Eerwaarde schrijver behandelt
o. a. (.3 vraag „Waarom gaan zij uit
kopper-Snellen
„Wij hebben het wel honderd malen
gevraagd, aan ouden en jongen, aan
bedaarde en zachtaardige, als wel aan
ruwe 'en wreede inboorlingen. Ik heb
het g! 'raagd, terwijl de zoo juist af-
gesnecj .n hoofden aan zijne voeten
lagen 1 Waarom doet ge zoo iets
En aP.ijd was het antwoord„igiz-
nangok, d. i. „om een naam te krijgen".
Verstaat ge het goed, lezer Niet
om „laam te maken", doch om een
naam! te krijgen.
„Ee Kaja-Kaja" zoo legt P.
Verter- ten uit „heeft verschillende
namen afgeleid van zijn stem,_ van
uitroe], er. of scheldwoorden bij bijzon
dere r-le genheden gebruikt".
,,M- de werkelijke naam van den
MarihVs-j. nim is de „Koei" of „Pa-
Igiz", dat/is de „gesnelde-hoofd-naam"
of hoofdnaam, de naam van den te
genstander dien hij heeft gedood. Op
dezen naam is hij trotsch".
„Voor iederen Kaja-Kaja is een
menschelijk leven opgeofferd, is een
man of een vrouw het hoofd afgesne
den geworden. Dat is geen overdrij
ving. Hoewel het somtijds kan voor
komen, dat twee inboorlingen hun
naam gekregen hebben naar hetzelf
de gesnelde hoofd, zijn er daarente
gen ook meerderen, die om zoo te
zeggen geluk hebben gehad, en eeni-
ge hoofden en namen hebben. Zoo had
een oude inboorling, Jadjo uit Okaba,
die 'zeven kinderen bezat, er voor ge
zorgd dat ieder zijner kinderen een
hoofd-naam kreeg, en nog had hij er
drie in reserve. En daar hij ons voor
goe'de menschen hield, was hij bereid
ieder van ons een van deze te geven,
„Wat is er in een naam Voor hen
beteekent een naam speciaal de hoofd
naam, meer dan voor ons. Zij voelen
zich één er mede.
„Zulk ee.n hoofdnaam beteekent
voor hen, dat vader, oom of grootva
der verre afstanden heeft afgelegd om
te gaan koppe-snellen. Om mij dien
naam te geven, redeneeren zij, heeft
hij vele gevaren doorstaan, heeft hij
moed en behendigheid getoond, en
heeft hij een menschelijk wezen ge
dood'
„Zeker is het, dat zij bereid zijn tot
veel, om zulk een naam te verkrijgen.
Zij moeten daarvoor ver in 't binnen
land trekken, hun leven wagen en niet
zelden keeren zij met leege handen
huiswaarts".
Om „rechtvaardig" een naam te
verkrijgen, moeten zij zelf iemand van
Kantoor ALKMAARBREEDSTRAAT 11
Correspondentschap HOORN. GROQTE MOORD 140
CredieSen, Deposito's, Aan- en Verkoop wan Effecten.
ALLE BANKZAKEN.
gen, op een of andere manier zijn naam
te weten komen, en als bewijs zijn
hoofd, of minstens een kakebeen daar
van, naar huis mede nemen. De „snel-
tochten" worden door de mannen ge
zamenlijk ondernomen t ze trachten
dan een dorp van een anderen stam
des nachts in alle stilte te omsingelen,
en bij het aanbreken van den dag wor
den dan onder woest krijgsgeschreeuw
de inwoners overvallen^ en, voor zij
daarvoor oud genoeg zijn, onthoofd.
Pastoor Vertenten teekende uit
den mond van den inboorling „Kal
moe" op, hoe zij daarbij te werk gin
gen. Deze had een jongen man ge
vangen, hij hield hem vast totdat hij
hulp kreeg. Eenige van zijne vrienden
en bekenden kwamen hem te hulp
en hielden den man met zijn rug op
den grond gedrukt. Met een vreed-
zamen blik in de oogen zeide hij zeer
vriendelijk 1 „Wees niet bang We
zullen je geen kwaad doen. Je bent
mijn kind, mijn zoon". En wijzende
in de richting van de kust voegde hij
er aan toe l „We gaan daar samen
heen. Het is daar goed, en heel best".
Toen de gevangene gekalmeerd was,
vroeg hij zijn naam. Deze antwoordde
toen „Wangei".
„Oh, heet je Wangeien hij en zijne
gezellen herhaalden op luiden toon
dien naam, om hem niet te vergeten.
Toen vroeg hij of de man nog een an
deren naam had, en nadat hij daarop
geen antwoord gekregen had, trok
hij zijn bamboe-mes engsneed hem het
hoofd af vlak onder den strot".
„Toen Kalmoe tot dit gedeelte van
zijn verhaal gekomen was, verdween
de huichelachtige uitdrukking van
zijn gezicht en met een wreeden grijns
demonstreerde hij voor ons de wijze
waarop hij het vleesch tot op het heen
had ingesneden, den haardos had vast
gegrepen en met één enkelen ruk
den halswervel had gebroken, en daar
na het lichaam verachtelijk met zijn
voet had weggeschopt".
Tot zoover het verhaal van P. Ver
tenten.
Welk een taak voor hem en zijne
medepriesters om van zulke menschen,
of liever, barbaren, Christenen te
maken.
En toch doen zij het
Doch deze onderlinge moordpartijen
zijn het niet, die den ondergang van dit
volk veroorzaken. Doch.door 't kracht
dadig ingrijpen der Regeering en de
beschavende invloed onzer missiona
rissen gaan nu deze beruchte sneltoch
ten tot het verleden behooren. Het
gevaar is echter gekomen van andere
zijde.
„Na het vestigen van 't Bestuur
in deze gewesten, verspreidde zich
langs de kust een stroom van vreem
delingen,. paradijsvogeljagers en ande
re gelukzoekers.
Onder- deze lui trof men allerlei min
derwaardige elementen, wier zedelijk
heidsgevoel soms nog heneden dat
dezer wilden stond".
Door hen werden afzichtelijke, niet
te noemen, ziekten ingebracht, die
door zedelooze instellingen dezer wil
den in de hand gewerkt, met onrust
barende snelheid om zich heen grepen.
„Het gevolg is een onrustbarend
hoog sterftecijfer tegen zeer weinig
geboorten. Vele kampongs zijn nu al
reeds maar een schaduw meer van het
geen ze een tiental jaren geleden waren"
Zoo schreef P. Geurtjens in 1916
reeds in de ,,J ava-post
Hij gaf daarbij een statistiek van
enkele dorpen, waaronder er een was
met 9 geboorten tegen 65 sterfgevallen
Zelf zijn onze missionarissen aan het
werk gegaan om te redden wat er te
redden viel, door de gezonde jongge
huwden apart te houden in model
kampongs. Doch zonder andere hulp
zullen zij het kwaad niet kunnen stui
ten.
Nu pas in 1921 heeft de Indische Re
geering ingezien, dat door haar gehan
deld moest worden, en werd P. Ver
tenten naar Buitenzorg ontboden om
de Regeering van advies te dienen
inzake de te treffen maatregelen.
Nu pas is men in Indië gaan besef
fen, dat hier forsche hulp noodig was.
Nu zijn de Kaja-Kaja's in het brand
punt der algemeene belangstelling ge
komen nu werden er zelfs „films"
opgenomen van het leven dezer „in
teressante" inboorlingen.
Zal later, wanneer het K.aja-Kaja-
volk inderdaad weer gemaakt is tot
een krachtig en gezond ras, in herin
nering worden gehouden wat hier door
een klein aantal Roomsche priesters
-onder niet te schatten moeilijkheden
werd verricht Zal men blij ven begrij
pen, wat de Roomsche Missie betee
kent voor de opheffing der Indische
volkeren
We hopen het! Maar....
Nog steeds wordt art. 123 van het
Regeerings Reglement gehandhaafd,
en nog immer wordt de vrijheid om
zelf het terrein hunner werkzaamheid
te kiezen aan de missionarissen ont
houden.
S.
.VRIJ NAAR HET DUITSCfL
TWEEDE DEER,
64.
Een uur later was de balzaal ver
laten. De heer des huizes had zich reeds
ieruggetrokken en zijn beide dochters,
die met de laatste gasten nog een wei
nig gepraat hadden, gingen nu insge
lijks de trap op.
„Maar Constance, wat zijt gij bleek
zeide mevrouw Ulmach met een be
zorgden blik op "het kleurlooze gelaat.
„Volstrekt niets Wat zou mij sche-
?limlach. „Ik denk, wij allen zullen
wel voelen, dat wij dezen avond onzen
plicht hebben gedaan. Goeden nacht
Op haar kamer aangekomen, scheen
-onstance in.usschen geen behoefte
aan rust te gevoelen. In plaats van hare
legerstede op te zoeken, zat zij nog lang
onbeweeglijk aan het raam en keek
naar buiten in den donkeren nacht,
'einzend, strijdend en biddend. Waar
om, 0 waarom moest juist die man haar
ï>9.oneindig die-baar ziin
Met een bitteren zucht verborg zij
het gloeiende gelaat in hare handen
„Het is mijn plicht hem te vergeten
en ik kan niet," snikte zij. „Geef mij
kracht, o mijn God, dezen hartstocht
m mij te verstikken. Red mij, 0 red mij
voor mijzelf-
Een geloovig, vertrouwvoi gebed
heeft een wonderbare kracht. Constan
ce verhief zich een wijl later bedaard
en getroost. „God heeft deze beproe
ving over mij laten komen en Hij zal
mij de kracht geven ze te dragen" pre
velde zij. Met het vaste besluit te strij
den, zich vrij te maken van deze zwak
heid, sliep zij eindelijk in.
Het rijtuig, dat den bezitter van
Guruguh met zijn beide dames van het
feest had teruggebracht, hield voor de
deur stil. Marion betrad wankelend
van overgroote vermoeienis, aan den
arm harer gezelschapsjuffrouw het huis.
Een „halt" uit den mond haars va
ders, op bevelenden toon uitgesproken,
deed haar midden in de vestibule ver
schrikt stilstaan.
„Ik wensch eenige woorden met u te
spreken, juffrouw Wilhelmi."
Augusta keek verbaasd pp en ont-,
DE REIS DER KONINGIN.
De Kon. Nederlandsdie Stoomboot Mij.
heeft Donderdag 't volgende telegram van
het st. „Merope" ontvangen:
„Merope" aangekomen F j norland (Sog-
nefjo-rd), Vertrekken 2 uur n.m. naar
Loen (Nordifjord).
H. N. seint ons uit Ghrisüiania d.d. 11
-dezer: Koningin Wilhelniina en Prinses
Juliana hebben een bezoek gebracht aan
Gnsvangen en Statheim, .waar zij de
prachtigeomgeving bewonderden.
DE NIEUWE MINISTER VAN
OORLOG.
De Haagscbe Briefschrijver van „De
Tijd" bespreekt in zijn jongsten brief
de beide nieuwe Ministers. Na de per
soonlijkheid en de denkbeelden van Mi
nister de Geer te hebben geschetst,
spreekt hij als zijn oordeel uit, dat, in
dien wij 1922 niet ingaan „zonder dat
het evenwicht tusschen inkomsten en uit
gaven is verzekerd, het optreden van
den heer De Geer als Minister van Ei-
nanciën ongetwijfeld in alle opzichten
zal zijn een versterking van het Kahi-
moette een blik, die zoo dreigend was
dat zij onwillekeurig den arm van Ma
rion vaster aan zich drukte. „Mijn doch
ter kan bij het onderhoud tegenwoordig
zijn," voegde Guthbridge, die hare be
weging had bemerkt, met een korten
spotlach er bij. „Kom meê, Marion."
„Papa, het is al zoo laat. Zouden wij
morgen..
„Neen" viel deze haar op scherpen
toon in de rede „omdat het toch al zoo
laat is, zullen vijf minuten wel geen ver
schil maken."
Hij ging naar de bibliotheek. De bei
de meisjes volgden. Marion vol angst,
Augusta met een gevoel van doffe on
verschilligheid. Zou zij, zonder het te
weten, den toorn van dezen hartstoch-
telijken man hebben gaande gemaakt
Waarschijnlijk wel. Nu, alles scheen
haar te hegeven, haar vertrouwen op
haar macht, haar hoop op geluk, alles
wat was haar nu nog aan de gunst
van den heer Guthbridge gelegen
„Welke geheimen heeft u' met den
jongen Wallhagen
Deze onbescheiden vraag kwam zoo
onverwacht, dat Augusta voor eenige
oogenblikken letterlijk niet in staat
was. te antwporden,
Haar dralen scheen in den heer des'
huizes een hevige drift te doen ontvlam
men. Met een vloek liet hij zijn ijzeren
vuist zoo hevig op de naast hem staan
de tafel vallen, dat het daverde.
„Papa, papa riep Marion bevende
uit.
„Zwijg," bulderde hij. „En u, waar
om heeft u met dat jongmensch de zaal
verlaten Wat hadt u hem te zeggen
Augusta was een schrede achteruitge-'
gaan. „Ikik begrijp u niet. De hit
te was zoo erg, dat ik behoefte had voor
eenige oogenblikken een koelere plaats
op te zoeken."
„Dat is een leugen 1" schreeuwde
Cuthbridge, „ik heb u- gadegeslagen
ik weet, wat er ik van moet denken.
Maar ik wil het van uwe eigen lippen
hooren, al moest ik u de woorden
uit de keel persen."
Het bloed steeg Augusta heet in 't ge
laat. Van hetgeen de heer Guthbridge
haar bevend van woede toeriep, had zij
slechts dien eenen zin verstaan „Ik
heb u gadeslagen." Waarom kon hij dat
anders gedaan hebben dan omdat jaloe
zie, wilde, krankzinnige jaloezie hem
plaagde;. Gedurende de laatste dagen
bad zij zijné soms lastige bewondering
verdragen, neen, zelfs aangemoedigd,'
half uit ij delheid, nog meer uit bereke
ning, maar nooit was haar ook slechts
voor een oogenblik de gedachte bij haar
opgekomen dat deze afgeleefde man
ernstige bedoelingen daarbij kon heb
ben. Maar nu kon zij er niet meer aan
twijfelen. Een bijna duivelachtige vreug
de bezielde haar bij deze gewaarwor
ding. Max Wallhagen had haar ver
smaad en veracht hier bood zich haar
een werktuig tot wraak aan. Als zij een
maal in 't bezit was van de millioenen
van den heer Guthbridge, kon zij zege
pralen over dat hatelijk schepsel, dat
haar de liefde van dien man ontroofd
had In een vorstelijk rijtuig wilde zij
haar voorbijrijden door den glans van
hare verschijning haar verblinden verne
deren, vernielen. Indien het geluk haar
was ontzegd, zou zij toch de macht be
zitten, den smaad, haar heden aange
daan, te vergelden.
—„Mijnheer Gutbridge," zeidez ij met
een gehéél veranderde stem, „ik had
ongelijk, u niet oogenblikkelijk de zaak
te verklaren. Mijnheer Wallhagen is,
evenals ik, in Erzenhach geboren en op
gevoed, en wij zijn oude kennissen."
„Ah prevelde Guthbridge haar vo'
verwachting aanziende.
„Dat is zoo, daaraan had ik niet ge
dacht maar nu verder
Een oogenblik' van overpeinzing had
Augusta doen inzien, dat 'het gevaarlijk
zou zijn hare verloving en de ophef
fing daarvan nu te verbergen zij was
derhalve besloten tot zekeren graad op
r.echt te zijn.
„En niet alleen dat," ging zij met ter
neergeslagen oogen voort, „maar hij
beminde mij, en ik was jong en dwaas
genoeg naar hem te luisteren. Wij ver
loofden ons dus. Maar spoedig daarna
verscheurde ik den band, waarmede hij,"
gebruik makende "van mijn onwetend
heid, mij aan zich had willen verbinden.
Nu weet u alles."
De uitdrukking van het gele, rimpeli
ge gelaat was in de laatste minuten ver
anderd in de zwarte oogen fonkelde
nu, in plaats van toorn, een mengsel
van verontrusten twijfel en boosaardig
geboegen.
„Alles? U heeft mij nog niet gezegd,
waarom u juist hem ,den afgewezen
bruidegom, tot begeleider koos, toen
u wenschte de zaal te verlaten. Wel
- /Wordt vervol ff d.)