ons BLAD®5
BANK-ASSOCIATIE
BINNENLAND
WE8ÏH N SBMFE1TZ 1834 m SVEUEÜIl 13
FEUILLETON'
Onder Vaische Vlag
No. 273
ZATERDAG 3 SEPTEMBER 1921
SI
Bureau: HOF 6, ALKPMAR. - Telefoon:
Aan a»e welke hen -
Karakter en Temperament.
No. 2 ZANDBLAD 1© Cts
VAM DER PUIT DE VLAM
EINDHOVEN.
MARINE.
HOE MEN FAILLIET VER
KLAARD KAN WORDEN.
Kapitaal en Reserve f 19,500.000.—
Direct.K. VAN NIENES Jr.
Credisten, Deposito's, A an- en Verkoop van Effecten.
ALLE BANKZAKEN.
DE KWESTIE DER DOMANIALE
MIJN.
lis JAARGANG
HCLLANDSCH
Abonnementsprijs
Per kwartaal voor Alkmaar
Voor buiten Alkmaar
Met Geïllustreerd Zondagsblad
...f2.—
f 2 85
0 60 f hooger
ADMINISTRATIE No. 433'
REDACTIE No. 633
Advertentieprijs:
Van 1—5 regels f 1.25 elke regel meer f 0 25; Reclames)
per regel f 0 75; Rubriek „Vraag en aanbod" bij voor-!
uitbetaling per plaatsing f 0.60
Met Geïllustreerd /oonuagsmnu f
In Iamlari i GSBm f 35' f t5-~
m E3 £ST EZ* 4*^ 2
III.
Een g-cheel verschillende ut werking
heeft de energie op den cholerischen
mensch.
Tot geluk der mensch hei d, zijn er be
trekkelijk maar weinig lieden, die volko
men en onvermengd cholerisch zijn; want
mensehen met bandclooze energie en ten
volle ontwikkelde, scherp omlijnde en 011
weerhoudbare neigingen, zijn voor het ge
luk, de vrijheid en het geluk hunner me-
demenschen dikwijls in niet geringe mate
gevaarlijk. Immers, men bedenke, dat in
den mensch naast goede, veel slechte nei
gingen huizen.
Ofschoon de cholerische mensch zich
niet zelden groote verdiensten heeft ver
worven ien opzichte van zijn land en volk,
of der menschheid in 't algemeen, en in
het dagelijksch leven veel heeft bijgedra
gen tot de welvaart en het geluk van zijn
naaste, zoo zijn de voorbeelden, dat hij
van den bevrijder of redder van zijn vader
land, ontaard is tot een dwingeland, niet
dimeter talrijk.
Meerdere in de Geschiedenis bekende
geniale menschen men denke hier bijv.
aan Napoleon I hadden een slerk
sprekend cholerisch temperament, en
wierpen alles wat hun onverzettelijk
streven tot bereiking hunner heersch-
zuchtige plannen in den weg stond of
trad, meedoogenloos omver.
Cholerische mensehen, lielzij ze zich op
het schouwtooneel der wereld bewegen als
veldheeren, volksmenners of staatkundige
leiders, bezitten de gave ook wijl bij de
zulken het temperament veelal met hoog
intellect samengaat om de volksmassa
in beroering te brengen en aan hun zege
kar gekluisterd, met zich mee te sleuren
tot de overwinning, het verderf of den
nederlaag.
fret dagelijksch leven is de cholericus
pviAxeluaai- en barst spoedig uit iu feilen
toom. Kalm overleg is hem meestal
vreemd. Snel en daardoor vaak onberaden
handelen, is bij hem gewoonle. Vandaar
„dat, door zijn overhaasting of ongeduld,
het storten in 't ongeluk van hen, die in
nauwe bel rekking tot hem staan, of waar
over hij macht uitoefent, volstrekt niet tol
Je zeldzaamheden beboert.
Daarbij is hij onverbiddelijk consequent
-n ..zijn iiuigtagsa-en- ss-aie- voortdurende
wisselwerking, welke tusschen die neigin
gen en zijn energie plaats heeft, van zoo-
danigen aard, dat het mislukken zijner
plannen en pogingen, hem niet tot leering
egendeel, meest zal hij een nieuwen
voorraad haat, toorn en wraakzucht in
rijn binnenste opdoen en geen gelegenheid
onbenut laten, om zijn plannen, ook mis
dadige en hersenschimmige lot uitvoering
trachten te brengen.
In tien omgang met den cholericus be-
aoorl: voorzichtigheid, het wachtwoord te
zijn.
Men treft onder volkomen ontwikkelde
en onvermengd cholerische temperamen
ten, wel eens een enkel maal een' edel
mensch aan, en deze strekt dan door zijn
onverzettelijke wilskracht om het goede te
cholericus, de neigingstabiel blijft, waar
gemeenschap, doch ook vindt men onder
hen en niet sporadisch, ware duivels in
men schenge daaan te.
Over het algemeen genomen, kan men
concludeeren, dat de energiën van het san
guinische en het cholerisch temperament
even sterk kunnen wezen.
Het groote, esseniieële onderscheid be
staat hierin, dat de neiging bij een san
guinisch mensch tallooze malen veran
dert en daardoor zijn energie telkens een
andere richting inslaat, terwijl bij den
cholericus, de neiging stbiel waar
door de energie steeds in de zeifde rich
ting biijft doorwerken.
Het flegmatieke temperament berust op
een in het zenuwstelsel zetelende, zeer
matige energie, waarbij tevens de lichaams
gesteldheid gezond is en de neigingen en
strevingen geen gepronoceerde richting
inslaan.
Flegmatieke menschen zijn zelden
geniaal. Men vindt ouder hen weinig dich
ters, schilders1,' musici, redenaars, beeld
houwers, in 't kort beoefenaars der
schoone kunsten.
Zuiver wetenschappelijke mannen, voor
al onder de beoefenaars der exacte we
tenschappen: de wiskunde, de mechanica,
de .schei- en natuurkunde worden onder
hen bij de vleet aangetroffen. Bij die tak
ken van wetenschap, waar het vooral aan
komt op het uitvoeren van met geduid te
berekenen waarnemingen kan de flegma
ticus zich verdienstel^'^aken
Tot alles waar tof* g-'at om. nauwkeu
righeid en voHiapfrjng berekeningen en
waarbij energiek doortstend ingrij
pen. overbodig, ongewenst'ht is of schade
lijk zou werken, jnrl hij in den regel ge
schikt bevonden worden.
Juist omdat zijn neigingen door geen
hevige en ^grillige schommelingen in be
roering woïpen gebracht en tevens in haar
voorwerp capstant zijn, zal hij door ge
duld en kalmte, met meer zekerheid zijn
doel hereiken, dan degene, die zulks
voortvarend en overhaast langs den kort-
sten en sneisten weg wil doen.
In bet maatschappelijk leven beweegd
de flegmatieke mensch zich zonder hevi
ge driften en begeerten. Zijn gemoed
komt slechts bij hooge uitzondering in
opstand. Hij blijft koel, en tot handelin
gen, waarover hij binnen een uur of wat
spijt heeft, laat hij zich niet meesleepen.
In gevaar en in oogenblikken, waar het
aankomt op het nemen van een onver
wijld besluit, zal hij een poosje als ver
suft schijnen, en als er dan een sterke
stuwkracht noodig is om boni tot han
delen te bewegen, dan zal hij zich niet
zoo spoedig uit den klem weten te red
den dan de sanguinische en vooral de
cholerische mensch.
Gelukkig voor hem weet hij het gera
ken in gevaarlijke te-'s landen te vermij
den en maakt hij overeenkomstig zijn be-
dachlzamen aard, meestal van te voren
zoodanige berekeningen, dat bij gevrij
waard blijft voor onaangename verras
singen.
Hem aangedaan onrecht en daardoor te
weeg gebracht leed, verdraagt hij in den
regel met -kalmte, berusting, en waardig
heid.
Noch door haat, noch door liefde laat
hij zich gemakkelijk meesleepen. Door
gaans toont hij zich trouw en behulpzaam
in den nood zijner vrienden. Daar, waar
het op spoed aankomt, wordt hij door
anderen voorgegaan of ingehaald.
Echter niet gemakkelijk laat hij zich
door zichzelf of anderen misleiden,
waardoor hij het voorrecht geniet, een
sleedis gelijkmatige en tevreden stemming
te bewaren, en de vreugden, die het leven
hem biedt, in alle kalmte en zonder hit
tere bij werp selen te smaken.
(Slot volgt.)
Indien men hoort spreken over Ma
rine, denkt men onwillekeurig aan een
faillieten boedel.
Marine.. wat is nu Marine? 'n
Hoop oud roest waar je niets aan hebt
en wat veel geld verslindtMarine
'n massa mopperend personeel, hetwelk
men zich zoo rood mogelijk denkt..
Men leest er zoo nu en dan eens van
in de pers, de Kamerverslagen geven
er wel eens jeremiades van, welke de
meening van „den romrrel maar op te
doeken" nog versterkt, en nu ja.
meer niet
Wat zal men zich nog druk maken
over Marine
En wij Wij wagen ons niet
aan een pleidooi tot consolidatie onzer
Zeemacht, noch wat hét materiaal,
noch wat het personeel betreft.
't Zou onbegonnen werk zijn.
En laten wij het materiaal nu eens
voor wat het is, zou het geen dwaasheid
zijn iets over dat personeel te zeggen
Wij moeten er immers niets van heb
ben.
Hebben wij Katholieken ons ooit
afgevraagd hoe 't komt dat het perso
neel der Marine js zooals het is Heb
ben wij ons ooit afgevraagd wat er
worden zou van onze Katholieke jon
gens welke als vrijwilliger in dienst
kwamen of als miliciens in dienst
moesten Hebben wij ons ooit afge
vraagd hoe 't gesteld is met de geeste
lijke verzorging' vtn het Marineperso
neel Hebben wij ons ooit afgevraagd
of 't mogelijk is ook Katholiek te zijn
bij de Marine
Waarom zouden wij het we! doen
Het is immers toch een failliete boedel
bij Marine....
De weinigen welke nog iets behielden
van hun Katholiek geloof bij de Marine,
dachten er anders over. Op 25 October
1916 werd een R, K. Vereeniging van
Marinepersoneel opgericht.
Nooit van gehoord zegt U 't Hin
dert niet.... 't is immers toch een
failliete boedel bij Marine.
Begrijpelijkerwijze was het aantal
Roomsch georgarnseerden niet groo+.
De meeste Katholieken hadden reeds
in geen jaren iets aan hun plichten
gedaan, waren moeilijk te bewegen
aartoe weer over te gaan en dan
het scheepsleven leende zich niet erg
tot godsdienstige ontplooing.1
Met de demobilisatie en het massa
ontslag bij Marine, waardoor het scheen
alsof er geen mannetje meer aan boord
zou blijven, begon de Roomsche Ver-
eenfging van Marinepersoneel een bloed
armoedig bestaan te leiden. In Januari
1920 werd zij gereorganiseerd en begon
met frisschen moed te werken. Er wa
ren toen nog 81 goedwillende Roomsche
Marinemannen van de bijna 1300 Ka
tholieken op de Vloot.
Die 81 Roomsche „Opstandelingen",
verdeeld over 5 afdeelingen, begonnen
hun propagandistisch werk. Een eigen
weekblad werd door hen uitgegeven,
zij zochten een sluiting bij de R. K.
Vakbeweging en „Herwonnen Levens
kracht", zij stichtten eenige fondsen
en begonnen den strijd, terwijl er
ongeveer 4000 neutraal georganiseerden
zijn onder het Marine personeel.
25 October a. s. zal diezelfde ver
eeniging haar 5-jarig bestaan vieren.
Het ledental is bijna verdubbeld sinds
1920, hun werk had succes. De geeste
lijke verzorging van het Marineperso
neel is belangrijk verbeterd, het in
stituut Vlootaalmoezenier kwam tot
stand, het zal voortaan ook mogelijk
zijn, Katholiek te zijn bij" de Marine.
Maar daarmede zijn de werkzaamheden
voor het Katholiek georganiseerde
Marinepersoneel belangrijk verzwaard.
Zij zullen de Katholieke idee krachtiger
moeten propageeren, zij zullen als
leekenapostelen, het katholiek geloof
brengen op de vloot en als een tweede
Christophorus den Christus dragen
over de golven.
Een Comité heeft zich gevormd, ee
Eere-Comité is samengesteld. Zij willen
Katholiek Nederland bewegen het den
R. K. Marinemannen mogelijk te ma
ken hun plannen ten uitvoer te brengen.
En Katholiek Nederland
Er staan twee wegen open. t Ka
tholiek Nederland dommelt en slaap
maar zachtkens door't Is immers
toch een failliete boedel bij Marine
Of Katholiek Nederland waakt en
zal
Het adres van het Comité isKo-
nhigd'traat 108, Helder; en het giro
nummer 42883.
A. W. P. ANGENENT.
Helder, Augustus 1921.
Mr. Z. van den liorgh te Amster
dam, schrijft het onderstaand in het
„Hbkl.":
Bij advertentie hebben wij een eigen
aardig geval ter kennis van het pu
bliek moeten brengen: Iemand, die als
zeer vermogend bekend staat, de heer
Cf. uit Laren, is op zijn vacantiereis
in het buitenland en wordt inmiddels
failliet verklaard zonder dat hij of de-
geen, die hier zijn belangen waarneemt,
daar iets van vernomen heeft. Lailliet
verklaard voor een vordering, één vor
dering van f 170, terwijl hij in zijn
woonplaats voor eenige tonnen onroeren
de goederen bezit, onbezwaard. Geen won
der dat deze zaak in handelskringen de
aandacht trekt en er velerlei vragen tot
ons komen. Gaat dat zoo maar, vraagt
Kantoor ALKMAARBREEDSTRAAT 11
Correspondentosehap HOORN GROOTE NOORD 149
men, voor één vordoringetje en moet
men niet eerst de gelegenheid heb
ben zich daartegen te verweren? Dan
moet er toch iets aan onze rechtsbedee-
ling haperen?
Inderdaad hapert er iets.
De Paillissementswet schrijft niet ge
biedend voor dat de Bechtbank den schul
denaar eerst moet oproepen. Zij kan op
roepen. Niettemin is het vaste gewoonte
en die gewoonte is ook hier gevolgd. De
vraag is echter: hoe wordt, opgeroepen
en met welken termijn? Men zal zien
dat daar de hapering ligt. De oproeping
geschiedt, zoo zegt de wet, bij brief door
den griffier. En over den termijn zegt
de wet niets. Daarin is inderdaad een
ernstig gevaar glelegon. De brief van
den griffier pleegt in Amsterdam door
een bode der Bechtbank te worden be
zorgd en dat zal wel met de noodige zorg
geschieden. De boden geven naar ik
vernam zich steeds veel moeite om
zich to overtuigen dat de brief in goe
de handen komt; maar waar zij b.v. geen
gehoor krijgen, zullen zij al niet veel
meer kunnen doen dan den brief in
de bus steken. Buiten Amsterdam gaat
de brief gewoon per post, niet aangetee-
kend. Nu is de termijn van oproeping
aan de Bechtbank overgelaten en doAm-
sterdamsche Bechtbank neemt dien
om goede redenen gewoonlijk zeer
kart, nog geen twee volle dagen. Zoo
gaat b.v. Woensdag de oproeping uit om
Vrijdagochtend te verschijnen. En nu is
het duidelijk, dat bij zoo korten termijn
er niet veel behoeft te gebeuren of
de schuldenaar krijgt den brief eerst
nadat de zitting der Bechtbank 's mor
gens reeds gehouden is en hij niet ver
sohenen, reeds is failliet verklaard. Zijt
gq buiten Amsterdam woonachtig, pen
enkel etmaal afwezig, dan kunt gij den
brief in handen krijgen precies als het
te laat is. Mij dunkt, dat die gewoonte
zal moeten veranderd worden, zeker als
de schuldenaar huiten de stal woont, en
althans in da vakantiemaanden, wanneer
zoovelen korter of langer afwezig zijn.
Bij andere Bechtbanken wordt de ter
mijn dan ook langer genomen.' Nog on
langs had ik een geval in het arrondis
sement Zutphen. Een maatschappij, in
een kleine plaats gevestigd, werd opge
roepen naar aanleiding van een fail
liet-aanvraag.
Juist was de directeur afgetreden, en liet
duurde twee dagen eer de oproeping den
plaatsvervanger bereikte. Gelukkig was de
termijn lang genoeg en werd hef faillisse
ment voorkomen. Ware de termijn als in
Amsterdam slechts twee dagen geweest
dan ware de maatschappij failliet geweest,
voor zij iels van de aanvraag had verno
men. Zoo kan .er allerlei voorkomen,
vooral bij verzending per post, b.v. een
verkeerd adresnummer, een vertraagde Of
foutieve bestelling (in mijn eigen bus vind.
ik herhaaldelijk brieven bestemd voör een
naamgenoot in dezelfde straat). Bij een
ruimeren termijn van oproeping wordt hét
gevaar natuurlijk wel veel minder, toch
meen iik, dat een oproeping naar plaatsen
buiten den zetel der rechtbank wel bij
aangeteekenden brief mocht geschieden. In
onze wetten is de laatste jaren „de te act-
viseerep dienstbrief", die als aangeteeken-:
de brief wordt verzonden, wel voor ken
nisgevingen en oproepingen van veel min
der belcekenis ingevoerd (b.v. bij de op
roepingen voor de buurcommissie). Die
mocht waarlijk wel vereischt worden bij
een failliet-aanvraag, waar zoo gewichtige
belangen bij betrokken kunnen zijn.
Ten slotte nog een woord over de vraag
of men wegens een enkele schuld kan
worden failliet verklaard. De wet zegt
daaromtrent niets. Uit feilen of omstan
digheden zegt zij, moet blijken, dat de
schuldenaar in den toestand verkeert dat
hij heeft opgehouden te betalen". De prak
tijk neemt in den regel niet aan, dat derge
lijke toestand bestaat zoolang niet blijkt
van een tweede schuld. In de requesten
tot faillietaanvraag is dan ook een gebrui
kelijke clausule „dat de schuldenaar meer
dere opeisebbare schulden onbetaald
laat". En dit moet men lounnen bewijzen.
Deze formule is ook in ons geval gebezigd
maar het bewijs moet ontbroken heb
ben. In het dossier is daaromtrent dan
ook geen enkel stuk aanwezig. Of de va-:
canliek'amer der Rechtbank zich met de
vraag niet heeft bezig gehouden of wel de
bloote bewering voor waarheid heeft aan
genomen omdat er niemand was om de
aanvraag tegen te spreken het is mij
onbekend1. Maar djt is duidelijk: dat men
op die wijze wegens een enkel vorderinge-
tje van 170 kan worden failliet ver
klaard. 4
Het Tweede Kamerlid H. Hermans
schrijft in de „Limburger Koerier" hier
over onder meer: 1
„De Staat moet zelf de exploitatie van
de mijn ter hand nemen en hierdoor een
einde maken aan den onhoudibaren toe
stand', die geschapen is door het contract
met de AkenMaastrichtsche Spoorweg
maatschappij.
„Door de Regeering wordt deze oplos
sing overwogen en het komt ons zeer
waarschijnlijk voor, dat een desbetreffend
wetsontwerp binnenkort zal worden inge
diend Dit wetsontwerp zal dan de strek
king hebben oan de bestaande overeen
komst te vernietigenof't zakelijk recht van
exploitatie te onteigenen. Op grond van 't
algemeen belang is dit volkomen te recht
vaardigen. „Andere oplossingen zijn be
proefd, maar alle mislukt.
,VRli NAAR HET DUITSCU,
TWEEDE DEEL.
Zwijgend stond Guthbridge.op, ging
met wankelende schreden naar zijn
schrijftafel en nam er een pakje bank
papier uit, dat hij zijn gast toeschoof,
die het zonder het te bekijken, in zijn
'ak stak.
„Zoo, nu kunnen wij ons aangenaam
onderhoud eindigen. Tot weerziens
Schel maar niet, ik vind in de vestibule
wel een dienstbaren geest, die mij de
deur opent," voegde hij er bij; toen hij
■zag, dat Guthbridge de hand naav de
tchel uitstak.
De deur ging achter hem dicht.
Guthbridge had zijn armen op de
tafel gelegd en zat zoo een geruimen
tijd zonder zich te bewegen.
Eindelijk deed hij, alsof hij wilde
staan, maar hij bedacht zich en ging
weer zitten. Langzaam zonk zijn hoofd
voorover, totdat het op zijn armen
mstte.
Augusta wachtte. Een nalf uur ver
liep en nog altijd bleef haar man in
dezelfde houding. Was hij ingeslapen
Eenige malen wilde zij zacht hare schuil
plaats verlaten, maar zoodra zij op
stond, ontzonk haar weer de moed.
Weer sloeg de klok en kondigde haar
tan, dat het hoog tijd was, zich voor het
diner te kleeden.
Nu mocht ze niet langer toeven.
Het tapijt zou haar schreden wel on
hoorbaar maken, en met eenige voor
zichtigheid kon zij gemakkelijk den uit
gang bereiken, zonder den slapende
te wekken.
luist-stond zli op, toen een ce.rulsch
in oe kamer haar op haar plaats terug
hield. Een blik door de spleet van het
gordijn deed haar Tom zien, die binnen
getreden was en met een uitdrukking
van schrik op zijn slapenden heer keek.
Langzaam naderde hij en raakte zijn
schouder aan een luide, ontzettende
gil klonk in de volgende seconde door
het stille vertrek.
Augusta trad te voorschijn, een
oogopslag op het wasgele gelaat met
de half geopende starende oogen zeide
haar allesGuthbridge was dood.
.Een beroerte had aan zijn leven een
einde gemaakt.
XX.
De begrafenis was afgeloopen, en de
dichte menigte verliet de kleine kerk.
Augusta, met een dichten kripsluier
voor het gelaat, draalde nog zij.wilde
vermijden, door de nieuwsgierige be
woners van het dorp bekeken en aan
gesproken te worden. Eindelijk stond
zij ook op, en spoedig daarna rolde
het op haar wachtende rijtuig met
haar weg.
Zij schoof den sluier opzij, leunde
in de zijden kussens van het rijtuig
en sloot vermoeid een poosje hare oogen
Vrij, jong en rijk. Nu stond de wereld
voor haar open neen, nu zou de we
reld aan haar voeten liggen en haar
hare hulde aanbieden. „VrijVrij
Met altoos verhoogd genot herhaalde
zij deze woorden. Het prachtige kas- j
teel, met zijne vorstelijke inrichting,
1 park, de pachthoeve daar in de ver
te alles behoorde haar, haar alleen
Zoolang het graf nog niet over haar
echtgenoot was gesloten, was het haar
geweest, alsof de overledene nog aan
deel had aan zijn rijkdom, dien hij zich,
lnaar het scheen, ten ko: te zijner eer
ijkheid had verworven. Deze laatste
gedachte verontrustte intusschen zijn
weduwe nietdat was volstrekt niet
hare zaak, het ging haar tenminste
niet aan.
Hare gedachten keerden terug tot
den lijkdienst, die op de begrafenis was
gevolgd. Onder de aandachtigen, of
liever onder de aanwezigen, had zij
ook den heer Muller bemerkt. Welke
donkere daad uit het leven van haar
overleden man kon dezen mensch be
kend zijn
Niet op het indringen van den onbe
kenden erfgenaam had zij betrekking,
dat was haar duidelijk, maar op de
eene of andere gebeurtenis van ouderen
datum, Nu, wat de man ock mocht
weten, zijn recht was nu vernietigd zijn
goudgroeve naar de maan,gelijk hij zich
had uitgedrukt.
Het rijtuig hield stil, en de weduwe
Guthbridge betrad met gebogen hoofd
en bedroefd uiterlijk het huis. In hare
kamer aangekomen, zette zij zich aan
haar sierlijke schrijftafel en schreef
haastig een paar regels,diehij aan den
notaris adresseerde, die met den ver
koop van het kasteel te Erzenbach was
belast.
„En nu willen wij hopen, dat het nog
niet te laat is," zeide Augusta zacht,
toen haar kamenier zich met den brief
had verwijderd, om hem dadelijk naar
de post te laten brengen. „Hebben moet
ik die bezitting, al moet ik er den dub
belen prijs voor betalen."
Zij schoof haar leuningstoel achteruit
en begon peinzend in de kamer heen en
weer te loopen. „Wie zou dat hebben
gedacht, toen ik weinige maanden ge
leden door tante Lehmann en hare
dochters als asschepoetser werd be
handeld Eigenares van Guruguh en
millioenen Max heeft talent en
bekwaamheidhij zal zijn weg wel
vinden, indien hij maar op de rechte
plaats komt te staan. Met Elfriede
Rankhorst zou hijzijn geheeleleven lang
arm en afhankelijk blijven; ik, daar
entegen, kan hem behulpzaam zijn om
aanzien en invloed te verwerven, en
zich in een positie te plaatsen,die zijner
waardig is."
Zij wierp zich op de canapé, leunde
met haar hoofd op de hand en overleg
de. Duizenden, en als het moest zijn,
honderduizenden konde enwilde zijmet
milde hand uitstrooien, om het doel
te bereiken, dat haar zoo aanlokkelijk
voor oogen zweefde.
Eerst moest Max van Elfriede ge
scheiden worden. Maar hoe
Plotseling werd haar somber voor
hoofd helder, en haar oog schitterde
zij had het middel gevonden. Indien zij
ergens een fabriek kocht c n Max het
toezicht er over gaf, dan had zij gewon
nen spel. En dan wilde zij haar geheelen
rijkdom aan zijn voeten leggen. Een
huwelijk met haar maakte hem met
één slag tot een gezien industrieel en
groot grondbezitter.
„Pardon, mevrouw!"
De kamenier was binnengetreden en
bood haar mevrouw een kaartje aan.
Nog in gedachten verdiept, nam Augus
ta het aan en las:„Lorenz Muller."
De kaart ontglipte aan hare vingers,
en zij voelde, dat zij verbleekte. Zij
herstelde zich intusschen spoedig. „Zeg
dien heer. dat ik vandaag niemand
ontvang.';
Augusta, zoo onzacht uit haar schit-
erende droomen tot de werkelijkheid
teruggebracht, begon opgewonden in de
kamer heen en weer te loopen.
Wat zou die man willen Dacht hij
bij haar zijn geldafpersingen met goed
gevolg te kunnen voortzetten
Het antwoord op deze vragen zou
haar spoedig geworden. De kamenier
keerde na weinige minuten terug en
meldde, dat mijnheer Muller mevrouw
oneindig dankbaar zou zijn, indien zii
te zijner gunste een uitzondering wilde
maken, daar hij met haar een zaak had
te behandelen, die geen uitstel duldde.
Augusta overlegde een oogenblik.
Zij kon dien man op den duur toch niet
ontwijken, en eigenlijk was het toch
nog het beste, dat zij dadelijk een einde
aan de zaak maakte, en hem toonde,
dat zij zich door bedreigingen niet bang
liet maken.
„In welke kamer heeft men mijnheer
binnengelaten
„In de bibliotheek, mevrouw."
Een lichte schrik kwam over de
trekken van Augusta.
„Ik wil hem ontvangen, maar niet
daar, in het witte salon op den hoek
zeide zij, terwijl zij het gelaat afwendde.
„Zeg dat aan Baptist."
Lorenz Muller stond met het voor
komen van iemand, die zich geheel te
huis gevoelt, voor een klein rococo-
kastje en bekeek het zeldzame snijwerk.
Bij het binnentreden der weduwe keer
de hij zich om en maakte een diepe
buiging.
„Mevrouw Guthbridge, u zal mij
verontschuldigen, dat ik u juist vandaag
wenschte te spreken. Het allereerst
moet ik u mijn deelneming betuigen
met het verlies van mijnheer uw echt
genoot. U weet immers, dat hij een
mijner oudste vrienden was."
„Ik dank u," zeide Augusta hoog
moedig. „En de tweede reden van uw
bezoek T'
Mijnheer Muller draalde een oogen
blik met het antwoord. „De tweede?"
herhaalde hij dan langzaam. „Zeker,
er is nog iets anders, dat mij hier brengt.
Maarhm, wil u niet plaats nemen
Ons onderhoud kan mogelijk lang du-
n."
„Ik heb nog slechts eenige minuten
tijd, mijnheer Muller. Begin dus da
delijk.
„Zooals u wil. Mag ik vragen ol u
onlangs zoo vriendelijk is geweest,
mijnheer uw echtgenoot mijn bezoek
aan te kondigen
Mevrouw Guthbridge boog het hoofd.
„En wat zeide hij
„Mijnheer, ik moet u nogmaals ver
zoeken, mij niet noodeloos op te hou
den riep Augusta verontwaardigd uit.
Haar toon scheen mijnheer Muller
niet te bevallen zijn oog fonkelde
toornig en een nijdige trek kwam cm
zijn mond.
„Mijn vraag was niet enkel-nieuws
gierigheid," hernam hij op scherpen
toon. „Ik wenschte eenvoudig te weten,
of uw echtgenoot u iets naders had
meegedeeld over zijn betrekking tot
mij. Dat zou ons namelijk een lange
verklaring hebben bespaard. Daar hij
het echter klaarblijkelijk verstandiger
heeft gevonden te zwijgen, zal ik mij de
eer geven u de geschiedenis onzer
vriendschap te vertellen."
„Volstrekt onnoodigdie zaak heeft
niet het minste belang voor mij. indien
dat de tweede reden uwer komst is,
houd mij dan niet langer op."
„Niet zoo voorbarig, mevrouw!"
riep Muller op ruwen toon. „Indien u
onbeleefd wordt, zie ik niet in, waarom
ik mij nog langer met complimenten zou
plagen. Verkiest u te blijven staan, ik
heb er vrede mee maar ik ga zitten,"
voegde hij er bij, terwijl hij zonder plicht
plegingen een stoel nam en de daad bij
het woord voegde.
Wondt vervolgd.