ONS BLAD
""MSK^ssooHTIE
'OORDERBANK,
1IÏIE1 SS SOMPERTZ1834 en MIIETIEIEEIIttIK 113
VREEMDE VALUTA'S
BINNENLAND.
Bureau: HOF 6, ALKMAAR. - Telefoon: ggSSSFS™^433
ZATERDAG 24 SEPTEMBER 1921
Ï4e JAARGANG
De Kroon op hei werk.
ALKMAAR HOORN
Wij vérhuren loketten ter veilige
bewaring van effecten en docu
menten in onze Lips brandkast.
FaJ. ASJES Es,
RIJTUIGEN en WAGENS
Brieven uit Frankrijk
Mo. 2 ZAMBBLAD 10 Cis
VAN DEI PÜÏT DE VLAM
EINDHOVEN.
Kapitaal en Reserve f 19.500.000.
TERUG NAAR DEN GODS
DIENST.
EEN UITLATING VAN
MAARSCHALK FOCH.
feuilleton.
DE VIOOL.
en eJui-
'7 uur
•te leden
halt
voor de
preek en'
Nicol&as
op 6.50,
1 16 v.nt
Sept.
en 1-1154
dc Gra«fi
liaal 7185
50-16.50,
erst ehev.
-13.50, 181
i bo'ouen
wille ld.
oslerdzaacl
49 erwten
f 40—50,
e f25.—,
-- M J LIllULiV 1761
NOORD-HOLLANDSCH
SI
Abonnementsprijs:
Per kwartaal voor Alkmaar 2.—
Voor builen Alkmaar ..f2 85
Met Geïllustreerd Zondagsblad 0 60 f hooger.
Advertentieprijs:
Van 1—5 regels f 1.25 elke regel meer f 0 25; Reclames
per regel f 0.75; Rubriek „Vraag en aanbod" bij voor
uitbetaling per plaatsing f 0.60
Aan alle abonné's wordt op aanvrage gratis een polis verstrekt, welke hen verzekert tegen ongevallen tot een bedrag van f 500,—f 400,—, f 200,—, f 100,—, f 60,—f 35,—, f 15,—.
Hel gebeurt niet vaak, dal de gezamen
lijke Nederlandsohe Bisschoppen zich mei
één zelfde schrijven richten tot de Katho
lieke bevolking van ons land, zooals Zon
dag J.l. geschiedde. Wanneer dit gebeurt,
dan kan men aannemen, dat de aandacht
der geloovigen voor een buitengewoon be
langrijke zaak wordt gevraagd. Doch een
zóó uitvoerig en in zóó ernstigen toon ge
steld schrijven als de brief van het Door
luchtig Episcopaat over de R.-K. Univer
siteit mag beschouwd worden als een
evenement in de geschiedenis der Holland-
sche Kerkprovincie.
Bedenken wij daarenboven, dat ecnige
weken geleden al reeds een schrijven van
Z. H. den Paus over dezelfde zaak werd
gepubliceerd, dan zal men minstens begrij
pen, zooal niet waardeeren, dat degene, die
door het Nederlandsche Episcopaat met
de voorbereiding der stichting der R.-K.
Universiteit belast werd, tot ons bet drin
gende verzoek richtte om onze lezers toch
bij voortduring te wijzen op de geweldige
taak, rustend op de schouders van ons
thans levend Roomsch geslacht, om in Ne
derland op te richten een eigen Katholieke
Hoogese.hool.
Aan dit verzoek voldoen wij gaarne, al
was 't alleen maar om deze reden, dat wij
bij ondervinding weten, hoe moeilijk het is
geestdrift voor een groote zaak te verwek
ken niet alleen, inaar ook gaande te hou
den zóólang, lot het werk is voltooid.
En nu is het met de stichting van een
Koonuche Universiteit al heel eigenaardig
esteid. Bijna geen land ter wereld kan
op een zoo intens Katholiek leven roe
men als Nederland: onze Roomsche orga
nisaties trekken de bewondering van de
Katholieken der geheelc wereld; onze
Fi'om-'v vindt bijna nergens haar
gelijke; onze Roomsche scholen en kerken,
onze kloosters en ziekenhuizen zijn niet
meer te tellen. Maar aan dat utles ont
breekt nog de Katholieke Universiteit. In
lal van landen, waar men afgunstig is op
ons prachtig Roomsch openbaar leven,
heeft men niettemin de Roomsche Hooge-
school, die wij missen. En wie dan ook
den brief van Z. H. den Paus goed gelezen
heeft, moet daarin een zacht verwijt heb
ben gevoeld, dat Katholiek Nederland op
dit stuk nog achter bleef.
Toch geeft de geschiedenis van de Room
sche emancipatie in Nederland zoo al geen
verontschuldiging, dan toch wel een ver
klaring voor dit gemis.
Wij, Katholieken van de 20ste eeuw,
die oe volle vrijheid van beweging op
ieder gebied van openbaar leven zoo ruim
schoots genieten, wij, die de landsregee-
ring in Katholieke handen zien en overal
Roomsche mannen en vrouwen leiding zien
nemen, wij denken er niet altijd aan, dat
deze gelukkige toestand de vrucht is van
betrekkelijk weinig jaren van edelen, maar
harden strijd. Hoe betrekkelijk kort is het
nog maar geleden, dat wij onze geestelij
ken week in week uit, de geloovigen van
den kansel hoorden vermanen, om toch
hun kinderen niet naar de openbare, maar
naar dc Roomsche school te zenden; dat
de groote trom moest worden geroerd, om
het nut en de noodzakelijkheid te beplei
ten van een eigen Roomsche pers, die aan
alle behoeften voldoet; dat de voortrek
kers der vakbeweging duizenden Katholie
ke werknemers en werkgevers uit de neu
trale houden naar de Roomsche organi
saties moesten voeren.
Ja, katholiek Nederland heeft in een
halve eeuw tijds zoo ontzaggelijk veel tot
stand moeten brengen: kerken, scholen,
liefdewerken zonder tal, patronaten, dag
en weekbladen, organisaties op elk gebied
van het breede levensterrein, zij vroegen
onnoemelijke offers van tijd en geld en
arbeidskracht. Was het wonder, dat wij
aan de Katholieke Hoogeschool nog niet
konden toekomen?
Maar er was nog een andere reden,
waarom hier te lande de katholieken zoo
laat aan de stichting van een eigen Uni
versiteit dachten. De verdrukking, waar
onder wij welhaast drie eeuwen gebukt
gingen, was nu juist niet geeigend om bij
onze Roomsche mannen den lust voor
hoogere studies aan te wakkeren. Eerst
officieel uitgesloten uit alle ambten, die
een wetenschappelijke vooropleiding
vragen, later, in de vorige eeuw, in naam
gelijk gesteld, maar door „liberale" be
windsmannen steeds als mindenvaardig en
staatsgevaarlijk op zij geschoven, was er
voor de begaafde katholieken, wanneer
zij geen roeping hadden voor den geeste
lijken stand, geen andere weg dan de han
del, om zich een bestaan te verzekeren.
En toen daarin eenige kentering kwam ten
gevolge van het taaie doorzetten van
enkele onzer onvolprezen emacipators, was
het toen wander, dat vooral de katho
lieke ouders in de zuidelijke provincies,
die het grootste contingent studenten
moeten leveren voor de hoogere scholen,
huiverden om hun zonen naar de Univer
siteitsteden van het noorden Ie zenden?
Zoo moest het wel lang duren eer de
kern van Roomsche wetenschappelijke
mannen en vrouwen in ons vaderland
groot genoeg was geworden dat men kon
spreken van een werkelijke behoefte aan
eigen Universitair onderwijs.
En toen wij eenmaal zoo Yer gevorderd
waren, hoe groot waren toen nog de moei
lijkheden, de financieele vooral, eer met
kans op slagen de plannen tot stichting
eener katholieke Hoogeschool konden
worden gemaakt.
Maar nu is de tijd rijp: wij zijn in Neder
land gekomen aan de volle ontplooiing van
ons openbaar Roomseh leven en dus heb
ben onze Bisschoppen Hun gezagvolle
stemmen verheven en wij weten, dat nu
ook Roomsch Nederland, als altijd, volgen
zal.
De strijd voor gelijkstelling van open
baar en bijzonder onderwijs is vofstreden;
het bijzonder middelbaar onderwijs bloeit
in eigen Hoogere burgerscholen en gym
nasia; de kroon moet nu op het werk ge
zet in een eigen Roomsche Universiteit.
Wij mogen ons echter niet verhelen, dat
voor de stichting, instandhouding en uit
breiding eener Katholieke Hoogeschool de
RIJTOIGFABRiEK ALKMAAR
GROOTE VOORRAAD
Levering onder garantie
Prïjsen uiterst laag -
jarenlange geestdriftige offervaardigheid
van heel Roomsch Nederland in at zijn
geledingen noodig zal zijn en dat die
geestdrift bij zeer velen nog moet worden
gewekt. Daarvoor is noodig, dat ieder
Katholiek van ons vaderland voor zich
zelf een duidelijk antwoord kan geven
op deze twee vragen: waarom is een
Katholieke Universiteit noodig en 2de:
waarom moet iedere stand daartoe mee
werken?
Wij stellen ons voor in een volgend ar
tikel dat antwoord te geven.
DE HALLEN TE PARIJS.
Heel zelden denkt men er over na
wat het zeggen wil een stad als Parijs,
met ruim 3 millioen inwoners, geregeld
te voeden. Alles moet dan van buiten
af worden aangevoerd en dat was dan
ook gedurende den oorlog, de groote
bevoorrechting van het platteland bo
ven Parijs, dat het zich zelf kon helpen.
Geen beter denkbeeld kan men zich
vormen van hetgeen Parijs dagelijks
noodig heeft, dan door zelf een kijkje
te gaan nemen in de ontzaglijk groote
hallen en de oneindige reeks wagens te
zien aanrollen, beladen met levensmid
delen voor de stad, die op dat uur nog
in diepe rust ligt gedompeld. Al' vroeg
moet men zich op het pad begeven om
deze beweging mee te maken, want,
begint des zomers de markt om 3 en
des winters om 4 uur, reeds lang van te
voren neemt de aanvoer, die juist zoo
bezienswaardig is, een aanvang. Deze
hallen dateeren uit 1851 en zijn ge
bouwd volgens de plannen van Baltard.
Het heeft eenige jaren geduurd alvo-
rerr, zij gereed waren voor het gebruik.
Deze „ventre de Paris", gelijk men de
hallen wel eens noemt, veelvraat als
zij zijn tegenover het platteland, waar
van alles wordt betrokken, is ongeveer
geheel uit ijzer opgetrokken, terwijl
een zinken dak dient tot bedekking.
De hallen bestaan uit een tiental,
onderling verbonden paviljoens, in
ieder waarvan 250 stalletjes van 4 M2
zich bevinden. Deze worden er dag
en tegen een vasten, niet al te hoogen
prijs, verhuurd. Overdekte straten,
15 meter hoog en breed doorsnijden
de verschillende afdeelingen en als men
weet dat de lengte van de zes, aan den
oostkant gelegen paviljoens, 166 meter
en de breedte 124 meter is, krijgt men
eenig idee van de oppervlakte door deze
hallen gezamenlijk ingenomen. Groote
kelders, pl.m. 4 meter hoog treft men
onder het geheefe gebouw aan, zij die
nen hoofdzakelijk tot berging van le
vensmiddelen, die geleidelijk volgens
behoefte, naar de verkoopplaatsen wor
den gebracht. Behalve deze centrale
hallen, verreweg de grootste, vindt
men in alle mogelijke wijken van Pa
rijs dergelijke gebouwen van kleineren
omvang, zoodat de massa-hoeveelhe-
den hier aanwezig, geen absoluten in
druk geven van wat Parijs noodig heeft.
Bovendien zijn er vele artikelen die
men niet in de hallen aantreft en waar
voor speciale plaatsen zijn aangewezen.
Ik denk hier in het bijzonder aan de
grbanhal die zich bij de koopmans
beurs bevindt en dagteekent uit het jaar
1762, doch in 1889 geheel werd ver
nieuwd en veranderd. Uit een oogpunt
van architectuur heeft het gebouw
ge-rel geen bijzondere waarde. Waar
thans de centrale hallen zich verheffen,
de levensmiddelen van meest uiteen
loopenden aard toestroomen en zich
tijdelijk ophoopen, om van daaruit
Parijs te voorzien, was vroeger een
kerkhof, door een hooge muur omgeven
die afkomstig was uit den tijd van
Philippe Auguste. Wel een wonderlijke
tegenstelling, die doodenakker, waarop
zich thans een gebouw verheft, tot in
standhouding van dat menschelijk
lichaam, bestemd ook eens aan den
schoot der aarde te worden toever
trouwd. Het was een schitterende Au
gustusnacht, een sterrenpracht die lokte
naar het vrije veld, om wijd uit den he
mel te bewonderen, piaar wij lieten ons
niet meesleepen door die droomgedach
ten en trokken op weg naar de hallen.
Juist sloeg een torenklok 2 uur toen
wij aankwamen en reeds heerschte er
grapte drukte aan alle kanten. Rondom,
't Japende Parijs; hier't werkendeParijs
h'gjrgd. voor den dag, die pas is aan
gebroken, sn niet ver" verwijderd hét
feestvierende, op Montmartremaar
dat is niet Parijs, dat is een samenstel
van vogels van diverse pluimage. Te
midden van al de levenswaren die ons
tegen lachten, hoog opgestapels, waar
het soort dit toeliet, breed uit, waar
een artikel dit vorderde, hebben zij
ons eenige uren bewogen. Wij hebben
de jonge groenten zien aanvoeren,
karren vol, alsof het nietswaardige kool
was uit 1920 in Holland, zóó veel leek
het ons, maar kenners noemden het
een pover beetje en de prijzen wezen
uit dat zij gelijk hadden. Het deed ons
goed het roode Hollandsche Edammer
tje broederlijk vereenigd te zien met
de meest verschillende soorten van
Fransche en Zwitsersche kaas. Opmer
kelijk dat deze Hollandsche kaas be
trekkelijk niet veel duurder is dan de
prima Fransche soorten. Het heerlijkste
ooft lag gereed om de magen van Pa-
rijzenaar en vreemdeling te streelen,
de goudgele meloenen naast de blozen
de perziken en de bedauwde druiven
trossen. Wie gelegenheid heeft moet
niet verzuimen deze hallen te bezoeken
hij zal zich niet beklagen over die en
kele uren, aan zijn nachtrust onttrok
ken. Maar laat hij evenmin vergeten
het ontwaken van Parijs mede te ma
ken. Iets geheimzinnigs ligt er verbor
gen in die sluier die, na eenige uren de
stad in duister te hebben gehuld,
Kantoar ALKMAAR BKEEDSTRAAT II
CorresposadeEïtsoiiajs HOORN GROOTE NOORD 140
Direct.K. VAN NIENES Jr.
langzaam oprijst. Het is of eigenaar
dige geruchten, eerst ver, dan steeds
meer nabij in onze ooren klinken, en
de nog brandende straatverlichting
doet plotseling vreemd aan bij het
schijnsel van den nieuwen dag. Zoo
onecht kwam het ons voor in die om
geving een viertal dames en heeren in
avondtoilet te zien, teruggekomen van
een nachtelijk souper en met hun ver
moeide, lichamen een sterke tegenstel
ling vormend met de kerngezonde
buitenmenschen, sjouwend en zwoe
gend om hun dagelijksch brood te ver
dienen.
Op het punt huiswaarts te keeren,
openden zich voor ons de deuren van
de St. Eustachiuskerk, die tegenover
de hallen is gelegen. Wij konden niet
weerstaan er binnen te treden en een
dankgebed op te zenden naar den Schep
per en den Gever van alle goede gaven.
Deze kerk, belangrijk door hare ge
schiedenis, door de mengeling van
stijlen waarin zij is opgetrokken, door
de vele schilderdoeken van beroemde
meesters, is vooral bekend door de voor
treffelijke, gewijde muziek die men er
te hooren krijgt. Nog kent Parijs in
tegenstelling met Holland, waar de
Gregoriaansche muziek algemeen in
gebruik is,de meest uiteenloopende
kerkmuziek en de met groote orchest-
begeleiding ten uitvoer gebrachte mu-
ziek-missen en het is deze kerk die
toonaangevend is in dit opzicht.
Buiten gekomen wachtte ons de
steeds hooger klimmende zon en de
strak-blauwe lucht voorspelde ons een
warmen maar möoien zomerdag. En
steeds drukker werd het in de hallen,
waarvan wij een indruk meenamen,
die geen beschrijving ons ten volle
kan geven, en die men zelf moet heb
ben gezien om een juist oordeel te vor
men.
Mr. G. v. S.
Parijs, 14 September 1921.
In de „N. Rolt. Grt." deed de lieer
Bnesse, redacteur der rufbriek „Ouder
menisdhen" onlangs ontstellende onthul
lingen over de moderne zed-enontaarding
in Rotterdam.
Tlhans schrijft hij in deze rubriek:
Een Katholiek geestelijke, de heer Be-
metmans, directeur van het Centraal Bu
reau van „Voor Eer en Deugd," gevestigd
te Roermond, schrijft mij„wil ik u
mededeeien, dlat iik de laatste tien jaar
mij haast uitsluitend met het zedelijk-
hedidsvraagst-ulk heb bcziggeiliouden, en in
dat verband interesseert het u wellicht
te vernemen, dat ik het mei deni inhoud
uwer artikelen volmaakt eens hen. Ik.heb
gedurende de geheele actie-periode van V.
E.D. al Lijd hetzelfde beweerd in woord en,
geschrift. Maar dat wij dit beweerden,
vooral dat ik dit beweerde als katlho-j
lielk geestelijke, heeft weinig of geen in-,
druik gemaakt. Men heeft gemeend, dat;
wij het deden omdat het nu eenmaal tot
onzen stiel hoo-rde zoo te spreken
Maar van U neemt men aan. dat U al-,
leen spreekt door de feiten gedwongen.
Daarom zal dit werk uitkomst hebben.."
De geestelijke schrijver veronderstel^
dan terecht dat ik toöh niet de
sanatio onzer maatschappij verwacht
van.... de zedenpolitie. De oorzaken
zoo vervolgt hij liggen immers bij;
den mensdh zelf èn in de maatschappij
buiten den mensdh. Dus moet de mensoh
beter gemaakt worden, vooral door den
godsdienst. En de maatschappij moet
verbeterd worden, door zooveel mogelijk
alle gevaren voor de mensdhelijko zede
lijkheid uit den weg te ruinen, Hierloe
moei de vrouw uit het bedrijfsleven te
rug gebracht worden in hel gezin. Andere
gevaren zijn: de 'huidige vrouwenklceding,
liet tooneeil, de bioscoop, dé prostitutie,
slechte boeken, tijdschriften, platen, enz.,
enz., maar ook het gebrek aan mede
werking dier kranleniedacties, van de
groote liberale bladen vooral, om de in-,
dóvdduen le veiheteren
Met dien heer Bemelmans heb ik afge
sproken, dat ik mijn licht eens bij 'hem
kom opsteken over deze dingen, omdat
jmiraers uit de wrijving van opinies „jail-
lit la vérité."
De ZeerEerw. heer Benei,mans. .geeft de
leuze aan, welke er op neer komt: "terug
tot den godsdienst. Indien de christelijke
godsdienst niet opnieuw' onze samenleving,
onze beschaving, onze zeden, gaat door-
ö'eésemen, dan zullen allé middelen, om
lot verbetering der gesignaleerde toestan
den te geraken, slechts lapmiddelen blij
ken. Wij hopen, dat de beschaafde schrij
ver van „Onder de mensdhen," nadat de
ZeerEerw heer Bemelmans hem hiervan
overtuigd zal hebben, eens in de „N. R.
Ct." aan die waarheid een kernadhtigea
vorm moge geven I
De „Foorts" bevat een uitlating van-
Maarschalk Foch uit een nota, die hij aan
„La Marche de France" deed toekomen,.
Deze uitlating luidt als volgt:
„Tl y a fait absolument incontestable:
contre le vérilable peril, la veritable bar
rière, c'est Ie Rfiin, C'est toujours' sur le
Rhin qu'on a arrêté l'Allemagne, Si on he
l'arrê pas ld, om ne l'arrete plus. La batail-
le de la Marne est un tour de force qui ne
s'execute pas deux fois. Je ne garaiitirais
pas d'y réussir. La Meuse n'est past défen-
da'ble".
Hetgeen zeggen wil:
„Een buiten alle kijf slaand feit is, dat
de ware slagboom tegen het ware gevaar
de R ij n is. Duitschland is altijd aan
deit-Rijn tegengehouden. Doet men het
daar niet, dan is geen weerhouden meer
mogelijk. De slag aan de Marne was een
krachttoer, dien men geen tweede maal
Roman door MYRTLE REED.
Vertaald uit het Engelsch door Hen
ri ëtte v. d. Waarden.
7-
Waarom dan niet, Iris i
—O, antwoordde ze, met een lichte
schouderbeweging, die de beide duiven
opschrikte ik speelde dat laatste accom
pagnement niet naar je zin, en nu speel
ik heelemaal met meer met je.
Lynn nam het op als een herhaling
van wat ze zei, toen hij haar spel criti-
seerde, en gaf er geen antwoord op
Ik heb al een uur gespeeld, 'zei
hij, en voor het koffiedrinken kan ik nog
een uur nemen.
De twee andere uren kan ik vanmid
dag inhalen, en dan ga ik wandelen.Ga
je mee
Dat kun je wel eens wat aardiger
vragen, gaf ze hem terug.
Irving boog, en vroeg Miss Temple
in galante bewoordingen om het genoe
gen van haar gezelschap.
Het spijt me erg, dat ik weigeren
moet, zei ze, maar ik moet koekjes voor.
de thee bakken 'je weet wel, die, waar
jij zoo van houdt.
De koekjes laten me koud.
- iT~ ^'s je ^an z°^ er2 °P mÜn gezel
schap gesteld bent, is het mijn dure
wicht om met ie mee te gaan.
Van het begin af had tante Peace,
Iris al de kleine plichten van een huis
vrouw geleerd. Op de eerste plaats or
delijkheid een aangename netheid,
die niet alleen bestond uit de afwezig
heid van stof en vuil, maar die ook als
ee kenmerkende eigenschap heerschte.
Niet vóór de onderzoekende oogen der
oude dame doo haar sterkste bril niet
het minste stofje meer ontdekken kon
den, wist Iris, dat ze er gerust op zijn
kon. Het in 't wild opgegroeide kind had
in 't begin hevig geprotesteerd, maar
Miss Field's geduld was grenzenloos, en
ten laatste verkreeg Iris de noodige be
drevenheid. Ze borduurde, bakte brood,
vulde ontelbare potjes met heerlijk
geurenden inhoud, maakte balsem en
gelei, groote voot raden geconfijte vruch
ten, en bereidde wel tien verschillende
soorten wijn. Toen ze dat alles doorge
maakt had, kreeg Iris pas een idee van
het echt-vrouwelijke, dat onder dat al
les schuilde. Heel langzaam groeide haa
waardeering, tot ze zich ten laatste in
volkomen harmonie met tante Peace
bgevoelde. Alleen om dat het zoo aar
dig mond, klopte Iris de dooiers der eie
ren in een witte schaal en het wit in een
blauwe. Ze had plezier in de mooie, fij-
n 3 weefsels, ze zong als ze ongezouten
boter met mooie roosjes opmaakte.
Kijk, zei Iris eens, toen ze 's-mor-
gens een geurige meloen sneed, en er de
zaadjes uithaalde, dit beduidt nu dat
als je tijd en moeite er voor over hebt
je er onbetaalbaar genot van hebben
leunt.
Miss Field glimlachte en "een zacht-
rose kleur steeg in haar fijn besneden
gezicht. Een tenminste, had ze den weg
getoond, om haar geluk te vinden in
haar dagelijksch werk, niemand is
zoo arm als hij die de schoonheid in de
hem opgelegde taak niet vinden kan.
Met den tijd groeide het behagen, dat
Iris schepte in haar ontelbare kleine
bezigheden, Ze legde het heldere linnen
op keurige stapels, en ze verheugde zich
in de heerlijke frischheid die wind enzon
het medegedeeld hadze snoof den
geur op der cederhouten kast, die op de
bovengang stond, en klom heel wat
trappen, om geurige kruiden, die ze zelf
geplukt had, naar de vliering te bren
gen.
Ze waschte de broze,oud-Chineesche
kopjes, boende het mahoniehout tot ze
haar gezicht erin kon spiegelen, en zorg
de dat het zilver glom.
Een hoogstaande vrouw, had tan
te Peace gezegd, moet altijd onafhanke
lijk van haar dienstboden zijn, en er
zijn bezigheden, die een dame door haar
dienstboden niet wil laten verrichten.
Op dezen grondslag had tante Peace
haar mooi leven opgetrokken. Haar
handen waren bedreven, en sterk, maar
toch zacht en wit. Zooals ieder zich
hecht aan de hem omringende dingen,
zoo werd alles in huis haar dierbaar, en
daardoor werd iedere moeite honderd
voudig beloond*
In de vaste overtuiging, dat ze voor
het bestwil van haar aangenomen doch
ter handelde, had Miss Field vele jaren
zonder dienstboden gedaan.
Nu ze vijf en zeventig was, had ze
tegen haar zin toegestaan, dat een ge
dienstige haar heiligdom betrad, maar
een gedeelte van het werk kwam nog
altijd op iris neer, en men behoefde
er niet aan te twijfelen, dat het hoofd
van het gezin, ook maar één. oogenblik
haar belangen uit het oog verloor.
Een heelen tijd had Iris zich afge
vraagd, waar het toch eigenlijk voor
diende er was geen moment geweest
dat de oude dame zich niet een heelen
stoet dienstboden kon veroorloven,
maa rachteraf beschouwd, had het zijn
lichtzijde niet gehad Als ze er aan
dacht, wat ze geweest was, moest Iris
de onmetelijke vooruitgang wel erken
nen, die ze, nu ze volwassen was, ge
maakt had.
Eens, mijn kind, had tante Peace
gezegd, als je aangenomen moeder bij
haar voorvaderen op het kerkhof is ver
zameld, zul je mij zegenen voor wat ik
gedaan heb. Waar je ook later zijn
moogt, in welken levensstaat het God
ook moge behagen je te plaatsen, als
ik heengegaan ben, altijd zul je iets be
zitten wat niemand je ontnemen kan
de macht voor je zelf een tehuis te
scheppen. Je zult het je altijd gezellig
kunnen maken, en je zult nooit Van
onwetenden en onbeschaafden behoeve
af te hangen. In meer dan een opzicht,
ging Miss Field voort, terwijl een zach
te lach haar gelaat verhelderde, „zul
je de Vredegave bezitten."
Binnen, in haar geliefkoosden stoel,
bij het vuur, vertelde de oude dame on
geveer hetzelfde aan mevrouw Irving.
Een boek, geschreven door een banale,
lawaaierige vrouw, had haar op de ge-
gedachte gebrachthet had in Oost-
Lancaster opschudding veroorzaakt,
en de voorname gevoelens, die van ge
slacht op geslacht waren overgegaan,
i diep gekwetst.
Ik kan zulk een dwaasheid niet
uitstaan, merkte tante Paece op. Van
onze stamouders af zijn de vrouwen
aangewezen, om een tsehuis te schep
pen, de mannen om het te bouwen. Het
voornaamste, van wat er in de wereld
omgaat is „het tehuis" op een hooge
peil e voeren. Een vrouw, die daar
niets voor voelt, is geen vrouw en kent
de macht niet, die van zachte vrouwe
lijkheid uitgaat. God heeft het in onze
harten gelegd, ik geloof, dat ik dat
wel zeggen mag, zonder Hem te beleedi-
gen. Het is een absolute neen, ik zal
maar niets meer zeggen, ik geloof, dat
mijn opwinding me te ver zou voeren.
Margaret lachte, een zachte,
muzikale lach, die zeer meisjesachtig
aandeed. Het was lang geleden, dat
ze zich zoo gelukkig als vandaag had
gevoeld.
Om een beroemd geschiedkundi
ge aan te halen, antwoordde zij, zou ik
zeggen, dat zulk een boek, in zich zelf
de kiem draagt van zijn mislukking. U
hoeft niet bang te zijn, tante Peace,
het tehuis zal blijven domineeren. Dit
mooie, oude huis van u bestaat al twee
eeuwen, is-'t niet?
Ja, zuchtt de anuer, na en pauze
in die dagen werd er goed gebouwd,.
De bekoorlijkheid der kamer werkte
op hen beiden in. Door de open deur
hadden zij het gezicht op de lange rij
portretten in de hall en het huis scheen
vervuld van liefelijke geesten, wier
herinneringen en liefdesverhoudingen
nog voortleefden. Vooral door de tegen
stelling met het huis in de stad, dat
Margaret pas verlaten had, genoot zij
van het grootsche gezicht der onafzien
bare rij portretten aan weerszijden, die
eindigde in een grooten spiegel.
Lieve Margaret, zei Miss Field, ik
heb altijd gevoeld, dat dit huis eigenlijk
aan jou had moeten komen.
Ik heb het nooit zoo beschouwd,
antwoordde Margaret. Geen enkel
oogenblik heb ik het U misgund. U weet
dat mijn vader plotseling stierf en zijn
testament, dat lang vóór mijn geboorte
gemaakt werd, is nooit veranderd. Het
was dus heel natuurlijk, dat mijn moe
der, zoo lang zij leefde er in bleef wonen
met debepaling dat,het aan mijnvader's
lievelingszuster zou komen, als deze
intusschen niet was overleden.
Ik heb je beetgenomen, Margaret,
door te blijven leven, en je moeder
stierf in den bloei van haar jaren. Ze
was een strenge vrouw.
Ja, zuchtte Margaret, dat is waar,
ofschoon het haar bedoeling niet ge
weest zal zijn.
- (Wordt vervolgd.)J