ONS BLAD ""MSK^ssooHTIE 'OORDERBANK, 1IÏIE1 SS SOMPERTZ1834 en MIIETIEIEEIIttIK 113 VREEMDE VALUTA'S BINNENLAND. Bureau: HOF 6, ALKMAAR. - Telefoon: ggSSSFS™^433 ZATERDAG 24 SEPTEMBER 1921 Ï4e JAARGANG De Kroon op hei werk. ALKMAAR HOORN Wij vérhuren loketten ter veilige bewaring van effecten en docu menten in onze Lips brandkast. FaJ. ASJES Es, RIJTUIGEN en WAGENS Brieven uit Frankrijk Mo. 2 ZAMBBLAD 10 Cis VAN DEI PÜÏT DE VLAM EINDHOVEN. Kapitaal en Reserve f 19.500.000. TERUG NAAR DEN GODS DIENST. EEN UITLATING VAN MAARSCHALK FOCH. feuilleton. DE VIOOL. en eJui- '7 uur •te leden halt voor de preek en' Nicol&as op 6.50, 1 16 v.nt Sept. en 1-1154 dc Gra«fi liaal 7185 50-16.50, erst ehev. -13.50, 181 i bo'ouen wille ld. oslerdzaacl 49 erwten f 40—50, e f25.—, -- M J LIllULiV 1761 NOORD-HOLLANDSCH SI Abonnementsprijs: Per kwartaal voor Alkmaar 2.— Voor builen Alkmaar ..f2 85 Met Geïllustreerd Zondagsblad 0 60 f hooger. Advertentieprijs: Van 1—5 regels f 1.25 elke regel meer f 0 25; Reclames per regel f 0.75; Rubriek „Vraag en aanbod" bij voor uitbetaling per plaatsing f 0.60 Aan alle abonné's wordt op aanvrage gratis een polis verstrekt, welke hen verzekert tegen ongevallen tot een bedrag van f 500,—f 400,—, f 200,—, f 100,—, f 60,—f 35,—, f 15,—. Hel gebeurt niet vaak, dal de gezamen lijke Nederlandsohe Bisschoppen zich mei één zelfde schrijven richten tot de Katho lieke bevolking van ons land, zooals Zon dag J.l. geschiedde. Wanneer dit gebeurt, dan kan men aannemen, dat de aandacht der geloovigen voor een buitengewoon be langrijke zaak wordt gevraagd. Doch een zóó uitvoerig en in zóó ernstigen toon ge steld schrijven als de brief van het Door luchtig Episcopaat over de R.-K. Univer siteit mag beschouwd worden als een evenement in de geschiedenis der Holland- sche Kerkprovincie. Bedenken wij daarenboven, dat ecnige weken geleden al reeds een schrijven van Z. H. den Paus over dezelfde zaak werd gepubliceerd, dan zal men minstens begrij pen, zooal niet waardeeren, dat degene, die door het Nederlandsche Episcopaat met de voorbereiding der stichting der R.-K. Universiteit belast werd, tot ons bet drin gende verzoek richtte om onze lezers toch bij voortduring te wijzen op de geweldige taak, rustend op de schouders van ons thans levend Roomsch geslacht, om in Ne derland op te richten een eigen Katholieke Hoogese.hool. Aan dit verzoek voldoen wij gaarne, al was 't alleen maar om deze reden, dat wij bij ondervinding weten, hoe moeilijk het is geestdrift voor een groote zaak te verwek ken niet alleen, inaar ook gaande te hou den zóólang, lot het werk is voltooid. En nu is het met de stichting van een Koonuche Universiteit al heel eigenaardig esteid. Bijna geen land ter wereld kan op een zoo intens Katholiek leven roe men als Nederland: onze Roomsche orga nisaties trekken de bewondering van de Katholieken der geheelc wereld; onze Fi'om-'v vindt bijna nergens haar gelijke; onze Roomsche scholen en kerken, onze kloosters en ziekenhuizen zijn niet meer te tellen. Maar aan dat utles ont breekt nog de Katholieke Universiteit. In lal van landen, waar men afgunstig is op ons prachtig Roomsch openbaar leven, heeft men niettemin de Roomsche Hooge- school, die wij missen. En wie dan ook den brief van Z. H. den Paus goed gelezen heeft, moet daarin een zacht verwijt heb ben gevoeld, dat Katholiek Nederland op dit stuk nog achter bleef. Toch geeft de geschiedenis van de Room sche emancipatie in Nederland zoo al geen verontschuldiging, dan toch wel een ver klaring voor dit gemis. Wij, Katholieken van de 20ste eeuw, die oe volle vrijheid van beweging op ieder gebied van openbaar leven zoo ruim schoots genieten, wij, die de landsregee- ring in Katholieke handen zien en overal Roomsche mannen en vrouwen leiding zien nemen, wij denken er niet altijd aan, dat deze gelukkige toestand de vrucht is van betrekkelijk weinig jaren van edelen, maar harden strijd. Hoe betrekkelijk kort is het nog maar geleden, dat wij onze geestelij ken week in week uit, de geloovigen van den kansel hoorden vermanen, om toch hun kinderen niet naar de openbare, maar naar dc Roomsche school te zenden; dat de groote trom moest worden geroerd, om het nut en de noodzakelijkheid te beplei ten van een eigen Roomsche pers, die aan alle behoeften voldoet; dat de voortrek kers der vakbeweging duizenden Katholie ke werknemers en werkgevers uit de neu trale houden naar de Roomsche organi saties moesten voeren. Ja, katholiek Nederland heeft in een halve eeuw tijds zoo ontzaggelijk veel tot stand moeten brengen: kerken, scholen, liefdewerken zonder tal, patronaten, dag en weekbladen, organisaties op elk gebied van het breede levensterrein, zij vroegen onnoemelijke offers van tijd en geld en arbeidskracht. Was het wonder, dat wij aan de Katholieke Hoogeschool nog niet konden toekomen? Maar er was nog een andere reden, waarom hier te lande de katholieken zoo laat aan de stichting van een eigen Uni versiteit dachten. De verdrukking, waar onder wij welhaast drie eeuwen gebukt gingen, was nu juist niet geeigend om bij onze Roomsche mannen den lust voor hoogere studies aan te wakkeren. Eerst officieel uitgesloten uit alle ambten, die een wetenschappelijke vooropleiding vragen, later, in de vorige eeuw, in naam gelijk gesteld, maar door „liberale" be windsmannen steeds als mindenvaardig en staatsgevaarlijk op zij geschoven, was er voor de begaafde katholieken, wanneer zij geen roeping hadden voor den geeste lijken stand, geen andere weg dan de han del, om zich een bestaan te verzekeren. En toen daarin eenige kentering kwam ten gevolge van het taaie doorzetten van enkele onzer onvolprezen emacipators, was het toen wander, dat vooral de katho lieke ouders in de zuidelijke provincies, die het grootste contingent studenten moeten leveren voor de hoogere scholen, huiverden om hun zonen naar de Univer siteitsteden van het noorden Ie zenden? Zoo moest het wel lang duren eer de kern van Roomsche wetenschappelijke mannen en vrouwen in ons vaderland groot genoeg was geworden dat men kon spreken van een werkelijke behoefte aan eigen Universitair onderwijs. En toen wij eenmaal zoo Yer gevorderd waren, hoe groot waren toen nog de moei lijkheden, de financieele vooral, eer met kans op slagen de plannen tot stichting eener katholieke Hoogeschool konden worden gemaakt. Maar nu is de tijd rijp: wij zijn in Neder land gekomen aan de volle ontplooiing van ons openbaar Roomseh leven en dus heb ben onze Bisschoppen Hun gezagvolle stemmen verheven en wij weten, dat nu ook Roomsch Nederland, als altijd, volgen zal. De strijd voor gelijkstelling van open baar en bijzonder onderwijs is vofstreden; het bijzonder middelbaar onderwijs bloeit in eigen Hoogere burgerscholen en gym nasia; de kroon moet nu op het werk ge zet in een eigen Roomsche Universiteit. Wij mogen ons echter niet verhelen, dat voor de stichting, instandhouding en uit breiding eener Katholieke Hoogeschool de RIJTOIGFABRiEK ALKMAAR GROOTE VOORRAAD Levering onder garantie Prïjsen uiterst laag - jarenlange geestdriftige offervaardigheid van heel Roomsch Nederland in at zijn geledingen noodig zal zijn en dat die geestdrift bij zeer velen nog moet worden gewekt. Daarvoor is noodig, dat ieder Katholiek van ons vaderland voor zich zelf een duidelijk antwoord kan geven op deze twee vragen: waarom is een Katholieke Universiteit noodig en 2de: waarom moet iedere stand daartoe mee werken? Wij stellen ons voor in een volgend ar tikel dat antwoord te geven. DE HALLEN TE PARIJS. Heel zelden denkt men er over na wat het zeggen wil een stad als Parijs, met ruim 3 millioen inwoners, geregeld te voeden. Alles moet dan van buiten af worden aangevoerd en dat was dan ook gedurende den oorlog, de groote bevoorrechting van het platteland bo ven Parijs, dat het zich zelf kon helpen. Geen beter denkbeeld kan men zich vormen van hetgeen Parijs dagelijks noodig heeft, dan door zelf een kijkje te gaan nemen in de ontzaglijk groote hallen en de oneindige reeks wagens te zien aanrollen, beladen met levensmid delen voor de stad, die op dat uur nog in diepe rust ligt gedompeld. Al' vroeg moet men zich op het pad begeven om deze beweging mee te maken, want, begint des zomers de markt om 3 en des winters om 4 uur, reeds lang van te voren neemt de aanvoer, die juist zoo bezienswaardig is, een aanvang. Deze hallen dateeren uit 1851 en zijn ge bouwd volgens de plannen van Baltard. Het heeft eenige jaren geduurd alvo- rerr, zij gereed waren voor het gebruik. Deze „ventre de Paris", gelijk men de hallen wel eens noemt, veelvraat als zij zijn tegenover het platteland, waar van alles wordt betrokken, is ongeveer geheel uit ijzer opgetrokken, terwijl een zinken dak dient tot bedekking. De hallen bestaan uit een tiental, onderling verbonden paviljoens, in ieder waarvan 250 stalletjes van 4 M2 zich bevinden. Deze worden er dag en tegen een vasten, niet al te hoogen prijs, verhuurd. Overdekte straten, 15 meter hoog en breed doorsnijden de verschillende afdeelingen en als men weet dat de lengte van de zes, aan den oostkant gelegen paviljoens, 166 meter en de breedte 124 meter is, krijgt men eenig idee van de oppervlakte door deze hallen gezamenlijk ingenomen. Groote kelders, pl.m. 4 meter hoog treft men onder het geheefe gebouw aan, zij die nen hoofdzakelijk tot berging van le vensmiddelen, die geleidelijk volgens behoefte, naar de verkoopplaatsen wor den gebracht. Behalve deze centrale hallen, verreweg de grootste, vindt men in alle mogelijke wijken van Pa rijs dergelijke gebouwen van kleineren omvang, zoodat de massa-hoeveelhe- den hier aanwezig, geen absoluten in druk geven van wat Parijs noodig heeft. Bovendien zijn er vele artikelen die men niet in de hallen aantreft en waar voor speciale plaatsen zijn aangewezen. Ik denk hier in het bijzonder aan de grbanhal die zich bij de koopmans beurs bevindt en dagteekent uit het jaar 1762, doch in 1889 geheel werd ver nieuwd en veranderd. Uit een oogpunt van architectuur heeft het gebouw ge-rel geen bijzondere waarde. Waar thans de centrale hallen zich verheffen, de levensmiddelen van meest uiteen loopenden aard toestroomen en zich tijdelijk ophoopen, om van daaruit Parijs te voorzien, was vroeger een kerkhof, door een hooge muur omgeven die afkomstig was uit den tijd van Philippe Auguste. Wel een wonderlijke tegenstelling, die doodenakker, waarop zich thans een gebouw verheft, tot in standhouding van dat menschelijk lichaam, bestemd ook eens aan den schoot der aarde te worden toever trouwd. Het was een schitterende Au gustusnacht, een sterrenpracht die lokte naar het vrije veld, om wijd uit den he mel te bewonderen, piaar wij lieten ons niet meesleepen door die droomgedach ten en trokken op weg naar de hallen. Juist sloeg een torenklok 2 uur toen wij aankwamen en reeds heerschte er grapte drukte aan alle kanten. Rondom, 't Japende Parijs; hier't werkendeParijs h'gjrgd. voor den dag, die pas is aan gebroken, sn niet ver" verwijderd hét feestvierende, op Montmartremaar dat is niet Parijs, dat is een samenstel van vogels van diverse pluimage. Te midden van al de levenswaren die ons tegen lachten, hoog opgestapels, waar het soort dit toeliet, breed uit, waar een artikel dit vorderde, hebben zij ons eenige uren bewogen. Wij hebben de jonge groenten zien aanvoeren, karren vol, alsof het nietswaardige kool was uit 1920 in Holland, zóó veel leek het ons, maar kenners noemden het een pover beetje en de prijzen wezen uit dat zij gelijk hadden. Het deed ons goed het roode Hollandsche Edammer tje broederlijk vereenigd te zien met de meest verschillende soorten van Fransche en Zwitsersche kaas. Opmer kelijk dat deze Hollandsche kaas be trekkelijk niet veel duurder is dan de prima Fransche soorten. Het heerlijkste ooft lag gereed om de magen van Pa- rijzenaar en vreemdeling te streelen, de goudgele meloenen naast de blozen de perziken en de bedauwde druiven trossen. Wie gelegenheid heeft moet niet verzuimen deze hallen te bezoeken hij zal zich niet beklagen over die en kele uren, aan zijn nachtrust onttrok ken. Maar laat hij evenmin vergeten het ontwaken van Parijs mede te ma ken. Iets geheimzinnigs ligt er verbor gen in die sluier die, na eenige uren de stad in duister te hebben gehuld, Kantoar ALKMAAR BKEEDSTRAAT II CorresposadeEïtsoiiajs HOORN GROOTE NOORD 140 Direct.K. VAN NIENES Jr. langzaam oprijst. Het is of eigenaar dige geruchten, eerst ver, dan steeds meer nabij in onze ooren klinken, en de nog brandende straatverlichting doet plotseling vreemd aan bij het schijnsel van den nieuwen dag. Zoo onecht kwam het ons voor in die om geving een viertal dames en heeren in avondtoilet te zien, teruggekomen van een nachtelijk souper en met hun ver moeide, lichamen een sterke tegenstel ling vormend met de kerngezonde buitenmenschen, sjouwend en zwoe gend om hun dagelijksch brood te ver dienen. Op het punt huiswaarts te keeren, openden zich voor ons de deuren van de St. Eustachiuskerk, die tegenover de hallen is gelegen. Wij konden niet weerstaan er binnen te treden en een dankgebed op te zenden naar den Schep per en den Gever van alle goede gaven. Deze kerk, belangrijk door hare ge schiedenis, door de mengeling van stijlen waarin zij is opgetrokken, door de vele schilderdoeken van beroemde meesters, is vooral bekend door de voor treffelijke, gewijde muziek die men er te hooren krijgt. Nog kent Parijs in tegenstelling met Holland, waar de Gregoriaansche muziek algemeen in gebruik is,de meest uiteenloopende kerkmuziek en de met groote orchest- begeleiding ten uitvoer gebrachte mu- ziek-missen en het is deze kerk die toonaangevend is in dit opzicht. Buiten gekomen wachtte ons de steeds hooger klimmende zon en de strak-blauwe lucht voorspelde ons een warmen maar möoien zomerdag. En steeds drukker werd het in de hallen, waarvan wij een indruk meenamen, die geen beschrijving ons ten volle kan geven, en die men zelf moet heb ben gezien om een juist oordeel te vor men. Mr. G. v. S. Parijs, 14 September 1921. In de „N. Rolt. Grt." deed de lieer Bnesse, redacteur der rufbriek „Ouder menisdhen" onlangs ontstellende onthul lingen over de moderne zed-enontaarding in Rotterdam. Tlhans schrijft hij in deze rubriek: Een Katholiek geestelijke, de heer Be- metmans, directeur van het Centraal Bu reau van „Voor Eer en Deugd," gevestigd te Roermond, schrijft mij„wil ik u mededeeien, dlat iik de laatste tien jaar mij haast uitsluitend met het zedelijk- hedidsvraagst-ulk heb bcziggeiliouden, en in dat verband interesseert het u wellicht te vernemen, dat ik het mei deni inhoud uwer artikelen volmaakt eens hen. Ik.heb gedurende de geheele actie-periode van V. E.D. al Lijd hetzelfde beweerd in woord en, geschrift. Maar dat wij dit beweerden, vooral dat ik dit beweerde als katlho-j lielk geestelijke, heeft weinig of geen in-, druik gemaakt. Men heeft gemeend, dat; wij het deden omdat het nu eenmaal tot onzen stiel hoo-rde zoo te spreken Maar van U neemt men aan. dat U al-, leen spreekt door de feiten gedwongen. Daarom zal dit werk uitkomst hebben.." De geestelijke schrijver veronderstel^ dan terecht dat ik toöh niet de sanatio onzer maatschappij verwacht van.... de zedenpolitie. De oorzaken zoo vervolgt hij liggen immers bij; den mensdh zelf èn in de maatschappij buiten den mensdh. Dus moet de mensoh beter gemaakt worden, vooral door den godsdienst. En de maatschappij moet verbeterd worden, door zooveel mogelijk alle gevaren voor de mensdhelijko zede lijkheid uit den weg te ruinen, Hierloe moei de vrouw uit het bedrijfsleven te rug gebracht worden in hel gezin. Andere gevaren zijn: de 'huidige vrouwenklceding, liet tooneeil, de bioscoop, dé prostitutie, slechte boeken, tijdschriften, platen, enz., enz., maar ook het gebrek aan mede werking dier kranleniedacties, van de groote liberale bladen vooral, om de in-, dóvdduen le veiheteren Met dien heer Bemelmans heb ik afge sproken, dat ik mijn licht eens bij 'hem kom opsteken over deze dingen, omdat jmiraers uit de wrijving van opinies „jail- lit la vérité." De ZeerEerw. heer Benei,mans. .geeft de leuze aan, welke er op neer komt: "terug tot den godsdienst. Indien de christelijke godsdienst niet opnieuw' onze samenleving, onze beschaving, onze zeden, gaat door- ö'eésemen, dan zullen allé middelen, om lot verbetering der gesignaleerde toestan den te geraken, slechts lapmiddelen blij ken. Wij hopen, dat de beschaafde schrij ver van „Onder de mensdhen," nadat de ZeerEerw heer Bemelmans hem hiervan overtuigd zal hebben, eens in de „N. R. Ct." aan die waarheid een kernadhtigea vorm moge geven I De „Foorts" bevat een uitlating van- Maarschalk Foch uit een nota, die hij aan „La Marche de France" deed toekomen,. Deze uitlating luidt als volgt: „Tl y a fait absolument incontestable: contre le vérilable peril, la veritable bar rière, c'est Ie Rfiin, C'est toujours' sur le Rhin qu'on a arrêté l'Allemagne, Si on he l'arrê pas ld, om ne l'arrete plus. La batail- le de la Marne est un tour de force qui ne s'execute pas deux fois. Je ne garaiitirais pas d'y réussir. La Meuse n'est past défen- da'ble". Hetgeen zeggen wil: „Een buiten alle kijf slaand feit is, dat de ware slagboom tegen het ware gevaar de R ij n is. Duitschland is altijd aan deit-Rijn tegengehouden. Doet men het daar niet, dan is geen weerhouden meer mogelijk. De slag aan de Marne was een krachttoer, dien men geen tweede maal Roman door MYRTLE REED. Vertaald uit het Engelsch door Hen ri ëtte v. d. Waarden. 7- Waarom dan niet, Iris i —O, antwoordde ze, met een lichte schouderbeweging, die de beide duiven opschrikte ik speelde dat laatste accom pagnement niet naar je zin, en nu speel ik heelemaal met meer met je. Lynn nam het op als een herhaling van wat ze zei, toen hij haar spel criti- seerde, en gaf er geen antwoord op Ik heb al een uur gespeeld, 'zei hij, en voor het koffiedrinken kan ik nog een uur nemen. De twee andere uren kan ik vanmid dag inhalen, en dan ga ik wandelen.Ga je mee Dat kun je wel eens wat aardiger vragen, gaf ze hem terug. Irving boog, en vroeg Miss Temple in galante bewoordingen om het genoe gen van haar gezelschap. Het spijt me erg, dat ik weigeren moet, zei ze, maar ik moet koekjes voor. de thee bakken 'je weet wel, die, waar jij zoo van houdt. De koekjes laten me koud. - iT~ ^'s je ^an z°^ er2 °P mÜn gezel schap gesteld bent, is het mijn dure wicht om met ie mee te gaan. Van het begin af had tante Peace, Iris al de kleine plichten van een huis vrouw geleerd. Op de eerste plaats or delijkheid een aangename netheid, die niet alleen bestond uit de afwezig heid van stof en vuil, maar die ook als ee kenmerkende eigenschap heerschte. Niet vóór de onderzoekende oogen der oude dame doo haar sterkste bril niet het minste stofje meer ontdekken kon den, wist Iris, dat ze er gerust op zijn kon. Het in 't wild opgegroeide kind had in 't begin hevig geprotesteerd, maar Miss Field's geduld was grenzenloos, en ten laatste verkreeg Iris de noodige be drevenheid. Ze borduurde, bakte brood, vulde ontelbare potjes met heerlijk geurenden inhoud, maakte balsem en gelei, groote voot raden geconfijte vruch ten, en bereidde wel tien verschillende soorten wijn. Toen ze dat alles doorge maakt had, kreeg Iris pas een idee van het echt-vrouwelijke, dat onder dat al les schuilde. Heel langzaam groeide haa waardeering, tot ze zich ten laatste in volkomen harmonie met tante Peace bgevoelde. Alleen om dat het zoo aar dig mond, klopte Iris de dooiers der eie ren in een witte schaal en het wit in een blauwe. Ze had plezier in de mooie, fij- n 3 weefsels, ze zong als ze ongezouten boter met mooie roosjes opmaakte. Kijk, zei Iris eens, toen ze 's-mor- gens een geurige meloen sneed, en er de zaadjes uithaalde, dit beduidt nu dat als je tijd en moeite er voor over hebt je er onbetaalbaar genot van hebben leunt. Miss Field glimlachte en "een zacht- rose kleur steeg in haar fijn besneden gezicht. Een tenminste, had ze den weg getoond, om haar geluk te vinden in haar dagelijksch werk, niemand is zoo arm als hij die de schoonheid in de hem opgelegde taak niet vinden kan. Met den tijd groeide het behagen, dat Iris schepte in haar ontelbare kleine bezigheden, Ze legde het heldere linnen op keurige stapels, en ze verheugde zich in de heerlijke frischheid die wind enzon het medegedeeld hadze snoof den geur op der cederhouten kast, die op de bovengang stond, en klom heel wat trappen, om geurige kruiden, die ze zelf geplukt had, naar de vliering te bren gen. Ze waschte de broze,oud-Chineesche kopjes, boende het mahoniehout tot ze haar gezicht erin kon spiegelen, en zorg de dat het zilver glom. Een hoogstaande vrouw, had tan te Peace gezegd, moet altijd onafhanke lijk van haar dienstboden zijn, en er zijn bezigheden, die een dame door haar dienstboden niet wil laten verrichten. Op dezen grondslag had tante Peace haar mooi leven opgetrokken. Haar handen waren bedreven, en sterk, maar toch zacht en wit. Zooals ieder zich hecht aan de hem omringende dingen, zoo werd alles in huis haar dierbaar, en daardoor werd iedere moeite honderd voudig beloond* In de vaste overtuiging, dat ze voor het bestwil van haar aangenomen doch ter handelde, had Miss Field vele jaren zonder dienstboden gedaan. Nu ze vijf en zeventig was, had ze tegen haar zin toegestaan, dat een ge dienstige haar heiligdom betrad, maar een gedeelte van het werk kwam nog altijd op iris neer, en men behoefde er niet aan te twijfelen, dat het hoofd van het gezin, ook maar één. oogenblik haar belangen uit het oog verloor. Een heelen tijd had Iris zich afge vraagd, waar het toch eigenlijk voor diende er was geen moment geweest dat de oude dame zich niet een heelen stoet dienstboden kon veroorloven, maa rachteraf beschouwd, had het zijn lichtzijde niet gehad Als ze er aan dacht, wat ze geweest was, moest Iris de onmetelijke vooruitgang wel erken nen, die ze, nu ze volwassen was, ge maakt had. Eens, mijn kind, had tante Peace gezegd, als je aangenomen moeder bij haar voorvaderen op het kerkhof is ver zameld, zul je mij zegenen voor wat ik gedaan heb. Waar je ook later zijn moogt, in welken levensstaat het God ook moge behagen je te plaatsen, als ik heengegaan ben, altijd zul je iets be zitten wat niemand je ontnemen kan de macht voor je zelf een tehuis te scheppen. Je zult het je altijd gezellig kunnen maken, en je zult nooit Van onwetenden en onbeschaafden behoeve af te hangen. In meer dan een opzicht, ging Miss Field voort, terwijl een zach te lach haar gelaat verhelderde, „zul je de Vredegave bezitten." Binnen, in haar geliefkoosden stoel, bij het vuur, vertelde de oude dame on geveer hetzelfde aan mevrouw Irving. Een boek, geschreven door een banale, lawaaierige vrouw, had haar op de ge- gedachte gebrachthet had in Oost- Lancaster opschudding veroorzaakt, en de voorname gevoelens, die van ge slacht op geslacht waren overgegaan, i diep gekwetst. Ik kan zulk een dwaasheid niet uitstaan, merkte tante Paece op. Van onze stamouders af zijn de vrouwen aangewezen, om een tsehuis te schep pen, de mannen om het te bouwen. Het voornaamste, van wat er in de wereld omgaat is „het tehuis" op een hooge peil e voeren. Een vrouw, die daar niets voor voelt, is geen vrouw en kent de macht niet, die van zachte vrouwe lijkheid uitgaat. God heeft het in onze harten gelegd, ik geloof, dat ik dat wel zeggen mag, zonder Hem te beleedi- gen. Het is een absolute neen, ik zal maar niets meer zeggen, ik geloof, dat mijn opwinding me te ver zou voeren. Margaret lachte, een zachte, muzikale lach, die zeer meisjesachtig aandeed. Het was lang geleden, dat ze zich zoo gelukkig als vandaag had gevoeld. Om een beroemd geschiedkundi ge aan te halen, antwoordde zij, zou ik zeggen, dat zulk een boek, in zich zelf de kiem draagt van zijn mislukking. U hoeft niet bang te zijn, tante Peace, het tehuis zal blijven domineeren. Dit mooie, oude huis van u bestaat al twee eeuwen, is-'t niet? Ja, zuchtt de anuer, na en pauze in die dagen werd er goed gebouwd,. De bekoorlijkheid der kamer werkte op hen beiden in. Door de open deur hadden zij het gezicht op de lange rij portretten in de hall en het huis scheen vervuld van liefelijke geesten, wier herinneringen en liefdesverhoudingen nog voortleefden. Vooral door de tegen stelling met het huis in de stad, dat Margaret pas verlaten had, genoot zij van het grootsche gezicht der onafzien bare rij portretten aan weerszijden, die eindigde in een grooten spiegel. Lieve Margaret, zei Miss Field, ik heb altijd gevoeld, dat dit huis eigenlijk aan jou had moeten komen. Ik heb het nooit zoo beschouwd, antwoordde Margaret. Geen enkel oogenblik heb ik het U misgund. U weet dat mijn vader plotseling stierf en zijn testament, dat lang vóór mijn geboorte gemaakt werd, is nooit veranderd. Het was dus heel natuurlijk, dat mijn moe der, zoo lang zij leefde er in bleef wonen met debepaling dat,het aan mijnvader's lievelingszuster zou komen, als deze intusschen niet was overleden. Ik heb je beetgenomen, Margaret, door te blijven leven, en je moeder stierf in den bloei van haar jaren. Ze was een strenge vrouw. Ja, zuchtte Margaret, dat is waar, ofschoon het haar bedoeling niet ge weest zal zijn. - (Wordt vervolgd.)J

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1921 | | pagina 1