ft >a. rt ALS ER VISITE KOMT 1 1 De Spiosi van 31 to rt U 03 3- 8* EL 5 e- OJ 00»<J N"J tv^ i P N t-0 3 w (V P-i OX 00 CO p p* .-*• - a. J!vJ Qp'fï P 53 CO r-t |3 oR&^°g ?o O <1 5 Q n> p OS? i P5 S i 2.P* n> 2r%: Z vO (V to' D.00S j3 r J7\ s> s-B s,3 e S" S-rr S* 3 Ér 8' s re o.ffQ N 2 oj tgoh 3«3.5a^ SP V g *T (T) *3 I P i - a K Êf w SR-fc ^gE'"? I I ,|SI1 111111 I 1 1 I I 1 o-S - I 1 I al r Vindt ge het wezenlijk mooi. Mar garetha Nu, iaat ik u dan nu even een paar dingen zeggen, die mij lang op het hart liggen Hoe dat gesprek afliep Dat laat zich raden. Toen Hartman thuis kwam, vond hij een heele schaar patiënten, met Gailagher vooraan, op hem wachten De brave kerel wou terstond zijn reke rung betalen, waar natuurlijk niets Van injtwam. „Onze Lieve Heer besloten sprak3 hij met tranen in de oogen, „maar gij hebt uw best ge daan, mijnheer. Ik heb het overal verteld, en als dr. Beans weer eens zijn prachtige zienswijze verkondigt, moet hij goed opletten, of er geen luchtko ker in de kamer is. Want daar kun je alles .door hooren had het anders ^B^aaei^gg^gtdb^fUL^fiiiTtrgtjf^^giiTfgtgggicTPi^ Ij^'gGTfggïfgCjrgCiHli^Rfgiötggnll^CïPlïïtQtqnJl^GiPGngDi^? Het tochtte vreeselijk. Bijna alle deuren die in de ruime woning aange bracht waren, schenen geen ander doel te hebben dan dit eene open te blij ven om den wind vrij spel te geven. Pa pieren eh paperassen, pas nog op de ta- Fel gelegd, voerden op den vloer in de huiskamer een lustigen dans uit en de verschillende gasvlammen sidderden als, van zenuwachtigheid. Èen onbehaaglijke stemming hing In de lucht. Noch de heerlijke braad lucht die uit de in het sousterrain ge legen keuken kwam,noch het vroolijk gelach uit een der bovenkamers 'kon deze zwaarmoedige stemming verdrij ven. Behoedzaam piepte een deur en de toon des huizes Etty Welsink, student Jn de rechten ,trad in bloesemblanke hemdsmouwen, zonder boord en das fcijn kamer uit. Gramstorig riep hij over den corri dor „Wie voor den drommel heeft nu weer mijn boordknoopje weggemof feld Een drievoudig zilveren gelach Schetterde uit de kamer van zijn zusters terwijl uit het belendend vertrek een Dnderdrukt toornig gepraat hem in de ooren klonk. Met een grimmig gezicht liep de studiosus naar het ouderlijk hei ligdom en klopte aan. Het zachte ge pruttel hield aan, zoodat de smeekeling hoor de tweede maal, maar nu heel wat luider en ongeduldiger, kloppen moest, Thans klonk professor's wrevelige stem: |,Wat is er „Ach papa," smeekte Etty, „wilt i niet zoo vriendelijk zijn om mij aan een boordknoopje te helpen „Nee," klonk het terug, en aanstonds ^egon het gemopper weer achter de jeur. I „Ik kan toch zonder boord niet in pezelschap komen," zuchtte nu de ar me afgewezene. Dat was aanleiding tot een nieuwe lachbui van zijn zusters. Van woede bevend riep de getergde naar beneden „Maria i Mijnheer?" „Ach ga eens vlug naar den modewin kel en haal me...." Verder kwam hij niet, want me- frouw opende de deur en riep met opge bonden stem door het kiertje „Etty, jiet dienstmeisje heeft vandaag al ge noeg te doen, laat ze met rust I Toen vloog de deur weer in 't slot, en lit geluid werd gevolgd door een klin- iend lachconcert kort in zijn nabijheid. Daar daagde eindelijk hulp. Uit de pamer van zijn zusters kwam een meis- jesarm met het gevraagde in de hand Ie voorschijn. 1 ,Zie Irma, jij bent toch weer mijn (eddende engel.'' rHij bekeek het knoopje en zijn ee st zoo dankbaar friendelijke stem ging in woede over. JDat is het verloren ding," riep hij, n onder homerisch gelach van de drie patiën kletste de deur voor hem dicht. Een oogenblik heerschte er een dood- Che stilte,dan klonk wederom een on bedaarlijk lachen door den corridor. „Zie eens even wat er toch hiernaast pbeurt" zei de professor wrevig tot jjn vrouw. Opgewonden liep deze de ijamer uit, maar op .hetzelfde oogenblik r klonk zulk een angstige kreet van uit de keuken haar tegen, dat zij met een uit roep van schrik „Om Gods wil, wat is er nu toch gebeurd," van de trap af ijlde naar het sousterrain. Daar stonden de keukenmeid Augu sta en Marie, het dienstmeisje, handen wringend te jammeren. Op den grond lagen in lieflijke harmonie citroenschij ven en scherven dooreen, die afkomstig waren van een schotel, welke van ze nuwachtigheid uit de handen gevallen w«s. Mevrouw beheerschte zich en met een licht bevende stem beval zij een anderen schotel met citroenschijven voor het tusschengerecht gereed te maken. „Maar mevrouw," meende Marie, die intusschen haar kalmte weer herkregen had, „de citroenen kunnen we toch gerust nog gebruiken. Niemand weet toch dat ze op den grond gelegen heb ben 1" Met een boozen blik, wees mevrouw haar voorstel af en begaf zich toen naar haar dochter. Irma stond voor den spiegel en fri seerde zich, terwijl de beide anderen met haar toilet bezig waren. „Wat was er hier toch aan de hand, vroeg de bezorgde moeder. Een storm van verontwaardiging brak los, waar uit eindelijk Irna's helle stem zegen rijk te voorschijn kwam. „Georgine doet altijd alsof de spiegel haar alleen toekomt De moeder lachte en herinnerde zich hoe zij vroeger met haar zusters om de „eereplaats" gestreden had. Gerustge steld ging zij heen. In den corridor ontmoette zij Etty, die met één schoen aan zijn voet, den anderen in de hand, zich boven aan de trap had neergezet. „Zie eens ma, hoe slordig de meid mijn schoenen weer gepoetst heeft. Binnenkort zal ik ze warempel zelf nog moeten poetsen." „Dat zal u geen kwaad doen, mijn jongen," luidde het onverwachte ant woord. Met die woorden ging de strenge mama heen en ook Etty verdween' wat terneergeslagen achter de deur van zijn kamer. Een paar minuten later klopte Marie bescheiden bij den professor aan en fluisterde „Mevrouw, zal ik het ijs maar halen?" Een nauwelijks hoorbaar kuchje hield zij voor een toestemming en met een zucht van verlichting ging zij heen. Nauwelijks was zij weg, of daar klonk de huisbel. „Ook dat nog 1 Dat ontbreekt er nog aan Augusta Augusta Doch Augusta was blijkbaar niet tot haar beschikking. Kinderen rleP mevrouw haast smeekend, „het zullen de pasteitjes zijn. Kan iemand even opendoen „Ach ma, we zijn nog geen van drie ën klaar 1" „Dan zal ik gaan kijken," besloot de professor, die zich tot nog toe rustig gehouden had. Op de gang liep hij Etty tegen het lijf. „Blijf maar hier jongen, ik zal wel opendoen." Dan stak hij zijn hoofd buiten de deur. „Éen aalmoes, m'nheer, ik heb zoo'n honger," klonk een fijn bevend stem metje. „Hier en nu heen," klonk het haastig en de professor stopte het arme vrouw tje een zilverstuk in de magere hand. Toen kort daarop de bel voor de tweede maal klonk, had niemand lust om op te staan.Gelukkig kwam Augus ta nu voor den dag en zij nam de pas teien van den bakkersjongen over. Het behoeft niet gezegd te worden dat er ook voor de derde maal nog weer gebeld werd. Irma, die het geval voor uiterst komisch hield, snelde gezwind naar beneden. Zij wilde den suikerbak ker nu eens voorthelpen. Maar wat betreurde zij haar voort varendheid, toen zij in de aangekomene haar goede tante Emilia" herkende, die expres een uurtje vroeger gekomen was om een tijdje ongestoord metade familie te kunnen praten. Zij was de schrik van den professor en verscheen altijd wanneer men haar het minst gebruiken kon. Wie haar o ongel'uk in de armen kwam, liet zij vooreerst niet los Zoo ook nu. Zij vertelde en bab belde over de schranderheid van haar mopsje, over het lievelingsgerecht van haar man zaliger wollen kousen waren het gezondstZij wist aan geen eind te komen en de arme Irma smeek te inwendig al om hulp. Eindelijk werd zij door haar vader, die in volle staatsie de gang opkwam uit haar netelige positie verlost. Meer dan een uur moest nu de professor op zijn beurt in haar onderhoudend gezel schap vertoeven, tot alle genoodigden aanwezig waren. Toen onder het souper de procureur Lore den student vroeg, of de toebe reidselen voor zulk een ontvangst hen niet vermoeiden, riep hij met een scha terlach „O volstrekt niet, mijnheer Lore, niets is mij aangenamer dan toe bereidselen te maken tot zulk een vroo lijk feest." Op hetzelfde oogenblik verscheen een pijnlijke trek op zijn gelaat. Irma, die aan zijn linkerzijde zat, had hem bij de laatste woorden duchtig op de teenen getrapt 1 «..SÉ! In,.„ui IV „Als je ons niet beter den weg kunt wijzen in dit land, dat je kent, zullen wij je ophangen." Een andere stem antwoordde kalm „U zult me nooit kunnen dwingen mijn broeders te verraden. Doe met mij wat ge wilt, ik zal u niet helpen in dit werk." De patrouille ging naar beneden, de schreden klonken doffer en lang zamerhand stierven zij weg. Terwijl Nicolai op den bodem van den put zijn wond bevochtigde, die hem vreeselijk pijn deed, dacht hij bij zich zelf „Die stem ken ik.. Ik heb haar dikwijls gehoord Ha, wachtik weet hetmaarhoe is 't mogelijk De pijn deed hem ineenkrimpen, zijn hoofd duizeldezijn hoofd viel loodzwaar neer. De ionge held was in zwijm gevallen. VIII. Mevrouw Souyeff was als krank zinnig van schrik, toen zij op den morgen van dien nacht in het kamertje van haar zoon kwam. Het bed was niet beslapen, hét venster gesloten en ver der alles in orde. Haar hart werd als saamgeknepen door een vreeselijken angst, JWankelend_ en egn Jb^wijining nabij, had zij al haar wilskracht noodig om den angstkreet te onderdrukken, die haar op de lippen zweefde. Zij vloog de trap af, en onderzocht het huis in alle hoeken. Een stroom van ver warde gedachten deed haar hoofd dui zelen, een reeks van onderstellingen de een nog meer onwaarschijnlijk dan de andere, deed zich aan haar geest op, maar voor elke, die zij verwierp, kwam een andere nog dwazer. Zij doorliep nog eens alle vertrekken, opende en sloot tienmaal dezelfde d ur, riep haar zoon met een van angst bevende stem, het gelaat van smart vertrokken. Het was hartverscheurend deze moeder te hooren, in het hart getroffen, en de ziel vol angstige voorgevoelens, met klagende stem roepend „Nicolai, lieveling, waar ben je.. Neen, je bent niet vertrokkenWaar zou je heen kunnen gaan „Naar de wallen.. Neen., je zou het mij gezegd hebben." Haar geroep klonk dof door het ver laten huis. Toen zij de huisdeur opende om buiten te zoeken naar een spoor van den verdwenen knaap, stond ze vlak voor mevrouw Narkinoff. Deze begreep uit het ontdane gelaat, de verschrikte oogen en Het'bfïven^van haar lichaam '3at haar vriendin een groot ongeluk moest overkomen zijn. „Wat is er, mevrouw „Mijn zoon!" stamelde mevrouw Souyeff. „Mijn zoon is van nacht ver trokken,'ik weet niet waarheen...." Toen met het hoofd op den schouder der andere, nog ongelukkiger moeder gebogen, brak zij in een vloed van tra nen uit. Mevrouw Narkinoff beproefde haar op te beuren. „Maar weet u wel zeker dat hij ver trokken is..Wellicht komt hij spoe dig terug...." „Neen," snikte de ongelukkige moe der, „neen, ik zal hem niet terugzien. Hij is naar de wallen gegaanMen zal hem mij dood thuis brengen als men hem terug brengt." En nog steeds rommelde de donder der Japansche kanonnen, als bewijs, van den onverzoenlijken haat, die niet' rustte voor de vesting was gevallen. Bij iedere losbranding sidderde dei moeder van Nicolai alsof er iets in haar hart brak. Haar verhitte verbeeldingi zag dra beneden dooden en gekwetsten, bloedende ledematen en daartusschen haar zoon gewond, gedood. En deze denkbeeldige vrees werd als werke lijkheid in haar geest en zij zuchtte smartelijk. „Ik heb het hem wel gezegd, dat hij aldus aan zijn eind zou komen daar.... Hij was te dapper, de lieve ling. O, die knapen, welk een marte ling voor een moeder Toen mevrouw Narkinoff zag, dat zij wat kalmer werd, deelde zij haar mede welk vreemd geval zij in den af- geloopen nacht had gehad. Cecile had haar waakzaamheid we ten te verschalken en was 's avonds uitgegaan om een groot deel van den nacht weg te blijven. Wat beteekende dit Zij had opge merkt, dat de kleine Franjaise sedert eenige dagen door een koortsachtige geestdrift werd aangegrepen, als zij hoorde vertellen van het beleg. Het scheen, dat de opgewondenheid, die Nicolai bezield had het verstand van het jonge meisje had verward. De beide vrouwen bleven eenige oogenblikken stom, maar dezelfde ge dachte hield hen bezig. De oorlog had zelfs in de harten der kinderen het vuur van dapperheid en onweerstaan bare heldhaftigheid ontstoken. „En is Cecile teruggekomen vroeg mevrouw Souyeff. „Ja," antwoordde haar vriendin, „maar laat. Zij heeft mij niet willen zeggen, waar zij geweest is. Een kind van dien leeftijd alleen in den nacht op straat, terwijl volwassenen niet 'durven uitgaan!...." Een jeugdige heldere stem klonk in' hun nabijheid. „Cecile," riep de moeder van Nicolai, die opnieuw begon te weenen. „Cecile, mijn zoon is dezen nacht ve dwenen. Zeg, kind, heeft hij jou niet van zijn plannen gesproken.. Kun je mij de' reden zeggen van zijn vertrek O, toe, als ge iets weet, zeg het meIk vrees, dat hij dood is „Dood?" zei het jonge meisje.. „Dat geloof ik niet.. God zal hem be schermen.. Neen, niet dood, maar wel ver weg." „Weet je dan waar hij is riep de moeder verwonderd en bijna verheugd terwijl zij het kind omhelsde „Heeft hij het je gezegd O, ik wist wel, dat hij je lief had als een zuster „Neen, hij heeft mij niets gezegd," sprak de kleine Franjaise op zekeren toon, „maar ik weet alles." De twee vrouwen zagen elkander aan. Men zou gezegd hebben, dat zij gegroeid was, zoo had zich haar tengere gestalte kloekmoedig opgeheven. Op haar gelaat schitterde de weerglans van den moed die haar ziel vervulde en in haar oogen las men de heldhaftige energie, die zwakke wezens herschept en haar een bovenmenschelijke kracht verleent.Daarop vertelde zij met geest drift van de samenkomst, die Nicolai met den vreemdeling zou hebben, de jonge Souyeff had haar zijn plan mee gedeeld, maar haar doen beloven er met niemand over te spreken. Maar ongerust en angstig had zij de gebeur tenissen van dién tragischen nacht willen nagaan. En daarom had zij het huis verlaten, het spoor gevolgd van haar dapperen jongen vriend, gereed om hem te verdedigen als hij aangeval len werd, maar onzichtbaar blijvende 'om zijn geheim te bewaren. Neergehurkt in een hoek aan den muur der kazerne had zij Nicolai in zich zelf hooren praten en zijn plan 'hooren beramen, dat hij halfluid over- legde. Zij had hem bij Stoessel zien binnen- gaan en toen hij weer buiten gekomen (was met de roemvolle zending, had !zij hem hooren mompelen: „Boodschapper van den Tsaar.. méér dan gen officiermeer dan een generaalik voer de geheimen van Rusland met mij Toen was Cecile, gerustgesteld en trotsch op haar vriend, teruggekeerd zij wist nu, dat hij een held was en dat hij nog dezen nacht groote dingen zou doen. „Boodschapper van den Tsaar," 'riep nievrouw Souyeff, wie al deze ont- ihullingen met de grootste verbazing hadden vervuld. „Is het mogelijk, Cecile Droom ik, of vertel je me een 'fabel'? Mijn zoon bij den gouverneur? 'O ja, ik herinner mij.... Gisteren vroeg hij hem, soldaat te mogen wor 'den. Maar ik had den generaal ge '•smeekt mij mijn kind te laten behou den.. Zeg mij, Cecile, heb je hem zien 'vertrekken? Hij, zoo goed, zoo lief hebbend, verdwenen zonder mij vaar wel te zeggenhoe is het mogelijk Geen woord, niets. O, welk een ramp, deze oorlog, die de kinderen ontrukt aan de armen der moeders „Het vaderland heeft de eerste rech ten," zei Cecile. „Nicolai wil een held wordenDab zal voor u het schoon ste geluk zijn." „Ja, maar ook het bitterste lijden,' zuchtte de arme vrouw. „Vertrokken i dezen nacht," herhaalde zij, „verloren, alleen in het vijandelijk kamp, te mid- |den vandie woeste soldaten, die tijgers. En hoe moet hij tusschen al di#gewe- 'ren en kanonnen en bajonetten door ikomen Dat is zijn dood.... Mijn arme NicolaiIk zal niets meer kun nen doen dan voor hem bidden." Ze waren met hun drieën in het klei- ne vertrek, dat op de straat uitzag. De twee moe ders ieder met haar eigen leed; mevrouw Souyeff, gebogen onder iden vreeselijken slag zooeven ontvan- igen, de andere, de moeder van den i verrader, haar smart opkroppende, .beiden gedompeld in een diepe wan hoop. En voor hen stond Cecile, wier 'oogen schitterden van een heerlijken glans en wier blik zich verloor in de verte, alsof zij een schoonen droom droomde. „Waarom hem ook laten gaan," herhaalde de moeder van Nicolai voor de twintigste maal. „Waarom heeft de generaal toegestaan dat zulk een .kind zijn leven waagde?" „Omdat de vaderlandsliefde aan •geen leeftijd gebonden is, mevrouw, en omdat onze jongens meer nog dan aan ons aan het heilige, onsterfelijke Rusland toebehooren." De stem, die deze nobele en fiere woorden sprak door de half geopende deur, had een innemend zachten klank, gepaard aan een mannelijke vastheid. De beide vrouwen hieven het hoofd op om de spreekster te zien'; Cecile deed .een stap voorwaarts en boog be leefd. Mevrouw Stoessel trad binnen, statig doch met een glimlach vol be koorlijke bevalligheid en moederlijke goedheid. Zij ging recht op mevrouw Souyeff toe, drukte haar de hand en omheldse haar lang en hartelijk. „Meent u," sprak zij, „dat het mij niet veel kostte, van mijn redder te scheiden. Na u maak ik er het eerst aanspraak op hem te mogen liefhebben. Hij heeft mij bewaard voor een wissen dood en toch toen hij sprak van heen gaan,'ben ik het geweest, die hem heb aangemoedigd in uw naam." „In mijn naam," zei mevrouw Souyef verbaasd. „In mijn naam?" „Ja," sprak de moedige gezellin van den^gouverneur, „Ja," herhaalde zij, zich oprichtende met de houding' van een soldaat, gepaard aan de sta tige houding van de edelste der vrou wen „ik heb hem dit geluk willen ver schaffen en u deze eer. Er waren dap pere mannen genoeg, bereid om zich Op te offeren. De generaal gaf echter de voorkeur aafi uw zoon, Nadia Souyeff, omdat hij, door mij in deze straat te redden, de hooge eer zich heeft waardig gemaakt, zich voor Rus land, te mogen opofferen. Nicolai heeft nu een naam, dien verscheidene offi cieren hem benijden. Hij is boodschap per van den Tsaar, een adelstitel, dien de keizer toekent aan hen, die dapper door de gevaren heen, de geheimen van den staat overbrengen. Ween niet meer, Nadia Souyeff, hef uw hoofd op en wee:?fier.. Uw tranen bevlekken den glans van zijn roem. Een glimlach van fierheid, een straal van trots moet in uw oogen schitteren bij de gedachte aan de bestemming van uvi; zoon." „Hij is nog zoo klein," zuchtte de moeder. „Zijn taak is zoo grootsch en zoo schoon," zei mevrouw Stoessel. „Maar., als hij sterft., dan is alles uit voor mij., ja., als hij sterft „Maar als hij leeft en ge eens, wel licht spoedig, te midden van het volle garnizoen onder de wapenen, getuige moogt zijn van den triomf van uw zoon, en als ge dan op zijn borst het kruis der dapperen ziet schitteren.." Bij deze gedachte vloog een glimlach over haar gelaat. „En dan," vervolgde de moedige vrouw, „boven dit alles gaat hier bene den de plicht jegens God, die van de verdediging onzer muren een heilige zaak maakt en martelaren van de ge vallen soldaten." Bij deze opwekking vol troostende godsdienstige gedachten, maakten de vrouwen een kruis. „Ik heb uw zoon gezien bij zijn ver§ trek, Nadia Souyeff. Ik heb hem de afscheidskus op zijn voorhoofd gedruktj Ik had gedacht, dat hij u zou gaan vaarwel zeggen en merkte op„Uw moeder zal u willen terughouden Dit zou ik zeer natuurlijk hebben ge vonden, want ik ben ook moeder. Maar hij richtte zich. met zijn kleine gestalte fier op, schoon als een engel en moedig als een oud soldaat, en ant woordde mij„Ik zal haar niét weer zien." „Misschien nooit," snikte de moeder. „Ik heb ook een zoon gehad," zei mevrouw Stoessel, wier gelaat bijna streng geworden was, „ik had ook een zoon. Hij is gevallen in Mantsjoerije, een van de eersten. Ik had een broeder hij rust in Turentsjen op den bloedigen berg. Ik had een echtgenoot, die mij teeder liefhad. Rusland heeft hem mij ontnomen. Hij behoort mij niet meer toe, maar is met ziel en lichaam gewijd aan de verdediging der stad. Ik ben niet ijverzuchtig. Onder de bovenmen schelijke inspanning zie ik dagelijks zijn voorhoofd meer gefronst en zijn oogen somberder worden. Ieder fort, dat veroverd wordt, is een wonde voor zijn hart. Ach, wij hebben allen ons lijden, onzen rouw en onZen angst; ja "zelfs de dood, als uit onze graven het vaderland levend en glorievol mag oprijzen Terwijl zij deze woorden sprak, scheen de heldin van Port Arthur als van gedaante veranderd. Men zou ge zegd hebben dat zij de levende voor stelling was van het gewonde Rusland, lijdend maa. fier het oog gericht op de verre toekomst, die de verwoesting zou herstellen en een duurzamen; vrucht baren vrede zou aanbrengen. Mevrouw Souyeff door den offer vaardigen moed, die uit deze woorden sprak, opgewekt en aangevuurd, reikte haar de hand. „U is groot," sprak zij, „maar u is ook goed. Ik neem het offer dan, omdat het noodzakelijk is." En opnieuw omhelsden elkaar de beide vrouwen. „Tot weerziens," zei eindelijk me vrouw Stoessel, „tot op den dag, door God bepaald, waarop uw zoon u zal worden teruggegeven," De moeder glimlachte door haar tranen heen. Toen mevrouw Stoessel over den drempel tradL kwam Cecile, die gedurende dit gansche tooneel de' oogen niet van haar afgewend had, haar haastig achterna. „Mevrouw," fluisterde zij, „ik zou ook willen...." Het overige ging ver loren in het geraas der bommen die op de naburige huizen uiteenbarstten. Maar eenige seconden later greep de edele vrouw de beide handen van het jonge meisje. „Jn, sprak zij, „ja, alle toewijding is goed, alle geestkracht is nuttig.. Ik zal de góedkeuring van den gouver neur voor je trachten te verkrijgen.. Vaarwel, je bent een dapper meisje. Vaarwel, Cecile Het jonge Fransche meisje bleef een oogenblik voor de deur staan, de oogen gericht naar de wallen, verder nog, naar de heuvelen; waar de vijand gelegerd was. Ook haar had de betoovering aan gegrepen. Al wat jong was droomde'van te gaan arbeiden aan de bevrijding der stad. IX -V. Nicolai bleef den geheelen dag in het nestje *van struiken, waar hij veilig waseen geheelen dag ten prooi aan de koorts, door zijn wonden veroor zaakt, want hij had een lange schram aan zijn linkerschouder. Het was won der, dat de Japanner, wiens bajonet aldus zijn vleesch had geraakt, niets bemerkt had van het bloed, dat de punt 'van het wapen moest bevlekt hebben. Toen de nacht weer kwam, dacht de heldhaftige knaap, geheel in zijn rol van boodschapper, zijn schuilhoek te kunnen verlaten, maar zijn ledema ten waren stram en stijf geworden. Hij had haast om te vertrekken, on danks de vermoeidheid en de pijn, om het roemvolle doel zijner zending te bereiken, en hij besloot onder begun stiging der duisternis het gevaarlijke ravijn te overschrijden. Hij richtte zich op. Rondom heerschte de meest volko men stilte, die hem aanmoedigde in zijn pogingen. Hij beklom met krach- tigen sprong de rots en betrad het pad tusschen de struiken. Omlaag, in het dal was het vijandelijke kamp, gehuld in een diepe duisternis, met hier en'daar een zwak licht, dat.met zijn stralen de dikke duisternis doorboorde. Hij ging naar beneden, de kostbare papie ren aan zijn hart drukkende, alsof hij uit die aanraking nieuwen moed putte, terwijl hij een gebed prevelde en de woorden herhaalde, die zijn geheele leven uitmaakten „Ik ben de bode van den Tsaar En hij vond de kracht om te glim-' lachen, terwijl hij voor zijn oog weer de glorie zag, die hem wachtte, wan neer zijn pogingen met succes be kroond werden. Met een vèrwonderlijk overleg wist hij zich te orienteeren daar rechts van hem lag Port Arthur, links bevond'zich de vijand en voor hem in de wijde verte was Mantsjoerije met aan het eind Liao Jang, Koero- patkine en het leger van den Tsaar. Op- den rand van het ravijn aange komen, stond hij stiler klonken passen regelmatig maar dof. Hij liep om een klein boschje van struiken. Tegen de lucht teekende zich een gestalte af, juist voor de diepte, die toegang gaf tot de vallei. Een schildwacht die den doorgang bewaakteEn geen andere uitgang om de vlakte te bereiken De man liep langzaam met het geweer op den schouder langs den afgrond. Scherp luisterende meende Nicolai het murme len van een gezang te hooren. Stellig een lied van zijn geboortegrond, een echo van het gelukkige leven aldaar in het hart van den jongen man. Wat te doen? Den soldaat in den afgrond werpen Maar hoe De onder neming was zeer gevaarlijk. Het ter rein bood geen beschutting. Hoe zou hij, ongezien, tot bij den vijand kunnen sluipen? Er was echter geen tjjd voor weifeling. Een verloren minuutkon hem noodlottig wordenals hij door den schildwacht werd opgemerkt, zou deze alarm maken, de jacht zou op nieuw beginnen en dezen keer was alles in zijn nadeel. Ziin besluit was genomen. Hij stond even stil ach? een boschje om adem te halen, verz melde toen al zijn krachten tot e* geweldigen sprong juist op het ooge blik dat de schildwacht hem den toekeerde en stormde langs de heilij naar beneden op gevaar af, een-doot lijken val te doen. Gelukkig waren j golvingen in het terrein niet hoog' gevaarlijk en toen hij zich buiten adf geloopen had was hij juist buiten schl De beweging was zoo snel uitgevoej dat de schildwacht zich niet'had bev gen. Op de rots staande, verbijste door- het geluid, waarvan hij de oi zaak niet kon verklaren, doorzocht i met zijn blik den geheel donkeren b dem der vallei, terwijl hij geen ala( durfde maken, wijl hij zich de speel? dacht eener zinsbegoocheling. Beneden aangekomen, liep Nicc( nog steeds voort. Zijn oogen, nu a de duisternis gewoon, wezen hem dj delijk de hindernissen aan, die hij h te vermijden. Hijgend, uitgeput, maar meer d ooit met geestkracht vervuld, snel hij over het gras der vlakte, als e? spook te midden der stille vallei. Nu en dan stond hij stil om d zakdoek te verschuiven, die zijn won moest bedekken en zich met de ha; over de oogen te strijken om de duif ling door zwakheid en pijn, die ht dreigde te overmeesteren, te bedw) gen. Dan ging hij weer voort met zwa ke beenen, maar een zoo moedig ha) dat hij met bovenmenschelijke geej kracht het kleine zwakke licha) staande hield. Thans begon de grond te stijgen, werd de helling steiler, 't V/as een ho? vlakte die geheel verlaten schel Door een gelukkig toeval, althans z( der het te weten, hscï Nicolai de bej richting ingeslagen om te vlucht^ het uiteinde van de vallei van Kb Tsou, het punt, dat het meest troepen ontbloot was, die men m,i had vereenigd in het centrum, on< de forten Erlung Chang en Khihouaij Een oogenblik hield hij stil om' het gras te gaan zitten. Het zweet dr« van zijn slapen en bedekte zijn gelaj de honger kwelde hem vreeselijk, hevige dorst deed hém bijna versmak ten.. Zijn oogen werden benevel? een mist scheen er voor te zWeven door dit vreemde gordijn bewogen z de voorwerpen op fantastische wijzi Daar was Koeropatkine te midf van een leger, waarvan de bataillon; een oneindige reeks zich uitstrekten Koetopatkine zelf, groot, reusacht fantastisch... hij zelf, heel klein tea over dezen reus, stond met ontbl) hoofd voor hem. De generaal nadeif door zijn staf omgéven, waarvan J officieren van goud schitterden,^ nam hem bij de hand en toonde ht aan de verzamelde regimenten V/ volgens haalde hii een zeer klein mj schitterend voorwerp uit zijn zak bevestigde het op den kant van kraag't Was het kruis van St. Geoj de gedroomde onderscheiding, de hot ste eer.. Nu verdween dit alles weet hij zag zich uitgestrekt te midden V dit vijandelijke kamp, omgeven dI tien, twintig, dertig, honderd Nippd die hem folterden, hem de borst da staken met hun bajonetten, hem keel dichtknepen om hem te verstikkj Een Yan hen wierp zich op hem, n open mond, waarin tanden zoo 1^ als van een ponjaard, en beet hem, den schouder. De pijn in zijn schouder wekte hi uit zijn droom. Het was geheel nacl Nicolai stond op, veegde zich het zw) van het voorhoofd. De koelte van q nacht herstelde een weinig de kra? in zijn leden. „Boodschapper van den Tsa^ mompelde hij. En dit woord had f tooverachtige bekoring die de sm; verdreef. Hij staat op. Hard loopen lj hij niet, maar hij loopt toch. Een zo heid overweldigt zijn hart, een tee<| herinnering, een straal van lieff zijn moeder Hij is op weg om haar stralenkrans van glorie te winn de moeder, die hij zoo liefheeft. He) hem toegezegd, hij zal aan het komen, de dood, of de overv Hii ga?t.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1921 | | pagina 7