ft
>a.
rt
ALS ER VISITE KOMT 1
1
De Spiosi van
31
to
rt U 03
3- 8* EL
5
e-
OJ
00»<J N"J tv^
i P
N
t-0 3
w
(V
P-i
OX 00 CO
p p*
.-*• - a.
J!vJ Qp'fï P 53
CO r-t |3
oR&^°g
?o
O <1
5
Q
n>
p
OS? i
P5
S i
2.P* n>
2r%: Z
vO (V to'
D.00S j3
r J7\
s>
s-B s,3
e
S" S-rr S*
3 Ér
8'
s
re o.ffQ N 2 oj tgoh
3«3.5a^ SP V g
*T (T) *3 I P i -
a
K Êf w
SR-fc ^gE'"?
I I
,|SI1 111111 I 1 1 I I 1 o-S -
I 1 I
al
r Vindt ge het wezenlijk mooi. Mar
garetha Nu, iaat ik u dan nu even
een paar dingen zeggen, die mij
lang op het hart liggen
Hoe dat gesprek afliep Dat
laat zich raden.
Toen Hartman thuis kwam, vond
hij een heele schaar patiënten, met
Gailagher vooraan, op hem wachten
De brave kerel wou terstond zijn reke
rung betalen, waar natuurlijk niets
Van injtwam.
„Onze Lieve Heer
besloten sprak3 hij met tranen in
de oogen, „maar gij hebt uw best ge
daan, mijnheer. Ik heb het overal
verteld, en als dr. Beans weer eens zijn
prachtige zienswijze verkondigt, moet
hij goed opletten, of er geen luchtko
ker in de kamer is. Want daar kun
je alles .door hooren
had het anders
^B^aaei^gg^gtdb^fUL^fiiiTtrgtjf^^giiTfgtgggicTPi^
Ij^'gGTfggïfgCjrgCiHli^Rfgiötggnll^CïPlïïtQtqnJl^GiPGngDi^?
Het tochtte vreeselijk. Bijna alle
deuren die in de ruime woning aange
bracht waren, schenen geen ander doel
te hebben dan dit eene open te blij
ven om den wind vrij spel te geven. Pa
pieren eh paperassen, pas nog op de ta-
Fel gelegd, voerden op den vloer in
de huiskamer een lustigen dans uit en
de verschillende gasvlammen sidderden
als, van zenuwachtigheid.
Èen onbehaaglijke stemming hing
In de lucht. Noch de heerlijke braad
lucht die uit de in het sousterrain ge
legen keuken kwam,noch het vroolijk
gelach uit een der bovenkamers 'kon
deze zwaarmoedige stemming verdrij
ven.
Behoedzaam piepte een deur en de
toon des huizes Etty Welsink, student
Jn de rechten ,trad in bloesemblanke
hemdsmouwen, zonder boord en das
fcijn kamer uit.
Gramstorig riep hij over den corri
dor „Wie voor den drommel heeft nu
weer mijn boordknoopje weggemof
feld
Een drievoudig zilveren gelach
Schetterde uit de kamer van zijn zusters
terwijl uit het belendend vertrek een
Dnderdrukt toornig gepraat hem in de
ooren klonk. Met een grimmig gezicht
liep de studiosus naar het ouderlijk hei
ligdom en klopte aan. Het zachte ge
pruttel hield aan, zoodat de smeekeling
hoor de tweede maal, maar nu heel wat
luider en ongeduldiger, kloppen moest,
Thans klonk professor's wrevelige stem:
|,Wat is er
„Ach papa," smeekte Etty, „wilt
i niet zoo vriendelijk zijn om mij aan
een boordknoopje te helpen
„Nee," klonk het terug, en aanstonds
^egon het gemopper weer achter de
jeur.
I „Ik kan toch zonder boord niet in
pezelschap komen," zuchtte nu de ar
me afgewezene.
Dat was aanleiding tot een nieuwe
lachbui van zijn zusters. Van woede
bevend riep de getergde naar beneden
„Maria
i Mijnheer?"
„Ach ga eens vlug naar den modewin
kel en haal me...."
Verder kwam hij niet, want me-
frouw opende de deur en riep met opge
bonden stem door het kiertje „Etty,
jiet dienstmeisje heeft vandaag al ge
noeg te doen, laat ze met rust
I Toen vloog de deur weer in 't slot, en
lit geluid werd gevolgd door een klin-
iend lachconcert kort in zijn nabijheid.
Daar daagde eindelijk hulp. Uit de
pamer van zijn zusters kwam een meis-
jesarm met het gevraagde in de hand
Ie voorschijn.
1 ,Zie Irma, jij bent toch weer mijn
(eddende engel.'' rHij bekeek het
knoopje en zijn ee st zoo dankbaar
friendelijke stem ging in woede over.
JDat is het verloren ding," riep hij,
n onder homerisch gelach van de drie
patiën kletste de deur voor hem dicht.
Een oogenblik heerschte er een dood-
Che stilte,dan klonk wederom een on
bedaarlijk lachen door den corridor.
„Zie eens even wat er toch hiernaast
pbeurt" zei de professor wrevig tot
jjn vrouw. Opgewonden liep deze de
ijamer uit, maar op .hetzelfde oogenblik
r klonk zulk een angstige kreet van uit de
keuken haar tegen, dat zij met een uit
roep van schrik „Om Gods wil, wat
is er nu toch gebeurd," van de trap af
ijlde naar het sousterrain.
Daar stonden de keukenmeid Augu
sta en Marie, het dienstmeisje, handen
wringend te jammeren. Op den grond
lagen in lieflijke harmonie citroenschij
ven en scherven dooreen, die afkomstig
waren van een schotel, welke van ze
nuwachtigheid uit de handen gevallen
w«s. Mevrouw beheerschte zich en met
een licht bevende stem beval zij een
anderen schotel met citroenschijven
voor het tusschengerecht gereed te
maken.
„Maar mevrouw," meende Marie, die
intusschen haar kalmte weer herkregen
had, „de citroenen kunnen we toch
gerust nog gebruiken. Niemand weet
toch dat ze op den grond gelegen heb
ben 1"
Met een boozen blik, wees mevrouw
haar voorstel af en begaf zich toen naar
haar dochter.
Irma stond voor den spiegel en fri
seerde zich, terwijl de beide anderen
met haar toilet bezig waren.
„Wat was er hier toch aan de hand,
vroeg de bezorgde moeder. Een storm
van verontwaardiging brak los, waar
uit eindelijk Irna's helle stem zegen
rijk te voorschijn kwam.
„Georgine doet altijd alsof de spiegel
haar alleen toekomt
De moeder lachte en herinnerde zich
hoe zij vroeger met haar zusters om de
„eereplaats" gestreden had. Gerustge
steld ging zij heen.
In den corridor ontmoette zij Etty,
die met één schoen aan zijn voet, den
anderen in de hand, zich boven aan de
trap had neergezet. „Zie eens ma, hoe
slordig de meid mijn schoenen
weer gepoetst heeft. Binnenkort zal ik
ze warempel zelf nog moeten poetsen."
„Dat zal u geen kwaad doen, mijn
jongen," luidde het onverwachte ant
woord.
Met die woorden ging de strenge
mama heen en ook Etty verdween' wat
terneergeslagen achter de deur van
zijn kamer.
Een paar minuten later klopte Marie
bescheiden bij den professor aan en
fluisterde
„Mevrouw, zal ik het ijs maar halen?"
Een nauwelijks hoorbaar kuchje
hield zij voor een toestemming en met
een zucht van verlichting ging zij heen.
Nauwelijks was zij weg, of daar
klonk de huisbel. „Ook dat nog 1 Dat
ontbreekt er nog aan Augusta
Augusta
Doch Augusta was blijkbaar niet tot
haar beschikking.
Kinderen rleP mevrouw haast
smeekend, „het zullen de pasteitjes
zijn. Kan iemand even opendoen
„Ach ma, we zijn nog geen van drie
ën klaar 1"
„Dan zal ik gaan kijken," besloot
de professor, die zich tot nog toe rustig
gehouden had. Op de gang liep hij
Etty tegen het lijf. „Blijf maar hier
jongen, ik zal wel opendoen." Dan stak
hij zijn hoofd buiten de deur.
„Éen aalmoes, m'nheer, ik heb zoo'n
honger," klonk een fijn bevend stem
metje.
„Hier en nu heen," klonk het haastig
en de professor stopte het arme vrouw
tje een zilverstuk in de magere hand.
Toen kort daarop de bel voor de
tweede maal klonk, had niemand lust
om op te staan.Gelukkig kwam Augus
ta nu voor den dag en zij nam de pas
teien van den bakkersjongen over.
Het behoeft niet gezegd te worden
dat er ook voor de derde maal nog weer
gebeld werd. Irma, die het geval voor
uiterst komisch hield, snelde gezwind
naar beneden. Zij wilde den suikerbak
ker nu eens voorthelpen.
Maar wat betreurde zij haar voort
varendheid, toen zij in de aangekomene
haar goede tante Emilia" herkende,
die expres een uurtje vroeger gekomen
was om een tijdje ongestoord metade
familie te kunnen praten. Zij was de
schrik van den professor en verscheen
altijd wanneer men haar het minst
gebruiken kon. Wie haar o ongel'uk
in de armen kwam, liet zij vooreerst
niet los Zoo ook nu. Zij vertelde en bab
belde over de schranderheid van haar
mopsje, over het lievelingsgerecht van
haar man zaliger wollen kousen waren
het gezondstZij wist aan geen
eind te komen en de arme Irma smeek
te inwendig al om hulp.
Eindelijk werd zij door haar vader,
die in volle staatsie de gang opkwam
uit haar netelige positie verlost. Meer
dan een uur moest nu de professor op
zijn beurt in haar onderhoudend gezel
schap vertoeven, tot alle genoodigden
aanwezig waren.
Toen onder het souper de procureur
Lore den student vroeg, of de toebe
reidselen voor zulk een ontvangst hen
niet vermoeiden, riep hij met een scha
terlach „O volstrekt niet, mijnheer
Lore, niets is mij aangenamer dan toe
bereidselen te maken tot zulk een vroo
lijk feest."
Op hetzelfde oogenblik verscheen een
pijnlijke trek op zijn gelaat. Irma, die
aan zijn linkerzijde zat, had hem bij de
laatste woorden duchtig op de teenen
getrapt 1
«..SÉ!
In,.„ui
IV
„Als je ons niet beter den weg
kunt wijzen in dit land, dat je kent,
zullen wij je ophangen."
Een andere stem antwoordde kalm
„U zult me nooit kunnen dwingen
mijn broeders te verraden. Doe met
mij wat ge wilt, ik zal u niet helpen
in dit werk."
De patrouille ging naar beneden,
de schreden klonken doffer en lang
zamerhand stierven zij weg. Terwijl
Nicolai op den bodem van den put zijn
wond bevochtigde, die hem vreeselijk
pijn deed, dacht hij bij zich zelf
„Die stem ken ik.. Ik heb haar
dikwijls gehoord Ha, wachtik
weet hetmaarhoe is 't mogelijk
De pijn deed hem ineenkrimpen,
zijn hoofd duizeldezijn hoofd viel
loodzwaar neer. De ionge held was in
zwijm gevallen.
VIII.
Mevrouw Souyeff was als krank
zinnig van schrik, toen zij op den
morgen van dien nacht in het kamertje
van haar zoon kwam. Het bed was niet
beslapen, hét venster gesloten en ver
der alles in orde. Haar hart werd als
saamgeknepen door een vreeselijken
angst, JWankelend_ en egn Jb^wijining
nabij, had zij al haar wilskracht noodig
om den angstkreet te onderdrukken,
die haar op de lippen zweefde. Zij
vloog de trap af, en onderzocht het
huis in alle hoeken. Een stroom van ver
warde gedachten deed haar hoofd dui
zelen, een reeks van onderstellingen
de een nog meer onwaarschijnlijk dan
de andere, deed zich aan haar geest op,
maar voor elke, die zij verwierp, kwam
een andere nog dwazer. Zij doorliep
nog eens alle vertrekken, opende en
sloot tienmaal dezelfde d ur, riep haar
zoon met een van angst bevende stem,
het gelaat van smart vertrokken.
Het was hartverscheurend deze moeder
te hooren, in het hart getroffen, en de
ziel vol angstige voorgevoelens, met
klagende stem roepend
„Nicolai, lieveling, waar ben je..
Neen, je bent niet vertrokkenWaar
zou je heen kunnen gaan
„Naar de wallen.. Neen., je zou
het mij gezegd hebben."
Haar geroep klonk dof door het ver
laten huis.
Toen zij de huisdeur opende om
buiten te zoeken naar een spoor van
den verdwenen knaap, stond ze vlak
voor mevrouw Narkinoff.
Deze begreep uit het ontdane gelaat,
de verschrikte oogen en Het'bfïven^van
haar lichaam '3at haar vriendin een
groot ongeluk moest overkomen zijn.
„Wat is er, mevrouw
„Mijn zoon!" stamelde mevrouw
Souyeff. „Mijn zoon is van nacht ver
trokken,'ik weet niet waarheen...."
Toen met het hoofd op den schouder
der andere, nog ongelukkiger moeder
gebogen, brak zij in een vloed van tra
nen uit.
Mevrouw Narkinoff beproefde haar
op te beuren.
„Maar weet u wel zeker dat hij ver
trokken is..Wellicht komt hij spoe
dig terug...."
„Neen," snikte de ongelukkige moe
der, „neen, ik zal hem niet terugzien.
Hij is naar de wallen gegaanMen
zal hem mij dood thuis brengen
als men hem terug brengt."
En nog steeds rommelde de donder
der Japansche kanonnen, als bewijs,
van den onverzoenlijken haat, die niet'
rustte voor de vesting was gevallen.
Bij iedere losbranding sidderde dei
moeder van Nicolai alsof er iets in haar
hart brak. Haar verhitte verbeeldingi
zag dra beneden dooden en gekwetsten,
bloedende ledematen en daartusschen
haar zoon gewond, gedood. En deze
denkbeeldige vrees werd als werke
lijkheid in haar geest en zij zuchtte
smartelijk.
„Ik heb het hem wel gezegd, dat
hij aldus aan zijn eind zou komen
daar.... Hij was te dapper, de lieve
ling. O, die knapen, welk een marte
ling voor een moeder
Toen mevrouw Narkinoff zag, dat
zij wat kalmer werd, deelde zij haar
mede welk vreemd geval zij in den af-
geloopen nacht had gehad.
Cecile had haar waakzaamheid we
ten te verschalken en was 's avonds
uitgegaan om een groot deel van den
nacht weg te blijven.
Wat beteekende dit Zij had opge
merkt, dat de kleine Franjaise sedert
eenige dagen door een koortsachtige
geestdrift werd aangegrepen, als zij
hoorde vertellen van het beleg. Het
scheen, dat de opgewondenheid, die
Nicolai bezield had het verstand van
het jonge meisje had verward.
De beide vrouwen bleven eenige
oogenblikken stom, maar dezelfde ge
dachte hield hen bezig. De oorlog had
zelfs in de harten der kinderen het
vuur van dapperheid en onweerstaan
bare heldhaftigheid ontstoken.
„En is Cecile teruggekomen vroeg
mevrouw Souyeff.
„Ja," antwoordde haar vriendin,
„maar laat. Zij heeft mij niet willen
zeggen, waar zij geweest is. Een kind
van dien leeftijd alleen in den nacht
op straat, terwijl volwassenen niet
'durven uitgaan!...."
Een jeugdige heldere stem klonk in'
hun nabijheid.
„Cecile," riep de moeder van Nicolai,
die opnieuw begon te weenen. „Cecile,
mijn zoon is dezen nacht ve dwenen.
Zeg, kind, heeft hij jou niet van zijn
plannen gesproken.. Kun je mij de'
reden zeggen van zijn vertrek O, toe,
als ge iets weet, zeg het meIk vrees,
dat hij dood is
„Dood?" zei het jonge meisje..
„Dat geloof ik niet.. God zal hem be
schermen.. Neen, niet dood, maar wel
ver weg."
„Weet je dan waar hij is riep de
moeder verwonderd en bijna verheugd
terwijl zij het kind omhelsde
„Heeft hij het je gezegd O, ik wist
wel, dat hij je lief had als een zuster
„Neen, hij heeft mij niets gezegd,"
sprak de kleine Franjaise op zekeren
toon, „maar ik weet alles."
De twee vrouwen zagen elkander
aan. Men zou gezegd hebben, dat zij
gegroeid was, zoo had zich haar tengere
gestalte kloekmoedig opgeheven. Op
haar gelaat schitterde de weerglans
van den moed die haar ziel vervulde
en in haar oogen las men de heldhaftige
energie, die zwakke wezens herschept
en haar een bovenmenschelijke kracht
verleent.Daarop vertelde zij met geest
drift van de samenkomst, die Nicolai
met den vreemdeling zou hebben, de
jonge Souyeff had haar zijn plan mee
gedeeld, maar haar doen beloven er
met niemand over te spreken. Maar
ongerust en angstig had zij de gebeur
tenissen van dién tragischen nacht
willen nagaan. En daarom had zij het
huis verlaten, het spoor gevolgd van
haar dapperen jongen vriend, gereed
om hem te verdedigen als hij aangeval
len werd, maar onzichtbaar blijvende
'om zijn geheim te bewaren.
Neergehurkt in een hoek aan den
muur der kazerne had zij Nicolai in
zich zelf hooren praten en zijn plan
'hooren beramen, dat hij halfluid over-
legde.
Zij had hem bij Stoessel zien binnen-
gaan en toen hij weer buiten gekomen
(was met de roemvolle zending, had
!zij hem hooren mompelen:
„Boodschapper van den Tsaar..
méér dan gen officiermeer dan een
generaalik voer de geheimen van
Rusland met mij
Toen was Cecile, gerustgesteld en
trotsch op haar vriend, teruggekeerd
zij wist nu, dat hij een held was en dat
hij nog dezen nacht groote dingen zou
doen.
„Boodschapper van den Tsaar,"
'riep nievrouw Souyeff, wie al deze ont-
ihullingen met de grootste verbazing
hadden vervuld. „Is het mogelijk,
Cecile Droom ik, of vertel je me een
'fabel'? Mijn zoon bij den gouverneur?
'O ja, ik herinner mij.... Gisteren
vroeg hij hem, soldaat te mogen wor
'den. Maar ik had den generaal ge
'•smeekt mij mijn kind te laten behou
den.. Zeg mij, Cecile, heb je hem zien
'vertrekken? Hij, zoo goed, zoo lief
hebbend, verdwenen zonder mij vaar
wel te zeggenhoe is het mogelijk
Geen woord, niets. O, welk een ramp,
deze oorlog, die de kinderen ontrukt
aan de armen der moeders
„Het vaderland heeft de eerste rech
ten," zei Cecile. „Nicolai wil een held
wordenDab zal voor u het schoon
ste geluk zijn."
„Ja, maar ook het bitterste lijden,'
zuchtte de arme vrouw. „Vertrokken
i dezen nacht," herhaalde zij, „verloren,
alleen in het vijandelijk kamp, te mid-
|den vandie woeste soldaten, die tijgers.
En hoe moet hij tusschen al di#gewe-
'ren en kanonnen en bajonetten door
ikomen Dat is zijn dood.... Mijn
arme NicolaiIk zal niets meer kun
nen doen dan voor hem bidden."
Ze waren met hun drieën in het klei-
ne vertrek, dat op de straat uitzag.
De twee moe ders ieder met haar eigen
leed; mevrouw Souyeff, gebogen onder
iden vreeselijken slag zooeven ontvan-
igen, de andere, de moeder van den
i verrader, haar smart opkroppende,
.beiden gedompeld in een diepe wan
hoop. En voor hen stond Cecile, wier
'oogen schitterden van een heerlijken
glans en wier blik zich verloor in de
verte, alsof zij een schoonen droom
droomde.
„Waarom hem ook laten gaan,"
herhaalde de moeder van Nicolai voor
de twintigste maal. „Waarom heeft
de generaal toegestaan dat zulk een
.kind zijn leven waagde?"
„Omdat de vaderlandsliefde aan
•geen leeftijd gebonden is, mevrouw,
en omdat onze jongens meer nog dan
aan ons aan het heilige, onsterfelijke
Rusland toebehooren."
De stem, die deze nobele en fiere
woorden sprak door de half geopende
deur, had een innemend zachten klank,
gepaard aan een mannelijke vastheid.
De beide vrouwen hieven het hoofd
op om de spreekster te zien'; Cecile
deed .een stap voorwaarts en boog be
leefd.
Mevrouw Stoessel trad binnen,
statig doch met een glimlach vol be
koorlijke bevalligheid en moederlijke
goedheid.
Zij ging recht op mevrouw Souyeff
toe, drukte haar de hand en omheldse
haar lang en hartelijk.
„Meent u," sprak zij, „dat het mij
niet veel kostte, van mijn redder te
scheiden. Na u maak ik er het eerst
aanspraak op hem te mogen liefhebben.
Hij heeft mij bewaard voor een wissen
dood en toch toen hij sprak van heen
gaan,'ben ik het geweest, die hem heb
aangemoedigd in uw naam."
„In mijn naam," zei mevrouw Souyef
verbaasd. „In mijn naam?"
„Ja," sprak de moedige gezellin
van den^gouverneur, „Ja," herhaalde
zij, zich oprichtende met de houding'
van een soldaat, gepaard aan de sta
tige houding van de edelste der vrou
wen „ik heb hem dit geluk willen ver
schaffen en u deze eer. Er waren dap
pere mannen genoeg, bereid om zich
Op te offeren. De generaal gaf echter
de voorkeur aafi uw zoon, Nadia
Souyeff, omdat hij, door mij in deze
straat te redden, de hooge eer zich
heeft waardig gemaakt, zich voor Rus
land, te mogen opofferen. Nicolai heeft
nu een naam, dien verscheidene offi
cieren hem benijden. Hij is boodschap
per van den Tsaar, een adelstitel, dien
de keizer toekent aan hen, die dapper
door de gevaren heen, de geheimen van
den staat overbrengen. Ween niet meer,
Nadia Souyeff, hef uw hoofd op en
wee:?fier.. Uw tranen bevlekken den
glans van zijn roem. Een glimlach
van fierheid, een straal van trots moet
in uw oogen schitteren bij de gedachte
aan de bestemming van uvi; zoon."
„Hij is nog zoo klein," zuchtte de
moeder. „Zijn taak is zoo grootsch
en zoo schoon," zei mevrouw Stoessel.
„Maar., als hij sterft., dan is alles
uit voor mij., ja., als hij sterft
„Maar als hij leeft en ge eens, wel
licht spoedig, te midden van het volle
garnizoen onder de wapenen, getuige
moogt zijn van den triomf van uw zoon,
en als ge dan op zijn borst het kruis
der dapperen ziet schitteren.."
Bij deze gedachte vloog een glimlach
over haar gelaat.
„En dan," vervolgde de moedige
vrouw, „boven dit alles gaat hier bene
den de plicht jegens God, die van de
verdediging onzer muren een heilige
zaak maakt en martelaren van de ge
vallen soldaten."
Bij deze opwekking vol troostende
godsdienstige gedachten, maakten de
vrouwen een kruis.
„Ik heb uw zoon gezien bij zijn ver§
trek, Nadia Souyeff. Ik heb hem de
afscheidskus op zijn voorhoofd gedruktj
Ik had gedacht, dat hij u zou gaan
vaarwel zeggen en merkte op„Uw
moeder zal u willen terughouden
Dit zou ik zeer natuurlijk hebben ge
vonden, want ik ben ook moeder.
Maar hij richtte zich. met zijn kleine
gestalte fier op, schoon als een engel
en moedig als een oud soldaat, en ant
woordde mij„Ik zal haar niét weer
zien."
„Misschien nooit," snikte de moeder.
„Ik heb ook een zoon gehad," zei
mevrouw Stoessel, wier gelaat bijna
streng geworden was, „ik had ook een
zoon. Hij is gevallen in Mantsjoerije,
een van de eersten. Ik had een broeder
hij rust in Turentsjen op den bloedigen
berg. Ik had een echtgenoot, die mij
teeder liefhad. Rusland heeft hem mij
ontnomen. Hij behoort mij niet meer
toe, maar is met ziel en lichaam gewijd
aan de verdediging der stad. Ik ben
niet ijverzuchtig. Onder de bovenmen
schelijke inspanning zie ik dagelijks
zijn voorhoofd meer gefronst en zijn
oogen somberder worden. Ieder fort,
dat veroverd wordt, is een wonde voor
zijn hart. Ach, wij hebben allen ons
lijden, onzen rouw en onZen angst;
ja "zelfs de dood, als uit onze graven
het vaderland levend en glorievol mag
oprijzen
Terwijl zij deze woorden sprak,
scheen de heldin van Port Arthur als
van gedaante veranderd. Men zou ge
zegd hebben dat zij de levende voor
stelling was van het gewonde Rusland,
lijdend maa. fier het oog gericht op de
verre toekomst, die de verwoesting zou
herstellen en een duurzamen; vrucht
baren vrede zou aanbrengen.
Mevrouw Souyeff door den offer
vaardigen moed, die uit deze woorden
sprak, opgewekt en aangevuurd, reikte
haar de hand.
„U is groot," sprak zij, „maar u is
ook goed. Ik neem het offer dan, omdat
het noodzakelijk is."
En opnieuw omhelsden elkaar de
beide vrouwen.
„Tot weerziens," zei eindelijk me
vrouw Stoessel, „tot op den dag, door
God bepaald, waarop uw zoon u zal
worden teruggegeven,"
De moeder glimlachte door haar
tranen heen. Toen mevrouw Stoessel
over den drempel tradL kwam Cecile,
die gedurende dit gansche tooneel de'
oogen niet van haar afgewend had,
haar haastig achterna.
„Mevrouw," fluisterde zij, „ik zou
ook willen...." Het overige ging ver
loren in het geraas der bommen die op
de naburige huizen uiteenbarstten.
Maar eenige seconden later greep
de edele vrouw de beide handen van
het jonge meisje.
„Jn, sprak zij, „ja, alle toewijding
is goed, alle geestkracht is nuttig..
Ik zal de góedkeuring van den gouver
neur voor je trachten te verkrijgen..
Vaarwel, je bent een dapper meisje.
Vaarwel, Cecile
Het jonge Fransche meisje bleef
een oogenblik voor de deur staan, de
oogen gericht naar de wallen, verder
nog, naar de heuvelen; waar de vijand
gelegerd was.
Ook haar had de betoovering aan
gegrepen. Al wat jong was droomde'van
te gaan arbeiden aan de bevrijding
der stad.
IX -V.
Nicolai bleef den geheelen dag in
het nestje *van struiken, waar hij veilig
waseen geheelen dag ten prooi aan
de koorts, door zijn wonden veroor
zaakt, want hij had een lange schram
aan zijn linkerschouder. Het was won
der, dat de Japanner, wiens bajonet
aldus zijn vleesch had geraakt, niets
bemerkt had van het bloed, dat de
punt 'van het wapen moest bevlekt
hebben.
Toen de nacht weer kwam, dacht
de heldhaftige knaap, geheel in zijn
rol van boodschapper, zijn schuilhoek
te kunnen verlaten, maar zijn ledema
ten waren stram en stijf geworden.
Hij had haast om te vertrekken, on
danks de vermoeidheid en de pijn,
om het roemvolle doel zijner zending
te bereiken, en hij besloot onder begun
stiging der duisternis het gevaarlijke
ravijn te overschrijden. Hij richtte zich
op. Rondom heerschte de meest volko
men stilte, die hem aanmoedigde in
zijn pogingen. Hij beklom met krach-
tigen sprong de rots en betrad het pad
tusschen de struiken. Omlaag, in het dal
was het vijandelijke kamp, gehuld
in een diepe duisternis, met hier en'daar
een zwak licht, dat.met zijn stralen
de dikke duisternis doorboorde. Hij
ging naar beneden, de kostbare papie
ren aan zijn hart drukkende, alsof hij
uit die aanraking nieuwen moed putte,
terwijl hij een gebed prevelde en de
woorden herhaalde, die zijn geheele
leven uitmaakten
„Ik ben de bode van den Tsaar
En hij vond de kracht om te glim-'
lachen, terwijl hij voor zijn oog weer
de glorie zag, die hem wachtte, wan
neer zijn pogingen met succes be
kroond werden. Met een vèrwonderlijk
overleg wist hij zich te orienteeren
daar rechts van hem lag Port Arthur,
links bevond'zich de vijand en voor
hem in de wijde verte was Mantsjoerije
met aan het eind Liao Jang, Koero-
patkine en het leger van den Tsaar.
Op- den rand van het ravijn aange
komen, stond hij stiler klonken passen
regelmatig maar dof. Hij liep om een
klein boschje van struiken. Tegen de
lucht teekende zich een gestalte af,
juist voor de diepte, die toegang gaf
tot de vallei.
Een schildwacht die den doorgang
bewaakteEn geen andere uitgang
om de vlakte te bereiken De man
liep langzaam met het geweer op den
schouder langs den afgrond. Scherp
luisterende meende Nicolai het murme
len van een gezang te hooren. Stellig
een lied van zijn geboortegrond, een
echo van het gelukkige leven aldaar
in het hart van den jongen man.
Wat te doen? Den soldaat in den
afgrond werpen Maar hoe De onder
neming was zeer gevaarlijk. Het ter
rein bood geen beschutting. Hoe zou
hij, ongezien, tot bij den vijand kunnen
sluipen? Er was echter geen tjjd voor
weifeling. Een verloren minuutkon
hem noodlottig wordenals hij door
den schildwacht werd opgemerkt, zou
deze alarm maken, de jacht zou op
nieuw beginnen en dezen keer was
alles in zijn nadeel. Ziin besluit was
genomen. Hij stond even stil ach?
een boschje om adem te halen, verz
melde toen al zijn krachten tot e*
geweldigen sprong juist op het ooge
blik dat de schildwacht hem den
toekeerde en stormde langs de heilij
naar beneden op gevaar af, een-doot
lijken val te doen. Gelukkig waren j
golvingen in het terrein niet hoog'
gevaarlijk en toen hij zich buiten adf
geloopen had was hij juist buiten schl
De beweging was zoo snel uitgevoej
dat de schildwacht zich niet'had bev
gen. Op de rots staande, verbijste
door- het geluid, waarvan hij de oi
zaak niet kon verklaren, doorzocht i
met zijn blik den geheel donkeren b
dem der vallei, terwijl hij geen ala(
durfde maken, wijl hij zich de speel?
dacht eener zinsbegoocheling.
Beneden aangekomen, liep Nicc(
nog steeds voort. Zijn oogen, nu a
de duisternis gewoon, wezen hem dj
delijk de hindernissen aan, die hij h
te vermijden.
Hijgend, uitgeput, maar meer d
ooit met geestkracht vervuld, snel
hij over het gras der vlakte, als e?
spook te midden der stille vallei.
Nu en dan stond hij stil om d
zakdoek te verschuiven, die zijn won
moest bedekken en zich met de ha;
over de oogen te strijken om de duif
ling door zwakheid en pijn, die ht
dreigde te overmeesteren, te bedw)
gen. Dan ging hij weer voort met zwa
ke beenen, maar een zoo moedig ha)
dat hij met bovenmenschelijke geej
kracht het kleine zwakke licha)
staande hield.
Thans begon de grond te stijgen,
werd de helling steiler, 't V/as een ho?
vlakte die geheel verlaten schel
Door een gelukkig toeval, althans z(
der het te weten, hscï Nicolai de bej
richting ingeslagen om te vlucht^
het uiteinde van de vallei van Kb
Tsou, het punt, dat het meest
troepen ontbloot was, die men m,i
had vereenigd in het centrum, on<
de forten Erlung Chang en Khihouaij
Een oogenblik hield hij stil om'
het gras te gaan zitten. Het zweet dr«
van zijn slapen en bedekte zijn gelaj
de honger kwelde hem vreeselijk,
hevige dorst deed hém bijna versmak
ten.. Zijn oogen werden benevel?
een mist scheen er voor te zWeven
door dit vreemde gordijn bewogen z
de voorwerpen op fantastische wijzi
Daar was Koeropatkine te midf
van een leger, waarvan de bataillon;
een oneindige reeks zich uitstrekten
Koetopatkine zelf, groot, reusacht
fantastisch... hij zelf, heel klein tea
over dezen reus, stond met ontbl)
hoofd voor hem. De generaal nadeif
door zijn staf omgéven, waarvan J
officieren van goud schitterden,^
nam hem bij de hand en toonde ht
aan de verzamelde regimenten V/
volgens haalde hii een zeer klein mj
schitterend voorwerp uit zijn zak
bevestigde het op den kant van
kraag't Was het kruis van St. Geoj
de gedroomde onderscheiding, de hot
ste eer.. Nu verdween dit alles weet
hij zag zich uitgestrekt te midden V
dit vijandelijke kamp, omgeven dI
tien, twintig, dertig, honderd Nippd
die hem folterden, hem de borst da
staken met hun bajonetten, hem
keel dichtknepen om hem te verstikkj
Een Yan hen wierp zich op hem, n
open mond, waarin tanden zoo 1^
als van een ponjaard, en beet hem,
den schouder.
De pijn in zijn schouder wekte hi
uit zijn droom. Het was geheel nacl
Nicolai stond op, veegde zich het zw)
van het voorhoofd. De koelte van q
nacht herstelde een weinig de kra?
in zijn leden.
„Boodschapper van den Tsa^
mompelde hij. En dit woord had f
tooverachtige bekoring die de sm;
verdreef. Hij staat op. Hard loopen lj
hij niet, maar hij loopt toch. Een zo
heid overweldigt zijn hart, een tee<|
herinnering, een straal van lieff
zijn moeder Hij is op weg om haar
stralenkrans van glorie te winn
de moeder, die hij zoo liefheeft. He)
hem toegezegd, hij zal aan het
komen, de dood, of de overv
Hii ga?t.