tweede blad Noord- Holfandsch Dagblad. Zondag a.s. 2 uuiv Vrijdag 25 November 1921. alkmaar.- ALCM.VICTRIX Schoten Vergadering van den Raad MARIA-VEREERING. He WelEerw. Pater Fete Otten O P, sprak gisteravond m de laat- s+ê conferentie voor met-Katholieken ov.er de Maria-vereermg. Pater Otten begon aldus: Ons geloof Beeft iets warms, iets innigs, iels zonnigs, iets wat het hart aaw2eZde2nmte3wiens hart steeds hongeren moet wordt een mar telaar, wiens marteling juist hierin be staat, dat 'hij leven moet. Denken wij den godsdienst als een bouwwerk, dan is de roomsche gods dienst een Kathedraal met hooge op- strevende boogvensters, waardoor het warme brandglas het zonnelicht bi.| bundels naar binnen stuwt, het groote zonlicht, dat kleur en blijheid geeft, dit alles zet een innige soepele war- hte toon. Vanwaar die Rooinsche wartnte, die Rcomsdïe innigheid, die Rooimlstlhte blijdschap? Oimdat wij RAomscluni die vormen het groote huisgezin van Christus, in dit 'huisge zin hebben een bron van warmte r.i innigheid en blijheid en liefde, ombat in ons Roomsdh huisgezin leeft een Moeder, In ons groote Roomscte huisge zin der Katholieke Kerk hebben wij een Moeder in Maria en dat tnlaakl ons geloof zno warm' en innig en blij- Wanneer men ons voor de voeten werpt Maria-aanbidders en Maria-ver teders te zijn, telkens waardig en alm antwoorden: wij vereeren Maria hoog, zeer toog, maar wij aanbidden baar niet, deze vereering van Maria, trekt ons rivet af van Christus, maar brengt ons juist tot Christus. Wan neer wij Maria vereeren, dan gebeur! dit enkel en alleen, omdat zij' was, de Moeder van Christus, de Moeder van God. Al haar waardigheid en haar grootheid heeft zij van Christus. Om den Zoon eere wij de Moeder en door de Moeder eeren wij den Zoo.n. Wij aantidd n ce Heili e e.i Maria niet, maar wij vereeren hen als be voorrechte dienaren en vrienden van God; wij vereeren hun grootheid die zij geheel en al kregen van God. En onder de Heiligen slaat bö venaap jn stralenkrans van Ijicht en genade en glorie de onvolprezen Moe- deun'. Maria die v\1j bewijzen het met den Bijbel in de hand op last van Goid zelf door een Engel uit de Hemel werd genoemd: VOL VAN GE NADE. Wij mogen en wij moeten Inar dus 'brengen de hoogste veree ring, hooger dan aan welk andere heilige ook', ja, hiooger dan alle engelen en heiligen te zamen, maar die hoogste vereeiing staat nog on eindig beneden aanbidding, omdat al les wat de H. Maagd vereerenswaar- clig maakt, is en blijft een vrije gave van God, aan 'de ipoeder v,an Zijn mienschgeworden Zoon. Alle grootheid en verhevenheid in (de bovennatuurlijke orde, de ofde der genade heeft Maria van God ge kregen, juist om haar Goddelijk moe derschap. Schittert en straalt en gloeit Chris ius als de eeuwige zon der ge- rcc'inheid, Maria staat naast Wem als de liefelijke maan die al haar licht krijgt van de zon. Maria is de geheimzinnige rc<ps, maar die roos is ontsproten. gegroeid en c{p(engebloei|d in her licht der zon, die Christus is. Als wij dus Maria eeren om haar moederschap, brengen wij door die vereering, onze hulde aan de godde lijke, de oneindige waardigheid van Christus. integendeel, wie Maria de Moeder van God minacht en niet vereeren wil, ïieteedigt Christus, want de befeedi'- ging der Moeder aangedaan valt te rug op het Kind. Wij Katholieken, staan geheel zui- rer in onze Mariavereering want wij staan daarin tegenover Maria en Tegenover God znoals Maria zelf. Hoe weien wij dat? Sla de H. Schrift, d? Bijbel open. Het eerste hoofdstuk van Lucas, die sublieme oorkonde on zer verlossing. Maria had haar fiat gesproken tot de engel, die haar het goddelijk moederschap aankondigd en verklaarde zij: Zie d.' rlct-m..,ïi - de diensteaagld! «es Heeren, Mij geschiede naar uw woord. Toen werd de Hemel openge daan en, de H. Geest had het wonder werk in haar verricht. Mefihet magnificat staan wij op vei- lig'»r, op Bijbetstihen bodem-, onbe vreesd dat wij door dit te zingen te kort zuilen doen aan de eer van God van de goddelijke glorie van Christus! Aeen, wij blijven h'et zingen, wij zin gen er onze ziel en hart door warm. IJe naam Moeder rechtvaardigt niet slecihix Jat wij Maria vereeren, maar haar betninnen, haar liefhebben.' De liefde is de volbloei der menschenziel zijn hoogste en laatste woord. Dui- zend woorden kunnen er aan vooraf- kunnen iemand zeggen; gk ent U jk vereer U, maar hebben wij 'bemin n11 zi:e! S£zegd ik zeown V e'r nl'ets meer te n. Iran kan men dit zend sChiakeeringen, naar de wisselen de stemrrtingen van -een hart dat lief heeft. En zeggen wij tot God!: ik be min U'boven alles, omdat gij zegt het opperste goied in u zelf dan voegen wij Rciornstihen er blijmoedig; bij: wij beminnen Li Maria, boven alle schepselen, omdat Gij de schoonste, de verhevenste, de beminnenswaar digste ziij't, de gratia plena vol van genade. Maria is onze Moeder. Zij heeft ons als kinderen aangenomen in de smar telijkste ure Kaars levens toen haar eigen eenigst Kind te sterven hing aan 't kruis en zij' uit Zijn mond die woorden hoordeVrouwe, ziedaar uw zoon en zij in Joannes het heele men- schengeslacht aan haar moederlijke teederheiden zorgen zag toever trouwd. O, wij denken hier aan het woord van Christus: als een vroiuw h'-t uur van h aar moederschap ziet nade ren, is zij bedroefd, omdat zij de weeën en smarten kent die dat uur haar kosten zal, maar als zij' moeder geworden isy dan zingt de moeder weelde een lied van vreugde door haar ziel. Maria, onze lieve Moeder, zij kon die barensweeën niet onder vinden, die iedere Moeder, als een droeve erfenis, van de zonde in het 'Parabijs te dragen heeft. Z-ij, de Maagd der Maagden maar vooral zij de Onbevlekte Ontvangene, de eenige cp wie de erfzonde met baai- nasleep van ellende geen maoht had, zij was daarvan verscnoond. Maar Zij heeft nog 'heviger barensweeën ge kend, de barensweeën der ziel, de schrijnende pijnen, die haar ziel en Hart doorkennen, toen zijstond on der het kruis. Opeens drukte toen op haar schouders de moederplicht van millioenen, miilioenen en dit in het uur, waarin haar eigen kind te ster ven hing. Wel in smarten is zij onzé Moeder geworden en dat zijn wij ons bewust. Daardoor is onze liefde voor Maria nog dieper en inniger gewor den, dan wanneer zij aneen Gods Moeder was geweest. Van het begin van 't Christendom at' heeft dan ook dit de harten der geloovigen be- heersdht, week haar gezegende naam niet uit den mond, de lie t de tot haar, nief uit de ziei van millioenen, die in alle talen haar baden en smeekten. Men wil met den bijbel in de hand onze Maria-vereering, naar grondslag, fundamenten, ontnemen en zoo, jneeu doen storten en men brengt met al zijn moeite geen STEEN zelfs in be roering. Ja, wij voelen ons door de weerlegging dier moeilijkheden nog bevestigd' .in ons geloof en onze liefde1 tot Maria. Wij behoefden eigenlijk niets an ders te doen dan eerlijk en onbevan gen u sommige plaatsen uit het Evan gelie, vooral uit h'et Evangelie van Lucas v oor te lezen. Neen nog sterker. We 'hoefden nievs anders te doen dan te bewijzen, dat de Bijbel Maria noemt, de Moeder des Heeren, de Moeder van God. De Bijbel laat op de woorden: Gij hebt genaden gevepden bij God, on middellijk volgen: zie Gij zult ontvan gen een Zoon en zijn naaan Jezus noe men. Hiermede geeft hij' duidelijk te kennen, dat Maria werd uitverkoren OMDAT zij genade 'bij God had ge vonden, m.a.w. omdat zijl aan God be haagde, Hem welgevallig en dus ^ei- lig was. Hij zegi nog meer. Hij leert ons nog meer van Maria's onvergelijke- ïjke deugden. Het geloof is de wor ld onzer gerechtigheid, onze liefde moet g roeien uit het geloof. En wat zegt de H. Schrift nu over 'paria's ge'ioof? Elisabeth, die haar de ge zegende onder de vrouwen, de Moe der des Heeren noemt, prijst haar op Gods ingeving, uitdrukkelijk om haar geloof. Zalig gij, die geloofd hebt, sprak Elisa'oefh tof Maria en die woor- j'en tP.üfk zij, toen zij1, alwêer volgens den Bijbel; vervuld was van den H. Geest. Nog meer de Bijbel spreekt ons van Maria s liefde voor Gods woord. En staat tot tweemaal toe in den Bijbel dat 7.U fp7ii<;> _,i sip-cCt. ",c" woord hahnfw en duizendmaal h'er- ikbemin HWr?rcl' dit Iaatsïe woord: ïep'o-ên' r^Vv*; :ni0:g'en> dit nio;eten wij tj ZIJ/ezus> woorden en al wat Hem betrof overwoog en bewaarde xW-npD^rt\Pe Bii|bel leert ons hoe NEDERIG Maria was - ondanks ja juist aai haar hëmelbdoge verhef' iing;. Zie de dienstmaagd. Als zii het h,uis van hare nicht binnentreedt wordt zij overladen met eer, h'arê schreden worden geteekend met won deren. En haar huwelijk' schildert ons de bijbel de kuist'hheid van Maria. Zil was verloofd met Jozef, maar dit VERLOOFD zijn was volgens d'eoud- Testamcntisché wetten reeds een hu welijk, g;af rech't als gehuwden samen ta lewen. De verloofden worden in liet Oude Testament dan ook' vaak reTnJÏÏJï1 en vrouw gfenoeimd gelijk ook blijkt uit het Evangelie, waar jo zef ook reeds' tijdens de verloving met Maria, HAAR man wordt ge noemd. Dit blijkt ook zeer duidelijk' uit een plaats van den Bijbel, waar wij - -- j I lezen, dat een Engel Jozef gerustsiel- (inzend, en dui-ide, toen hij de teekenen van Maria's' moederschap bemerkte. De Engel sprak tot Jozef Jozef wil niet vree zen, Maria uw vrouw tot U te ne men. Maria en Jozef waren dus wer kelijk getrouwd en toch' leefde zij maagdelijk. Wij hebben dus gezien, dat onze Maria-vereering steun genoeg vindt in den Bijbel, dat daar de stichtingsbrief, de oorkonde onzer Maria-vereering ligt. Ook als wij Roomschen de eeuwen door Maria-liederen zingen, de Bijbel de woorden leverde voor dien zang. Ook als wij eerezuilen, gedenkleeke- nen, triomfbogen oprichten voor Ma ria, dat dan de Bijbel daarvoor het bestek en de plannen maakte. En toch )vall men ons, na liet afslaan van dien lersten stormloop, opnieuw aan en komt men met sterker wapens ont leend aan den Bijbel. Christus zelf heeft Maria niet geprezen, bij zijn open- baar leven zwijgt hij over haar of als hij van haar spreekt dan is het eerder een terugdringen van Maria dan op den voorgrond brengen. Men zegt: Maria w'Orat naast niet meer genoemd na ae geboorte en de kindschheid van Jezus. "Wij kunnen nog meer teksten citee- ren, die onze tegenstanders verstoeten, maar hel is niet noodig, indien zij iets zeggen dan zeggen zij genoeg, meer dan genoeg. Maar zij zeggen niets, ansoluul niets ten nadeele van Maria; integendeel goed begrepen en door schouwd wanneer wij den dieperen zin nagaan van net gedrag van Jezus tegen over zijn Moeder, de beleekenis der woorden opspeuren uit de omstandig heden waarin ze gesproken werden, dan daalt daardoor de grootheid, van Maria niet, maar zij stijgt er door. Het is volkomen waar, dat alle plaat sen van den Bijbel, die rechtstreek^ spreken ten gunste van Maria, vallen iu den tijd voor Christus' geboorte en tijdens zijn „verborgen leven". Daarin valt de Boodschap des Engels, het bezoek aan Elizabeth, de geboorte te Belhleliem met de wondere schoon heden in den eersten Kerstnacht, de opdracht in den Tetnpel, het leven in Nazareth, waai Christus aan Maria on derdanig was. Maar van het oogenblik al waarop Christus uit de donkerheden van zijn verborgen leven te voorschijn Ireedt in oen vollen dag van zijn open baar leven, van den dag al waarop hij, zooals (ie Bijbel zegt: begon te werken en Te leeren, gedurende den lijd waarin nij de bronnen van zijn goddelijke wijsheid liet openspringen naar allen kant, waarin hij de men- scheJi met verwondering slaat, door de wonderwerken zijfter almacht, waar in hij Judea en Galilea rondgaat de handen geheven ter zegening, weldoen- do en troostend en genezend, waarin hij zijn twaalf Apostelen kiest, die een voudige maar onverzaagde lijfwacht van zijn Geestelijk Koningschap, waar in hij zich leerlingen en vrienden maakt onder alle standen der maat schappij, waarin hij de oven van god delijke liefde, die gloeide in zijn lrart, opent en laat uitschijnen naar buiten; in dien tijd waarin hij zoo kwistig lis met opbeurende woorden en lof, blijft één persoon op den achtergrond, in do schaduw, komt slechts twee- of driemaal even naar voren om juist daardoor nog verder in 't donker terug te tredendie eene persoon isMaria, do Moeder van Jezus, de Moeder van God. i i Niet gekend is Maria in Jezus' openbaar leven, dat geven wij desnoods toe, maar miskend nooit. Vernederd zou zij worden, maar niet geminacht. Is zij vernederd dan is het om haar daardoor juist te verheffen. Ons hart zegtdat kan niet zijn en ons ver stand, voorgelicht door het geloof, de diepte van dit geneim' peilend, zegt: (iat is cok zoo niet. De houding van Christus, zijn terughouding, zijn koel heid heeft een lieperen zin, verkleint niet Maria's eer, maar vergroot en verheft die. Hoe gebeurde dit? Dit zal ons duide lijk worden door de volgende beschou wingen. Dertig jaren lang, tijdens zijn ver borgen leven, was Christus de zoon van Maria; dertig jaren lang heeft zijn goddelijke nabijheid Iiaar verwarmden dc schatten van genade in haar moe derhart opgestapeld; dertig jaren lang heeft 'hij haar Moeder genoemd; maar toen kwam er een tijd, dat hij dit niet meer kon en mocht. Toen kwam .er een lijn, de tijd van zijn openbaar leven, dat hij niet meer was, niet meer kon zijn de „Zoon van Maria", maar ae „Zoon des Menschen", die niet als een gewoon menschenkind tegenover een gewone moeder staat, maar als de „Zoon des Menschen", de Messias, de menschgeworden Zoon van Gou, die geen banden van vleesch en bloed, maar alleen zijn Vader in den Hemel kent, die alléén kwant om den wil zijns Vaders te vervullen en ken baar te maken aan.den mensch. En als nu bij dat optreden als Zoon des Mensenen, Maria naast Christus had geslaan, dan zou haar aanwezigheid remimend en,verkeerd gewerkt hebben op het inzicht der menschèn. Christus openbaar leven moest Ma ria's verborgen leven inluiden en be stendigen. Mccder van God bleef zij, maar de gloed van dien luister moest gedoord liggen onder de verborgenheid, om na jaren des te vuriger naar buiten en in lichte laaie uit te slaan. Zelttr, Maria brengt tot de kennis van haar Zoon, en de Zoon tot de kennis v. de Moeder, dat zegt ons reeds Eljzabetn, maar alleen dan, wanneer de „Moeder Gods" ah zoodanig van te voren gekend is. En deze kennis ver onderstelt de kennis van do godheid! van haar Zoon. Dus eerst moet Jezus hemebche oorsprong en „Goddelijk" Kindschap het voorwerp der blijde boodschap zijn. Bij Elisabeth sproot de kennis der Moedermaagd en hare ver- ecrinig voort uil de door goddelijke ingeving 'Verkregen kennis van de goddelijkheid van de vrucht haars lichaams. Maar hoe kon echter Maria door 't volk in hare ware eigenschap van Moeder Gods reeds zijn gekend? Al viel het Maria misschien soms hard in 't openbaar met Moeder ge noemd te worden, zij offerde die zoet heid gaarne aan de eer van God, met dieper inzjent en warmer gevoel nog dan Joannes de Dooper zal zij diens woorden hebben nagezegd: „Hij moet grooter worden en ik kleiner." De heiligen- en Maria-vereering schaadt niet de eere Gods. Dat de en gelen en heiligen voor ons bidden is onfeilbaar zeker door het uitdrukke lijk getuigenis van den Bijbel. Zag de Apostel Joannes in zijn boek de Open baring, het laatste Bijbelboek, niét de 21 oudcrljngen in den hemel neerval len voor het Lam. Zij hadden ieder een harp en een gouden schaal vol reuk werk, dat de gebeden, der heiligen zijn, de smeekingen eens Chrislen's zonde, door de heiligen aan God ter verhoo- ririg opgedragen. Neen, de hemel ver rijkt zich niet mét uitverkorenen om deze aarde le verarmen. God reept onze broeders en zusters niet Lot Zich om hen van ons te vervreemden, in tegendeel de liefde, waarmede zij op aarde ons hernjnden, is in den hemel, nu zij God aanschouwen, van alle zelf zucht gezuiverd, veredeld, versterkt. Neen, in den hemel vergelen de ou ders hun achtergebleven kinderen, de kjnderen hun ouders, de echlgeuoolezi hun echlgenoolen, de vrienden hun vrienden met. Alle gelukzaligen zijn met ons door de banden der teederste liefde verbonden 'en daarom zijn zij zoo bezorgd voor ons tijdelijk én vóór ons eeuwjg welzijn. Zij zelve liepen de veilige' naven binnen, maar ons zjen zij nog ronddobberen op de duis tere en roerige weieldzee. Ook zij heb ben den veelal bitteren levensbeker ge dronken en niet weinigen onder hen leden schipbreuk, maar grepen nog bij tijds de reddingsboei der boetvaardig heid. Ligt het dan niet in ons gevoel dat 3e heiligen," die met Christus hcer- sclien, hun gebeden voor de menschen aan God opdragen? Ligt het dan niet voor de hand, dat wij hen eeren en aanroepen? En staat dan niet vooraan in onze vereering en aanroeping de Koningin van alle heiligen, de hulp der Christenen, onze Moeder Gods? Dat wij Maria en de Heiligen ver eeren en aanroepen strijdt n.et tegen het eetste gebod; immers wij „aan- bjaden' hen niet. Alleen God erken nen wij als het ongeschapen, oneindig volmaakt Wezen, het begin en het einddoel van alle zichtbare en on zichtbare, de eenige Bron van allegced Hem alleen zijn de priesters toege wijd, Hem alleen wordt het „offer" opgedragen, Hem alleen brengen wij de hoogste eer ol' aanbidding. Maria en do Heiligen vereeiea wij alleen aLs dienaren en vrienden van God. De hul de, die wij hen brengen, is niet „ge lijkmatig" met de hulde waardoor wij God aauoidden. De vereering van Ma ria en de Heiligen is niet in strijd met de eer van God. Heelt een onzer andersdenkende broeders ern stig gemeend, dat hij door de veree ring van de moeder of de vrienden des Konings zich aan miajcsteitsschen- nig schuldig maakt. Zou hij niet voelen de onverschilligheid jegens deze per sonen als een belcediging des Konings Wij volgen, bij het afsmeeken van Wéroelsdhie weldaden, denzelfden weg alsbij Wet verzoeken van gunsten. Willen wij' 'b.v. van Wet Staatsbestuur een beirekking, dan zoeken wij; naar een sniacihtig beschermer. Maar dan die beelden in de Rootn- scWe Kerk, die Mariabeelden en de 'beelden der Heiligen, waarvoor de Rcomscihen ziclT"neerknielen en licht ontsteken, is dit g!een afgoderij, geen slag in "h'et ge'ziqhi der Goddelijke Majesie'it. De eer aan liet beeld van Maria be wezen, is niet aan dit BEELD alsof daa,r een kracht in zou verschuilen, zooais de heidenschie afgodendienaars dachten, maar olm' de verbeelding, om de Christenen aan Maria in te hei ligen. Als wij die Keelden versieren, kussen, er bet" 'hoofd voor ontbloo tten, er voor neerknielen, dan vereërën we niet die 'beelden maar hen wier gelijkenis ze vertaonen. Christus zelf verklaart in den Bij bel, dat de heiligen des hemels zullen zijn als de engelen, toegerust met dezelfde kennis. De engelen kennen niet anders, dan de heiligen wat er opi aarde geoeurt, Doordat de heiligen en en- glelen in de zaligheid des hemels God aanschouwen zien wij opk in ben God in wiens oneindigheid en eeuwigheid alles tegenwoordig fe, wanneer men tot hen bidt Maar, en hier komt bet op aan, dat weten zij' niet uit zich! zelf. En nu bestaat de Goddeliike Alwe tendheid Juist daarin, dat God niet alleen alles weet, maar ook dat Hij al les weet UIT ZICH ZELF. Het is dus een groote dwaasheid te beweren die Roomschcn zeggen dat Maria en de Heiligen des Hemels hunne ge beden kennen, dus schrijven zij en Maria en de Heiligen goddelijke alwe tendheid toe. Als God iets 'i iemand openbaart, laat zien, dan komt al de eer, die kennis, immer alleen aan God toe en wordt zoo iemand daar door niet alwetend in den zin wr-rin God alwetend is. En zeg nu niet: Ik kan rechtstreeks tot God gaan in mijn gebed, ik heb geen tusschenpersonen noodig. Ze ker strikt genomen KAN dit, maar dat noet niets ter zake. Het gaat er hier niet om of wij tot Maria MOETEN bidden, maar of wij het MOGEN doen. En als wij 't ni<' deden zou hef onnatuurlijk en onverstandig zijn, zou 't ons wel eens kunnen overko men, wat aan de vrienden van Job overkwam. Job's v, ienden hadden zich om vergeving 'hunner zondige en dwa ze woorden rechtstreeks tot God ge wend en toch' nam God hun ge bed niet aan. Maar de Heer zei tot Ken: „Gaat liever tot mijn knedït Job en offert brandoffers voor ulieden en laat mijn knecht Job' voor U bidden; want zeker ik zal ZIJN aangezicht annetoen, opdat ik' aan ulieden niet dos naar uwe dwaas'hteid." Gotf ver hoorde dus de vrienden van Job niet, toen zij direct tot Hem hunne toe- vludht namen, maar Hij wilde uit drukkelijk' dat zij de voorspraak' van zijn dienaar Job zouden inroepen en toen verhoorde ten de Heer. der gemeente ALKMAAR op Donderdag 24 November 1921, 's- namiddags te 1 uur. Vervolg. De VOORZITTER heropent de ver gadering te ongeveer kwart voor vijf uur. Do gesloten zitting heeft alzoo ruim 21/, uur geduurd. Benoeming Scheikun digen voor den Keurings dienst voor Waren. B. en W. hebben de eer den Raad hierbij een tweetal aanbevelingen elk van drie personen te doen toekomen, met verzoek daaruit een keuze te doen: I. Scheikundige tevens plaatsver vangend directeur: 1. Dr. 0. I. Kruisheer a.d. Amster- damsche Superphosphaatfabriek, Afd. Stikstofbinding te Amsterdam, Valeri- usstraat 142b. 2. H. J. Hellendoorn, Technoloog a. d Rijksrubberdienst te Delft, Juliana- laan 4. 3. H. W. van Urk, chef der Marine- apotheek te Helder. II. Scheikundige: 1. H. J. Hellendoorn, Technoloog a. d. Rijksrubberdienst te Delft, Juliana laan 4. 2. H. J. L. Donker, Assistent in de Bacteriologie aan de Technische Hoo- geschool te Delft. 3. Mej. M. W. Fuhri Snetlage, bui tengewoon ambtenaar a. d. Provin cialen Keuringsdienst voor Friesland te Leeuwarden. Benoemd wordt de heer Dr. C. I. Kruisheer. De heer H. J. Hellendoorn en mej. M. W. Fuhri Snetlage verkregen ieder 9 stemmen Bij de herstemming kregen beiden weer 9 stemmen. Bij loting werd nu benoemd Mei. M. W. Fuhri Snetlage. Mevr. AukesTimmers heeft het ge troffen, dat een deskundige op dit ge bied no. 3 geplaatst wordt. De Voorzitter geeft dit toe maar de capaciteiten van de anderen zijn dus danig, dat deze voorgingen. Ver der deelt spr. mede, dat de heer Don ker zijn sollicitatie ingetrokken beeft wegens benoeming elders. Benoeming Gemeenteontvanger. Aanbevolen worden de heeren: 1. L. van der Vegt, hoofdcommies t. gemeente-secretarie. 2 G. B. Wittewaal, gemeenteontvan ger te Rijswijk. De heer Westerhof heeft met belang stelling het verloop dezer benoeming gevolgd. Onze fractie keurt het sys teem af, dat in een democratiseheii raad niet thuis hoort. De Voorzitter heeft in een vergadering de wensohe- lijkheid betoogd, den heer van der Vegt bij enkele candidaatstelling te benoemen. Wij waren er tegen. B. en W. hadden natuurlijk de vrijheid,' den lieer van der Vegt no. 1 te plaatsen. Wij hadden de vrijheid een ander naar voren te brengen. Onze fractie heeft den burgemeester géschreven, er niet mee accoord te gaan. Er is wel een oproep in de, couranten geplaatst maar niet zooals het gewoonlijk gaat. Wij zijn nog meer ontstemd, nu er een voordracht komt, die eigenlijk geen voordracht is. Men heeft geen onder zoek ingesteld. Wij zullen dan afgaan op de stukken van beide èandidaten en op eigen onderzoek en zullen den heer Wittewaal stemmen. Spr. ver wacht, dat het niet meer zal voorko men. Het is nog nooit in een raad van Nederland gebeurd. Wij moeten geen uitzondering maken in dingen die niet goed zijn. Spr, verwacht, dat de raad dit systeem afkeurt. Behalve de heer Oskam zal onze fractie den heer Wittewaal stemmen, tenzi, er een voor stel komt om deze voordracht aan te houden en een onderzoek in te stellen naar den heer Wittewaal. Spr.'s inlich tingen luiden gunstig omtrent den tweeden eandidaat. Wij zullen een voorstel om deze voordracht aan te houden steunen. Ook hoopt spr., dat het salaris niet verhoogd zal worden. Het is al liooger dan in andere plaat sen van gelijke grootte. Nogmaals wij keuren, het. svsteevn ten ^trenjvst.e 'if Met alle waardeering voor den heet- van der Vegt, i.ieèuen wij, dat de heei Wittewaal onze man moet zijn. De heer H. E. BOSMAN Vindt ook" het systeem niet goed. Ook komt het ppr. niet goed voor, dat de heer van. der Vegt 500 salarisverhooging eischt. Verder is spr. er voor deze voordracht aan te houden. De heer OSKAM is het niet gehee' eens met den heer Westerhof. Ook de wijze van voorbereiding keurt spr. al Spr. hecht aan de informaties van den heer Westerhof veel waarde. Maar van den heer van tier Vegt hadden wij het zelfde kunnen zeggen. De salariskwes tie vindt spr. van meer belang. AI? spr. op den heer van der Vegt stemt dan doet hij dat, als gemeente-ont» vanger zonder meer. Spr. vindt, dat het niet aangaat een nieuw onderzoek in te stellen. De VOORZITTER merkt op, dat do heer Westerhof reeds in geheime zik ting antwoord ontvangen heeft. Spr. betreurt het, dat de heer Westerhof dit gedaan heeft. Beide- candidaten zijn geschikt voor het ambt. Dat is de hoofdzaak. De op-: roeping is geplaatst zoodanig dat al len, die begeerden te sollicitceren, kon den solliciteeren. Trouwens er waren 50 sollicitanten. B. en W. plaatsten ge woonlijk geen advertentien in „Het Volk". De discussie hierover wil spr. uitstellen tot de begrooting. Dan kun nen we ook over andere organen spre ken. Dan kunnen we een algemeenen re gel vaststellen. Aan deze zaak is vol doende publiciteit gegeven. We zullen van het gewone systeem alleen dan afwijken, als het gaat met volle instemming van den Raad. De heer H. E. BOSMAN stelt voor, de voordracht aan te houden en een onderzoek in te stellen naar een en ander. Dit voorstel wordt verworpen met 12 tegen 6 stemmen. Voor stemden de heeren H. E. Bos man, Westerhof, Veen, Van Drunen, en Plevier en Mevrouw Westerhofi Koopal. Tot ontvanger wordt benoemd dc heer van der Vegt. De heer Wittewaar krees: 5 stem men. Eén stem was ongeldig. Benoeming verloskundige Stadsziekenhuis. B. en W. hebben de eer den Raad voor te stellen den heer G. Straver, arts, alhier, te benoemen tot verlos kundige aan het Stadsziekenhuis op een jaarwedde van 1000 en wel met ingang van 1 Mei 1921. De voorgedragene wordt met alge- meene stemmen benoemd. Benoeming onder wijzeres. Ter voldoening aan het bepaalde bij artikel 36, 8e lid der Lager Onder wijswet 1920, hetwelk ook op het openbaar „buitengewoon" lager on Ier wijs toepasselijk is, hebben B. en W. de eer den Raad voor te dragen: Mej. W. Wagemaker, onderwijzeres aan de buitengewone school voor la ger onderwijs te Dordrecht. Benoemd wordt de voorgedragene met algemeene stemmen. Voorziening in een vacature in de Com missie tot vrering van Schoolverzuim. Ter voorziening in de vacature van lid der Commissie tot wering van schoolverzuim, ontstaan door de ont slagname van Mr. A. H. Servatius, bie den B. en W. den Raad ter benoe ming voor den tijd van drie jaren, in gaande met den datum van zijn be sluit het navolgende dubbeltal aan, opgemaakt door hun College in over leg met de genoemde Commissie: 1. Mr. G. B. v. d. Feen de Lille. 2. Mr. P. A. Offers. De heer OSKAM ziet op deze voor dracht alweer geen sociaal-demo craat. Als er één afrtreedt. dan is 't: we kunnen hem niet voorbijloopen. Dan moet er wéér een van dezelfde kleur komen. Maar een sociaal-demo craat komt er niet. Wij stemmen op den heer Westerhof, onzen eandidaat. De T*OORZITTER merkt op. lat dit een uitzonderingsgeval is. Wij ma oen dat het zeer wenschelijk is 'net Doen baar Ministerie in deze commissie zit ting te doen nemen. Die moet de leer plichtwet behandelen. De lieer OSKAM ziet de noodzake lijkheid niet in. Het 0. M. meet zoo hoog staan, dat het zaken kan behan delen, die zoo voor hem worden ge bracht. Wij slikken het zoomaar niét. De heer LEESBERG vind, tot ar gument van den heer Oskam zc- r zwak; dat van B en W. zeer strik. Het O. AI. tracht de vcreeniging te steunen, die zorgen moet voor zou weinig schoolverzuim. De heer OSKAM Jiooot, dat bij een volgende gelegcnneid een sociaM-de- mocraat iu aanmerking komt. Wij ne men nu onze candjdatuur lérug. Benoemd wordt dé heer -Mr. G. B van der Fcen de Lille. De liter esterliol verk eeg 1 stem. Benoeming pirouecl Gemeentelijke Avonds, temt voor Ambachtslieden en Schooi vo r voorbereidend middelbaar technisch on derwijs P en W. stellen den Baad uter te nei.oemrn 1. voor den cursus 1921-22: a. aan de Gein. Avondschool voer Ambachtslieden lot lecraai in de 'Nederlaudselie taal rui wiskunde den hfc<r F. J. Aukes; tot lecrnar in de natuurkunde, cleu heer A. H. Bijleveld; lot lecraai- in vakteekeneri c'e.i heer P. J. v. d. List; loi lccraar in eleelro-tcclinisch Re kenen den beer F. J. Vorsleiiburg; b, aan de school voor voorberei dend middelbaar technisch onderwijs;

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1921 | | pagina 5