tweede blad
Noord- Holfandsch
Dagblad.
Zondag a.s. 2 uuiv
Vrijdag 25 November 1921.
alkmaar.-
ALCM.VICTRIX
Schoten
Vergadering van den Raad
MARIA-VEREERING.
He WelEerw. Pater Fete Otten
O P, sprak gisteravond m de laat-
s+ê conferentie voor met-Katholieken
ov.er de Maria-vereermg.
Pater Otten begon aldus:
Ons geloof Beeft iets warms, iets
innigs, iels zonnigs, iets wat het hart
aaw2eZde2nmte3wiens hart steeds
hongeren moet wordt een mar
telaar, wiens marteling juist hierin be
staat, dat 'hij leven moet.
Denken wij den godsdienst als een
bouwwerk, dan is de roomsche gods
dienst een Kathedraal met hooge op-
strevende boogvensters, waardoor het
warme brandglas het zonnelicht bi.|
bundels naar binnen stuwt, het groote
zonlicht, dat kleur en blijheid geeft,
dit alles zet een innige soepele war-
hte toon. Vanwaar die Rooinsche
wartnte, die Rcomsdïe innigheid, die
Rooimlstlhte blijdschap? Oimdat wij
RAomscluni die vormen het groote
huisgezin van Christus, in dit 'huisge
zin hebben een bron van warmte
r.i innigheid en blijheid en liefde,
ombat in ons Roomsdh huisgezin leeft
een Moeder,
In ons groote Roomscte huisge
zin der Katholieke Kerk hebben wij
een Moeder in Maria en dat tnlaakl ons
geloof zno warm' en innig en blij-
Wanneer men ons voor de voeten
werpt Maria-aanbidders en Maria-ver
teders te zijn, telkens waardig en
alm antwoorden: wij vereeren Maria
hoog, zeer toog, maar wij aanbidden
baar niet, deze vereering van Maria,
trekt ons rivet af van Christus, maar
brengt ons juist tot Christus. Wan
neer wij Maria vereeren, dan gebeur!
dit enkel en alleen, omdat zij' was, de
Moeder van Christus, de Moeder van
God. Al haar waardigheid en haar
grootheid heeft zij van Christus. Om
den Zoon eere wij de Moeder en door
de Moeder eeren wij den Zoo.n.
Wij aantidd n ce Heili e e.i Maria
niet, maar wij vereeren hen als be
voorrechte dienaren en vrienden van
God; wij vereeren hun grootheid die
zij geheel en al kregen van God.
En onder de Heiligen slaat bö
venaap jn stralenkrans van Ijicht en
genade en glorie de onvolprezen Moe-
deun'. Maria die v\1j bewijzen het met
den Bijbel in de hand op last van
Goid zelf door een Engel uit de
Hemel werd genoemd: VOL VAN GE
NADE. Wij mogen en wij moeten
Inar dus 'brengen de hoogste veree
ring, hooger dan aan welk andere
heilige ook', ja, hiooger dan alle
engelen en heiligen te zamen, maar
die hoogste vereeiing staat nog on
eindig beneden aanbidding, omdat al
les wat de H. Maagd vereerenswaar-
clig maakt, is en blijft een vrije gave
van God, aan 'de ipoeder v,an Zijn
mienschgeworden Zoon.
Alle grootheid en verhevenheid in
(de bovennatuurlijke orde, de ofde
der genade heeft Maria van God ge
kregen, juist om haar Goddelijk moe
derschap. Schittert en straalt en gloeit
Chris ius als de eeuwige zon der ge-
rcc'inheid, Maria staat naast Wem als de
liefelijke maan die al haar licht krijgt
van de zon. Maria is de geheimzinnige
rc<ps, maar die roos is ontsproten.
gegroeid en c{p(engebloei|d in her
licht der zon, die Christus is.
Als wij dus Maria eeren om haar
moederschap, brengen wij door die
vereering, onze hulde aan de godde
lijke, de oneindige waardigheid van
Christus.
integendeel, wie Maria de Moeder
van God minacht en niet vereeren wil,
ïieteedigt Christus, want de befeedi'-
ging der Moeder aangedaan valt te
rug op het Kind.
Wij Katholieken, staan geheel zui-
rer in onze Mariavereering want
wij staan daarin tegenover Maria en
Tegenover God znoals Maria zelf. Hoe
weien wij dat? Sla de H. Schrift, d?
Bijbel open. Het eerste hoofdstuk van
Lucas, die sublieme oorkonde on
zer verlossing. Maria had haar fiat
gesproken tot de engel, die haar het
goddelijk moederschap aankondigd en
verklaarde zij: Zie d.' rlct-m..,ïi
- de diensteaagld!
«es Heeren, Mij geschiede naar uw
woord. Toen werd de Hemel openge
daan en, de H. Geest had het wonder
werk in haar verricht.
Mefihet magnificat staan wij op vei-
lig'»r, op Bijbetstihen bodem-, onbe
vreesd dat wij door dit te zingen te
kort zuilen doen aan de eer van God
van de goddelijke glorie van Christus!
Aeen, wij blijven h'et zingen, wij zin
gen er onze ziel en hart door warm.
IJe naam Moeder rechtvaardigt niet
slecihix Jat wij Maria vereeren, maar
haar betninnen, haar liefhebben.' De
liefde is de volbloei der menschenziel
zijn hoogste en laatste woord. Dui-
zend woorden kunnen er aan vooraf-
kunnen iemand zeggen; gk
ent U jk vereer U, maar hebben wij
'bemin n11 zi:e! S£zegd ik
zeown V e'r nl'ets meer te
n. Iran kan men dit
zend sChiakeeringen, naar de wisselen
de stemrrtingen van -een hart dat lief
heeft. En zeggen wij tot God!: ik be
min U'boven alles, omdat gij zegt het
opperste goied in u zelf dan voegen
wij Rciornstihen er blijmoedig; bij:
wij beminnen Li Maria, boven alle
schepselen, omdat Gij de schoonste,
de verhevenste, de beminnenswaar
digste ziij't, de gratia plena vol van
genade.
Maria is onze Moeder. Zij heeft ons
als kinderen aangenomen in de smar
telijkste ure Kaars levens toen haar
eigen eenigst Kind te sterven hing
aan 't kruis en zij' uit Zijn mond die
woorden hoordeVrouwe, ziedaar uw
zoon en zij in Joannes het heele men-
schengeslacht aan haar moederlijke
teederheiden zorgen zag toever
trouwd. O, wij denken hier aan het
woord van Christus: als een vroiuw h'-t
uur van h aar moederschap ziet nade
ren, is zij bedroefd, omdat zij de
weeën en smarten kent die dat uur
haar kosten zal, maar als zij' moeder
geworden isy dan zingt de moeder
weelde een lied van vreugde door
haar ziel. Maria, onze lieve Moeder,
zij kon die barensweeën niet onder
vinden, die iedere Moeder, als een
droeve erfenis, van de zonde in het
'Parabijs te dragen heeft. Z-ij, de
Maagd der Maagden maar vooral zij
de Onbevlekte Ontvangene, de
eenige cp wie de erfzonde met baai-
nasleep van ellende geen maoht had,
zij was daarvan verscnoond. Maar Zij
heeft nog 'heviger barensweeën ge
kend, de barensweeën der ziel, de
schrijnende pijnen, die haar ziel en
Hart doorkennen, toen zijstond on
der het kruis. Opeens drukte toen op
haar schouders de moederplicht van
millioenen, miilioenen en dit in het
uur, waarin haar eigen kind te ster
ven hing. Wel in smarten is zij onzé
Moeder geworden en dat zijn wij ons
bewust. Daardoor is onze liefde voor
Maria nog dieper en inniger gewor
den, dan wanneer zij aneen Gods
Moeder was geweest. Van het begin
van 't Christendom at' heeft dan ook
dit de harten der geloovigen be-
heersdht, week haar gezegende naam
niet uit den mond, de lie t de tot haar,
nief uit de ziei van millioenen, die in
alle talen haar baden en smeekten.
Men wil met den bijbel in de hand
onze Maria-vereering, naar grondslag,
fundamenten, ontnemen en zoo, jneeu
doen storten en men brengt met al
zijn moeite geen STEEN zelfs in be
roering. Ja, wij voelen ons door de
weerlegging dier moeilijkheden nog
bevestigd' .in ons geloof en onze
liefde1 tot Maria.
Wij behoefden eigenlijk niets an
ders te doen dan eerlijk en onbevan
gen u sommige plaatsen uit het Evan
gelie, vooral uit h'et Evangelie van
Lucas v oor te lezen. Neen nog sterker.
We 'hoefden nievs anders te doen dan
te bewijzen, dat de Bijbel Maria
noemt, de Moeder des Heeren, de
Moeder van God.
De Bijbel laat op de woorden: Gij
hebt genaden gevepden bij God, on
middellijk volgen: zie Gij zult ontvan
gen een Zoon en zijn naaan Jezus noe
men. Hiermede geeft hij' duidelijk te
kennen, dat Maria werd uitverkoren
OMDAT zij genade 'bij God had ge
vonden, m.a.w. omdat zijl aan God be
haagde, Hem welgevallig en dus ^ei-
lig was.
Hij zegi nog meer. Hij leert ons
nog meer van Maria's onvergelijke-
ïjke deugden. Het geloof is de wor
ld onzer gerechtigheid, onze liefde
moet g roeien uit het geloof. En wat
zegt de H. Schrift nu over 'paria's
ge'ioof? Elisabeth, die haar de ge
zegende onder de vrouwen, de Moe
der des Heeren noemt, prijst haar op
Gods ingeving, uitdrukkelijk om haar
geloof. Zalig gij, die geloofd hebt,
sprak Elisa'oefh tof Maria en die woor-
j'en tP.üfk zij, toen zij1, alwêer volgens
den Bijbel; vervuld was van den H.
Geest.
Nog meer de Bijbel spreekt ons van
Maria s liefde voor Gods woord. En
staat tot tweemaal toe in den Bijbel
dat 7.U fp7ii<;> _,i
sip-cCt. ",c" woord
hahnfw en duizendmaal h'er-
ikbemin HWr?rcl' dit Iaatsïe woord:
ïep'o-ên' r^Vv*; :ni0:g'en> dit nio;eten wij
tj ZIJ/ezus> woorden en al wat
Hem betrof overwoog en bewaarde
xW-npD^rt\Pe Bii|bel leert ons hoe
NEDERIG Maria was - ondanks
ja juist aai haar hëmelbdoge verhef'
iing;. Zie de dienstmaagd. Als zii het
h,uis van hare nicht binnentreedt
wordt zij overladen met eer, h'arê
schreden worden geteekend met won
deren. En haar huwelijk' schildert ons
de bijbel de kuist'hheid van Maria.
Zil was verloofd met Jozef, maar dit
VERLOOFD zijn was volgens d'eoud-
Testamcntisché wetten reeds een hu
welijk, g;af rech't als gehuwden samen
ta lewen. De verloofden worden in
liet Oude Testament dan ook' vaak
reTnJÏÏJï1 en vrouw gfenoeimd gelijk
ook blijkt uit het Evangelie, waar jo
zef ook reeds' tijdens de verloving
met Maria, HAAR man wordt ge
noemd. Dit blijkt ook zeer duidelijk'
uit een plaats van den Bijbel, waar wij
- -- j I lezen, dat een Engel Jozef gerustsiel-
(inzend, en dui-ide, toen hij de teekenen van Maria's'
moederschap bemerkte. De Engel
sprak tot Jozef Jozef wil niet vree
zen, Maria uw vrouw tot U te ne
men. Maria en Jozef waren dus wer
kelijk getrouwd en toch' leefde zij
maagdelijk.
Wij hebben dus gezien, dat onze
Maria-vereering steun genoeg vindt in
den Bijbel, dat daar de stichtingsbrief,
de oorkonde onzer Maria-vereering ligt.
Ook als wij Roomschen de eeuwen
door Maria-liederen zingen, de Bijbel
de woorden leverde voor dien zang.
Ook als wij eerezuilen, gedenkleeke-
nen, triomfbogen oprichten voor Ma
ria, dat dan de Bijbel daarvoor het
bestek en de plannen maakte. En toch
)vall men ons, na liet afslaan van dien
lersten stormloop, opnieuw aan en
komt men met sterker wapens ont
leend aan den Bijbel. Christus zelf
heeft Maria niet geprezen, bij zijn open-
baar leven zwijgt hij over haar of
als hij van haar spreekt dan is het
eerder een terugdringen van Maria dan
op den voorgrond brengen. Men zegt:
Maria w'Orat naast niet meer genoemd
na ae geboorte en de kindschheid van
Jezus.
"Wij kunnen nog meer teksten citee-
ren, die onze tegenstanders verstoeten,
maar hel is niet noodig, indien zij
iets zeggen dan zeggen zij genoeg, meer
dan genoeg. Maar zij zeggen niets,
ansoluul niets ten nadeele van Maria;
integendeel goed begrepen en door
schouwd wanneer wij den dieperen zin
nagaan van net gedrag van Jezus tegen
over zijn Moeder, de beleekenis der
woorden opspeuren uit de omstandig
heden waarin ze gesproken werden,
dan daalt daardoor de grootheid, van
Maria niet, maar zij stijgt er door.
Het is volkomen waar, dat alle plaat
sen van den Bijbel, die rechtstreek^
spreken ten gunste van Maria, vallen
iu den tijd voor Christus' geboorte
en tijdens zijn „verborgen leven".
Daarin valt de Boodschap des Engels,
het bezoek aan Elizabeth, de geboorte
te Belhleliem met de wondere schoon
heden in den eersten Kerstnacht, de
opdracht in den Tetnpel, het leven in
Nazareth, waai Christus aan Maria on
derdanig was. Maar van het oogenblik
al waarop Christus uit de donkerheden
van zijn verborgen leven te voorschijn
Ireedt in oen vollen dag van zijn open
baar leven, van den dag al waarop
hij, zooals (ie Bijbel zegt: begon te
werken en Te leeren, gedurende den
lijd waarin nij de bronnen van zijn
goddelijke wijsheid liet openspringen
naar allen kant, waarin hij de men-
scheJi met verwondering slaat, door
de wonderwerken zijfter almacht, waar
in hij Judea en Galilea rondgaat de
handen geheven ter zegening, weldoen-
do en troostend en genezend, waarin
hij zijn twaalf Apostelen kiest, die een
voudige maar onverzaagde lijfwacht
van zijn Geestelijk Koningschap, waar
in hij zich leerlingen en vrienden
maakt onder alle standen der maat
schappij, waarin hij de oven van god
delijke liefde, die gloeide in zijn lrart,
opent en laat uitschijnen naar buiten;
in dien tijd waarin hij zoo kwistig lis
met opbeurende woorden en lof, blijft
één persoon op den achtergrond, in
do schaduw, komt slechts twee- of
driemaal even naar voren om juist
daardoor nog verder in 't donker terug
te tredendie eene persoon isMaria,
do Moeder van Jezus, de Moeder van
God. i i
Niet gekend is Maria in Jezus'
openbaar leven, dat geven wij desnoods
toe, maar miskend nooit. Vernederd
zou zij worden, maar niet geminacht.
Is zij vernederd dan is het om haar
daardoor juist te verheffen. Ons hart
zegtdat kan niet zijn en ons ver
stand, voorgelicht door het geloof, de
diepte van dit geneim' peilend, zegt:
(iat is cok zoo niet. De houding van
Christus, zijn terughouding, zijn koel
heid heeft een lieperen zin, verkleint
niet Maria's eer, maar vergroot en
verheft die.
Hoe gebeurde dit? Dit zal ons duide
lijk worden door de volgende beschou
wingen.
Dertig jaren lang, tijdens zijn ver
borgen leven, was Christus de zoon
van Maria; dertig jaren lang heeft zijn
goddelijke nabijheid Iiaar verwarmden
dc schatten van genade in haar moe
derhart opgestapeld; dertig jaren lang
heeft 'hij haar Moeder genoemd; maar
toen kwam er een tijd, dat hij dit
niet meer kon en mocht. Toen kwam
.er een lijn, de tijd van zijn openbaar
leven, dat hij niet meer was, niet
meer kon zijn de „Zoon van Maria",
maar ae „Zoon des Menschen", die
niet als een gewoon menschenkind
tegenover een gewone moeder staat,
maar als de „Zoon des Menschen", de
Messias, de menschgeworden Zoon van
Gou, die geen banden van vleesch en
bloed, maar alleen zijn Vader in den
Hemel kent, die alléén kwant om den
wil zijns Vaders te vervullen en ken
baar te maken aan.den mensch. En
als nu bij dat optreden als Zoon des
Mensenen, Maria naast Christus had
geslaan, dan zou haar aanwezigheid
remimend en,verkeerd gewerkt hebben
op het inzicht der menschèn.
Christus openbaar leven moest Ma
ria's verborgen leven inluiden en be
stendigen.
Mccder van God bleef zij, maar de
gloed van dien luister moest gedoord
liggen onder de verborgenheid, om na
jaren des te vuriger naar buiten en
in lichte laaie uit te slaan.
Zelttr, Maria brengt tot de kennis
van haar Zoon, en de Zoon tot de
kennis v. de Moeder, dat zegt ons reeds
Eljzabetn, maar alleen dan, wanneer
de „Moeder Gods" ah zoodanig van te
voren gekend is. En deze kennis ver
onderstelt de kennis van do godheid!
van haar Zoon. Dus eerst moet Jezus
hemebche oorsprong en „Goddelijk"
Kindschap het voorwerp der blijde
boodschap zijn. Bij Elisabeth sproot de
kennis der Moedermaagd en hare ver-
ecrinig voort uil de door goddelijke
ingeving 'Verkregen kennis van
de goddelijkheid van de vrucht haars
lichaams. Maar hoe kon echter Maria
door 't volk in hare ware eigenschap
van Moeder Gods reeds zijn gekend?
Al viel het Maria misschien soms
hard in 't openbaar met Moeder ge
noemd te worden, zij offerde die zoet
heid gaarne aan de eer van God, met
dieper inzjent en warmer gevoel nog
dan Joannes de Dooper zal zij diens
woorden hebben nagezegd: „Hij moet
grooter worden en ik kleiner."
De heiligen- en Maria-vereering
schaadt niet de eere Gods. Dat de en
gelen en heiligen voor ons bidden is
onfeilbaar zeker door het uitdrukke
lijk getuigenis van den Bijbel. Zag de
Apostel Joannes in zijn boek de Open
baring, het laatste Bijbelboek, niét de
21 oudcrljngen in den hemel neerval
len voor het Lam. Zij hadden ieder een
harp en een gouden schaal vol reuk
werk, dat de gebeden, der heiligen zijn,
de smeekingen eens Chrislen's zonde,
door de heiligen aan God ter verhoo-
ririg opgedragen. Neen, de hemel ver
rijkt zich niet mét uitverkorenen om
deze aarde le verarmen. God reept
onze broeders en zusters niet Lot Zich
om hen van ons te vervreemden, in
tegendeel de liefde, waarmede zij op
aarde ons hernjnden, is in den hemel,
nu zij God aanschouwen, van alle zelf
zucht gezuiverd, veredeld, versterkt.
Neen, in den hemel vergelen de ou
ders hun achtergebleven kinderen, de
kjnderen hun ouders, de echlgeuoolezi
hun echlgenoolen, de vrienden hun
vrienden met. Alle gelukzaligen zijn
met ons door de banden der teederste
liefde verbonden 'en daarom zijn zij
zoo bezorgd voor ons tijdelijk én vóór
ons eeuwjg welzijn. Zij zelve liepen
de veilige' naven binnen, maar ons
zjen zij nog ronddobberen op de duis
tere en roerige weieldzee. Ook zij heb
ben den veelal bitteren levensbeker ge
dronken en niet weinigen onder hen
leden schipbreuk, maar grepen nog bij
tijds de reddingsboei der boetvaardig
heid. Ligt het dan niet in ons gevoel
dat 3e heiligen," die met Christus hcer-
sclien, hun gebeden voor de menschen
aan God opdragen? Ligt het dan niet
voor de hand, dat wij hen eeren en
aanroepen? En staat dan niet vooraan
in onze vereering en aanroeping de
Koningin van alle heiligen, de hulp
der Christenen, onze Moeder Gods?
Dat wij Maria en de Heiligen ver
eeren en aanroepen strijdt n.et tegen
het eetste gebod; immers wij „aan-
bjaden' hen niet. Alleen God erken
nen wij als het ongeschapen, oneindig
volmaakt Wezen, het begin en het
einddoel van alle zichtbare en on
zichtbare, de eenige Bron van allegced
Hem alleen zijn de priesters toege
wijd, Hem alleen wordt het „offer"
opgedragen, Hem alleen brengen wij de
hoogste eer ol' aanbidding. Maria en
do Heiligen vereeiea wij alleen aLs
dienaren en vrienden van God. De hul
de, die wij hen brengen, is niet „ge
lijkmatig" met de hulde waardoor wij
God aauoidden. De vereering van Ma
ria en de Heiligen is niet in strijd
met de eer van God. Heelt een
onzer andersdenkende broeders ern
stig gemeend, dat hij door de veree
ring van de moeder of de vrienden
des Konings zich aan miajcsteitsschen-
nig schuldig maakt. Zou hij niet voelen
de onverschilligheid jegens deze per
sonen als een belcediging des Konings
Wij volgen, bij het afsmeeken van
Wéroelsdhie weldaden, denzelfden weg
alsbij Wet verzoeken van gunsten.
Willen wij' 'b.v. van Wet Staatsbestuur
een beirekking, dan zoeken wij; naar
een sniacihtig beschermer.
Maar dan die beelden in de Rootn-
scWe Kerk, die Mariabeelden en de
'beelden der Heiligen, waarvoor de
Rcomscihen ziclT"neerknielen en licht
ontsteken, is dit g!een afgoderij, geen
slag in "h'et ge'ziqhi der Goddelijke
Majesie'it.
De eer aan liet beeld van Maria be
wezen, is niet aan dit BEELD alsof
daa,r een kracht in zou verschuilen,
zooais de heidenschie afgodendienaars
dachten, maar olm' de verbeelding,
om de Christenen aan Maria in te hei
ligen.
Als wij die Keelden versieren,
kussen, er bet" 'hoofd voor ontbloo
tten, er voor neerknielen, dan vereërën
we niet die 'beelden maar hen wier
gelijkenis ze vertaonen.
Christus zelf verklaart in den Bij
bel, dat de heiligen des hemels zullen
zijn als de engelen, toegerust met
dezelfde kennis.
De engelen kennen niet anders, dan
de heiligen wat er opi aarde geoeurt,
Doordat de heiligen en en-
glelen in de zaligheid des hemels God
aanschouwen zien wij opk in ben God
in wiens oneindigheid en eeuwigheid
alles tegenwoordig fe, wanneer men
tot hen bidt Maar, en hier komt bet
op aan, dat weten zij' niet uit zich! zelf.
En nu bestaat de Goddeliike Alwe
tendheid Juist daarin, dat God niet
alleen alles weet, maar ook dat Hij al
les weet UIT ZICH ZELF. Het is
dus een groote dwaasheid te beweren
die Roomschcn zeggen dat Maria en
de Heiligen des Hemels hunne ge
beden kennen, dus schrijven zij en
Maria en de Heiligen goddelijke alwe
tendheid toe. Als God iets 'i
iemand openbaart, laat zien, dan komt
al de eer, die kennis, immer alleen aan
God toe en wordt zoo iemand daar
door niet alwetend in den zin wr-rin
God alwetend is.
En zeg nu niet: Ik kan rechtstreeks
tot God gaan in mijn gebed, ik heb
geen tusschenpersonen noodig. Ze
ker strikt genomen KAN dit, maar dat
noet niets ter zake. Het gaat er hier
niet om of wij tot Maria MOETEN
bidden, maar of wij het MOGEN
doen. En als wij 't ni<' deden zou
hef onnatuurlijk en onverstandig zijn,
zou 't ons wel eens kunnen overko
men, wat aan de vrienden van Job
overkwam. Job's v, ienden hadden zich
om vergeving 'hunner zondige en dwa
ze woorden rechtstreeks tot God ge
wend en toch' nam God hun ge
bed niet aan. Maar de Heer zei tot
Ken: „Gaat liever tot mijn knedït Job
en offert brandoffers voor ulieden en
laat mijn knecht Job' voor U bidden;
want zeker ik zal ZIJN aangezicht
annetoen, opdat ik' aan ulieden niet
dos naar uwe dwaas'hteid." Gotf ver
hoorde dus de vrienden van Job niet,
toen zij direct tot Hem hunne toe-
vludht namen, maar Hij wilde uit
drukkelijk' dat zij de voorspraak' van
zijn dienaar Job zouden inroepen en
toen verhoorde ten de Heer.
der gemeente ALKMAAR
op Donderdag 24 November 1921, 's-
namiddags te 1 uur.
Vervolg.
De VOORZITTER heropent de ver
gadering te ongeveer kwart voor vijf
uur. Do gesloten zitting heeft alzoo
ruim 21/, uur geduurd.
Benoeming Scheikun
digen voor den Keurings
dienst voor Waren.
B. en W. hebben de eer den Raad
hierbij een tweetal aanbevelingen elk
van drie personen te doen toekomen,
met verzoek daaruit een keuze te
doen:
I. Scheikundige tevens plaatsver
vangend directeur:
1. Dr. 0. I. Kruisheer a.d. Amster-
damsche Superphosphaatfabriek, Afd.
Stikstofbinding te Amsterdam, Valeri-
usstraat 142b.
2. H. J. Hellendoorn, Technoloog a.
d Rijksrubberdienst te Delft, Juliana-
laan 4.
3. H. W. van Urk, chef der Marine-
apotheek te Helder.
II. Scheikundige:
1. H. J. Hellendoorn, Technoloog a.
d. Rijksrubberdienst te Delft, Juliana
laan 4.
2. H. J. L. Donker, Assistent in de
Bacteriologie aan de Technische Hoo-
geschool te Delft.
3. Mej. M. W. Fuhri Snetlage, bui
tengewoon ambtenaar a. d. Provin
cialen Keuringsdienst voor Friesland
te Leeuwarden.
Benoemd wordt de heer Dr. C. I.
Kruisheer.
De heer H. J. Hellendoorn en mej.
M. W. Fuhri Snetlage verkregen ieder
9 stemmen Bij de herstemming kregen
beiden weer 9 stemmen. Bij loting
werd nu benoemd Mei. M. W. Fuhri
Snetlage.
Mevr. AukesTimmers heeft het ge
troffen, dat een deskundige op dit ge
bied no. 3 geplaatst wordt.
De Voorzitter geeft dit toe maar de
capaciteiten van de anderen zijn dus
danig, dat deze voorgingen. Ver
der deelt spr. mede, dat de heer Don
ker zijn sollicitatie ingetrokken beeft
wegens benoeming elders.
Benoeming Gemeenteontvanger.
Aanbevolen worden de heeren:
1. L. van der Vegt, hoofdcommies t.
gemeente-secretarie.
2 G. B. Wittewaal, gemeenteontvan
ger te Rijswijk.
De heer Westerhof heeft met belang
stelling het verloop dezer benoeming
gevolgd. Onze fractie keurt het sys
teem af, dat in een democratiseheii
raad niet thuis hoort. De Voorzitter
heeft in een vergadering de wensohe-
lijkheid betoogd, den heer van der
Vegt bij enkele candidaatstelling te
benoemen. Wij waren er tegen. B. en
W. hadden natuurlijk de vrijheid,' den
lieer van der Vegt no. 1 te plaatsen.
Wij hadden de vrijheid een ander naar
voren te brengen. Onze fractie heeft
den burgemeester géschreven, er niet
mee accoord te gaan. Er is wel een
oproep in de, couranten geplaatst
maar niet zooals het gewoonlijk gaat.
Wij zijn nog meer ontstemd, nu er een
voordracht komt, die eigenlijk geen
voordracht is. Men heeft geen onder
zoek ingesteld. Wij zullen dan afgaan
op de stukken van beide èandidaten
en op eigen onderzoek en zullen den
heer Wittewaal stemmen. Spr. ver
wacht, dat het niet meer zal voorko
men. Het is nog nooit in een raad van
Nederland gebeurd. Wij moeten geen
uitzondering maken in dingen die
niet goed zijn. Spr, verwacht, dat de
raad dit systeem afkeurt. Behalve de
heer Oskam zal onze fractie den heer
Wittewaal stemmen, tenzi, er een voor
stel komt om deze voordracht aan te
houden en een onderzoek in te stellen
naar den heer Wittewaal. Spr.'s inlich
tingen luiden gunstig omtrent den
tweeden eandidaat. Wij zullen een
voorstel om deze voordracht aan te
houden steunen. Ook hoopt spr., dat
het salaris niet verhoogd zal worden.
Het is al liooger dan in andere plaat
sen van gelijke grootte. Nogmaals wij
keuren, het. svsteevn ten ^trenjvst.e 'if
Met alle waardeering voor den heet-
van der Vegt, i.ieèuen wij, dat de heei
Wittewaal onze man moet zijn.
De heer H. E. BOSMAN Vindt ook"
het systeem niet goed. Ook komt het
ppr. niet goed voor, dat de heer van.
der Vegt 500 salarisverhooging
eischt. Verder is spr. er voor deze
voordracht aan te houden.
De heer OSKAM is het niet gehee'
eens met den heer Westerhof. Ook de
wijze van voorbereiding keurt spr. al
Spr. hecht aan de informaties van den
heer Westerhof veel waarde. Maar van
den heer van tier Vegt hadden wij het
zelfde kunnen zeggen. De salariskwes
tie vindt spr. van meer belang. AI?
spr. op den heer van der Vegt stemt
dan doet hij dat, als gemeente-ont»
vanger zonder meer. Spr. vindt, dat
het niet aangaat een nieuw onderzoek
in te stellen.
De VOORZITTER merkt op, dat do
heer Westerhof reeds in geheime zik
ting antwoord ontvangen heeft. Spr.
betreurt het, dat de heer Westerhof
dit gedaan heeft.
Beide- candidaten zijn geschikt voor
het ambt. Dat is de hoofdzaak. De op-:
roeping is geplaatst zoodanig dat al
len, die begeerden te sollicitceren, kon
den solliciteeren. Trouwens er waren
50 sollicitanten. B. en W. plaatsten ge
woonlijk geen advertentien in „Het
Volk". De discussie hierover wil spr.
uitstellen tot de begrooting. Dan kun
nen we ook over andere organen spre
ken.
Dan kunnen we een algemeenen re
gel vaststellen. Aan deze zaak is vol
doende publiciteit gegeven.
We zullen van het gewone systeem
alleen dan afwijken, als het gaat met
volle instemming van den Raad.
De heer H. E. BOSMAN stelt voor,
de voordracht aan te houden en een
onderzoek in te stellen naar een en
ander. Dit voorstel wordt verworpen
met 12 tegen 6 stemmen.
Voor stemden de heeren H. E. Bos
man, Westerhof, Veen, Van Drunen,
en Plevier en Mevrouw Westerhofi
Koopal.
Tot ontvanger wordt benoemd dc
heer van der Vegt.
De heer Wittewaar krees: 5 stem
men. Eén stem was ongeldig.
Benoeming verloskundige
Stadsziekenhuis.
B. en W. hebben de eer den Raad
voor te stellen den heer G. Straver,
arts, alhier, te benoemen tot verlos
kundige aan het Stadsziekenhuis op
een jaarwedde van 1000 en wel met
ingang van 1 Mei 1921.
De voorgedragene wordt met alge-
meene stemmen benoemd.
Benoeming onder
wijzeres.
Ter voldoening aan het bepaalde bij
artikel 36, 8e lid der Lager Onder
wijswet 1920, hetwelk ook op het
openbaar „buitengewoon" lager on Ier
wijs toepasselijk is, hebben B. en W.
de eer den Raad voor te dragen:
Mej. W. Wagemaker, onderwijzeres
aan de buitengewone school voor la
ger onderwijs te Dordrecht.
Benoemd wordt de voorgedragene
met algemeene stemmen.
Voorziening in een
vacature in de Com
missie tot vrering van
Schoolverzuim.
Ter voorziening in de vacature van
lid der Commissie tot wering van
schoolverzuim, ontstaan door de ont
slagname van Mr. A. H. Servatius, bie
den B. en W. den Raad ter benoe
ming voor den tijd van drie jaren, in
gaande met den datum van zijn be
sluit het navolgende dubbeltal aan,
opgemaakt door hun College in over
leg met de genoemde Commissie:
1. Mr. G. B. v. d. Feen de Lille.
2. Mr. P. A. Offers.
De heer OSKAM ziet op deze voor
dracht alweer geen sociaal-demo
craat. Als er één afrtreedt. dan is 't:
we kunnen hem niet voorbijloopen.
Dan moet er wéér een van dezelfde
kleur komen. Maar een sociaal-demo
craat komt er niet. Wij stemmen op
den heer Westerhof, onzen eandidaat.
De T*OORZITTER merkt op. lat dit
een uitzonderingsgeval is. Wij ma oen
dat het zeer wenschelijk is 'net Doen
baar Ministerie in deze commissie zit
ting te doen nemen. Die moet de leer
plichtwet behandelen.
De lieer OSKAM ziet de noodzake
lijkheid niet in. Het 0. M. meet zoo
hoog staan, dat het zaken kan behan
delen, die zoo voor hem worden ge
bracht. Wij slikken het zoomaar niét.
De heer LEESBERG vind, tot ar
gument van den heer Oskam zc- r
zwak; dat van B en W. zeer strik.
Het O. AI. tracht de vcreeniging te
steunen, die zorgen moet voor zou
weinig schoolverzuim.
De heer OSKAM Jiooot, dat bij een
volgende gelegcnneid een sociaM-de-
mocraat iu aanmerking komt. Wij ne
men nu onze candjdatuur lérug.
Benoemd wordt dé heer -Mr. G. B
van der Fcen de Lille.
De liter esterliol verk eeg 1 stem.
Benoeming pirouecl
Gemeentelijke Avonds, temt
voor Ambachtslieden en
Schooi vo r voorbereidend
middelbaar technisch on
derwijs
P en W. stellen den Baad uter te
nei.oemrn
1. voor den cursus 1921-22:
a. aan de Gein. Avondschool voer
Ambachtslieden
lot lecraai in de 'Nederlaudselie taal
rui wiskunde den hfc<r F. J. Aukes;
tot lecrnar in de natuurkunde, cleu
heer A. H. Bijleveld;
lot lecraai- in vakteekeneri c'e.i heer
P. J. v. d. List;
loi lccraar in eleelro-tcclinisch Re
kenen den beer F. J. Vorsleiiburg;
b, aan de school voor voorberei
dend middelbaar technisch onderwijs;