0 -°
DE WRAAK I
wfi-CS wJSÊg 3 2
21* fn<g gg
o era 9 O
pc/pooi r=2 o co c
Z»]* g8 a •?"-"«o
oi g w gfc _j= p5
'osS."
a 05 ts3
o-l
"Vs® I g
rfj
°o
S I .s
Cs
O
-Ail
t.» W A P
O- <60—: 5i-C O O
aü a fibia. öüa"
Q
c
2. A-
o
£83
a o
S ^<v
P Q
s»
SLo.
SrlF*
o _o
re Mo
M.
rv -•
en
ff'o.
T
a -i fi&s.
a 9
co o
'cc - -
<S -Ï
to o-»
fi,Vw
IO re 35
2 - O
ëll§
2, a
at 5J C
I- o w
a-
p Tra
<l< pr b'
liif I
t—ccic
o O O
O- O pp.
S- P N tr 0 5
M - Q
(SD
S3
P
pr
I|ra
|2-3
3 '-■ o
in 3 3
oW a
<J 7"^
'j P
|cB
N
ro tr
r©- -1
CD O
ri>
7? FT
C -
P*/S
co CU
5L
°pT
o-r'
50
CfQ C
2
rr v
V >n
0
ro -
*t
f/J
C 2o
cr pr
r g
S-ifi?
Sire
eu
buurt woonden. En wanneer het toeval
mij niet gunstig geweest was,
ZOU ik. het pog niet geweten hebben
Toch schijnt het me toe, dat de mar
kiezin La Rochelandier en haar zeon
tegen de Kerlandec's en de Barban-
prés kunnen opwegen, om van u niet
te spreken."
„Ik moet je zeggen dat die markies
me allesbehalve meegevallen is," riep
Levrault op minachtenden toon. „Wat
voor een naarrj is datVan waar ko
men ze Waar wonen ze Het is de
eerste maal dat ik van die menschen
hoor spreken."
„Ik herhaal," zei Gaspard, „dat ik
niet wist dat de Rochelandiers in het
fend terug waren."
„Dat vind ik wel een beetje zonder
ling, vicomte," zei Laura, ongeduldig
met haar rijzweep spelende. „De mar
kiezin en haar zoon zijn reeds meer dan
drie jaar terug, ge zult geen tijd ge
had hebben, om er naar te informee-
ren
„Men heeft mij verteld dat de mar
kiezin met haar zoon den vorigen win
ter naar Frohsdorf vertrokken waren.
Ook beheoren de Rochelandiers tot
een adel, waarmee ik mij sinds lang
niet meer ophoud."
„Oh, ge houdt u niet meer op met
de RochelandiersIk vermoedde
het, vicomte. Het was duidelijk op te
maken uit de wijze, waarop de markies
u begroet heeft."
„Wat moet dat- alles beteekenen,"
vroeg Levrault, die maar- niet begreep,
waar zijn dochter heen wilde. „Die
markies is een onbeschaamde kerel,
die een goede les verdient. Is het u
ook niet opgevallen, vicomte, dat hij
zich tegenover mij niet gedragen heeft
zooals het te pas komt Dat hangt
den grooten mijnheer uit en ik zou dur
ven wedden, dat ik hier in mijn zak
meer geld heb dan er noodig is om zijn
kasteel en al z'n bezittingen te koopen."
Bij deze woorden haalde hij uit zijn zak
een handvo goudstukken te voor
schijn, die hij luide deed opklinken in
zijn hand. Gaspard, die begreep, dat
Levrault- op zijn hand was, hernam
„De Rochelandiers z lien het mij nooit
vergeven dat ik door partij te kiezen
voor den juli-troon de Vendée tot
kalmte en rust heb gebracht en in het
Westen de laatste hoop van het mid-
deleeuwsche stelsel vernietigd heb
Ze vertegenwoordigen een adel, die
alle nieuwe gedachten vijandig gezind
is, die de vroegere regeeringswijze be
treurt en zich tusschen de oude muren
van zijn kasteelen opsluit. Omdat er
een drietal torens van hun kasteel zijn
overgebleven, meenen ze geroepen te
zijn om de vroegere orde te herstellen.
Praat hen piet van de burgerij, ze heb
ben er een heiligen afkeer van. De
industrie, de jonge koningin der wereld,
verfoeien ze, minachten ze, haten ze.
ge verwarren de burgerij met het ge-
woije volk en voor hen is een groot
industrieel niet meer dan een kleine
koopman-"
„Pat is een, beetje al te sterk," riep
Levrault uit,
„Zoo zijn de Rochelandiers, Ge hebt
daar juist den markies gezien! Zijn op
treden is een onbeschaamdheid Heeft
deze onhandige kerel er een oogenblik
aan gedacht dat hij vóór een der hoog
ste vertegenwoordigers der groot
industrie stond? Ik was er zelf verlogen
tn.ee. Mij is nog jong, misschien een
paar jaar jonger dan ik, maar zou men
piet zeggen, met den markies van Ca-
13ba? te doen te hebben Wat zijn
moeder betreft, die is nog erger dan
de markiezin van Prétinsailie."
„Vicomte," zei Laura, die dit alles
zonder een spier te vertrekken aange
hoord. had, „de markiezin en haar zoon
moeten wel erg veranderd zijn sinds
u hen voor de laatste maal gezien hebt.
Madame La Rochelandier was de be
leefdheid in persoon. Ze kwam mij tege
moet en trok me haast met geweld
naar binnen. Ik weet niet of de markie
zin de burgerij vijandig gezind is, maar
IK weet wel dat zij met grooten eerbied
over mijn vader en over zijn werk
gesproken heeft."
„Dat is maar gelukkig ook," onder
brak haar Levrault, met de hand over
zijn kin strijkende. „Wat meer is
vicomte," vervolgde Laura, „de mar
kiezin heeft mij behandeld met een
correctheid, die ik nooit vergeten zal.
Ik heb nooit geweten dat er zulke be
leefde en voorkomende menschen wa
ren. De jonge markies is wel fier, doch
daar zal hij zijn redenen wel voor
hebben. Ik mag het graag zien dat een
edelman zijn hoofd fier omhoog draagt.
„Juffrouw," antwoordde Gaspard
met een fijn glimlachje, „het is waar,
dat de markiezin een goede moeder is.
Wanneer ge goed nadenkt, zal het niet
moeilijk zijn de reden van haar vleie
rijen te achterhalen."
„Wat wilt ge daarmee zeggen, vi
comte Dat men in mij den rijkdom
van mijn vader ziet Wanneer ik
naar de oorzaken van de vleierijen der
markiezin moest zoeken, zou ik mis
schien dezelfde oorzaken vinden, die de
belangstelling hebben gaande gemaakt
van Barbanpré en de Kerlandec
en nog anderen."
Woedend en bleek als de dood stond
Gaspard op. Levrault, die nog bleeker
dan Gaspard was geworden, keek beur
telings den vicomte en zijn dochter
aan. Hij kon niet begrijpen dat hetgeen
er onder zijn oogen gebeurde werkelijk
heid was. Hij meende te droomen.
„Maar blijf toch zitten, vicomte,"
hernam Laura. „Ik heb u in 't geheel
niet willen beleedigen. Ik heb uw be
langeloos optreden nooit in twijfel
getrokken. Blijf zitten, ik wil niet,
dat we zoo afscheid nemen. Wanneer
ik misschien woorden gesproken heb,
die kwetsend voor u waren, wêes dan
zoo goed mij te vergeven."
„Zoo wil ik het zien," riep Levrault,
als uit een droom ontwakende. „Maar
wat scheelt jullie Geef elkaar de hand,
kinderenlaat de Rochelandiers loo-
pen."
Gaspard zelf meende dat hij gered
was. Hij nam de hand van het meisje
en wilde, ze kussen. Doch op ijskouden
toon hernam Laura „Vicomte, zouden
we nu niet eens. over den duivelsweg
spreken
Gaspard huiverde en trok zijn hand
terug.
„Juffrouw," zeide hij, zich tot bloe
dens toe op de lippen bijtende, „ik ga
heen en iaat u aan uw nieuwe vrienden
over. Ik hoop dat het u nooit herouwen
zal mij zoo onwaardig behandeld te
hebben. Aldus is de mensch met een
edel hart, dit voor al zijn getrouwheid
slechts ondankbaarheid tot loon ge
kregen heeft."
Hij verdween als een orkaan. Niet
dat hij de partij opgaf, maar hij begreep
dat er een groote slag moest geslagen
worden. Hij twijfelde er geen oogenblik
aan, dat Levrault hem zou laten terug
roepen, maar voelde de noodzakelijk
heid zijn zenuwen te ontspannen en
over de middelen, die zijn nederlaag
zouden moeten uitwisschen, na te den
ken.
Het is moeilijk de verbazing van den
groot-industrieel te beschrijven. De
eerste beweging die hij maakte was in
de richting van de deur, waardoor Gas
pard verdwenen was. Maar het was,
of zijn voeten aan den vloer genageld
waren, hij kon geen stap verzetten
Hij wilde hem terugroepen, doch een
ijzeren greep knelde hem de keel toe.
Laura lag op den c'ivan en sloeg zenuw
achtig met haar rijzweep op haar ama
zonerok.
„De duivel hale die Rochelandiers.
riep Levrault eindelijk z edend van
toorn. „Wat gebeurt hier toch alle
maal Waar is de vicomte Ongeluk
kige die ik ben En te zeggen dat ik
mij twee maandenlang uitgesloofd heb
om hem te bewerken Ik had alle be
zwaren overwonne_n. Hij stond op het
punt mij zijn schoonvader te noemen
Nog drie maanden en ik zou baron ge
weest zijn Spreek op, wat heeft hij
je misdaan? Voor jou zou hij verzaakt
hebben aan di armoede, die hij steeds
zoo bemind heeft. Hij brak zijn aan
juffrouw de Chanteplure gegeven be-
fte, hij stemde er in toe e man te
worden. En juist op dit gewichtige
oogenblik kom je hem kwaad maken
en beleedigen. M^est ie aldus je dank
baarheid toonen
r Toen de woede van Levrault een
beetje bedaard was, begon Laura
haar avontuur van stukje tot beetje
te vertellen, en hoe het 8 komen was,
dat zij de goede trouw van Gaspard
in twijfel had getrokken.
Naar de maan met het kasteel
La" Rochelandier," riep Levrault, toen
zij uitgesproken was. „Ik begrijp niet,
hoe je in dat uilennest terecht geko
men bent. De vicomte heeft gelijk, men
zal 't hem nooit vergeven, dat hij zich
aan de zijde van den grooten burger
koning geschaard heeft. Het zou me
niet verwonderen, wanneer je fameuse
markiezin en haar zoon kwaad over
Gaspard gesproken hebben. Maar bij
mij moeten ze niet met praatjes voor
den dag komen. In mijn oogen is de
Montflanquin de eerlijkheid zelve.
Waarom zou Jolibois hem anders de
bloem van den adel genoemd hebben
Waarom zou de Kerlandec en de Bar^
banpré hem anders tot in de wolken
verheffen?"
„Maar vader, waarom barstte de
markiezin dan in zoo'n luiden schater
lach uit, toen ik de namen van die twee
noemde
„Dat is ook een vraag, loop heen
met je markiezin 1 Ik ga op staanden
voet Gaspard opzoeken. Een Levrault
kan zonder schaamte een afstammeling
van de Boudewijns en de Lusignans
achterna loopen."
Laura plaatste zich in haar volle
lengte voor de deur van het salon.
Zij hield evenzeer aan haar markies
als Levrault aan zijn vicomte. Ze had
alleen maar toegegeven aan haar vader,
toen het haar duidelijk was dat Gas
pard de eenige goede partij van heel
Bretagne was. Hoewel ze er feitelijk
weinig om gaf een jongen knappen man
te huwen, gaf ze er toch nog minder
om met èen verloopen vicomte te trou
wen. De schellen waren haar van de
oogen gevallen. Ze begreep, dat de
Montflanquin met den adellijken stand
niets had uit te staan. De verbazing
van Gaspard, toen Gaston op het tapijt
verscheen, de hooghartige houding van
den markies tegenover Gaspard, had
haar alles duidelijk gemaakt. Levrault
had mooi praten niets te willen hooren
en zijn plannen door te zetten, ten
slotte slaagde Laura er in hem het zwij
gen op te leggen.
„Alles wat ik u vraag," zei ze, „is
enkel, voorzichtig te handelen, zonder
u te overhaasten. In plaats van den
vicomte achterna te loopen, zou u veel
beter doen stilletjes thuis te blijven.
Hij zal terugkomen, twijfel er geen
oogenblik aan. Vanavond, of uiterlijk
morgen is hij weer hier. Houd hem goed
in het oog en wees op uw hoede, ik ben
er zeker van, dat ge hem binnen de
week zijn congé zult geven."
Levrault moest zich hierbij tegen
wil en dank neerleggen. De dag eindigde
allesbehalve prettig, het diner was
allervervelendst. De groot-industrieel
die door de aanwezigheid van Gaspard
niet meer opgevrooiijkt werd, schold
op zijn ondergeschikten en zette er
een drietal aan de deur. Zijn vertrouwen
dat een oogenblik geschokt was, kreeg
langzamerhand zijn vroegere vastheid
weer terug. Hij begreep niet hoe men
ie Montflanquin zoo had kunnen be
lasteren. Hij had heel den avond ge
hoopt dat Gaspard terug zou komen,
maar zijne hoop bleek ijdel te zijn. D
ongelukkige Levrault werd er zenuw
achtig van en verviel in een somber,
melancholieke stemming. Hij ging ka
mer in, kamer uit en vorwenschte dr
La RuohelanJiei-s.
VI
Na een twintigtal keeren omgekeken
ie hebben, of iemand hem terug zou
r epen, kwam de vicomte eindelijk
in opgewondenstemmjng thuis Galaor
herkende hem bijna niet meer en
vreesde elk oogenblik, aan de deur ge
zet te worden. Vooral tegen diner-tijd
voelde de vicomte hst nijpende van
zijn toestand. Sinds drie maanden had
hij thuis niet meer gegeten en zijn huis
houding was niet meer op het bereiden
van diners berekend. Galaor kookte
zijn eigen potie en stelde geen hoope
'elschen. Hij leefde van rooi en stroope.
rij. Hij haalde de eieren uit de kippen-
hokken van de omliggende landerijen,
ving konijnen en hazsn en leed in niets
gebrek. De eenige schotel, waarmee
Gaspard zijn honger dien middag kon
stillen, was een gebraden konijn, dat
de jonge knecht voor zichzelf had
klaargemaakt.
Toen hij het konijn opgepeuzeld had,
gaf hij zich aan zijn sombere gedach
ten over. Plotseling voelde hij een hand
op zijn schouder. Zijn oogen schitterden
van vreugde, dat kon niemand anders
zijn dan Levrault. Gaspard draaide het
hoofd om en keek in de oogen van
Jolibois.
„Welnu, vicomte," zei de notaris
vroolijk, „hoe ver staan de zaken
Moeten we nog lang op de duiten van
onzen schoonvader wachten
„Alles is verloren," antwoordde de
vicomte, zich hulpeloos in zijn stoel
latende vallen.
„Hoezoo," riep Jolibois verwonderd
uit, terwijl hij aan zijn tachtig duizend
francs dacht, „verkoop geen gekheid."
„Neen, daar heb ik thans geen zin
in. Alles is verloren, zeg ik je, we zijn
geruïneerd, bestolen. De Rochelandiers
zijn op het tooneel verschenen."
Jolibois maakte een sprong zijwaarts
alsof er een bom onder hem was ge
sprongen.
,,'t Is om krankzinnig te worden,"
hernam de vicomte. „En te zeggen dat
ik drie maanden lang heb gezwoegd
om alles tot een goed einde te brengen,
en dat ik op het punt was te overwin
nen I Ik had reeds den mond geopend
om het beslissende woord te spreken,
toen zijn dochter met den iongen de
Rochelandier binnenkwam."
„Maar," stampvoette Jolibois, „heb
je dan geen rekening met mijn in
structies gehouden
„Je houdt me toch zeker niet voor
een kind," antwoordde Gaspard. „Eeni
ge uren geleden wisten de Levraults
nog niét dat er Rochelandiers beston
den. Ik had alle mogelijke maatregelen
getroffen om deze de Rochelandiers
ver van La Trélade te houden. Een
toeval heeft die dwaze Laura bij het
kasteel gebracht en de markiezin
heeft zich als een spin op een vlieg op
haar geworpen."
„Het is een zeer erg geval, vicomte,
de markiezin zal" over u gesproken
hebben."
„En zal me niet gespaard hebben 1
Hoewel er niets op me te zeggen valt I
De de Rochelandiers zijn mij steeds
vijandig gezind geweest. Daarenboven
heeft de markiezin er een te groot
belang bij, om mij in het verderf te
storten."
„Het is een ernstig geval," zei Joli
bois weer, het hoofd schuddend.
„Wanneer het alleen om mijn belan
gen ging, zou het mij betrekkelijk wei
nig kunnen sehelen. Ik heb alies ter
wille van jou gedaan. Jolibois, en heb
alleen Jouw belanden voor oogen geh d.
Uit me zelf zou ik me nooit vernederd
hebben om de millioenen en de dochter
van een lakenkoopman na te loopen.
Alieen mijn vriendschap en mijn dank
baarheid jegens jou hebben mij er toe
doen besluiten. Het ergste is dat je
weer des te langer op het geld, dat ik
je schuldig ben, zal moeten wachten."
„Maar vRomte, ge wilt toch niet
zeggen dat ik alRcn-jmijn belangen ver r
oogen had, toen ik u Levrault aanwees.
Ge zult toch zeker mijn oprechtheid
niet in twijfel trekken en niet denken,
at ik mij ten uwen koste wilde ver
rijken
Ik herhaai," hernam de vicomte,
het hoefd achterover werpende, „dat
een Montflanquin er niet op uit is rijk
dommen te verzamelem. Alleen voor u,
Jolibois, heb ik dergelijke dwaasheden
uitgehaald."
,,En ik herhaal dat ik alleen uw be
langen wilde behartigen en uw toe
komst wilde verzekeren" zei Jolibois.
Jj.'t Is al een heel tijdje geleden, dat ik
je dat geld schuldig ben," hernam Gas
pard op minder hooghartigen toon.
,Laat ons in 's-hemelsnaam daai
niet meer van spreken."
„Zoo, dus wilt ge mij nog eeniy
weken uitstel geven, beste Jolibois?"
„Ja, ja, en nu geen woord meer
daarover. Vertel me eerst eens wat er
gebeurd is na de terugkomst van
juffrouw Levrault."
Gaspard vertelde hem alles van stuk
je tot beetje, zonder de kleinste omstan
digheid over te slaan.
„Goede hemel," riep Jolibois einde
lijkuit, „de zaken staan er veel minder
slecht voor, dan ik eerst gedacht had.
Weineen, alles is nog niet verloren,
vicomte. Alleen de dochter is onze
tegenstandster, de vader is nog op onze
zijde."
„Ja, dat had ik ook eerst gedacht
en ik had er vast op gerekend, dat
Levrault mij achterna gekomen zou
zijn, toen ik La Trélade verliet. Maar
ik heb me leelijk vergist. Neen, neen.
de Levraults zijn voor ons verloren,
de Rocheian ters zijn de overwinnaars."
„Nog niet, vicomte, nog niet. Zoo
lang ik er nog ben zal hun overwinning
n.et zoo gemakkelijk zijn. We zullen
in elk geval met eer en roem de neder
laag lijden en zullen de wapens slechts
neerleggen na dapper gestreden te
hebben. Vooruit, nieuwen moed ge
schept en opnieuw aan 't werk Van
daag is het onze nederlaag bij Waterloo
geweest, morgen is het misschien de
dag onzer overwinning van Austerlitz."
„Goede, edele Jolibois," zei Gaspard
door zijn tranen heen, „heb je een
middel gevonden om weer in het bezit
van je geld te komen
„Ja, ik heb een middel gevonden
om den naam de Montflanquin nieuwen
luister bij te zetten."
De twee mannen vielen bijna in
eikaars armen van geluk.
„Toe, zeg mij het middel, spreek op,"
drong Gaspard aan.
„Onder het dessert zullen wij de
zaak nader besprekenmaar vi
comte," zei Jolibois, even zijn blikken
over de tafel latende gaan, „is dat ge
heel uw diner
Toen de vicomte de oogen neersloeg
en niet antwoordde, riep de notaris
uit :,,Het mag niet gezegd worden, dat
Ik den laatsten afstammeling van een
a lellijke familie aan zoo'n schrale
tafel heb laten zitten. Galaor, loop naar
buiten, haal er wat te eten en te drin
ken en kom spoedig terug." Bij deze
woorden stopte hij Galaor wat geld in
de hand.
Een uur later kwam Galaor met een
grooten voorraad levensmiddelen terug.
Het diner had een vroolijk verloop
de twee mannen aten elk voor twee.
Onder het dessert zette Jolibois zijn
plannen uiteen. Het kwam er op aan
zich door een stout stuk meester van
den toestand te maken. Jolibois nam
den groot-industriëel voor Zijn reke
ning. Hij zou er voor zorgen, dat de
vicomte de oude plaats op La Trélade
terugkreeg en dat de markiezin en haar
zoon verachtelijke wezens voor Le
vrault werden. Ondertusschen moest
Gaspard zich voor Laura op de knieën
werpen en alles op zijn manier trachten
goed te praten. Hij moest tevens een
vurige onweerstaanbare liefdesverkla
ring afleggen.
Gaspard, die zijn plichten als gast
heer uitstellend kende had Jlib is
uitgeni digd dien nacht op het kasteel
te blijven 1 ^geeren Aangezien liet bui
ten was beginnen te regenen had de
n tiris aan de uitn diring rev 1
gsgeven Na 'S-morgens de restantjes
van het diner van den vorigen dag
opgegeten te hebben, vertrikken J r li -
bais en Gaspard naar La Trélade
Gaspard te voet en Jolibois te paard
Jolibois dacht na over de woorden, die
aij tegenover Levrault zou gebruike'n.
Toen hij o-p ongeveer een half uur af
stand van La Trélade was, kwam er
plotseling een zonderlinge uitdrukking
op zijn gelaat. Een duivelsche gedachte
schoot door zijn geest.
VII
Toen Jolibois opstond had hij zoo'n
goeden kijk niet meer op de zaken als
den dag te voren. De slaap en lang
durig nadenken hadden water in zijn
wijn gegoten. Naarmate het beslissende
ooj>«nbii^ naderde, schenen ook de
moeilijkheden grooter en talrijker te
worden. Hij was er minder zeker van
dan ooit, dat hij zijn tachtig duizend
francs nóg zou terug krijgen. Hij had
er Gaspard echter niets van gezegd,
want dan zou deze de moed in de
schoenen zinken. Het scheen hem een
verloren zaakje toe. De markiezin
was een geslepen vrouw, Laura was in
't geheel niet dom en Levrault zou
onbetwistbaar achterdocht gekregen
hebben. Maar, wanneer Levrault den
vicomte wantrouwde, dan moest ook
zijn vertrouwen in den man, die den
vicomte op La Trélade gebracht had,
eveneens geschokt zijn. Eens moest
de waarheid toch voor den dag komen.
Maar nu de steen eenmaal aan 't rollen
was gebracht, kon men hem niet zoo
gemakkelijk meer ophouden. Zijn tach
tig duizend! rancs stonden hem voort
durend voor den geest. Van den ande
ren kant was hij er bang voor dat hij
Levrault als klant zou verliezen en
dat ten slotte hij alleen de dupe van de
historie zou zijn. Hij was vlak bij La
Trélade gekomen, hij zag reeds de roode
pannen van 't dak door het gebladerte
schitteren, hij hoorde reeds het geblaf
der honden en het gehinnik der paar
den. Hij was bijna hopeloos, want hij
wist nog altijd niet hoe hij de zaak
moest aanpakken. Toen hij La Trélade
echter zag liggen, helderde zijn gezicht
plotseling op en wierp hij een minach
tenden blik op het beneden hem lig
gende kasteel.
Etienne Jolibois was een van die men
schen, die niets te winnen of te verlie
zen hebben en die ongestraft alles kun
nen ondernemen. Hij zou zijn plannen
doorzetten, ona' hankelijk van Gas
pard de Montflanquin, hij zou den
strijd tegen de Rochelandiers opnemen
en er alleen voor zorgen, dat er zooveel
mogelijk geld in zijn zak vloeide.
Terwijl Jolibois zich ten strijde uit
rustte, was Levrault aan de diepste
wanhoop ten prooi.' Hij had 's-nachts
geen oog dicht gedaan en de dag zag
er voor hem even somber uit als de
nacht. De zon stond reeds hoog aan
den hemel, doch de vicomte was nog
niet verschenen.' Levrault had heel
den morgen op den weg, die naar
Montflanquin liep, geslenterd. Als
Laura hem niet bewaakt had, zou hij
zonder eenigen twijfel naar Gaspard
gegaan zijn.
„Je ziet het nu zelf," zei hij zeer
terneergeslagen, „dat de vicomte niet
meer terug komt. Men bèleedigt niet
ongestraft een Montflanquin, de vi
comte is voor ons' verloren."
„Stel u gerust, vader, hij zal terug
komen," antwoordde Laura, zeker van
haar zaak.
Levrault schudde het hoofd en
weende om den verloren schoonzoon.
Na het ontbijt had hij zich in zijn ka
mer teruggetrokken. Laura kwam
voortdurend op de zaak terug, zoodat
hij ten laatste niet meer wist wat hij
er van denken moe,st. Soms scheen
hem Gaspard onschuldig als een kind
toe, soms ook vroeg hij zich af of zijn
dochter geen gelijk had. Soms zag hij
Gaspard .op den rug van hooge golven
tot aan de wolken gedragen, soms zag
ij hem op het punt van in een afgrond
neergestort te wor 'ei.
Neen. neen d .t is niet mogelijk,"
riep plotseling de o d-lakenkoopman
-net een'hard gebaar de s-ookbeelden
it zijn geest trachtende te verjagen.
Een Montflanq in heeft nog nooit
iemand bedrogen. Daarenboven laat
een Levrault zich niet bedriegen,
ik ben ook niet van gisteren. Wanneer
Gaspard anders moest zijn dan hij
iterlijk schijnt dan zou ik dat zelf wel
ontdekt hebben en dan zou mij iemand
anders dat niet behoeven te komen
zeggen. Het is een ridder zonder vrees
of blaam. Waarom zou Jolibois
hem anders toch met ons in aanraking
gebracht hebben Welk belang had
die er toch mee Jolibois is toch een
eerlijk man, ik ken hem en hij kent
mij. Hij zou nooit een man van twijfel-
achtigen levenswandel in mijn huis
gebracht hebben. Neen neen, het Is
onmogelijk Ik zal den laster als een
steng onder mün hiel verpletteren
de vicomte zal mijn schoonzoon wor-
den."
En ditmaal vast besloten zich niet
meer door zijn dochter te laten om
praten, maakte hij zich gereed om naar
de Montflanquin te gaan. Plotseling
hoorde hij echter een haastigen stap
op de trap. „Hij is het, hier is hij," riep
Levrault buiten zichzelf van vreugde.
Tegelijk met het geluid der stappen
hoorde hij een gebroken naar adem
snakkende stem die zei: „Waar is mijn
heer Levrault Laar me bij hem
Ik moet hem zien, ik moet hem spre
ken, er is geen seconde te verliezen
Levrault dacht, dat er brand op La
Trélade uitgebroken was en snelde de
kamer uit. Hij liep vlak in de armen van
Jolibois, dien hij nauwelijks herkende.
Zijn schoenen en zijn broek waren met
slijk bedekt, zijn das hing los om zijn
hals, zijn kleeren waren in wanorde.
Zijn haren en zijn baard waren in de
war. Er was iets vreemds in zijn oogen,
in zijn gelaatstrekken en in zijn houding
iets zonderlings, dat Levrault met ont
zetting vervulde.
„Kom ik nog op tijd Is er al iets
beslist," riep Jolibois als een stormram
de kamer binnenvliegende. „Als ik te
laat ben, ben ik da grootste misdadiger
der wereld. Dan ben ik de man die u
in het verderf gestort heeft."
„In het verderf," riep Levrault ver-
bléékend, „in het verderf. Wat wilt ge
daarmee zeggen Is er sprake van La
Trélade aan te vallen? Ik dacht dat
de vicomte een eind aan de burger
twisten gemaakt had."
„Spreek, mijnheer Levrault, spreek,"
hernam Jolibois, „is er nog niets be
slist Laat me toch niet langer in die
vr selijke onzekerheid, heb medelijden
met mij."
„.Maar wat is er gaande," riep Le
vrault nog meer verbaasd uit. „Wat
is er dan gebeurd? Hoe kan ik u uit
die onzekerheid helpen als ik niet weet
waarover het gaat
„Dat is waar ook," sloeg Jolibois
zich met de hand tegen het voorhoofd.
„Ik geloof dat ik mijn verstand ver
loren heb. Vergeef me, mijnheer. Ik
kom regelrecht van Nantes. Ik heb
acht uren gaans in vijf kwartier te
paard afgelegd om u te redden, wanneer
er nog van redden sprake kan zijn.
Mijn paard is aan uw hek buiten adem
neergevallen. Ik geloof niet dat het nog
zal opstaan. Edel dier, het begreep
dat het geluk van Levrault en zijn doch
ter er mee gemoeid waren."
„Maar kom in 's-hemelsnaam ter
zake, Jolibois. Ge begrijpt niet hoe ik
van nieuwsgierigheid bran.d. Wanneer
ge een ander paard noodig hebt, kunt
ge er tien uit mijn stal krijgen. Verklaar
u nader, welk gevaar bedreigt ons
„Aanstonds mijnheer. Zeg me eerst
of ik nog op tijd kom om u uit den af
grond te trekken, waarin ik u heb doen
neerstorten. Het contract is geteekend,
maar het kan alleen van waarde zijn
na de inzegening van het huwelijk.
Is alles afgeloopen Is de teerling ge
worpen Ben ik een misdadiger?
Antwoord, 'is het huwelijk reeds inge
zegend
,Welk huwelijk," vroeg Levrault een
weinig gerustgesteld.
Maar mijnheer, natuurlijk het hu
welijk van uw dochter met Gaspard de
Montflanquin Geheel Bretagne heeft
er den mond vol van."
Tot eenig antwoord haalde Levrault
de schouders op, stak zijn handen in
de zakken van zijn huisjas en ging in
het vertrek op en neer als een ijsbeer
in zijn kooi.
„Zoo, dus is het huwelijk nog niet
ingezegend," vroeg Jolibois. wiens ge
zicht begon op te helderen. „Zoo, is
dus uw dochter nog niet door den hei
ligen eed van het huwelijk met den vi
comte verbonden
„Weineen, mijn beste," antwoordde
Levrault, „het huwelijk heeft niet
plaats gehad. Vanwaar komt gij
Wie heeft u die dwaasheden verteld
(Wordt vervolgd.)
Heb je dan niet gehoord, wat er bij
Lammers aan de hand is," vroeg Piet
Heuffels, vooroverleunend over het
tafeltje, waaraan hij met zijn vriend
zat.
„Neen," antwoordde deze.
„Hoe is het mogelijk Het Is In d#
heele streek bekend."
De ander lachte.
„Ik kom weinig in het dorp en da
jongens en meiden weten wel, dat zij
mij niet met allerlei praatjes aan het
hoofd moeten malendaar hou ik
niet van."
„Ja," knikte Piet „Zóó zal het zijn
ze weten allemaal wel, wat er rondgaat,
maar niemand heeft het jou verteld.".
„Wat is er dan hij Steven Lammers
„Zijn boeltje moet verkocht wor«
den."
„Wat zeg je daar
„Zie je wel, dat je toch nog weï
belang stelt in wat er in het dorp ge
beurt i
„Daar wist ik niets van 1 Arme ke«
rel
„En arme vrouw en kinderen
„Hoe is dat zoo gekomen Jk wisfl
wel, dat het hem niet al te best gingji
maar ik dacht toch niet, dat het zó4
ver komen zou met hem."
„Dat dacht niemand. Hij heeft vais
het begin af aan tegenspoed gehad f-
langzamerhand is hij achteruit ge
boerd en nu is dit het slot."
„Als hij nu een dronkaard of een
speler was..,."
„Neen, dat is hij niethet is, alsof
er een noodlot rust op alles wat hij
doet."
De beide mannen keken op bij het
hooren van een ongeduldige stem, dia
den kastelein om een nieuw glas bie»
vroegzij zagen aan het tafeltje naast
het hunne een lange man zitten met een
somber gezicht, gebruind door de zon j
hij knikte even, toen de kastelein het
schuimende bier voor hem neerzetta
en zat daarna weer onbewegelijk met
onverschilligen blik voor zich uit t«
turen.
„Zit die daar al lang," vroeg Piet
Heuffels, zijn stem dempend, om niet
door den vreemde gehoord te wordenj
„Ik weet het niet, ik heb er niet op
gelet." -
„Een norsche vent!"
„Dat schijnt wel zoo
„Zou hij gehoord hebben, waar wij
het over hadden
,,'t Is mogelijk; je had ook wel wat
zachter kunnen spreken,"
„Och, een geheim Ï3 het toch vqoi
niemand meer 1"
Eenige oogenblikken later stond de
lange vreemdeling op en verliet, na
zijn vertering betaald te hebben, da
dorpsherberg, waar de beide vrienden
nog wat bleven praten.
Het was donker geworden flauwtjes
vertoonden zich hier en daar zacht-
flikkerende sterren, die trachtten met
haar licht het zwart van den hemel ta
doorborenverwijderd klompengeklots,
dat hard opklonk in de omringende
stilte, deed vermoeden, dat alle dag
werk nog niet afgeloopen was en op
een hoeve in de buurt nog late bedrij
vigheid heerschte.
De vreemde bleef een oogenblik
weifelend staan op den straatweg, toen
sloeg hij rechtsaf en verwijderde zich
met vlugge, vaste schreden van da
herberghij liep door, doelbewust,
totdat hij een afgelegen huis bereikte,
waarvan slechts één enkel venster ver
licht wasvoorzichtig lichtte hij da
klink op van het hekje, dat toegang
tot het omringende erf gaf an na
derde de woning, zijn voeten zacht
neerzettend, om niet door gerucht ma
ken de aandacht op zijn komst t«
vestigen.
Het tot hem doordringend» geluld
van stemmen deed hem plotseling
stilstaan en aandachtig luisterenhij
kende de inrichting van het huls en
begreep, dat de sprekenden zich niet
ineen verlichte kamer aan de straatzijde
bevonden, maar in de donkere keuken^