0 -° DE WRAAK I wfi-CS wJSÊg 3 2 21* fn<g gg o era 9 O pc/pooi r=2 o co c Z»]* g8 a •?"-"«o oi g w gfc _j= p5 'osS." a 05 ts3 o-l "Vs® I g rfj °o S I .s Cs O -Ail t.» W A P O- <60—: 5i-C O O aü a fibia. öüa" Q c 2. A- o £83 a o S ^<v P Q s» SLo. SrlF* o _o re Mo M. rv -• en ff'o. T a -i fi&s. a 9 co o 'cc - - <S -Ï to o-» fi,Vw IO re 35 2 - O ëll§ 2, a at 5J C I- o w a- p Tra <l< pr b' liif I t—ccic o O O O- O pp. S- P N tr 0 5 M - Q (SD S3 P pr I|ra |2-3 3 '-■ o in 3 3 oW a <J 7"^ 'j P |cB N ro tr r©- -1 CD O ri> 7? FT C - P*/S co CU 5L °pT o-r' 50 CfQ C 2 rr v V >n 0 ro - *t f/J C 2o cr pr r g S-ifi? Sire eu buurt woonden. En wanneer het toeval mij niet gunstig geweest was, ZOU ik. het pog niet geweten hebben Toch schijnt het me toe, dat de mar kiezin La Rochelandier en haar zeon tegen de Kerlandec's en de Barban- prés kunnen opwegen, om van u niet te spreken." „Ik moet je zeggen dat die markies me allesbehalve meegevallen is," riep Levrault op minachtenden toon. „Wat voor een naarrj is datVan waar ko men ze Waar wonen ze Het is de eerste maal dat ik van die menschen hoor spreken." „Ik herhaal," zei Gaspard, „dat ik niet wist dat de Rochelandiers in het fend terug waren." „Dat vind ik wel een beetje zonder ling, vicomte," zei Laura, ongeduldig met haar rijzweep spelende. „De mar kiezin en haar zoon zijn reeds meer dan drie jaar terug, ge zult geen tijd ge had hebben, om er naar te informee- ren „Men heeft mij verteld dat de mar kiezin met haar zoon den vorigen win ter naar Frohsdorf vertrokken waren. Ook beheoren de Rochelandiers tot een adel, waarmee ik mij sinds lang niet meer ophoud." „Oh, ge houdt u niet meer op met de RochelandiersIk vermoedde het, vicomte. Het was duidelijk op te maken uit de wijze, waarop de markies u begroet heeft." „Wat moet dat- alles beteekenen," vroeg Levrault, die maar- niet begreep, waar zijn dochter heen wilde. „Die markies is een onbeschaamde kerel, die een goede les verdient. Is het u ook niet opgevallen, vicomte, dat hij zich tegenover mij niet gedragen heeft zooals het te pas komt Dat hangt den grooten mijnheer uit en ik zou dur ven wedden, dat ik hier in mijn zak meer geld heb dan er noodig is om zijn kasteel en al z'n bezittingen te koopen." Bij deze woorden haalde hij uit zijn zak een handvo goudstukken te voor schijn, die hij luide deed opklinken in zijn hand. Gaspard, die begreep, dat Levrault- op zijn hand was, hernam „De Rochelandiers z lien het mij nooit vergeven dat ik door partij te kiezen voor den juli-troon de Vendée tot kalmte en rust heb gebracht en in het Westen de laatste hoop van het mid- deleeuwsche stelsel vernietigd heb Ze vertegenwoordigen een adel, die alle nieuwe gedachten vijandig gezind is, die de vroegere regeeringswijze be treurt en zich tusschen de oude muren van zijn kasteelen opsluit. Omdat er een drietal torens van hun kasteel zijn overgebleven, meenen ze geroepen te zijn om de vroegere orde te herstellen. Praat hen piet van de burgerij, ze heb ben er een heiligen afkeer van. De industrie, de jonge koningin der wereld, verfoeien ze, minachten ze, haten ze. ge verwarren de burgerij met het ge- woije volk en voor hen is een groot industrieel niet meer dan een kleine koopman-" „Pat is een, beetje al te sterk," riep Levrault uit, „Zoo zijn de Rochelandiers, Ge hebt daar juist den markies gezien! Zijn op treden is een onbeschaamdheid Heeft deze onhandige kerel er een oogenblik aan gedacht dat hij vóór een der hoog ste vertegenwoordigers der groot industrie stond? Ik was er zelf verlogen tn.ee. Mij is nog jong, misschien een paar jaar jonger dan ik, maar zou men piet zeggen, met den markies van Ca- 13ba? te doen te hebben Wat zijn moeder betreft, die is nog erger dan de markiezin van Prétinsailie." „Vicomte," zei Laura, die dit alles zonder een spier te vertrekken aange hoord. had, „de markiezin en haar zoon moeten wel erg veranderd zijn sinds u hen voor de laatste maal gezien hebt. Madame La Rochelandier was de be leefdheid in persoon. Ze kwam mij tege moet en trok me haast met geweld naar binnen. Ik weet niet of de markie zin de burgerij vijandig gezind is, maar IK weet wel dat zij met grooten eerbied over mijn vader en over zijn werk gesproken heeft." „Dat is maar gelukkig ook," onder brak haar Levrault, met de hand over zijn kin strijkende. „Wat meer is vicomte," vervolgde Laura, „de mar kiezin heeft mij behandeld met een correctheid, die ik nooit vergeten zal. Ik heb nooit geweten dat er zulke be leefde en voorkomende menschen wa ren. De jonge markies is wel fier, doch daar zal hij zijn redenen wel voor hebben. Ik mag het graag zien dat een edelman zijn hoofd fier omhoog draagt. „Juffrouw," antwoordde Gaspard met een fijn glimlachje, „het is waar, dat de markiezin een goede moeder is. Wanneer ge goed nadenkt, zal het niet moeilijk zijn de reden van haar vleie rijen te achterhalen." „Wat wilt ge daarmee zeggen, vi comte Dat men in mij den rijkdom van mijn vader ziet Wanneer ik naar de oorzaken van de vleierijen der markiezin moest zoeken, zou ik mis schien dezelfde oorzaken vinden, die de belangstelling hebben gaande gemaakt van Barbanpré en de Kerlandec en nog anderen." Woedend en bleek als de dood stond Gaspard op. Levrault, die nog bleeker dan Gaspard was geworden, keek beur telings den vicomte en zijn dochter aan. Hij kon niet begrijpen dat hetgeen er onder zijn oogen gebeurde werkelijk heid was. Hij meende te droomen. „Maar blijf toch zitten, vicomte," hernam Laura. „Ik heb u in 't geheel niet willen beleedigen. Ik heb uw be langeloos optreden nooit in twijfel getrokken. Blijf zitten, ik wil niet, dat we zoo afscheid nemen. Wanneer ik misschien woorden gesproken heb, die kwetsend voor u waren, wêes dan zoo goed mij te vergeven." „Zoo wil ik het zien," riep Levrault, als uit een droom ontwakende. „Maar wat scheelt jullie Geef elkaar de hand, kinderenlaat de Rochelandiers loo- pen." Gaspard zelf meende dat hij gered was. Hij nam de hand van het meisje en wilde, ze kussen. Doch op ijskouden toon hernam Laura „Vicomte, zouden we nu niet eens. over den duivelsweg spreken Gaspard huiverde en trok zijn hand terug. „Juffrouw," zeide hij, zich tot bloe dens toe op de lippen bijtende, „ik ga heen en iaat u aan uw nieuwe vrienden over. Ik hoop dat het u nooit herouwen zal mij zoo onwaardig behandeld te hebben. Aldus is de mensch met een edel hart, dit voor al zijn getrouwheid slechts ondankbaarheid tot loon ge kregen heeft." Hij verdween als een orkaan. Niet dat hij de partij opgaf, maar hij begreep dat er een groote slag moest geslagen worden. Hij twijfelde er geen oogenblik aan, dat Levrault hem zou laten terug roepen, maar voelde de noodzakelijk heid zijn zenuwen te ontspannen en over de middelen, die zijn nederlaag zouden moeten uitwisschen, na te den ken. Het is moeilijk de verbazing van den groot-industrieel te beschrijven. De eerste beweging die hij maakte was in de richting van de deur, waardoor Gas pard verdwenen was. Maar het was, of zijn voeten aan den vloer genageld waren, hij kon geen stap verzetten Hij wilde hem terugroepen, doch een ijzeren greep knelde hem de keel toe. Laura lag op den c'ivan en sloeg zenuw achtig met haar rijzweep op haar ama zonerok. „De duivel hale die Rochelandiers. riep Levrault eindelijk z edend van toorn. „Wat gebeurt hier toch alle maal Waar is de vicomte Ongeluk kige die ik ben En te zeggen dat ik mij twee maandenlang uitgesloofd heb om hem te bewerken Ik had alle be zwaren overwonne_n. Hij stond op het punt mij zijn schoonvader te noemen Nog drie maanden en ik zou baron ge weest zijn Spreek op, wat heeft hij je misdaan? Voor jou zou hij verzaakt hebben aan di armoede, die hij steeds zoo bemind heeft. Hij brak zijn aan juffrouw de Chanteplure gegeven be- fte, hij stemde er in toe e man te worden. En juist op dit gewichtige oogenblik kom je hem kwaad maken en beleedigen. M^est ie aldus je dank baarheid toonen r Toen de woede van Levrault een beetje bedaard was, begon Laura haar avontuur van stukje tot beetje te vertellen, en hoe het 8 komen was, dat zij de goede trouw van Gaspard in twijfel had getrokken. Naar de maan met het kasteel La" Rochelandier," riep Levrault, toen zij uitgesproken was. „Ik begrijp niet, hoe je in dat uilennest terecht geko men bent. De vicomte heeft gelijk, men zal 't hem nooit vergeven, dat hij zich aan de zijde van den grooten burger koning geschaard heeft. Het zou me niet verwonderen, wanneer je fameuse markiezin en haar zoon kwaad over Gaspard gesproken hebben. Maar bij mij moeten ze niet met praatjes voor den dag komen. In mijn oogen is de Montflanquin de eerlijkheid zelve. Waarom zou Jolibois hem anders de bloem van den adel genoemd hebben Waarom zou de Kerlandec en de Bar^ banpré hem anders tot in de wolken verheffen?" „Maar vader, waarom barstte de markiezin dan in zoo'n luiden schater lach uit, toen ik de namen van die twee noemde „Dat is ook een vraag, loop heen met je markiezin 1 Ik ga op staanden voet Gaspard opzoeken. Een Levrault kan zonder schaamte een afstammeling van de Boudewijns en de Lusignans achterna loopen." Laura plaatste zich in haar volle lengte voor de deur van het salon. Zij hield evenzeer aan haar markies als Levrault aan zijn vicomte. Ze had alleen maar toegegeven aan haar vader, toen het haar duidelijk was dat Gas pard de eenige goede partij van heel Bretagne was. Hoewel ze er feitelijk weinig om gaf een jongen knappen man te huwen, gaf ze er toch nog minder om met èen verloopen vicomte te trou wen. De schellen waren haar van de oogen gevallen. Ze begreep, dat de Montflanquin met den adellijken stand niets had uit te staan. De verbazing van Gaspard, toen Gaston op het tapijt verscheen, de hooghartige houding van den markies tegenover Gaspard, had haar alles duidelijk gemaakt. Levrault had mooi praten niets te willen hooren en zijn plannen door te zetten, ten slotte slaagde Laura er in hem het zwij gen op te leggen. „Alles wat ik u vraag," zei ze, „is enkel, voorzichtig te handelen, zonder u te overhaasten. In plaats van den vicomte achterna te loopen, zou u veel beter doen stilletjes thuis te blijven. Hij zal terugkomen, twijfel er geen oogenblik aan. Vanavond, of uiterlijk morgen is hij weer hier. Houd hem goed in het oog en wees op uw hoede, ik ben er zeker van, dat ge hem binnen de week zijn congé zult geven." Levrault moest zich hierbij tegen wil en dank neerleggen. De dag eindigde allesbehalve prettig, het diner was allervervelendst. De groot-industrieel die door de aanwezigheid van Gaspard niet meer opgevrooiijkt werd, schold op zijn ondergeschikten en zette er een drietal aan de deur. Zijn vertrouwen dat een oogenblik geschokt was, kreeg langzamerhand zijn vroegere vastheid weer terug. Hij begreep niet hoe men ie Montflanquin zoo had kunnen be lasteren. Hij had heel den avond ge hoopt dat Gaspard terug zou komen, maar zijne hoop bleek ijdel te zijn. D ongelukkige Levrault werd er zenuw achtig van en verviel in een somber, melancholieke stemming. Hij ging ka mer in, kamer uit en vorwenschte dr La RuohelanJiei-s. VI Na een twintigtal keeren omgekeken ie hebben, of iemand hem terug zou r epen, kwam de vicomte eindelijk in opgewondenstemmjng thuis Galaor herkende hem bijna niet meer en vreesde elk oogenblik, aan de deur ge zet te worden. Vooral tegen diner-tijd voelde de vicomte hst nijpende van zijn toestand. Sinds drie maanden had hij thuis niet meer gegeten en zijn huis houding was niet meer op het bereiden van diners berekend. Galaor kookte zijn eigen potie en stelde geen hoope 'elschen. Hij leefde van rooi en stroope. rij. Hij haalde de eieren uit de kippen- hokken van de omliggende landerijen, ving konijnen en hazsn en leed in niets gebrek. De eenige schotel, waarmee Gaspard zijn honger dien middag kon stillen, was een gebraden konijn, dat de jonge knecht voor zichzelf had klaargemaakt. Toen hij het konijn opgepeuzeld had, gaf hij zich aan zijn sombere gedach ten over. Plotseling voelde hij een hand op zijn schouder. Zijn oogen schitterden van vreugde, dat kon niemand anders zijn dan Levrault. Gaspard draaide het hoofd om en keek in de oogen van Jolibois. „Welnu, vicomte," zei de notaris vroolijk, „hoe ver staan de zaken Moeten we nog lang op de duiten van onzen schoonvader wachten „Alles is verloren," antwoordde de vicomte, zich hulpeloos in zijn stoel latende vallen. „Hoezoo," riep Jolibois verwonderd uit, terwijl hij aan zijn tachtig duizend francs dacht, „verkoop geen gekheid." „Neen, daar heb ik thans geen zin in. Alles is verloren, zeg ik je, we zijn geruïneerd, bestolen. De Rochelandiers zijn op het tooneel verschenen." Jolibois maakte een sprong zijwaarts alsof er een bom onder hem was ge sprongen. ,,'t Is om krankzinnig te worden," hernam de vicomte. „En te zeggen dat ik drie maanden lang heb gezwoegd om alles tot een goed einde te brengen, en dat ik op het punt was te overwin nen I Ik had reeds den mond geopend om het beslissende woord te spreken, toen zijn dochter met den iongen de Rochelandier binnenkwam." „Maar," stampvoette Jolibois, „heb je dan geen rekening met mijn in structies gehouden „Je houdt me toch zeker niet voor een kind," antwoordde Gaspard. „Eeni ge uren geleden wisten de Levraults nog niét dat er Rochelandiers beston den. Ik had alle mogelijke maatregelen getroffen om deze de Rochelandiers ver van La Trélade te houden. Een toeval heeft die dwaze Laura bij het kasteel gebracht en de markiezin heeft zich als een spin op een vlieg op haar geworpen." „Het is een zeer erg geval, vicomte, de markiezin zal" over u gesproken hebben." „En zal me niet gespaard hebben 1 Hoewel er niets op me te zeggen valt I De de Rochelandiers zijn mij steeds vijandig gezind geweest. Daarenboven heeft de markiezin er een te groot belang bij, om mij in het verderf te storten." „Het is een ernstig geval," zei Joli bois weer, het hoofd schuddend. „Wanneer het alleen om mijn belan gen ging, zou het mij betrekkelijk wei nig kunnen sehelen. Ik heb alies ter wille van jou gedaan. Jolibois, en heb alleen Jouw belanden voor oogen geh d. Uit me zelf zou ik me nooit vernederd hebben om de millioenen en de dochter van een lakenkoopman na te loopen. Alieen mijn vriendschap en mijn dank baarheid jegens jou hebben mij er toe doen besluiten. Het ergste is dat je weer des te langer op het geld, dat ik je schuldig ben, zal moeten wachten." „Maar vRomte, ge wilt toch niet zeggen dat ik alRcn-jmijn belangen ver r oogen had, toen ik u Levrault aanwees. Ge zult toch zeker mijn oprechtheid niet in twijfel trekken en niet denken, at ik mij ten uwen koste wilde ver rijken Ik herhaai," hernam de vicomte, het hoefd achterover werpende, „dat een Montflanquin er niet op uit is rijk dommen te verzamelem. Alleen voor u, Jolibois, heb ik dergelijke dwaasheden uitgehaald." ,,En ik herhaal dat ik alleen uw be langen wilde behartigen en uw toe komst wilde verzekeren" zei Jolibois. Jj.'t Is al een heel tijdje geleden, dat ik je dat geld schuldig ben," hernam Gas pard op minder hooghartigen toon. ,Laat ons in 's-hemelsnaam daai niet meer van spreken." „Zoo, dus wilt ge mij nog eeniy weken uitstel geven, beste Jolibois?" „Ja, ja, en nu geen woord meer daarover. Vertel me eerst eens wat er gebeurd is na de terugkomst van juffrouw Levrault." Gaspard vertelde hem alles van stuk je tot beetje, zonder de kleinste omstan digheid over te slaan. „Goede hemel," riep Jolibois einde lijkuit, „de zaken staan er veel minder slecht voor, dan ik eerst gedacht had. Weineen, alles is nog niet verloren, vicomte. Alleen de dochter is onze tegenstandster, de vader is nog op onze zijde." „Ja, dat had ik ook eerst gedacht en ik had er vast op gerekend, dat Levrault mij achterna gekomen zou zijn, toen ik La Trélade verliet. Maar ik heb me leelijk vergist. Neen, neen. de Levraults zijn voor ons verloren, de Rocheian ters zijn de overwinnaars." „Nog niet, vicomte, nog niet. Zoo lang ik er nog ben zal hun overwinning n.et zoo gemakkelijk zijn. We zullen in elk geval met eer en roem de neder laag lijden en zullen de wapens slechts neerleggen na dapper gestreden te hebben. Vooruit, nieuwen moed ge schept en opnieuw aan 't werk Van daag is het onze nederlaag bij Waterloo geweest, morgen is het misschien de dag onzer overwinning van Austerlitz." „Goede, edele Jolibois," zei Gaspard door zijn tranen heen, „heb je een middel gevonden om weer in het bezit van je geld te komen „Ja, ik heb een middel gevonden om den naam de Montflanquin nieuwen luister bij te zetten." De twee mannen vielen bijna in eikaars armen van geluk. „Toe, zeg mij het middel, spreek op," drong Gaspard aan. „Onder het dessert zullen wij de zaak nader besprekenmaar vi comte," zei Jolibois, even zijn blikken over de tafel latende gaan, „is dat ge heel uw diner Toen de vicomte de oogen neersloeg en niet antwoordde, riep de notaris uit :,,Het mag niet gezegd worden, dat Ik den laatsten afstammeling van een a lellijke familie aan zoo'n schrale tafel heb laten zitten. Galaor, loop naar buiten, haal er wat te eten en te drin ken en kom spoedig terug." Bij deze woorden stopte hij Galaor wat geld in de hand. Een uur later kwam Galaor met een grooten voorraad levensmiddelen terug. Het diner had een vroolijk verloop de twee mannen aten elk voor twee. Onder het dessert zette Jolibois zijn plannen uiteen. Het kwam er op aan zich door een stout stuk meester van den toestand te maken. Jolibois nam den groot-industriëel voor Zijn reke ning. Hij zou er voor zorgen, dat de vicomte de oude plaats op La Trélade terugkreeg en dat de markiezin en haar zoon verachtelijke wezens voor Le vrault werden. Ondertusschen moest Gaspard zich voor Laura op de knieën werpen en alles op zijn manier trachten goed te praten. Hij moest tevens een vurige onweerstaanbare liefdesverkla ring afleggen. Gaspard, die zijn plichten als gast heer uitstellend kende had Jlib is uitgeni digd dien nacht op het kasteel te blijven 1 ^geeren Aangezien liet bui ten was beginnen te regenen had de n tiris aan de uitn diring rev 1 gsgeven Na 'S-morgens de restantjes van het diner van den vorigen dag opgegeten te hebben, vertrikken J r li - bais en Gaspard naar La Trélade Gaspard te voet en Jolibois te paard Jolibois dacht na over de woorden, die aij tegenover Levrault zou gebruike'n. Toen hij o-p ongeveer een half uur af stand van La Trélade was, kwam er plotseling een zonderlinge uitdrukking op zijn gelaat. Een duivelsche gedachte schoot door zijn geest. VII Toen Jolibois opstond had hij zoo'n goeden kijk niet meer op de zaken als den dag te voren. De slaap en lang durig nadenken hadden water in zijn wijn gegoten. Naarmate het beslissende ooj>«nbii^ naderde, schenen ook de moeilijkheden grooter en talrijker te worden. Hij was er minder zeker van dan ooit, dat hij zijn tachtig duizend francs nóg zou terug krijgen. Hij had er Gaspard echter niets van gezegd, want dan zou deze de moed in de schoenen zinken. Het scheen hem een verloren zaakje toe. De markiezin was een geslepen vrouw, Laura was in 't geheel niet dom en Levrault zou onbetwistbaar achterdocht gekregen hebben. Maar, wanneer Levrault den vicomte wantrouwde, dan moest ook zijn vertrouwen in den man, die den vicomte op La Trélade gebracht had, eveneens geschokt zijn. Eens moest de waarheid toch voor den dag komen. Maar nu de steen eenmaal aan 't rollen was gebracht, kon men hem niet zoo gemakkelijk meer ophouden. Zijn tach tig duizend! rancs stonden hem voort durend voor den geest. Van den ande ren kant was hij er bang voor dat hij Levrault als klant zou verliezen en dat ten slotte hij alleen de dupe van de historie zou zijn. Hij was vlak bij La Trélade gekomen, hij zag reeds de roode pannen van 't dak door het gebladerte schitteren, hij hoorde reeds het geblaf der honden en het gehinnik der paar den. Hij was bijna hopeloos, want hij wist nog altijd niet hoe hij de zaak moest aanpakken. Toen hij La Trélade echter zag liggen, helderde zijn gezicht plotseling op en wierp hij een minach tenden blik op het beneden hem lig gende kasteel. Etienne Jolibois was een van die men schen, die niets te winnen of te verlie zen hebben en die ongestraft alles kun nen ondernemen. Hij zou zijn plannen doorzetten, ona' hankelijk van Gas pard de Montflanquin, hij zou den strijd tegen de Rochelandiers opnemen en er alleen voor zorgen, dat er zooveel mogelijk geld in zijn zak vloeide. Terwijl Jolibois zich ten strijde uit rustte, was Levrault aan de diepste wanhoop ten prooi.' Hij had 's-nachts geen oog dicht gedaan en de dag zag er voor hem even somber uit als de nacht. De zon stond reeds hoog aan den hemel, doch de vicomte was nog niet verschenen.' Levrault had heel den morgen op den weg, die naar Montflanquin liep, geslenterd. Als Laura hem niet bewaakt had, zou hij zonder eenigen twijfel naar Gaspard gegaan zijn. „Je ziet het nu zelf," zei hij zeer terneergeslagen, „dat de vicomte niet meer terug komt. Men bèleedigt niet ongestraft een Montflanquin, de vi comte is voor ons' verloren." „Stel u gerust, vader, hij zal terug komen," antwoordde Laura, zeker van haar zaak. Levrault schudde het hoofd en weende om den verloren schoonzoon. Na het ontbijt had hij zich in zijn ka mer teruggetrokken. Laura kwam voortdurend op de zaak terug, zoodat hij ten laatste niet meer wist wat hij er van denken moe,st. Soms scheen hem Gaspard onschuldig als een kind toe, soms ook vroeg hij zich af of zijn dochter geen gelijk had. Soms zag hij Gaspard .op den rug van hooge golven tot aan de wolken gedragen, soms zag ij hem op het punt van in een afgrond neergestort te wor 'ei. Neen. neen d .t is niet mogelijk," riep plotseling de o d-lakenkoopman -net een'hard gebaar de s-ookbeelden it zijn geest trachtende te verjagen. Een Montflanq in heeft nog nooit iemand bedrogen. Daarenboven laat een Levrault zich niet bedriegen, ik ben ook niet van gisteren. Wanneer Gaspard anders moest zijn dan hij iterlijk schijnt dan zou ik dat zelf wel ontdekt hebben en dan zou mij iemand anders dat niet behoeven te komen zeggen. Het is een ridder zonder vrees of blaam. Waarom zou Jolibois hem anders toch met ons in aanraking gebracht hebben Welk belang had die er toch mee Jolibois is toch een eerlijk man, ik ken hem en hij kent mij. Hij zou nooit een man van twijfel- achtigen levenswandel in mijn huis gebracht hebben. Neen neen, het Is onmogelijk Ik zal den laster als een steng onder mün hiel verpletteren de vicomte zal mijn schoonzoon wor- den." En ditmaal vast besloten zich niet meer door zijn dochter te laten om praten, maakte hij zich gereed om naar de Montflanquin te gaan. Plotseling hoorde hij echter een haastigen stap op de trap. „Hij is het, hier is hij," riep Levrault buiten zichzelf van vreugde. Tegelijk met het geluid der stappen hoorde hij een gebroken naar adem snakkende stem die zei: „Waar is mijn heer Levrault Laar me bij hem Ik moet hem zien, ik moet hem spre ken, er is geen seconde te verliezen Levrault dacht, dat er brand op La Trélade uitgebroken was en snelde de kamer uit. Hij liep vlak in de armen van Jolibois, dien hij nauwelijks herkende. Zijn schoenen en zijn broek waren met slijk bedekt, zijn das hing los om zijn hals, zijn kleeren waren in wanorde. Zijn haren en zijn baard waren in de war. Er was iets vreemds in zijn oogen, in zijn gelaatstrekken en in zijn houding iets zonderlings, dat Levrault met ont zetting vervulde. „Kom ik nog op tijd Is er al iets beslist," riep Jolibois als een stormram de kamer binnenvliegende. „Als ik te laat ben, ben ik da grootste misdadiger der wereld. Dan ben ik de man die u in het verderf gestort heeft." „In het verderf," riep Levrault ver- bléékend, „in het verderf. Wat wilt ge daarmee zeggen Is er sprake van La Trélade aan te vallen? Ik dacht dat de vicomte een eind aan de burger twisten gemaakt had." „Spreek, mijnheer Levrault, spreek," hernam Jolibois, „is er nog niets be slist Laat me toch niet langer in die vr selijke onzekerheid, heb medelijden met mij." „.Maar wat is er gaande," riep Le vrault nog meer verbaasd uit. „Wat is er dan gebeurd? Hoe kan ik u uit die onzekerheid helpen als ik niet weet waarover het gaat „Dat is waar ook," sloeg Jolibois zich met de hand tegen het voorhoofd. „Ik geloof dat ik mijn verstand ver loren heb. Vergeef me, mijnheer. Ik kom regelrecht van Nantes. Ik heb acht uren gaans in vijf kwartier te paard afgelegd om u te redden, wanneer er nog van redden sprake kan zijn. Mijn paard is aan uw hek buiten adem neergevallen. Ik geloof niet dat het nog zal opstaan. Edel dier, het begreep dat het geluk van Levrault en zijn doch ter er mee gemoeid waren." „Maar kom in 's-hemelsnaam ter zake, Jolibois. Ge begrijpt niet hoe ik van nieuwsgierigheid bran.d. Wanneer ge een ander paard noodig hebt, kunt ge er tien uit mijn stal krijgen. Verklaar u nader, welk gevaar bedreigt ons „Aanstonds mijnheer. Zeg me eerst of ik nog op tijd kom om u uit den af grond te trekken, waarin ik u heb doen neerstorten. Het contract is geteekend, maar het kan alleen van waarde zijn na de inzegening van het huwelijk. Is alles afgeloopen Is de teerling ge worpen Ben ik een misdadiger? Antwoord, 'is het huwelijk reeds inge zegend ,Welk huwelijk," vroeg Levrault een weinig gerustgesteld. Maar mijnheer, natuurlijk het hu welijk van uw dochter met Gaspard de Montflanquin Geheel Bretagne heeft er den mond vol van." Tot eenig antwoord haalde Levrault de schouders op, stak zijn handen in de zakken van zijn huisjas en ging in het vertrek op en neer als een ijsbeer in zijn kooi. „Zoo, dus is het huwelijk nog niet ingezegend," vroeg Jolibois. wiens ge zicht begon op te helderen. „Zoo, is dus uw dochter nog niet door den hei ligen eed van het huwelijk met den vi comte verbonden „Weineen, mijn beste," antwoordde Levrault, „het huwelijk heeft niet plaats gehad. Vanwaar komt gij Wie heeft u die dwaasheden verteld (Wordt vervolgd.) Heb je dan niet gehoord, wat er bij Lammers aan de hand is," vroeg Piet Heuffels, vooroverleunend over het tafeltje, waaraan hij met zijn vriend zat. „Neen," antwoordde deze. „Hoe is het mogelijk Het Is In d# heele streek bekend." De ander lachte. „Ik kom weinig in het dorp en da jongens en meiden weten wel, dat zij mij niet met allerlei praatjes aan het hoofd moeten malendaar hou ik niet van." „Ja," knikte Piet „Zóó zal het zijn ze weten allemaal wel, wat er rondgaat, maar niemand heeft het jou verteld.". „Wat is er dan hij Steven Lammers „Zijn boeltje moet verkocht wor« den." „Wat zeg je daar „Zie je wel, dat je toch nog weï belang stelt in wat er in het dorp ge beurt i „Daar wist ik niets van 1 Arme ke« rel „En arme vrouw en kinderen „Hoe is dat zoo gekomen Jk wisfl wel, dat het hem niet al te best gingji maar ik dacht toch niet, dat het zó4 ver komen zou met hem." „Dat dacht niemand. Hij heeft vais het begin af aan tegenspoed gehad f- langzamerhand is hij achteruit ge boerd en nu is dit het slot." „Als hij nu een dronkaard of een speler was..,." „Neen, dat is hij niethet is, alsof er een noodlot rust op alles wat hij doet." De beide mannen keken op bij het hooren van een ongeduldige stem, dia den kastelein om een nieuw glas bie» vroegzij zagen aan het tafeltje naast het hunne een lange man zitten met een somber gezicht, gebruind door de zon j hij knikte even, toen de kastelein het schuimende bier voor hem neerzetta en zat daarna weer onbewegelijk met onverschilligen blik voor zich uit t« turen. „Zit die daar al lang," vroeg Piet Heuffels, zijn stem dempend, om niet door den vreemde gehoord te wordenj „Ik weet het niet, ik heb er niet op gelet." - „Een norsche vent!" „Dat schijnt wel zoo „Zou hij gehoord hebben, waar wij het over hadden ,,'t Is mogelijk; je had ook wel wat zachter kunnen spreken," „Och, een geheim Ï3 het toch vqoi niemand meer 1" Eenige oogenblikken later stond de lange vreemdeling op en verliet, na zijn vertering betaald te hebben, da dorpsherberg, waar de beide vrienden nog wat bleven praten. Het was donker geworden flauwtjes vertoonden zich hier en daar zacht- flikkerende sterren, die trachtten met haar licht het zwart van den hemel ta doorborenverwijderd klompengeklots, dat hard opklonk in de omringende stilte, deed vermoeden, dat alle dag werk nog niet afgeloopen was en op een hoeve in de buurt nog late bedrij vigheid heerschte. De vreemde bleef een oogenblik weifelend staan op den straatweg, toen sloeg hij rechtsaf en verwijderde zich met vlugge, vaste schreden van da herberghij liep door, doelbewust, totdat hij een afgelegen huis bereikte, waarvan slechts één enkel venster ver licht wasvoorzichtig lichtte hij da klink op van het hekje, dat toegang tot het omringende erf gaf an na derde de woning, zijn voeten zacht neerzettend, om niet door gerucht ma ken de aandacht op zijn komst t« vestigen. Het tot hem doordringend» geluld van stemmen deed hem plotseling stilstaan en aandachtig luisterenhij kende de inrichting van het huls en begreep, dat de sprekenden zich niet ineen verlichte kamer aan de straatzijde bevonden, maar in de donkere keuken^

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1921 | | pagina 7