i GOUD EN ADELDOM J
tttLKXI
s-'li
ÜSItïSS
IFh
„Hoor eens hier, zusje," zei de oud
ste, „ik heb alleen maar willen zeggen
dat je er verkeerd aan doet, je jong
hartje zoo gauw open te stellen voor
den eersten den besten jongen man
met een goed uiterlijk. Wat weet je nu
eigenlijk van hem? Hij is blijkbaar
'n degelijke fatsoenlijke jongen en
natuurlijk geen onontwikkelde, anders
was hij geen verlofsofficier. Maar méér
weet je ook niet, te weinig althans, om
zoo openlijk met hem ingenomen te zijn.
Zijn optreden kon wel wat meer door
dacht wezen hij maakt op mij soms
dn indruk dat hij op 'n avontuur uit is.
En wat is zijn maatschappelijke posi
tie
„C-unst, wie denkt daar nu zoo gauw
aan
,,'n Verstandig meisje natuurlijk.
Gesteld dat je werkelijk van hem ging
houden, dan was 't toch beter eerst
te weten of pa hem accepteeren zou
Ma'ar jij met je negentien jaren
Och kindje, ik zou maar gauw gaan
ilapen en droom vannacht maar niet
te veel van den luitenant...."
't Blonde kopje der jongste zuster
lag reeds lang met gesloten oogen op
't kussen, toen Bets nog wakker zat
te peinzen, met de handen gevouwen
in haar schoot en 'n zachten glimlach
op haar lief gezicht
't Regiment had 't dorp weer verla
ten en zich verspreid over de uitge
strekte heide, waar de groote slag ge
leverd werd. De zon gloeide in 'n
strakken hemel en de roodgebrande
soldatenkoppen waren vuil van stof
en zweet. De manschappen verlangden
naar 't slot der zware manoeuvres-
dagen en toen eindelijk over de paarse
vlakte 't signaal weerklonk, dat het
staken der oefeningen verkondigde,
kwam op menig bedrukt gezicht de
opgewekte lach terug.
Dien nacht bleef 't regiment op de
heide kampeeren en den volgenden
morgen zou de terugtocht naar de gar
nizoensplaats worden aanvaard. In 't
dorp waar zij ingekwartierd waren ge
weest, zouden de troepen een dag en een
nacht overblijven om uit te rusten van
de geleden vermoeienis en krachten te
verzamelen voor den komenden langen
marsch.
Lang uitgestrekt in de zachte heide,
die nog warm afstraalde den gloed van
den zon-heeten dag, lag luitenant Merk-
hof en naast hem zat zijn oppasser.
„Ben je blij, Dolf, dat het er op
*it
„Ja..M ofschoon.... de manoeu
vres zijn me dezen keer wel meegevallen.
„En 't oppassersschap
„Is me goed bekomen."
„Wil je rooken, Dólf
„Asjeblieft, luitenant."
Ze zwegen een poos en van Bergen
Iceek op naar den wijden sterrenhemel.
,,'n Nacht om te droomen en te dich
ten."
„Droomen kan ik wel," zuchtte de
Jonge officier, „maar het dichten moet
ik aan jou overlaten, 'k Zou anders
graag 'n vers maken."
„Op dit heerlijk firmament 7'
„Neen, op 'n lief jong meisje."
„Van „HuizeWelvaren" misschien
„Ja, o, 'n schat, zeg Jij als oppasser
%ad geen gelegenheid kennis met de
dames te maken dat komt er van
als je geen militairist wilt zijn. Jij zat
Schoenen te poetsen in de schuur en ik
had de voldoening 'n wit voetje te
krijgen bij de lieve burgemeesters
dochter. Je hebt ze natuurlijk ook ge
zien
„Ja, gesproken zelfs."
„Misschien kwam ze je 'n kop kof
fie brengen Ze voelt veel voor den
minderen man Arme kerelWat denk
je van haar?"
,,'t Beste, 't Schijnt me 'n heel aardig
meisje toe. Aardig is eigenlijk geen
woord voor haar. Zij is lieftallig, doch
haar bekoorlijkheid komt meer uit de
diepte, 't Is 'n afspiegeling van haar
mooi, innerlijk leven...."
„Goeie genade, Dolf, wat heb jij al 'n
diepgaande studie van haar gemaakt
Maar je hebt gelijk. In 't eerst lijkt ze
wat gewoontjes, maar later peil je de
tigenliike diepte en dan wordt alles
weer overheerscht door haar gezonde
vroolijkheid. En mooi, kolossaal mooi,
hè
„Nou, wat dat betreft..... ze is
lief, maar geen schoonheid."
„Kerel, hoe kun je 't zeggen 1 Ik
dweep met goüd-blond
„En ze is donker?!"
Luitenant Merkhof keek zijn oppas
ser even verbouwereerd aan. Toen
klonk zijn lach luid over de heide.
„Flauwe vent, ik bedoel natuurlijk
de jongste De oudste Heere, ik had
soms net 'n gevoel alsof ze mijn tante
was. Ik vind ze totaal ongenietbaar."
„O!...."
Van Bergen volgde met peinzenden
blik den rook van zijn sigaar, 't Was
heerlijk op de heide. Na de hitte van
den wolkeloozen zomerdag was de
avond 'n milde verkwikking. Vanuit
de verte klonk zacht de muziek der
regimentskapel, die de manschappen
op 'n concert onthaalde. Boven hem
flonkerde 't uitspansel met zijn tal-
looze, vriendelijke lampjes....
„Zeg Henri
„Ja, Dolf?"
„Dat is nog 'n heel jong meisje."
„Negentien."
„Maak er geen gekheid mee, kerel.
Dat zou 'k hoogst onverantwoordelijk
vinden, 't Is 'n brave familie. Ik heb
weinig respect voor dergelijke avontuur
tjes. 'n Menschenhart is 'n te kostbaar
ding, om er onnadenkend mee te spelen.
En flirt, bahDaar moet een
man van eer niet aan meedoen."
„Hoho, zedenmeester; wie zegt,
dat ik gekheid maak Integendeel,
't is ernst, hoor Ik ben vast van plan
als we op „Welvaren" komen wij
worden er weer ingekwartierd met
den ouden heer te praten."
„Zoo.... 't zou 'n aardig slot zijn
van de manoeuvres. Tenminsteals
je den slag won.'k Ga 'n eindje wande
len."
„Liever alleen Ga je 'n gedicht
maken? Gelukkige kerel, 'k wou dat 'k
ook artiest was 1"
6
„Nou, dat noem ik met de deur
in huis vallen Overigenskijk 's
hier, jongeman, daar zijn bezwaren,
overwegende bezwaren."
Luitenant Merkhof keek 'n weinig
bedrukt in 't gelaat van den burge
meester. De oude heer zag er niet zeer
tegemoetkomend uit. De kleine, don
kere oogen in 't groote, gladgeschoren
gezicht met vele plooien, keken zoo
doordringend en om de dunne lippen
speelde 'n bijna spottend laohje. D"V
zou toch geen blauwtje voor 'm opzit
ten 'n Mooie boel
De heer Breeland liep met de handen
op den rug door den stijf-deftig gemeu-
bileerden salon en ging voort op 'n ge-
moedelijk-overtuigenden toon, als
sprak hij tot de raadsleden zijner ge
meente „Ik zeg bezwaren. Op de eer
ste plaats zijt gij en mijn dochter nog
erg jong. Een-en-twintig, nietwaar
Te jong, mijn vriend, werkelijk te jong.
In mijn tijd maakten wij eerst carrière
en dan zagen wij uit naar 'n meisje."
„Pardon
„Ik althans deed dat. U bent student
in de rechten, op 't oogenblik reserve
officier dus zoolang de mobilisatie
duurt ligt uwe studie stil en daarna
zullen er nog eenige jaren voorbijgaan,
eer u in de praktijk bent..Voelt u,
voelt u wel U bent van goeden huize,
zeker, zeker, en uw persoon, voor zoove
ik u ken 'k zou natuurlijk nog moger.
informeeren bevalt mij óók we!
maar, zooals ik zei, uw beider jeugt
in verband met uw positie is 'n over
wegend bezwaar. Regina is pas negen
tien jaar, 'n onervaren meisje, 'n kind,,
mag ik wel zeggen neen, waarde
heer, voorloopig kan ik als vader mijn
toestemming tot 'n verloving nog niet
geven."
Luitenant Merkhof frommelde ner
veus zijn handschoenen.
,,'t Is 'n tegenslag, mijnheer, werke
lijk.... ik had gehoopt, dat u uw toe
stemming niet zoudt weigeren, 't Zal
ook mejuffrouw uw dochter aanpakken,
't zal haar geen goed doen, 't zal
„Kom, kom, mijn beste luitenant,
laten we 't geval niet dramatisch ma
ken. Ik heb werkelijk nog niet de over
tuiging, dat hier sprake is van 'n
ernstige genegenheid...."
„Mijnheer 1"
„Vrind, blijf zitten en wind u niet
op. 'n Officier moet zijn koelbloedig
heid kunnen bewaren ook in moeilijke
strategische momenten, ook als hij
verplicht is te retireeren. Laten we dit
nu eens overleggenwanneer hier,
zooals u denkt, een werkelijke liefde
in 't spel is, dan zult gij beiden u wel
'n offer willen getroosten om uw doel
te bereiken. U moet geduld oefenen en
intusschen trachten u 'n behoorlijke po
sitie te verwerven. Ik zal u graag nog
eens in mijn huis zien en 't zal mij
'n eer zijn kennis te mogen maken met
uwe familie, maar van 'n verloving
kan niets komen, vóór uw maatschap
pelijke vooruitzichten vasteren vorm
hebben aangenomen. Even^goède vrien
den dus entot later 1"
Toen luitenant Merkhof de kamer
had verlaten, keek de burgemeester
den tuin in met 'n ontevreden trek
op zijn gezic.ht.
Dat kwam van die manoeuvres en
inkwartiering'n Mooie uniform en
'n knap uiterlijk waren voldoende om
'n jong meisje 't hoofd op hol tebren-
gen. 't Zou wel weer overgaan t Zat
niet diep bij Regien, ze was nog zoo n
kind en over veertien dagen zou ze
dien onbeduidenden jonkman vergeten
zijn. Kinderspel 1 Hij zou wel moeten
oppassen met dat levendig ding....
Neen, dan Bets. Dat was 'n meisje,
waar je op bouwen kon. Zéér ont
wikkeld, 'n uitstekend karakter, echt
godsdienstig en bovendien 'n puike
huishoudster. Zoo gauw als Regien zich
liet inpalmen door dien mooien luite
nant, zoo koel bleef Bets voor derge
lijke dingen..Ze had den jongeman
nog wel eens terechtgewezen met haar
opmerkingen. Geestig, fijn 1 Bets zou
zich zoo gemakkelijk niet laten verove
ren. Als die eenmaal haar keuze deed,
zou ze haar verstand gebruiken en een
hoogstaand man kiezen
Kijk, daar liep ze in den tuin. Ze
was niet zoo mooi als blonde Regien,
maar in haar wit japonnetje was ze
toch 'n bevallig meisje. Ze had zeker
iets te bestellen aan den oppasser van
luitenant Merkhof, dat ze daar zoo
samen stonden te praten. Maar wat
was dat Gaf zij hem nu 'n band
Waar was dat goed voor Je
neemt toch geen afscheid van 'n op
passer, omdat je zijn officier in kwar
tier hebt gehad? Alle goede geesten,
•wat had dat kind een kleur En daar,
waarachtig, ze plukte 'n bloem en stak
't ding op de borst van dien schoen
poetser De jonge kerel pakte allebei
d'r handen en hield ze vast óók 1 Neen
maar, dat was daar 'n mooie geschie
denis Daar moest hij bij wezen
Driftig stapte de heer Breeland naar
buiten op 't tweetal toe
„Bets, kind, wat bezielt jou? En
jij, man, maak dat je wegkomt, ga
schoenen poetsen 1"
Ze waren niet eens geschrokken,
maar begonnen hartelijk te lachen.
Breeland balde de vuisten, keek eerst
zijn blozende dochter toornig aan en
richtte zich dan in volle lengte op te
genover den infamen soldaat, om hem
eens flink de waarheid te zeggen.
Maar eer hij zoo ver was, begon de jon
geman „Mijnheer Breeland, ik heb
cennis gemaakt met mejuffrouw uw
dochter en een ernstige liefde voor
laar opgevat, die gelukkig beant-
voord wordt. Ik ben zoo vrij u beleefd
Dm haar hand te vragen."
„Jij?U?Wat, wat betee-
kent dat
De oppasser reikte den burgemeester
zijn kaartje over en deze las
Adolf van Bergen,
Doctor in de Letteren.
Rood van opwinding staarde Bree
land den jonkman aan.
„Heb ik goed? Van Bergen, Dr.
van Bergen, onze begaafde letterkun
dige Bent u de zoon van Mr. J an van
Bergen? Ja? Waarachtig, dat doet
me plezier 1 Uw vader en ik zijn nog
oude studie-makkers 1"
Hartelijk schudde hij den soldaat de
hand.
„Jonge, jonge, hoe is 't mogelijk,
bent u Dr. van Bergen 1"
„Ja, en u zoudt overigens nog kun
nen informeèren," glimlachte de jonge
man.
„Maar ik kèn u en uw familie ken
ik uitstekend. Maar u begrijpt dat ik
niet denken kondie gewone uni
form, en dan dat oppassersbaantje..
Daar steekt zeker iets achter, dat moet
je me vertellen. Kom nu gauw mee
naar binnen. Bets, kind, ik wensch
je alvast geluk. Waarlijk, meid, ik wist
wel dat jij 'n goede keus zoudt doen."
Opgewonden pratend liep de oude
heer voor het paar uit. Maar bij de
veranda bleef hij eensklaps staan met
de hand nadenkend aan de kin.
„Ja, dat is 'n vervelende geschiede
nis. Ik heb zooeven luitenant Merkhof
'n blauwtje laten loopen. Hij kwam
om Regina. Lieve hemel, ze zijn nog
zoo jong, allebei en dat was dan ook
mijn bezwaar. Merkhof Hjkt me anders
wel 'n nette vent toenu juist niet
iemand die uitblinkt, maar.... zoo'n
man zou mijn jongste misschien ook
niet wenschen Dat is nu 'n onpret
tig geval voor Regina en mijn gast
„Als -u 't goed vindt," zei van Ber
gen, „zoek ik mijn vriend Merkhof even
op. 'k Zal wel een pleister op de wonde
leggen met uwe verzekering, dat 't
geen absolute afwijzing is geweest.
Als Bets nu 'tzelfde wil doen bij Regina
dan kunnen we straks toch nog 'n pret
tige stemming in huis hebben."
Den volgenden morgen rukte 't
regiment weer 't dorp uit. Aan 't hek
der burgemeesterswoning stonden twee
lieftallige jonge dames en wuifden met
haarzakdoekjes den vertrekkenden mi
litairen 'n vaarwel toe. Luitenant
Merkhof keek zijn oppasser aan en er
kwam toch 'n vleugje afgunst in hem
op, toen hij de blijde schittering in de
oogen van zijn vriend zag.
„Wij hebben ons avontuur gehad,
Dolf. Maar jij gaat met den buit naar
huis en ik
„Geduld," lachte de ander. „Mis
schien kun jij 't zelfde zeggen, als je
wéér eens op manoeuvres bent 1"
ifjjbiiii.lj{llHHlllll'.«üLljlJJ•llliü».JÜHittilölte!!ü!!!l!ÜÜÜüjft
VI
Op 't zelfde oogenblik ging de deur
open en kwam er een elegant jong-
mensch binnen, die met Gaston n rij—
toertje zou maken. Gaston, die niet be
greep, waarom zijn schoonvader zoo
veel gewicht aan deze kwestie hechtte,
verontschuldigde zich en ging heen.
Levrault bleef geheel ontdaan, b eek
en sprakeloos achter. Toen hij de deur
dicht hoorde vallen, stond hij als
werktuiglijk op en ging aan het ven
ster staan. Hij zag zijn schoonzoon, fier
op zijn paard gezeten, met zijn rijzweep
groeten.
Levrault was in twee sprongen bi] het
vertrek van de markiezin. Ze was juist
heengegaan. Hij vroeg om zijn rijtuig,
maar de markiezin was er mee weg. Nu
eerst begreep hij, waarom zij een mar-
kiezenkroontje op het rijtuig had laten
schilderen hij begreep alles. Wat er in
hem omging, is te begrijpen en behoeft
niet gezegd te worden
Men had met hem den draak gesto
ken, hem schandelijk bedrogen. Hij was
niet meer te houden en ging te voet in
de richting der Tuilerieën.
Hij had gedacht dat de drukte en het
leven op de straten zijn toorn wel zou
den hebben bedaard, doch daarin ver
giste hij zich. Hoe verder hij doorliep,
hoe hooger zijn woede steeg, het
scheen hem toe dat alle menschen die
hem voorbijgingen hem uitlachten, alle
voorbijgangers, die hij in zijn zenuwach
tige opgewondenheid aanstiet, schenen
hem met een spottend glimlachje aan te
kijken. Bij de Tuilerieën werd het nog
erger. N
jm. «W V jC&Kh jdL. 0L
■ff
7* fa
rt n
3.
o-
S"ö B ~L 5 3'
stS e-s s
CL 11Q*
B S.
a S
- I— iv r—
«is! fTgi
- ÉL 9?
.jm
y
m
SV
w
TJ
m
t
De zon deed haar klaterend licht op
de vensters van het gebouw vallen, dat
schitterend de stralen weerkaatste.
Leunend tegen de Arius en Pietè-groep
keek Levrault naar het geweldige ka
steel, dat in het schelle zonnelicht een
feestelijk aanzien had en vroeg zich af
of de deuren van dit paleis voor hem
wel ooit zouden opengaan en of hij ver
oordeeld was nooit een voet over den
drmpel der breede deuren te zetten.
Ondanks de waarschuwingen van Jo-
libois was hij uit het wespennest van de
Montflanquin in het addernest der
markiezin aangeland.
Nadat hij daar een uur gestaan had,
begaf hij zich huiswaarts. De Markiezin
zou nu wel thuis zijn. Toen hij terug
kwam, bij zijn woning zag hij tot zijn
groote verbazing in gouden letters boven
zijn deur staan „Hotel La Rochelan-
dier 1"
Dat was de druppel, die de boorde
volle maat deed overloopen. Levrault
snelde naar het vertrek der markiezin
die juist thuis gekomen was.
Ongeveer op hetzelfde uur verliet
Gaston het Bois de Boulogne. Eerst
had hij zooals we reeds zeiden
weinig acht geslagen op de woorden
van zijn schoonvader.Hij had het onder
houd niet ernstig opgenomen. Hoe kon
hij ook aannemen dat zijn moeder een
dergelijke belofte gedaan had Naar
mate hij echter meer over de zaak na
dacht en zich de vleiende houding zijner
moeder tegenover Levrault en zijn doch
ter voor den geest riep, begon hij in te
zien dat de zaak ernstiger diende op
gevat te worden dan hij aanvankelijk
gedaan had. Meermalen had het hem ge
ërgerd, wanneer zijn moeder de dwaas
heid en de ij delheid van Levrault aan
't exploiteeren was. Hij voelde dat daar
in iets beleedigends. voor zijn familie
lag. Thans herinnerde hij zich ook dui
delijk hoe nadrukkelijk Laura hem tel
kens gevraagd had, naar het hof te gaan.
Daar moest iets meer achter steken.
Er viel plotseling een helder licht op al
hetgeen er in het hotel La Rochelan-
dier broeiende was. Gaston voelde het
bloed naar zijn hoofd stijgen. Ten prooi
aan een vreeselijken twijfel en zijn onge
duld niet langer kunnende bedwingen,
gaf hij zijn paard de sporen en snelde
naar Parijs, om van de markiezin de vol
le waarheid te vernemen.
XII.
Toen de markiezin Levrault zag bin
nenkomen, begreep ze aanstonds dat
de poppen aan 't dansen waren en dat hij
haar rekenschap kwam vragen. Zij was
er op voorbereid.,,Markiezin," zei Le
vrault zonder omwegen, „ik verlang
van u te weten, of gij u in mijn huis be
vindt, of ik in het uwe, of het hotel dat
wij bewonen, hotel Levrault heet ofwel
hotel La Rochelandier
„Ge stelt me daar een zonderlinge
vraag," antwoordde de markiezin, zon
der haar tegenwoordigheid van geest
te verliezen. „Ik begrijp niet goed wat
ge wilt zeggen."
„Dan zal ik duidelijker zijn, markie
zin. Ik lees daar juist boven de deur het
opschrift„Hotel La Rochelandier."
„Welnu, mijnheer.
„Welnu, mevrouw."
„Is het dat wat u boos maakt," ant
woordde de markiezin, met haar vleieri
ge stem, die ze plotseling weer had terug
gevonden. „Dat is toch heel eenvoudig.
Het kasteel La Rochelandier heet nu
■mmers Levrault. Door den naam van
onze familie boven de deur van uw ho
tel te zetten, heb ik gemeend 'i hoogst
aangenaam te zijn. Daarin heb ik
.slechts een middel gezien, om de banden
die ons verbinden, nauwer toe te halen.'
„Zoo, dus ben ik u daarvoor dank
baarheid verschuldigd Dus is het
aan mij u te bedanken
„Tusschen ons kan er dat weet ge
evengoed als ik over dankbaarheid
geen sprake zijn.
Al wat ik voor u gedaan heb, heb ik
met genoegen gedaan. Weldra zult ge
naar ik hoop, boven uw deur kunnen
lezen „Hotel Levrault La Roche an-
landier." Ik heb er den zegelbewaarder
over gesproken en ik meen u te kunnen
verzekeren, dat het u toegestaan zal
worden den naam van uw schoonzoon
aan den uwen toe te voegen." „Mijn
naam alleen, markiezin, is mij voldoen
de," antwoordde Levrault, het hoofd
trotsch achterover werpende. „Ik heb
geen blazoen, mijn voorvaderen heb
ben niet aan de kruistochten deelge
nomen, doch door mijn werk en door
mijn genie heb ik mijn land verrijkt.
Overigens heeft het opschrift boven de
deur weinig beteekenis. Maar ge regeert
hier als de absolute meesteres, markie-
zin."
„Is dat bedoeld als een verwijt, mijn
heer
„Het is de waarheid. Wie noodigt de
gasten uit, die dagelijks aan mijn tafel
neerzitten Wie vult hier mijn sa
lons Is het niet uw gril, uw luim
„Beste vriend, ge zijt ondankbaar,"
hernam de markiezin met een honing
zoete stem. „Wat verlangdet ge dan van
mij, toen ge mij bij u riept
Ik leefde tevreden op mijn kasteel in
de eenzame vallei. Al'een om uwentwil
le ben ik in de wereld teruggekomen.
Voor u alleen heb ik mijn groote voor
liefde voor de eenzaamheid opgeofferd.
Sinds drie maanden leef ik te midden
van de volle schittering van het Parij-
sche leven, alleen om u te behagen. Al-
een uw geluk, alleen de roem van uw
huis heeft mij steeds voor oogen ge
staan. Waarover hebt ge u thans te be
klagen Heb ik de bloem van den adel
niet in uw huis binnengehaald
„Voorwaar, markiezin, .ik moet be
kennen, dat uwe partij ruimschootsin
mijn salons vertegenwoordigd is, maar
waar blijft mijne partij. Waar blijft de
burgerij Sta ik niet alleen met mijne
gedachten Op La Trélade spraakt ge
over de vereeniging van den adel met de
burgerij. Men is er aardig mee bez g
En de taal die uw ^gasten hier durven
voeren is er wel toe geschikt om onze
plannen in de hand te werken."
„Vergeet niet, dat in de uitvoering
onzer plannen ieder van ons zijn taak
had. Mijn deel'is geëindigd Het uwe
begint pas. Ik heb me alleen belast met
den adel, ik geloof wel, dat ik woord ge
houden heb. Thans is het aan u de bur
gerij uit te noodigen. Er is immers nie
mand, die het u belet. Wanneer ge thans
uw taak ter harte neemt, dan zal uwe
droom spoedig verwezenlijkt worden."
„Welnu, markiezin," zei Levrault,
recht op zijn doel afgaande, „wanneer
ge wezenlijk verlangt dat onze droom,
werkelijkheid wordt, waarom geeft uw
zoon dan het voorbeeld der verzoening
niet Waarop wacht hij om zich vóór
de tegenwoordige dynastie te verkla
ren
„Mijn zoon is vrij in die zaken. Waar
lijk, ik zal er hem niet van terughouden
maar, zooals ge wel zult begrijpen,
mag ik hem er niet toe dwingen."
„Maar hebt ge zelf niet gezegd, dat
het zijn vast voorgenomen plan was
J a, dat meende ik althans en dat heb
ik u ook gezegd."
„O, meendet gij het, markiezin," riep
Levrault, zich met moeite bedwingende
„doch afgaande op uwe woorden kon ik
niet anders denken, dan dat ge er zeker
van waart en rekende ik er vast op."
„Ik heb er mijn eerewoord niet op
gegeven. Doch waarom zoozeer op dit
punt aangedrongen. Welk groot belang
hecht ge aan dit feit
„Waarom Welk belang Dat weet
ge evengoed als ik, markiezin."
„Maar kunt ge dan nog een.ge'ukki-
ger leven wenschen dan ge nu hebt
Wat ontbreekt er aan uw geluk Om
ringd door een familie die u liefheeft,
leeft ge voortdurend in onafgebroken
feestroes. In de lente kunt ge in Bretag-
ne op het kasteel Levrault gaan wonen.
Met uw rijkdom zoudt ge de verstrooide
eigendommen van de Rochelandiers
weer kunnen terugkoopen en op land
bouwkundig gebied zoudt ge evenveel
tot stand kunnen brengen, als op in-
dustriëel gebied."
„Zoo spraakt ge niet op La Trélade.
Daar zaagt ge in mij een toekomstig
staatsman. Mijn plaats was op het
spreekgestoelte der Kamers. Ge stondt
er verbaasd over, dat een man als ik,
zich op den achtergrond hield, terwijl er
zooveel onbeduidender tot de hoogste
rangen opklommen. Ge keurdet het'
doel dat mij naar Bretagne had ge
bracht goed."
„Welnu," zei de markiezin, „wan
neer ge dan absoluut aan het geluk
vaarwel wilt zeggen, wanneer ge zooeer-
zuchtig zijt en wanneer ge zoo op mijn
zoon rekent, richt u dan tot mijn zoon.
Hij alleen kan u antwoorden."
Bij deze woorden stond Levrault
b eek van kwaadheid op.
„Markiezin, ge hebt me bedrogen.
Vandaag nog heb ik uw zoon gesproken
en hem de kwestie duidelijk onder de
oogen gebracht. Het plan dat hij naar
uw zeggen gehad zou hebben, is hem
volkomen, vreemd. Ge kent evengoed
zijn opinies als hij zelf. Ik weet nu wat
uwe mooie woorden waard zijn. Ge ver-
gingt van verveling op uw vervallen
kasteel. Om uw huis weer in zijn ouden
luister te herstellen, om opnieuw in de
wereld te kunnen verschijnen, zijt ge
niet teruggeschrikt om mij door allerlei
slinksche middelen te verleiden. Ik haat
uwe partij en heb uwe kasteel altijd
veracht. Wanneer ge mij niet verzekerd
hadt, dat uw zoon mijn partij zou
volgen, dan had ik hem nooit mijn doch
ter en het derde gedeelte van mijn for
tuin gegeven. Ik vertrouwde op uwe
rechtschapenheid, maar ge hebt mij op
een onwaardige wijze bedrogen."
Terwijl Levrault deze woorden uit
sprak, was Gaston binnengekomen en
stond bewegingloos, bleek en stom in
de deur. De markiezin wilde antwoor
den, maar toen ze haar zoon bemerkte,
hield ze zich in.
„Moeder," zei Gaston op kouden
toon, „ik begrijp alles, ge hebt misbruik
gemaakt van mijn naam. Het ware hon
derdmaal beter geweest in armoede
voort te leven en door eigen krachten
ons fortuin terug te winnen. Ge hebt
een koop gesloten, dien ik niet getee-
kend heb, maar dien ik zal nakomen."
En zich tot Levrault wendende „Wees
gerust, mijnheer, wij zullen naar het hof
gaan."
Meteen ging Gaston heen, de markie
zin als aan den grond genageld achter
latende. Levrault was dronken van ge
luk.
XIII.
Acht dagen later was Laura volop bezig
met de voorbereidingen voor dea.s. voor
stelling aan het hof. Ook Levrault had
zich'n prachtigcostuumbesteld.Hij had
zich voorgenomen zich in korte broek en
degen met stalen greep aan zijn zijde
voor te stellen. De koninklijke familie
was zwaar door een sterfgeval getroffen
en Gaston wachtte het einde van den
rouwtijd af om zich naar het hof -te be
geven. Tevergeefs had de markiezin
hem met vervloeking gedreigd, hij
bleef doof voor haar woorden.
Voelende dat ze in haar eigen netten
gevangen zat, had ze zich ziedend
van toorn in hare vertrekken terug
getrokken en nam zelfs niet meer deel
aan de gemeenschappelijke maaltij
den. Het vroeger zoo druk bezochte
hotel Levrault was geheel uitgestor
ven en verlaten. De groot-industriëel
was buiten zichzelve van vreugde
Hij stak de hand reeds uit naar het
pairschap van Frankrijk en naar zijn
titel van graaf. Eiken dag werkte hij
aan de samenstelling van zijn wapen.
Hij woonde de Kamerzittingen thans
niet meer als een gewoon nieuwsgie
rige bij, maar als een acteur, die eerst
naar zijn collega's gaat luisteren, om
met de zeden en gewoonten van het
huis vertrouwd te geraken. Hij had
reeds een plaats gekozen. In zijn ver
beelding stond hij op de plaats der
sprekers, hij beoordeelde hun redevoe
ringen en wanneer de toejuichingen
losbraken, dan was hij ontroerd en
groette sopis links en rechts, als om te
bedanken, 's Nachts droomde hij, dat
hij op de sprekerstribune stond en
een rede uitsprak die door een tot in
de uiterste hoeken bezette zaal in de
grootste spanning werd aanhoord. De
banken der ministers lachten hem te
gen. Hij keerde naar zijn plaats terug,
overal warme handdrukken uitdee-
lende. Op zekeren nacht kwam zijn
door een heisch lawaai wakker gewen?-
e n huisknecht verschr'kt in zijn slaap,
a mer gestormd en zag hem recht in
zijn bed zitten, met de armen slaande
en met breede gebaren roepende
„Ik vraag het woord voor een per
soonlijk feit." Geen minuut had hij
op den dag nog vrij. Eiken morgen
declameerde hij eenige bladzijden van
Mirabeau. Voordat hij naar het Luxem
bourg ging, wandelde hij eenigen tijd
op en neer voor het kasteel der Tuile
rieën en bestudeerde het gebouw met
de grootste aandacht. Bij de pas
sage du Caroussel stapte hij uit zijn
rijtuig en liet het langs de andere zijde
weer vóórkomen hij wi e telkens te
voet door de passage wandelen om u3
groote trap naar de zaal der maar
schalken te kunnen bewonderen. Nog
eenige dagen, zoo dacht hij, en ook ik
zal deze trap, die door zooveel ba-
roemde mannen beklommen is, ba
treden. Eindelijk ben ik dan aan mijn
doel gekomen. Wat al moeilijkheden
heb ik moeten overwinnenWelk
een triomf heeft mijn genie behaaldl
Eindelijk zal ik dus de positie vero
veren, die mij toekomt. Hij zag ook in
den geest de woede van de markiezin!
Zijn geluk was echter niet volmaakt!
Hij dacht aan Timoleon, zijn reeds
lang gestorven zoon, en betreurde dat
met hem het geslacht der graven Le-
vraults zou uitsterven. Laura was niet
minder verheugd dan haar vader. Het
hof was de droom van haar jeugd ge
weest. Daar wilde zij haar oude vrien
dinnen, die haar in het pensionaat
zoo met hun minachting hadden ver
nederd, terugzien. In de salons derj
Tuilerieën wilde zij zich wreken. Int
haar overwinningsroes nam zij nauwe-,
lijks nog notitie van Gaston. Toen
Gaston haar zijn besluit had medege
deeld, had zij als een klein kind in d«
handen geklapt, terwijl haar man met'
een sombere woede op haar neerzag en
haar verweet dat ze het groote offeff
dat hij daarvoor brengen moest, niet
begreep. Hij beschuldigde haar in 'tj
geheim op den naam der Rochela»-,
diers te hebben gespeculeerd.
Zoo waren dus de rollen omgekeerd^
Hoe meer de groote dag naderde, hosi
prikkelbaarder Gaston werd. Hij kooj
zijn schoonvader niet meer zien, de-
tegenwoordigheid van zijn vrouw wa»
hem ondragelijk, de blijdschap va»
Laura maakte hem woedend. Hij ver-'
wenschte de dwaasheid van Levrault^
de ijdelheid van diens dochter en hjj
veroordeelde zijn eigen zwakheid, dia
van hem een willoos speeltuig in da'
handen van zijn heerschzuchtige moa-l
der maakte. De kleermaker had da!
laatste hand aan het gala-costuum'
van Levrault gelegd. Op zekeren mow
gen toen hij wakker werd, zag hij heti
op een fauteuil hangen, met de kort»,
broek van wit cachemir, alles bekroond!
met een degen met ijzeren greep, scheo-
de van chagrijnleereneenmetzwane»-)
dons gevoerde steek. Hij kon niet aaai
de bekoring weerstaan om zijn pak:
te passen en sprong uit het bed. Da
toekomstige wetgever beschouwd»
zich langer dan een uur voor een kost
baren spiegel en kon zichzelf niet ge*1
noeg bewonderen. Zijn kamerdienaar
[bracht juist op een zilveren schotel
zijn krant binnen. Levrault ging vlak
voor den spiegel zitten en keek vluch
tig de krant door. Den vorigen dag
had hij hooren praten over eenige rel
letjes. die er te Parijs zouden uitge
broken zijn, doch waaraan hij niet het
minste gewicht gehecht had. Hij las
wel, dat de relletjes grooteren omvang
aannamen, maar hij haalde de schou
ders er over op en eindigde zijn lectuu»
zelfs niet. Hij was zoo tevreden over
zijn nieuw costuum dat hij het de»
heelen dag aan hield. Hij wandeld»
met de handen op den rug door all»
vertrekken van het hotel en streelde,
zich behaaglijk de kin wanneer hij zij»
beeld in verschillende spiegels tegelijk!
weerkaatst zag. Des avonds deed hij
zijn gewoon pakje weer a-n en ging
zelf op verkenning uit in de stratel
van Parijs. Op de boulevards zag hij
de troepen voorbijtrekken, die zich
terug naar de kazerne begaven. Vo
hetoverigs was alles even kalm,
v Y'" f' V v - V